Vijftig

Erica Johannsen verzoekt die ochtend om te worden gehoord in de raadkamer voordat het proces begint. De rechter neemt met ons plaats in de raadkamer en hoort de officier aan.

'Rechter, we willen een verlenging,' zegt Johannsen.

'En waarom dan wel?' De rechter zoekt iets in een la.

'Edelachtbare, wij hebben zojuist vernomen dat iemand die een belangrijke rol in deze zaak speelt, is vermoord. Zijn naam is Lyle Cosgrove.'

'Juist,' zegt de rechter. 'Vertelt u eens over Lyle Cosgrove.'

'Edelachtbare, meneer Cosgrove is zojuist vermoord aangetroffen. Hij was een cliënt van meneer Garrison en onlangs uit de gevangenis ontslagen. Wij zijn van mening dat hij het mobiele-telefoongesprek met meneer Soliday voerde rond het tijdstip waarop de moord plaatsvond.'

'Waarom denkt u dat?'

'Omdat de vrouw wier telefoon is gestolen een beschrijving van de dief gaf die overeenkomt met meneer Cosgrove.'

'En dat wilt u verder uitzoeken,' zegt rechter Bridges.

'Inderdaad, edelachtbare. We zijn er zeker van dat we meneer Cosgrove in verband kunnen brengen met meneer Soliday. Maar dat is nog niet gelukt.' Ze kijkt Bennett en mij aan. 'Het recht van de verdediging op een snel proces beloopt negentig dagen. We hebben nog bijna vijftig dagen voor het afloopt. Als we een week of twee zouden kunnen krijgen, is dat voor ons genoeg.'

'Raadsman?' De rechter kijkt Bennett aan.

'Leugen en bedrog,' zegt Ben. 'Ze hebben Lyle Cosgrove vanaf dag één in de peiling gehad. Hij was een onlangs vrijgelaten misdadiger. Ze zijn onmiddellijk na de dood van meneer Garrison een onderzoek naar hem begonnen. Edelachtbare, hij was de eerste naar wie elke goede rechercheur een onderzoek zou zijn begonnen. Na zijn laatste veroordeling diende hij een aanklacht in omdat hij vond dat meneer Garrison zijn werk niet goed had gedaan. Ze hebben hem bekeken en om een of andere reden besloten dat hij niet hun dader was. En ze hebben de vrouw wier mobieltje was gestolen al weken geleden gehoord. Ze hadden de beschrijving van de dief, die kennelijk op meneer Cosgrove lijkt, zelfs al voordat mijn cliënt werd gearresteerd.'

Ben haalt zijn schouders op. 'Er is geen enkel nieuw feit. Als Cosgrove verdacht is, was hij dat toen ook al. Het feit dat hij nu dood is, verandert niets aan zijn mogelijke betrokkenheid bij deze zaak. Het is een schaamteloze poging om tijd te rekken omdat ze weten dat ze gerede twijfel niet kunnen voorkomen.'

'Dat is duidelijk, raadsman,' zegt de rechter. 'Mevrouw Johannsen?'

'We willen de mogelijkheid onderzoeken dat meneer Soliday deze man heeft vermoord, edelachtbare. Dat is toch zeker een nieuwe ontwikkeling.'

'Nee, niet in deze zaak.' De rechter plant een vinger op haar bureau. 'Voor dat misdrijf kunt u meneer Soliday later vervolgen, als u het kunt bewijzen. Dat verandert niets aan de betrokkenheid van deze persoon, deze meneer Cosgrove, bij de dood van meneer Garrison. Dat ben ik met meneer Carey eens. Hij is erbij betrokken of niet. Als hij erbij betrokken is, hebt u ruimschoots de gelegenheid gehad om dat te reconstrueren.' Ze schudt haar hoofd. 'Ik verzet de procesdatum niet. We gaan gewoon door.'

'Edelachtbare, dan verzoeken we u de borgtocht in te trekken,' zegt Johannsen. De rechter schiet naar voren. 'Gaat u me meer bewijsmateriaal geven aangaande de betrokkenheid van beklaagde bij de dood van deze getuige dan u al hebt gegeven?'

'Het is allemaal nog maar net gebeurd.' Erica Johannsen maakt een smekend gebaar. 'We beschuldigen beklaagde van moord en we denken dat hij misschien, mogelijkerwijs, een tweede moord heeft gepleegd. U hebt ruime bevoegdheden als het om borgtochten gaat, edelachtbare. Het enige wat we zeggen...'

'Ik trek geen borgtocht in, mevrouw.' De edelachtbare schudt haar hoofd. 'Als u met bewijzen komt, zal ik ernaar kijken. Maar deze persoon stond zelfs niet op uw lijst van getuigen. En nu vertelt u me dat hij belangrijk was en dat zijn dood het werk van beklaagde zou zijn? Nee, dat lijkt nergens op.'

'Ik wil ook nog wat zeggen, rechter, als u me toestaat.' Ben buigt zich naar voren. 'U bent onder meer degene die de feiten moet beoordelen. Ik denk dat de officier uw weging in dezen probeert te kleuren. Er wordt gesuggereerd dat mijn cliënt een moord heeft gepleegd waarvoor hij niet eens is aangeklaagd. Waarvoor hij zelfs niet is verhoord. Ik zou om een sepot kunnen verzoeken maar dat is precies wat de officier wil.'

'Dat begrijp ik, raadsman.'

'Gisteren was Lyle Cosgrove niet eens een vermelding op de getuigenlijst waard en nu zou hij van levensbelang zijn? Natuurlijk is hij dat niet, en dat weet mevrouw Johannsen heel goed. Ze wilde gewoon een tweede gelegenheid om mijn cliënt een moordenaar te noemen. Ik denk dat er een ernstig vooroordeel jegens ons is gecreëerd.'

'Meneer Carey,' antwoordt de rechter, 'ik kan u verzekeren dat dat niet het geval is. Dit zal in mijn overwegingen geen enkele rol spelen. En nu gaan we naar de rechtszaal.'

Ik vind het belangrijk om met opgeheven hoofd naar de rechtszaal te lopen en te proberen net te doen of ik niet weet dat waarschijnlijk iedereen in de raadkamer gelooft dat ik Lyle Cosgrove heb vermoord. De rechter heeft misschien enige twijfel. De officier niet. En Bennett, tja, die zal er ook niet alles onder willen verwedden dat ik onschuldig ben. O, hoe weinig scheelde het of ik had het gedaan, die nacht dat ik hem volgde en wachtte tot ik hem op de stoep vanuit een hinderlaag kon aanvallen. Lyle Cosgrove hinkte op nog geen meter afstand langs me. Ik was een en al venijn. Ik was verbitterd en witheet en vol haat, en daar liep een man langs me die ik kon treffen met mijn toorn. Ik was bereid hem tot mijn zondebok te maken: zijn dood zou het antwoord zijn op mijn probleem in het heden, en een oplossing, zo geen vergeving, voor een probleem uit het verleden. Ik was bereid Lyle Cosgrove met mijn blote handen te doden, daar, op dat donkere trottoir. Hij kwam dichterbij met dat stokkende in zijn loop. Hij floot zachtjes, geen melodie die ik kende, maar iets opgewekts. Ik rook zijn tabaksgeur. Zijn gezicht, gevangen in het vage licht van de lantaarns langs de straat en op de parkeerplaats, leek bleek en gedwee. Ik stond in de ingang van de parkeerplaats en zijn kraalogen draaiden fonkelend mijn kant op. Hij knikte me toe, niet geschrokken. Ik denk dat hij in de gevangenis heel wat banger was geweest dan nu voor een man van gemiddelde grootte die van een parkeerplaats komt. Hij floot verder en ik bleef, als verstijfd, staan terwijl hij langzaam doorliep. Ik veegde mijn natte voorhoofd af en ademde langzaam uit. Het was in veel opzichten een onbetekenend moment, twee mensen die elkaar gewoon opmerken terwijl ze verdergaan met hun eigen leven. Maar in die vijf seconden leerde ik iets over mezelf, of misschien kan ik beter zeggen dat ik opnieuw iets over mezelf leerde. Ik had gedacht dat ik onder bepaalde omstandigheden in staat zou zijn een ander menselijk wezen te doden, maar ik kan het niet. Ik had de middelen en de gelegenheid en ik kon het niet. Het was geen kwestie van rationele overwegingen: ik dacht helemaal niet. Ik had geen morele overwegingen, ik berekende niet hoe groot de kans was dat ik gepakt zou worden. Ik was vrij van dergelijke gedachten, handelde puur instinctief... en mijn instinct hield me aan de grond genageld. Daar op het trottoir ervoer ik een feestelijk moment van opluchting, niet in staat de vinger te leggen op hetgeen Cosgrove precies had gedaan of op de emotie die me ervan had weerhouden zijn leven te nemen. Nog maar kort ervoor was mijn denken zwart en koud geweest, was ik bereid geweest om redeloos te handelen, en toen opeens herkende ik onbewust het menselijke in deze kwetsbare, gedeukte man. Mijn advocaat, de officier en ik lopen de raadkamer uit, terug naar de rechtszaal. Ben en ik kijken elkaar aan maar zeggen niets. Dit is precies een van de dingen die Ben had voorspeld. De rechter neemt haar plaats in. 'Roep uw getuige op, mevrouw Johannsen.'

'De staat roept Brad Gillis op.'

Brad Gillis ziet eruit als een politieman uit de grote stad, een echte cowboy. Ik heb niets tegen de man. Hij was behoorlijk rechtdoorzee tegen me, niet neerbuigend en ook niet bevooroordeeld. Voor hij zijn mond opendoet weet ik al dat hij een goede getuige a charge zal zijn.

Maar vandaag heeft hij niet veel te vertellen. Bijna al het be-wijsmateriaal tegen mij bestaat uit wat er is gebeurd voordat de politie kwam. Er is ook niet veel discussie over de materiële bewijzen. Op Dales lichaam hebben ze een paar hoofdharen van me gevonden, maar ik heb mond-op-mondbeademing op hem toegepast. Ze hebben onder mijn nagels helemaal geen huidschilfers van hem gevonden, maar ze hebben me pas een aantal dagen na zijn dood gearresteerd, dus ik zou tijd hebben gehad om alle sporen te verwijderen. Uiteindelijk bestaat er geen enkele twijfel over de vraag of ik er was, alleen over wat ik er heb gedaan.

'Bewijzen dat beklaagde daar aanwezig was behoorde niet tot onze prioriteiten,' verklaart Gillis, 'gezien het feit dat hij er werd aangetroffen en het later tijdens een verhoor ook toegaf.'

'Maar u hebt de plaats van het misdrijf wel onderzocht,' zegt Erica Johannsen.

'Ja, natuurlijk,' zegt Gillis. 'Maar toen het eerste telefoontje binnenkwam, was er geen bijzondere reden om aan te nemen dat er een moord was gepleegd. De mogelijkheid bestond, maar het kon net zo goed een oudere man zijn die gewoon was doodgegaan. We moesten op de lijkschouwing wachten. Dus heb ik een paar minuten met beklaagde gesproken en hem laten gaan.'

'Kunt u ons vertellen wat hij zei?'

'Beklaagde beweerde dat hij het gebouw voor enkele minuten had verlaten, maar dat hij was teruggekeerd na een telefoontje van het slachtoffer.'

'Hij was gebeld door meneer Garrison?'

'Dat zei hij. Hij zei dat meneer Garrison hem had gebeld.'

'Op zijn mobiele toestel?'

'Ja.'

'Heeft beklaagde u zijn toestel ook laten zien?'

'Ja. Ik heb het nummer genoteerd.' De rechercheur noemt mijn gsm-nummer. Bennett heeft al verklaard dat het mijn nummer is en dat de gegevens van de telefoonmaatschappij juist zijn. De rechercheur verklaart dat hij mijn gsm-gesprekken heeft laten nagaan en dat ik op 18 augustus 2000 om 19.22 uur ben gebeld vanaf een gsm-toestel dat toebehoorde aan Joanne Souter.

'Hebt u de gesprekken van en naar het toestel van meneer Dale gecontroleerd?'

Johannsen geeft de rechercheur de telefoongegevens van het advocatenkantoor van Dale Garrison. De authenticiteit daarvan hebben we ook bevestigd. Het heeft geen zin dingen aan te vechten die ze zo kunnen bewijzen.

'Dus er zijn die avond na zeven uur geen gesprekken gevoerd vanaf een van de telefoontoestellen op het kantoor van het slachtoffer? Op 18 augustus?'

'Correct.'

Vervolgens bevestigt de officier dat Dale zelf geen gsm-toestel bezat.

'Ik wil het met u over Joanne Souter hebben. Hebt u haar gesproken?'

'Ja.'

'Wat bent u over haar gsm-toestel te weten gekomen?'

'Dat is eerder die dag, dus 18 augustus, gestolen. Haar tas was gestolen en daar zat dat toestel in. De diefstal vond plaats in een openbare bibliotheek.'

'Juist. Heeft mevrouw Souter u een beschrijving kunnen geven van de persoon die haar tas heeft gestolen?'

'Jazeker,' zegt Gillis.

Ik kijk naar Ben, die geen poging doet om bezwaar aan te tekenen. We hebben die getuigenis bevestigd en we zijn het er sowieso over eens dat Lyle Cosgrove het telefoontje heeft gestolen.

'Ze verklaarde dat de dader lang rood haar in een staartje had, en dat hij een spijkerjack aanhad.'

'Ik laat u een foto zien, rechercheur.' De officier loopt naar ons toe en geeft Bennett een foto van Lyle Cosgrove uit zijn politiedossier. Het is een kleurenfoto waarop het rode haar is te zien.

'Rechercheur, hebt u mevrouw Souter deze foto laten zien?'

Gillis knikt. 'Ik ben er een paar dagen geleden zelf mee naar haar toe gegaan.'

'Wat zei ze toen ze hem zag?'

'Ze zei dat hij het geweest zou kunnen zijn.'

Johannsen kijkt Bennett aan. 'Kunnen we het erover eens zijn dat dit een foto van Lyle Cosgrove is?' Ze zegt het met enige afkeer. Het is nu duidelijk dat wij al langer van het bestaan van Lyle Cosgrove af wisten, en dat vindt ze niet leuk.

'We onderschrijven dat.' Nou en of we dat doen.

'Dank u, meneer Carey.' Ze laat de foto toe tot het bewijsmateriaal.

'Goed. Dan ga ik weer met u naar de plaats van het misdrijf, rechercheur. U hebt met beklaagde gesproken. Waren er op dat moment meer mensen aanwezig?'

Gillis kijkt in zijn aantekeningen en ratelt de namen van het bewakingspersoneel af.

'Nog anderen, misschien?' vraagt Johannsen. 'Juristen, medewerkers, kantoorpersoneel?'

'Alleen mensen die er beroepshalve moesten zijn,' zegt hij.

'Meneer Soliday was de enige persoon die bij het slachtoffer op de kamer was.'

'Goed. Op een gegeven moment heeft de lijkschouwer het overlijden een moord genoemd, nietwaar? Verstikking door manuele verwurging.'

'Dat klopt. Toen ben ik naar het kantoor van meneer Garrison teruggegaan.'

'Waarom?'

'Ik moest de kantoren opnieuw onderzoeken. Kijken of er misschien nog andere in-en uitgangen waren en zo.'

'En?'

'Er is maar één ingang tot de kantoren. De voordeur. Er zijn twee uitgangen. De ene is dezelfde deur. De andere is een zijdeur waardoor mensen naar de gang kunnen gaan, meestal voor een bezoek aan het toilet. Maar dat is geen entreedeur. Niet als je geen sleutel hebt.'

'Waren de schoonmakers al langs geweest?' vraagt ze. 'Die avond, van de achttiende? Voordat meneer Garrison dood was?'

'Nee, die waren nog niet geweest. We hebben hun werkbriefjes bekeken. In feite kwamen ze net binnen toen ik er die avond bezig was.'

'Hebt u de andere mensen die daar werken nog ondervraagd?'

'Jazeker. Geen van hen was die vrijdagvond om zeven uur ook maar in de buurt van het gebouw.'

'Niemand anders dan de beklaagde,' zegt Johannsen.

'Dat is correct.'

'Dank u, rechercheur.' Erica Johannsen loopt naar haar tafel, tevreden over haar aanpak. Ik kijk naar de rechter die oogcontact met me maakt en het snel verbreekt. Ik neem aan dat het bij de juridische etiquette hoort, maar ik kan het gevoel dat er van haar uitgaat niet van me afschudden. Het gezicht dat ze trok, hoe kort ook. Ze denkt dat ik Dale heb vermoord. Ik word plotseling overmand door een hevige doodsangst, en wanneer Bennett Carey opstaat voor het kruisverhoor, kijk ik naar hem met een hoop zoals ik die nog nooit heb gevoeld, een zo plotselinge, zo tastbare kwetsbaarheid dat ik begin te beven. 

Eenenvijftig

'Rechercheur Gillis,' zegt Ben. 'De kantoorvleugel van meneer Garrison telt twee uitgangen.'

'Ja.' Gillis legt zijn ene been over het andere, maar vertoont verder onder het kruisverhoor geen verandering in gedrag. Hij heeft zo langzamerhand vaak genoeg in de rechtszaal gezeten. Hij draait zijn hand er niet voor om.

'Die zijuitgang waar u het over had, daar heb je geen sleutel voor nodig als je het kantoor uit wilt.'

'Om eruit te gaan niet, nee. Wel als je er vanaf de gang in wilt.'

'Dus als iemand binnen is, kan hij weg wanneer hij maar wil.'

'Dat is correct.'

'Hebt u die uitgang onderzocht op vingerafdrukken?'

'Ik eh... aanvankelijk heb ik dat niet gedaan.'

'Toen u er voor het eerst kwam, wist u helemaal niet of het een moord was.'

'Inderdaad.'

'En u weet het nog steeds niet zeker, hè?'

'Dat heb ik niet gezegd. Ik vertrouw op de bevindingen van de lijkschouwer.'

'Goed,' zegt Ben. 'Maar op de avond van de moord op meneer Garrison hebt u de uitgangen niet op vingerafdrukken onderzocht.'

'Nee. Het was in mijn ogen toen nog niet noodzakelijkerwijs een plaats delict.'

'Hebt u later nog geprobeerd om vingerafdrukken te vinden?'

'Tegen de tijd dat we terugkwamen, waren de schoonmakers er al vier of vijf keer aan het werk geweest. Het had geen zin meer.'

'U had het kantoor niet veiliggesteld.'

Gillis lacht. 'Achteraf wou ik dat ik het had gedaan. Aanvankelijk was het geen plaats delict. Ik voelde er niets voor om te-gen al die mensen te zeggen dat ze het kantoor niet in mochten, terwijl ik nog niet eens wist wat de lijkschouwing zou opleveren. Het was heel ongewoon.'

'Ik begrijp het.' Ben wint er niets mee als hij de getuige in de tang neemt. Dat heeft geen zin. 'Als er dus vingerafdrukken zouden zijn geweest, zijn ze vermoedelijk weggeveegd door de schoonmakers die het gebouw elke dag onder handen nemen.'

'Ja, meneer.'

Bennett zwijgt, handen op de heupen. Even weet ik niet zeker of hij zijn volgende reeks vragen vergeten is - hij werkt zonder aantekeningen - maar het blijkt dat hij een besluit moest nemen. Hij loopt naar zijn tafel en opent een map die op de hoek ligt.

'Rechercheur, in de loop van uw onderzoek naar de dood van meneer Garrison hebt u het kantoor van mijn cliënt onderzocht, is het niet?'

'Ja, dat klopt.'

'En in de bovenste la van zijn bureau vond u een brief.'

Erica Johannsen staat op. 'Edelachtbare, ik had de indruk dat als we de brief zouden gaan bespreken -'

'Ik voer hem niet op als bewijsstuk, edelachtbare,' onderbreekt Ben haar. 'Ik wil er alleen wat vragen over stellen. Daarna heb ik wellicht de basis voor toelaatbaarheid ervan vastgesteld. Wat ik trouwens niet kan, niet tijdens het eerste verhoor van de officier.'

'Het valt ook buiten het bereik van het eerste verhoor,' zegt Johannsen. Het kruisverhoor dient beperkt te blijven tot de onderwerpen die in het eerste verhoor zijn behandeld.'

'Ik zou het altijd kunnen doen in mijn pleidooi,' zegt Ben.

'Dan zou ik de rechercheur opnieuw kunnen oproepen. Maar dit is een bench trial,  edelachtbare. In het belang van een vlotte procesvoering stel ik voor alles nu te behandelen.'

Zo te zien zit de rechter ermee. Ze legt een vuist tegen haar mond en maakt kauwende bewegingen. Ze is echt adembene-mend, deze vrouw die vermoedelijk denkt dat ik een moord heb begaan.

Ben maakt gebruik van de stilte. 'Als het protest de relevantie betreft, edelachtbare, dan kan ik u verzekeren dat de relevantie evident zal worden. De toelaatbaarheid van deze brief is niet aan de orde.'

'Ik ben waarschijnlijk ietwat verrast door het feit dat ü deze brief wilt bespreken,' zegt de rechter. 'Maar dat wil niet zeggen dat het niet kan. Gaat u door. Mevrouw Johannsen, u kunt op dit punt uw wederverhoor beschouwen als een kruisverhoor.'

Ik kijk naar Erica Johannsen die het, zoals elke advocaat, niet leuk vindt een debat te verliezen. Ze let goed op, maar lijkt niet bijzonder aangeslagen. Ik weet dat het OM heeft besloten de chantagetheorie niet meer als leidraad te gebruiken en ik weet nu ook waarom: omdat degene die erbij betrokken is, iemand is die country-aanklager na staat en dierbaar is. En ik weet dat Dan Morphew als officier van de zaak is gehaald omdat hij weigerde akkoord te gaan met die beperking. Maar ik vraag me af hoeveel Erica Johannsen weet. Geloofde ze wat ze tegen de rechter zei voordat het proces begon? Dat ze de chantagebrief niet zou opvoeren omdat het niet mogelijk bleek die met mij in verband te brengen? Of speelde ze het spelletje mee ten gunste van de county-aanklager? Hadden ze haar gekozen omdat ze minder ervaring had en de richtlijn van hogerhand niet zou aanvechten, omdat ze niet zou doorhebben waar ze mee bezig waren als ze haar zeiden de chantagekwestie te negeren? Of hadden ze haar gekozen omdat ze bereid was mee te gaan in de smerige politieke kant van deze zaak?

Weet ze wat Bennett zo meteen gaat doen?

'Dank u, edelachtbare.' Bennett brengt een kopie van de chantagebrief naar de rechercheur nadat hij de officier en de rechter er een heeft gegeven. 'Ik heb dit document ter identificatie Bewijsstuk Verdediging Nummer l genoemd. Rechercheur, is dit een kopie van de brief die u in het bureau van meneer Soliday het gevonden?'

'Ja, inderdaad.'

'Zou u de tekst langzaam willen voorlezen voor de stenografe?'

Langzaam leest rechercheur Gillis de brief voor in de rechtszaal, de eerste openbaarmaking van de chantagebrief. Ik vermoed dat ik de allerlaatste ben die het geheim nog kent dat niemand kent. Ik denk dat $250.000 voldoende is. Een maand moet tijd genoeg zijn. Ik neem niet aan dat het je bron van inkomsten is, maar ik stel me voor dat als er iemand is die een manier weet om geld te ontfutselen aan de campagnekas, jij dat zal zijn. Ik zou natuurlijk altijd nog gewoon met de senator kunnen gaan  praten. Wil je dat? Eén maand. Probeer niet hierover met me in contact te komen. Alle contacten zullen van mij uitgaan.

Een hoorbare reactie van de publieke tribune. Dit is pikant materiaal, of ze de context nu wel of niet begrijpen. Maar het wordt nog pikanter.

'Wat betreft het exemplaar dat u in het bureau van mijn cliënt hebt gevonden,' zegt Ben, 'is dat het enige exemplaar?'

'Dat weet ik niet.'

'Wie heeft het geschreven?'

'Als ik zou moeten gokken -'

'Geen gegok. Vertel me of u het zeker weet.'

'Met zekerheid? Nee.'

'Weet u wie de brief heeft verstuurd?'

'Dat weet ik niet.'

'Hoe heeft meneer Soliday hem ontvangen?'

'Per post, neem ik aan.' De getuige ziet Bens lelijke gezicht.

'Dat weet ik niet zeker.'

'De brief is niet aan iemand gericht, nietwaar?'

'Er staat niet "Geachte heer Soliday" boven, als u dat bedoelt.'

'Wat ik bedoel, is dat u niet met zekerheid kunt zeggen wie hem heeft geschreven.'

'Ik kan het niet met absolute zekerheid zeggen, maar ik kan zeer beslist tussen de regels door lezen.'

'Dus,' zegt Ben, 'u weet niet met zekerheid wie hem heeft geschreven, wie hem heeft gepost, hoeveel exemplaren ervan bestaan of aan wie hij is geadresseerd. Zo is het toch, rechercheur?'

'Er zijn maar twee mensen die toegang hebben tot de campagnekas van de senator,' zegt Gillis. 'Dus is hij heel duidelijk gericht aan de beklaagde.'

'De campagnekas van de senator?' zegt Bennett. Hij loopt naar de getuige toe. 'Staat er in de brief de campagnekas van de senator? Of staat er campagnekas?'

De rechter kijkt naar haar exemplaar van de brief en knikt langzaam.

Ook de rechercheur leest hem nog eens. 'In werkelijkheid,'

zegt hij een beetje zachter, 'staat er alleen maar campagnekas.'

'Dat kan dus elke campagnekas zijn.'

'Theoretisch welja.'

'Theoretisch?!' Ben zwaait met zijn armen en kijkt de getuige verbijsterd aan. 'Rechercheur, beseft u wel dat bij de algemene verkiezingen van november 2000 op honderden mensen stemmen worden uitgebracht? Dat het gaat om de president, de federale Senaat, het Congres, en tientallen en tientallen andere lokale en staatsfunctionarissen?'

'Nou, even rustig, meneer de advocaat.' De rechercheur steekt een hand op. 'Het gaat over 250.000 dollar in een campagnekas. Dan vallen heel wat van die campagnes af. En laten we ook in gedachten houden wat er in de volgende zin staat: "Ik zou natuurlijk altijd nog gewoon met de senator kunnen gaan praten." Dat beperkt het aantal mogelijkheden nogal, denkt u niet?'

Ben knikt. 'Sluit het ook de campagnekas van procureur-generaal Langdon Trotter uit?'

Meer beroering in de rechtszaal, genoeg om de rechter ertoe te brengen om orde te verzoeken. Rechter Bridges, zelf een gekozen functionaris, gaat even verzitten. Erica Johannsen begint iets op een stuk papier te krabbelen - ik kan nog steeds niet peilen hoeveel ze af weet van de politiek bij haar op kantoor met betrekking tot deze zaak.

Van alle aanwezigen lijkt rechercheur Gillis het minst getroffen door het noemen van de procureur-generaal. 'Ik denk het niet. Niet helemaal.'

'Hij dingt mee naar de gouverneurszetel, dat weet u toch, rechercheur?'

'Natuurlijk.'

'En ik neem aan dat u het hof kunt vertellen hoeveel geld er in zijn campagnekas zit.'

'Dat kan ik niet.'

'Nee?'Bennett komt nu langzaam op de getuige af. 'Hoezo niet? Ik ben er zeker van dat u in de eerste stadia van uw onderzoek toch onbevangen naar mogelijke verdachten hebt gekeken. Ja toch zeker?'

'Jazeker. Alle redelijke verdachten.'

'Nou, rechercheur, u gaat me toch niet vertellen dat u in één stap tot de conclusie bent gekomen dat deze anonieme campagnekas automatisch die van senator Grant Tully moest zijn. Vertel me alstublieft dat u in ieder geval de kas van de procureurgeneraal hebt gecontroleerd.'

De rechercheur lijkt nu lichtelijk te blozen, waarschijnlijk het duidelijkste teken van gêne dat je bij hem ooit zult waarnemen.

'Op basis van het feit dat uw cliënt in het bezit van die brief was en toegang tot een campagnekas heeft, én dat zijn baas senator wordt genoemd... ja, tot die conclusie ben ik inderdaad in één logische stap gekomen.'

'Wie heeft u gezegd niet naar Langdon Trotter te kijken?'

vraagt Ben. 'Was dat county-aanklager Elliot Raycroft, zijn politieke medestander?'

'Protest -'

'Die vraag is doorgehaald,' zegt de rechter, maar het komt er niet al te venijnig uit.

'Iemand heeft u opgedragen niet naar Langdon Trotter te kijken,' zegt Ben.

'Niet waar,' zegt de getuige. 'Dat is gewoon niet waar. We hebben ons gericht op degene die logisch was, en de campagnekas waar hij toegang toe had.'

'Nou, dat was wat je noemt een onbevangen aanpak, rechercheur.'

'Die opmerking wordt doorgehaald, meneer Carey. Gaat u verder.'

'U wilde Langdon Trotter wel onderzoeken, nietwaar, rechercheur?'

'Nee, meneer de advocaat.' Als Ben iets bij Gillis bereikt, is dat hij hem lijkt te vermaken. Gillis' zelfvertrouwen wekt, vrees ik, de door hem bedoelde indruk en vergroot zijn geloofwaardigheid bij de rechter en maakt ons machteloos. 'Er is geen sprake van een samenzwering, echt niet. Uw cliënt had de brief en hij werkt voor de "senator". Uw cliënt heeft toegang tot een grote campagnekas. Ik kan u inderdaad niet vertellen wie hem die brief heeft gestuurd noch of er een ander exemplaar van is, maar dat komt gewoon doordat uw cliënt me dat niet wilde vertellen.'

Dit zou het eind van Bens ondervraging zijn. Maar dit is een afschuwelijke manier om die af te sluiten. Dat voelt Ben ook. Hij loopt even heen en weer en probeert een vraag uit zijn mouw te schudden. Ten slotte komt hij naar onze tafel om met me te overleggen. Hij vraagt of ik nog iets weet te bedenken, maar in werkelijkheid probeert hij tijd te winnen, enige afstand te creëren tot het goede antwoord van Gillis. Uiteindelijk kijkt Ben op en zegt dat hij klaar is.

De officier staat weer op. 'Rechercheur Gillis, hoeveel geld zit er in de campagnekas van senator Grant Tully?'

'Miljoenen,' zegt hij. 'Ik wist niet dat we het hierover zouden hebben, anders had ik het precieze bedrag bij me gehad.'

'En dit "geheim dat niemand kent", meneer Gillis. Ziet u dat in de brief staan?'

'Ja.'

'Hebt u beklaagde gevraagd wat dat geheim zou kunnen zijn?'

'Dat heb ik hem gevraagd, ja.'

'Heeft hij het u verteld?'

'Protest!' Ben springt op. 'Beklaagde heeft onder het Vijfde Amendement het recht om te zwijgen zonder dat dat tegen hem gebruikt mag worden.'

'Toegekend,' zegt de rechter, en trekt haar wenkbrauwen op naar de officier.

'Hebt u senator Tully gevraagd of hij iets van een geheim af wist?'

'Ja.'

'Wat zei hij?'

Nog een protest betreffende informatie uit de tweede hand dat Bennett Carey laat liggen.

'Hij zei dat hij niets van een geheim af wist,' zegt Gillis.

'En dat is net waar het in de brief om gaat, nietwaar? Het is een geheim dat de senator niet kent, een dreigement het hem te vertellen.'

'Dat is -'

'Protest,' zegt Ben. 'Dat leidt tot speculaties.'

'Ik sta het toe,' zegt de rechter. 'En ik begrijp waar u heen wilt, mevrouw Johannsen.'

'Rechercheur,' gaat de officier verder, 'hebt u opnamen uit de campagnekas van senator Tully ten bedrage van 250.000 dollar gevonden? Of grote bedragen die aan Dale Garrison zijn betaald of contant uitgekeerd?'

'Nee,' zegt Gillis. 'En ik heb een dergelijk bedrag ook niet als storting op een van meneer Garrisons rekeningen aangetroffen.'

'Nee, dat trof u niet aan. In plaats daarvan trof u een dode meneer Garrison aan, nietwaar?'

'Inderdaad. Heel wat beter dan een kwart miljoen dollar ophoesten.'

De rechter kijkt Ben aan, die geen bezwaar tegen het commentaar aantekent. Dat commentaar is gunstig voor ons zolang Trotter de moordenaar is, en niet ik.

De officier gaat zitten. Bennet staat weer op. 'Rechercheur, hebt u Langdon Trotter gevraagd wat het "geheim is dat niemand kent"?'

'Ik heb hem nooit gesproken.'

'U bent nog altijd met onderzoek in deze zaak bezig, is het niet?'

'Ik... Nou ja, technisch gezien is de zaak nog niet afgesloten.'

'Gaat u nog met Langdon Trotter praten en stelt u hem dan die vraag?'

De rechercheur zucht hoorbaar. 'Die vraag kan ik op dit moment niet beantwoorden.'

Bennett schudt zijn hoofd en gaat weer zitten.

'Mevrouw Johannsen,' zegt de rechter, 'is het eerste verhoor voltooid?'

'Wij hebben geen verdere vragen meer, edelachtbare.'

'Dan zal ik morgen meneer Carey's verzoek horen,' zegt de rechter waarna ze de zitting verdaagt.

We staan allemaal op wanneer de rechter haar plaats verlaat. Ik pak Bennetts arm vast. 'Ze nodigde je bijna uit,' zeg ik. Ik doel op het feit dat de rechter met een verzoek om een directedverdict,  een opgelegd vonnis, aankwam. Dat is het verzoek dat de verdediging aan het eind van het eerste verhoor van de officier indient met als argument dat de bewijzen zo zwak zijn dat de rechter me zou moeten vrijspreken zonder dat ik me nog hoef te verdedigen. Dat heb ik nodig wil ik de zaak winnen voordat Lyle Cosgrove nog een keer wordt genoemd en de kans bestaat dat 1979 wordt ontdekt.

Bennett is ernstig, wat me verbaast na zo'n geslaagd kruisverhoor. Hij reageert pas als het geschuifel en gebabbel in de rechtszaal op hun hoogtepunt zijn. 'Dat is standaard,' zegt hij.

'Ze weet dat ik met het verzoek kom, dat is alles.' Hij buigt zich naar me toe. 'Het lukt ons niet om de zaak te laten verwerpen. Reken daar maar niet op. Dus ik vraag je nogmaals: wil je nog altijd getuigen?'

Bennett en ik hebben eindeloos met het idee gespeeld, we hebben er uren over gepraat. Ondanks al onze theorieën over Lang Trotter hebben we geen verdediging op poten kunnen zetten en lukt het ons ook niet aan te voeren dat de bewijzen 'gerede twijfel' niet in de weg staan. Maar zoals alle onschuldige beklaagden heb ik een sterke behoefte om te getuigen. Ik wil mijn verhaal kwijt. Ik wil alles ontkennen. Ondanks juridische strategieën, ondanks de discipline van de rechter, roept het niet voor jezelf opkomen vraagtekens op. Ik wil niet dat de mensen na dit proces denken dat ik wegkroop.

'Ja,' zeg ik tegen Ben. 'Ik wil nog altijd getuigen.'

Bennett draait zich naar me toe, legt een hand op mijn arm.

'Grant Tully kan zijn eigen strijd leveren, Jon. Doe wat je doet voor jezelf.'

Onze nieuwe verdedigingsstrategie, waarbij we Langdon Trotter beschuldigen, is niet volmaakt. We kunnen niet bewijzen dat Trotter Cosgrove voor zich heeft laten werken. We kunnen niet bewijzen dat Dale met Trotter contact heeft gezocht over de troefkaart. Vermoedelijk is er nog veel meer dat we niet kunnen bewijzen. Bennett voelt terecht aan dat een van de redenen waarom ik de bewijsvoering wil, is dat het een aanval op Grants tegenstander is en hem een kans geeft in de verkiezingsstrijd terug te vechten.

'Ik wil getuigen,' zeg ik weer.

'Je weet dat we het dan over alles moeten hebben. Alles. Al-leen op die manier kunnen we het uitleggen.'

'Dat weet ik.' Ben en ik hebben dit onderwerp talloze malen behandeld, onder andere gisteravond en vanmorgen. 'Tenzij je denkt dat we het in één klap kunnen winnen,' zeg ik. 'Wat ik bedoel is dat ze hun eerste verhoor hebben gehouden. We hebben alles gehoord. Denk je dat we in één klap kunnen winnen? De zaak erbij laten en de gok wagen? Hebben we "gerede twijfel"?'

Bennett Carey's adamsappel danst op en neer. Hij ademt diep in en uit, knippert snel met zijn ogen terwijl hij de hele procesgang tot nu toe aan zijn geestesoog voorbij laat trekken.

'Ik denk het niet.'

'Ik ook niet,' stem ik in. 'Dus we zetten onze pokerfaces op. We hebben een lange avond voor de boeg.'

'We leggen alles op tafel,' zegt Ben.

'Ja, we leggen alles op tafel. En dan bedoel ik ook alles, Ben.'

Hij begrijpt niet wat ik bedoel.

'Ik ga niet het verhaal vertellen dat ik in 1979 heb verteld. Ik vertel de waarheid zoals ik me die herinner.'

'Jon, bedenk -'

'Ik ben geen zeventien meer,' zeg ik. 'En ik ga me ook niet gedragen alsof ik dat wel ben. Ik ga morgen de waarheid vertellen, Ben. Kome wat komt.'

Bennett aanvaardt deze uitspraak minder als mijn advocaat en meer als vriend. Hij knijpt zijn lippen samen en knikt bewonderend. Dat hoeft voor mij niet. Een volwassen vent moet niet worden gefeliciteerd omdat hij de waarheid vertelt. Het is meer dan tijd om de dingen recht te zetten. Het is tijd om het goed te doen.

Tweeënvijftig

Voor het eerst die dag lees ik, tegen zeven uur 's avonds, de Dai-ly Watch.  De kop op de voorpagina gaat over het debat van vorige avond tussen Trotter en Tully. De hoofdkop luidt KANDIDATEN BINDEN STRIJD AAN, met een foto van elk van de kandidaten in actie. Daarna splitst het artikel zich in tweeën. Het gedeelte over Langdon Trotter heeft als kop EEN CONSERVATIEVE VISIE. Die boven het stuk over Grant Tully luidt TULLY VERDEDIGT PLAN

VOOR BELASTINGVERHOGING. Dat zegt me meteen al meer dan genoeg. Ik ga toch naar het artikel binnenin, waarin ook een opiniepeiling staat die 's nachts is gehouden en waarin Grant Tully een stevige achterstand van 21 punten op de procureur-generaal heeft. Het debat heeft hem vier punten gekost. Hij heeft een pak slaag gekregen omdat hij de waarheid heeft gezegd.

'Als het lukt behandelen we jou en de senator morgen. Erin en eruit in één dag.' Ben heeft zijn mond vol popcorn; hij zit op zijn stoel in de vergaderzaal van ons kantoor. 'De rechter heeft ons de hele dag gegeven. We gooien de officier alles wat we hebben in één dag in de schoot zodat ze amper de tijd heeft om het op een rij te krijgen. Dan beëindigen we ons pleidooi en zitten ze vast.'

'Dat lijkt me niet eerlijk,' zeg ik. 'Voor de officier. Niet dat ik klaag.'

'O, Erica zal als een gek klagen. Maar van deze dingen hoeven we haar niet in kennis te stellen. Het is niet zo dat we met nieuwe getuigen komen of een alibi creëren. Dat hadden we dan moeten melden. Bovendien hebben ze me vandaag al over Lang Trotter horen praten. Ze weten dat we het op hem gemunt hebben.'

Mijn mond gaat open, een geeuw van de zenuwen. Ik strek mijn armen om het beven af te schudden. 'Ik kan niet geloven dat we dit echt gaan doen,' zeg ik. 'Grant krijgt een pak slaag.'

'Ik heb zijn verklaring een aantal malen bekeken,' zegt Ben.

'Hij is er klaar voor. We hebben het allemaal duidelijk op papier staan. En Lang Trótter krijgt een pak slaag.' En hij voegt eraan toe: 'Als we het goed doen.'

Bens mobieltje rinkelt. 'Hé, Cal,' zegt hij. Hij luistert even, zijn ogen worden groot en dan legt hij zijn hand op de hoorn.

'Ze hebben tienduizend dollar in contanten gevonden in Lyles safe. Die had hij een week na de moord gehuurd.'

'Trótter heeft hem betaald,' zeg ik. 'Hij heeft het geld daar verstopt in plaats van het op een rekening te zetten. We moeten Trotters bankafschriften opvragen, en zijn campagnekas en alles.'

Ben knikt maar luistert ondertussen naar Cal. 'Oké, oké. Blijf proberen. Haal iedereen erbij die je nodig hebt. Zoveel mensen als je maar wilt. We hebben alles nodig wat je kan vinden, en we moeten het gisteren hebben.' Hij legt zijn hand weer op de hoorn en zegt tegen mij: 'Tot nu toe is het niet gelukt om Trótter op een of andere manier met Garrison in verband te brengen.'

En daarna weer in de telefoon: 'Is dat het, Cal? Goed, en wat is het beste voor het laatste? Wat? Heb je dat echt? En?'

'Tienduizend belastingvrij is zat voor een beroepsmisdadiger met een minimuminkomen bij een apotheek,' zeg ik tegen Ben, hoewel hij zijn aandacht bij de informatie heeft die hij via de telefoon binnenkrijgt.

'Nee,' zegt Ben in de telefoon. 'Cal, ik heb geen...' Ben krijgt een rode kop. Hij doet zijn ogen dicht. Zijn mond zakt open. Hij maakt een geluid, ergens diep in zijn keel. Hij ziet eruit alsof iemand het stopje eruit heeft getrokken en alle lucht uit hem loopt.

'Wat?' wil ik weten en ik geef hem een zachte por.

'Weet je het zeker?' vraagt Ben. 'Honderd procent zeker?'

Weer stilte. Ben zegt niets meer. Hij klapt alleen zijn mobieltje dicht en legt het zorgvuldig op een stapel papieren voor zich neer.

'Vertel nou,' smeek ik. 'Kom nou, Ben, wat is er - '

'Riek,' zegt hij.

Mijn hart slaat een slag over. 'Heeft Cal Riek gevonden?'

'Zo zou je het kunnen zeggen.' Ben zoekt steun bij de tafel.

'Zo zou je het kunnen zeggen? Wat bedoel -' Ik zie dat Ben een hand naar zijn gezicht brengt. 'Hij is zeker dood?'

Bennetts ogen komen langzaam boven de handen uit waarachter hij zijn gezicht verbergt. Hij knikt.

'Jezus Christus, de volgende.' Ik sla met mijn hand op tafel.

'Trótter heeft het hele stel geëlimineerd. Die vent weet van geen ophouden. Hij -'

'Trótter heeft hem niet vermoord.' Bennett gaat weer rechtop zitten en kijkt me recht aan. 'Dat heb ik gedaan.'

Het duurt een paar tellen, een paar tellen om zeker te weten dat ik mijn vriend goed heb gehoord, en nog een paar om me de naam te herinneren van de man die bij hem heeft ingebroken, een week voor de moord op Dale Garrison. 'Brian O'Shea,' zeg ik. 'Brian is Riek - wacht even -' Ik laat mijn handen op de tafel vallen. 'In godsnaam!' Ik steek mijn hand uit. 'Snap je het, Ben?

Brian O'Shea is Riek O'Shea. Ricochet.'

'Brian "Riek" O'Shea,' zegt Ben.

'Dat is een bijnaam die een hoop domme kinderen hadden kunnen bedenken,' zeg ik. 'Best, Brian of Riek of wie dan ook. Maar waarom heeft hij bij jou ingebroken, Ben?'

Bennett gooit in verbijstering zijn handen omhoog.

'Trotter heeft O'Shea op dezelfde manier gebruikt als Cosgrove,' zeg ik. 'Hij gebruikt de jongens van 1979 om het moordwerk te doen. Zodat iedereen een beschuldigende vinger op mij zou richten en de senator een slechte indruk zou maken.' Ik wijs naar Ben. 'O'Shea was van plan je te vermoorden.'

'Misschien wel. Me vermoorden of verwonden.'

'Het was een boodschap van Trotter aan Garrison, over de chantage,' zeg ik. 'Hij nam er iemand voor die dicht bij Garrison stond, dicht bij ons. Hij zei tegen Garrison: kijk, dat gaat er gebeuren. Geweld. Pijn. Dood. Maar het pakte anders uit. Jij doodde O'Shea, en niet andersom. Dus de boodschap kwam niet aan. Dus moest Trotter Garrison zelf uitschakelen. Dat was de enige manier om zeker te weten dat de troefkaart niet openbaar gemaakt zou worden.'

'Maar waarom ik?' fluistert hij.

'Logisch,' zeg ik. Tk kon het niet zijn, want mij had hij misschien nog nodig: ik was de man die hij tot moordenaar van Dale moest maken. En jij woonde alleen. Jij maakte deel uit van het juristenteam. Dale kent jou. Het is logisch, Ben.'

Het is moeilijk iets uit Bens gezicht op te maken. Hij denkt diep na, maar ik geloof niet dat hij probeert om de lijntjes tussen de punten van deze zaak te trekken. Volgens mij luistert hij helemaal niet. Ik denk dat hij zich voor het eerst realiseert dat de inbreker in feite misschien wel een moordenaar was. Dat Ben op hem schoot was gerechtvaardigd. Niet alleen volgens de wet, maar nu ook in Bens eigen ogen.

Daar ben ik ook blij om, maar ik maak me meer zorgen om dingen die nu belangrijk zijn. 'Ben, luister nou even. Ik weet dat het feit dat de hele zaak weer wordt opgerakeld - de nacht van de inbraak - voor jou niet makkelijk is. Maar waar het nu om gaat is dat ik je nodig heb.'

Bennett komt met knipperende ogen terug in de werkelijkheid en kijkt me aan, wuift mijn zorgen weg. 'Met mij is het prima.' Zijn gezicht is vuurrood, zijn ogen zijn rood, bijna als bij een rabiëslijder. Als er iets is wat hij op dit moment wil, dan is het wel Lang Trotter ten val brengen.

'Ik verwacht morgen twee dingen van je,' zeg ik. 'Ik verwacht dat je de rechter van mijn onschuld overtuigt.'

'Wat zou er nog meer kunnen zijn?'

'Zorg dat de senator er goed uitkomt. Hij heeft al genoeg problemen.'

Drieënvijftig

Als ik na mijn gesprek met Bennett het kantoor uitloop, gaat mijn mobieltje over. Ik ben te laat met opnemen, maar de voicemail is ingesproken. Het is Tracy. Ze meldt dat ze met vriendinnen uit is, dat ze heeft geprobeerd me thuis te bereiken, gewoon om te horen hoe het met me is omdat ze zich afvraagt hoe de zaken ervoor staan. Ze zegt dat ze naar de bar in het Washburn gaat, dat ze wel begrijpt dat ik er niet voor in de stemming ben ze is ongetwijfeld met een heel stel mensen - maar dat het aanbod blijft staan. Ja, dat zouden haar vriendinnen een giller vinden, de ver-dachte van een moord die bij ze aanschuift. Kunnen we theorieën bespreken, uitspraken van rechters over bewijskracht, de gevolgen voor de senator bij de verkiezingen. We zouden kunnen mijmeren over de details van veertig jaar in de gevangenis. De gedachte komt bij me op dat Tracy weer vervalt in een patroon dat een jaar of twee geleden begon, in de tijd dat het met ons huwelijk bergafwaarts ging. Me uitnodigen voor dingen waarvan ze wist dat ik er geen zin in had. Niet willen dat ik kwam maar beseffen dat het haar plicht was om me mee te vragen. Maar zo is het niet. Ze is voor mij hierheen gekomen. Maar wat moet ze als ik haar niet bel? Met hangende pootjes bij haar vriendin Krista thuis blijven zitten? Ze zou plezier moeten maken. Dat heeft ze wel verdiend. Het wordt tijd. Ik merk dat ik langsrijdende taxi's die naast me afremmen, negeer. Ik loop in oostelijke richting naar het meer. Het is een prettige wandeling. Het is ongewoon zacht voor oktober, en zelfs tussen de hoge gebouwen die als windtunnels werken is de wind niet meer dan een briesje.

Het Washburn Hotel is net een veredeld station. Het is een schitterend paleis van veertig verdiepingen aan het meer. Het interieur doet denken aan een amusementspark: te veel dingen op één plaats. Er zijn een restaurant, een lounge, een hal met gokapparaten, een salon.

De lounge heeft een grote bar en naast de bar een binnentuin met tafels en stoelen. Er heerst een uitgelaten stemming onder de tientallen mensen die ronddraaien in de binnentuin en de bomvolle bar.

Ik vertraag mijn pas en loop naar de ingang. De uitsmijter neemt niet eens de moeite om me om een legitimatie te vragen. Ik sta praktisch naast hem en laat mijn blik binnen rondgaan. Een snelle blik levert geen teken van Tracy op, en dat is een opluchting. Maar dan zie ik haar met drie vriendinnen in een hoek zitten.

Zoals te verwachten ziet ze er fantastisch uit, helemaal gekleed voor een avondje uit. Ze is met haar vriendinnen Krista, Stephanie en Katie. Allemaal midden dertig, allemaal getrouwd. Stephanie heeft twee dochtertjes, Krista en haar man proberen het al jaren. Na de scheiding heb ik geen van hen meer gesproken. Niet uit vijandigheid, geloof ik, meer doordat het gemeenschappelijke element, hun vriendin, mijn vrouw, vertrokken was. Ze lacht, zoals ze dat altijd deed, haar hoofd in haar nek, een gulle lach over haar hele gezicht. Een paar mannen proberen zich bij het groepje binnen te smoezen, vermoedelijk met Tracy als doel, maar haar lichaamstaai geeft aan dat ze geen belangstelling heeft. Morgen zal alles anders zijn. Dan zal een verschrikkelijk geheim uit mijn verleden opduiken, een geheim waar zelfs Tracy niets van af wist. Ik denk dat het typerend is dat ik het haar niet heb verteld, dat ik altijd heb geweten dat ik iets slechts heb gedaan en dat ik me tegenover mijn vrouw nooit helemaal heb opengesteld. Wat betekent dat? Dat ik haar heb buitengesloten? Dat ik mijn gevoelens heb verborgen? Het is niet voor het eerst dat ik me dat afvraag, maar ik kom altijd tot dezelfde conclusie: het is onmogelijk om achterom te kijken en de bron te identificeren. Omdat alles met alles verweven is. Het leven heeft geen terugspoelknop. Als ik de kans kreeg zou ik, net als iedereen, sommige dingen anders doen. De vraag is wat ik anders zou doen. Alles is op zijn tijd belangrijk. Alles heeft ooit prioriteit. Achteraf vervloeien de details van het parlementswerk en de vergaderingen en de achterkamertjesdeals tot één betekenisloze, vage toestand, en ik blijf met één gegeven zitten: mijn vrouw is weg.

Het is te veel. Overbelast. Het is niet simpelweg dat ik met het proces zit en geen tijd heb om te rouwen over het verleden. Nee, de waarheid is dat ik al die tijd meer dan genoeg ruimte heb gemaakt om aan Tracy te denken, zeker nu ze in de stad is. En ik denk niet aan het verleden. Ik denk aan onze toekomst. Die boezemt me angst in. Overigens, als de wind uit de verkeerde hoek waait, zit ik de rest van mijn leven in de gevangenis. En dan denk ik aan onze toekomst?

Ik knik naar de uitsmijter die staat te kijken naar een man die al die tijd in de ingang staat.

'Niet gevonden wie u zoekt,' zegt hij tegen me.

Ik kijk nog een keer naar Tracy. Ze zit te luisteren naar het verhaal dat een van haar vriendinnen vertelt, haar hand gaat naar haar gezicht als ze in lachen uitbarst. Ze heeft altijd al goed kunnen luisteren.

Vierenvijftig

Het eerste dat vandaag aan de orde komt, is het verzoek van de verdediging om een directed verdict.  Ben vraagt de rechter te bepalen dat de bewijzen niet overtuigend genoeg zijn zodat het proces kan worden beëindigd. Rechter Bridges laat Bennett Carey ruim tien minuten argumenteren over de tekortkomingen in de bewijsvoering van de officier. Ze onderbreekt hem niet, en ze trekt een redelijk pokergezicht, maar het is niet moeilijk te zien waar ze op aanstuurt. Vooral niet als ze de officier opdraagt niet met tegenargumenten te komen.

'Er is voldoende bewijs van moord,' begint ze. 'Dood door verwurging. Er is in deze fase onweerlegbaar bewijs dat meneer Soliday de enige persoon was die de verwurging heeft kunnen plegen. Niets hiervan is overtuigend. Van de verdediging heb ik nog geen tegenbewijs gehoord. Maar het verzoek is afgewezen. Meneer Carey, als u een verdediging wenst te voeren, hebt u nu het recht op een openingsverklaring.'

Mijn hart zinkt me in de schoenen, niet omdat de uitspraak me verrast, maar door de woorden, uitgesproken door de enige beoordelaar van de feiten in deze zaak. Rechter Bridges is mijn jury. Ze heeft overtuigende bewijzen gevonden van verwurging, en ze gelooft dat ik de enige aanwezige was. We kunnen met motieven van anderen aankomen wat we willen, we zullen nooit in staat zijn Lyle Cosgrove of Langdon Trotter bij Dale Garrison en mij in dat kantoor samen te brengen. Tenzij Cal Reedy met iets goeds komt.

'Dank u, edelachtbare, ik wil inderdaad graag een openingsverklaring afleggen.' Bennett staat op en knoopt zijn jasje dicht. Ik wil maar één ding: mijn ogen dichtdoen en wat komt buitensluiten. Maar dit is onze aanval, en hoe pijnlijk het ook mag zijn, ik moet rechter Nicole Bridges recht in de ogen kijken.

'Ik ga u twee verhalen vertellen,' begint Ben. 'Ze hebben ogenschijnlijk niets met elkaar te maken, maar uit de bewijzen zal blijken dat dat wel het geval is. Ze zijn nauw met elkaar verbonden.'

Ben posteert zich in het midden van de zaal. 'Laat me u terugvoeren naar de zomer van 1979. Jon Soliday en zijn beste vriend, Grant Tully, zijn zeventien jaar oud. Net van de middelbare school. Ze rijden naar Summit County, over de staatsgrens. Ze gaan naar een feest waarvan ze hebben gehoord. Ze leren daar een man kennen die Jon noch Grant eerder had ontmoet. Die persoon heet Lyle. We weten nu dat zijn volledige naam Lyle Cosgrove is.'

De rechter houdt haar hoofd schuin. Een naam die ze onlangs nog heeft gehoord. Iemand die is vermoord. Ik hoor een pen op papier, snelle aantekeningen, van de tafel van de officier. Ik denk niet dat Erica Johannsen hiervan af weet. Misschien heeft Langdon Trotter besloten dit materiaal nog niet door te spelen aan de county-aanklager. Of ze is misschien verbaasd dat wij ermee komen.

'Lyle heeft een vriendinnetje, ene Gina. Gina Mason. Er is nog iemand bij. Die persoon staat bekend als Riek. Als bijnaam gebruikt hij "Ricochet".' Ben schokschoudert. 'Dus we hebben Jon Soliday, Grant Tully, Lyle, Riek en Gina. En ze doen wat tieners, begin twintigers doen. Ze feesten. Ze drinken bier. Een paar van hen - niet allemaal - gebruiken zelfs drugs.'

Ben doet een stap opzij. 'De nacht loopt ten einde en de aanwezigen gaan elk hun weg. De jongedame, Gina, vertrekt in haar eentje. Riek brengt Grant naar huis. Dus blijven Lyle Cosgrove en Jon Soliday over.'

Ik houd mijn adem in. Ik ben net in verband gebracht met iemand die is vermoord. Het verhaal moet zo wel beginnen, voor de chronologie tenminste, maar de eerste indruk die de rechter krijgt, kan niet erg gunstig zijn.

'Lyle en Jon gaan, zo is gebleken, naar Gina's huis. Jon Soliday is onder invloed. Zwaar onder invloed, zwaarder dan hij ooit is geweest. Hij heeft weinig ervaring met bier en al helemaal niet met drugs. Hij weet dus van niks. Maar als Lyle Cosgrove voor Gina's huis stopt en zegt dat Jon naar binnen moet gaan, doet Jon dat. Hij gaat naar binnen.'

Ik voel hoe ik langzaam in brand kom te staan. De journalisten op de tribune zwijgen, maar ze horen de ene na de andere sensationele onthulling. Grant Tully. Drugs. En er komt meer vuil. Men zegt dat je politieke carrière pas is afgelopen als je wordt aangetroffen met een dood meisje of een levende jongen. Nou, hier is het een dood meisje.

'Jon wordt door Gina binnen verwelkomd. Ze voelen zich tot elkaar aangetrokken. En ze doen wat sommige tieners in zo'n situatie doen: ze worden intiem. Ze hebben bij haar op de kamer seksuele gemeenschap.'

Voor roddelaars is dit goud. Het gekras van pennen achter me en van de officierstafel vormt het achtergrondgeluid bij het betoog van mijn advocaat.

'Als Jon het huis verlaat, komt Lyle Cosgrove, de man met wie hij is gekomen - het waren in feite nog jongens - uit zijn auto en loopt naar het huis om tegen Jon te zeggen dat het tijd is om te gaan. Jon is al bezig weg te gaan. Twee dagen later, als Jon Soliday een vakantiebaantje heeft, krijgt hij bezoek van twee hulpsheriffs. Hij hoort voor het eerst dat de jongedame, Gina Mason, die nacht is overleden. Een dood,' voegt hij er snel aan toe, 'die later bij de lijkschouwing bleek te zijn veroorzaakt door een overdosis.'

Er ontstaat gemompel achter me, voldoende luid om rechter Bridges met een zachte tik van haar hamer om stilte te laten verzoeken. Als je dit in het openbaar hoort, wordt het allemaal nog tastbaarder. Wat een smerige affaire, en wat een tragische afloop.

'Er komt een onderzoek,' gaat Ben verder. 'De politie en de aanklagers van Summit County onderzoeken de zaak. Ze onderzoeken de mogelijkheid van moord en verkrachting. Ze praten met Lyle Cosgrove. Ze praten met Jon Soliday. Ze bestuderen de medische bewijzen. En ze besluiten dat de jongedame is overleden aan een overdosis. Dat het geen moord was. Dat het geen verkrachting was. Een heel treurige situatie, maar geen misdaad.'

Het understatement van het jaar, eentje dat aan de rechter wel besteed is. Ze werpt een blik in mijn richting. Mijn hart bonkt in mijn borst. Dit pakt niet erg goed uit. Ze krijgt een gloeiende hekel aan me voordat ze iets te horen krijgt dat in mijn voordeel is.

'Lyle Cosgrove neemt trouwens tijdens dit onderzoek een ad-vocaat in de arm. Dezelfde advocaat die hem in 1988 zal bijstaan wanneer hij wordt beschuldigd van geweldsmisdrijven. Dezelfde advocaat die hem dit jaar zal helpen bij zijn voorwaardelijke vrijlating. Een advocaat die Dale Garrison heet.'

De rechter is even te verbouwereerd om het gekrakeel in de rechtszaal op te merken. Om dezelfde reden kijkt ze naar de officier. Dat doe ik ook. Erica Johannsen probeert met armgebaren iemand, een gerechtsdienaar of een hulpofficier, naar haar tafel te halen. Ze begint koortsachtig te fluisteren. Ten slotte roept de rechter de zaal tot de orde.

Ben wacht even, loopt terug naar zijn tafel en neemt een slok water. Hij werpt een blik door me heen, veegt zich wat zweet van het voorhoofd en loopt weer naar het midden van de zaal.

'Het nieuws wordt niet openbaar gemaakt omdat de jongens minderjarig zijn,' gaat hij verder. 'Maar onder wetshandhavers wordt, neemt u dat maar van mij aan, enorm geroddeld. De zoon van Simon Tully, meerderheidsleider in de senaat, hoe indirect ook, betrokken bij een schandaal? Dat is het belangrijkste roddelnieuws. Heeft de aanklager die de zaak leidt het erover gehad met een van zijn collega's? Reken maar. En wie was een van de mensen die erachter kwamen? De hoofdaanklager van Rankin County van dat moment, Langdon Trotter.'

Ik houd mijn ademhaling gelijkmatig. Ik voel tranen opkomen, maar ik beheers me. Op het gezicht van de rechter staan afschuw en intense nieuwsgierigheid te lezen. Ze zit voorovergebogen met haar handen onder haar kin. De pers achter me zit zich de blaren te schrijven. Nu hebben we Langdon Trotter ook nog ingezet. Maar we kunnen nooit bewijzen dat hij heeft gehoord van het voorval in 1979. We kunnen het veronderstellen, maar het zal nooit een vaststaand feit worden. En dat is wel de hoeksteen van ons betoog. Als Lang Trotter niets af wist van 1979, kon hij ook niet weten hoe hij Riek en Lyle had moeten gebruiken, en dan is het niet logisch dat Trotter achter deze moorden zat. En dat wijst dan in mijn richting.

'Trotter kan niets met die informatie beginnen,' gaat Ben verder. 'Het is een verzegelde jeugdzaak. Maar hij bergt de informatie op. Hij verliest de spelers, Lyle en Riek, niet uit het oog. Hij wacht op het moment dat de informatie van pas komt.' En met een armgebaar: 'Dat is het eerste verhaal. Nu het tweede.'

Goed, we zijn nu tenminste in de aanval. Gewoon doorgaan.

'Dit jaar,' zegt Ben. 'De gouverneursverkiezingen. Procureurgeneraal Langdon Trotter lijkt op zijn sloffen te winnen in de Republikeinse voorverkiezingen. Er is geen tegenstander. Niemand let op zijn kandidaatstellingspapieren. Maar wanneer senator Grant Tully de Democratische voorverkiezing wint, kijkt zijn juridisch adviseur wel naar die papieren. En wat ontdekt hij? Hij ontdekt een fout. Een kapitale fout. Langdon Trotter heeft niet de originele verklaring van kandidaatstelling bij de kiesraad ingediend. Hij heeft een fotokopie ingediend.'

Erica Johannsen heeft het waarschijnlijk niet eens door. Rechter Bridges wel. Zij moest er ook een indienen toen ze rechter wilde worden. Maar het kan best zijn dat ze de juridische consequenties ervan, de deficiëntie van de documenten, niet overziet.

'Nalaten het origineel van de kandidaatstellingsverklaring in te dienen maakt de verklaring ongeldig,' zegt Ben. 'En zonder een kandidaatstellingsverklaring is er geen kandidatuur.'

De rechter knikt.

'En dit was niet alleen de conclusie van Jon Soliday, die waarschijnlijk de grootste deskundige op het gebied van kieswetgeving in deze staat is. Het was ook de conclusie van een andere jurist die senator Tully raadpleegde -'

De rechter had de naam waarschijnlijk tegelijk met Bennett kunnen zeggen.

'Dale Garrison.'

Ben komt naar onze tafel en pakt een kopie van Dales memo over de troefkaart. 'Ter identificatie is dit verdedigingsbewijs nummer twee,' zegt hij. 'Wij brengen een memorandum in dat Dale Garrison over deze zaak heeft voorbereid. Het staat in de computer van meneer Garrison. De officier heeft het al die tijd in haar bezit gehad, hoewel het opmerkelijk is dat het niet is genoemd.' Hij draait zich om en kijkt Erica Johannsen recht aan. Ze zit met gebogen hoofd iets te schrijven, maar kijkt op als Ben haar noemt, en lijkt niet goed te weten hoe ze moet reageren.

'Dus senator Tully beschikt over die informatie. Hij weet dat hij zijn tegenstander daarmee uit het veld kan slaan. Wat doet Grant Tully met die informatie? Hij raadpleegt Jon Soliday en ze komen tot een conclusie. Ze besluiten niets te doen. Niets. Ze besluiten dat het niet goed zou zijn een kandidaat voor het gouverneurschap op een vormfout uit de race te gooien. Ze hadden het kunnen doen. Niets had hen kunnen tegenhouden. Maar ze deden het niet. En dat vertellen ze aan Dale Garrison. Ze zeggen tegen hem dat de informatie onder de pet moet blijven.'

Dit is ietwat bezijden de waarheid, maar het is betrekkelijk onschuldig.

'Maar het verhaal is nog niet afgelopen, edelachtbare. Want Dale Garrison beschikt nog over die informatie. En wat doet hij?' Ben komt weer naar de tafel en pakt de chantagebrief. 'Hij gaat naar de Republikeinse gouverneurskandidaat, Langdon Trotter. De man wiens kandidatuurpapieren niet deugen.' Bennett opent zijn handen. 'Hij zegt tegen Trotter dat hij en hij alleen van de fout af weet. En voor een lief sommetje van een kwart miljoen dollar blijft het "geheim dat niemand kent" geheim. Want anders zegt hij het tegen de senator: senator Tully.'

De rechter heeft in haar papieren zitten rommelen en leest de chantagebrief opnieuw.

'Dale Garrison chanteerde de procureur-generaal. Geef me tweeënhalf miljoen dollar of ik vertel senator Tully dat uw kandidaatstellingsverklaring niet deugt. Maar met geld snoer je iemand nooit helemaal de mond, nietwaar? Er kunnen meer eisen om geld komen. De enige manier om een afperser echt de mond te snoeren is hem doden.'

Het geluid achter me is niet zozeer gemompel als wel een collectief naar adem happen. De rechter is een en al roerloze aandacht. Gedurende het proces en ook vooraf had ze beide partijen gewaarschuwd geen explosieve beschuldigingen te uiten. Het feit dat ze nu niet ingrijpt, betekent dat er voor haar een logica in zit. Bovendien kan ze ons, als we dit willen bewijzen, niet verbieden met deze argumentatie te komen.

'En nu komt de informatie van 1979 van pas,' zegt Ben. 'Lyle Cosgrove is onlangs uit de gevangenis ontslagen. Hij is een gewelddadige recidivist. En hij heeft geen rooie cent. Hij verdient een minimuminkomen bij een apotheek. Procureur-generaal Trotter benadert hem en biedt hem geld voor het doden van een oude man die niet zal terugvechten. Cosgrove neemt het aan. Hij weet niet waarom de keuze op hem is gevallen. Er zijn tal van ex-gevangenen die hem hebben kunnen aanbevelen. Het enige wat Lyle Cosgrove weet is dat hij jaren en jaren in de gevangenis heeft gezeten, dat hij niet terug wil. En als de hoogste gerechtsdienaar in de staat hem zegt iets te doen, dan doet hij dat. Vooral voor tienduizend dollar.'

Vooral die laatste opmerking trekt de aandacht van de rechter. De rest van het verhaal kan best speculatief blijken te zijn, maar het noemen van een concreet bedrag maakt haar duidelijk dat we bewijzen hebben.

Bennett knikt tevreden. 'Langdon Trotter heeft Lyle Cosgrove heel bewust als moordenaar uitgekozen. Want als de bewijzen ooit in diens richting zouden wijzen, zouden ze uiteindelijk ook naar 1979 verwijzen en zijn tegenstander in de gouverneursverkiezing in de problemen brengen.' Bennett steekt twee vingers op. 'Twee vliegen in één klap. De afperser is uit de weg en zijn politieke tegenstander wordt zwartgemaakt.'

Bennett wappert met zijn armen. 'Het was zo gemakkelijk te regelen. Eerst maakt hij een kopie van de chantagebrief en stuurt die naar Jon. Die heeft hem dan alvast in zijn bezit. Daarna begint hij aan de uitvoering van zijn plan. De procureur-generaal is niet zonder vindingrijkheid. Hij komt erachter dat Dale Garrison op een donderdag een lunchafspraak met Jon Soliday heeft. De procureur-generaal laat die afspraak verzetten naar vrijdag 18 augustus om zeven uur 's avonds. Hoe hij dat doet? Heel eenvoudig. Hij belt Garrisons secretaresse, Sheila Paul, en doet of hij van Jons kantoor is, en verzet de afspraak. Daarna belt hij Jons secretaresse en haalt dezelfde truc uit. Dale Garrison noch Jon Soliday heeft de afspraak verzet. Ze denken van elkaar dat ze het hebben gedaan.'

De rechter tuit haar lippen. Het kan zijn dat we wat terrein winnen.

'Op de dag van Dale Garrisons dood - vrijdag 18 augustus steelt Lyle Cosgrove op aanwijzing van de procureur-generaal een gsm-toestel van een zekere Joanne Souter. Hij moet een toestel hebben dat niet nagetrokken kan worden. Cosgrove ver-stopt zich aan het eind van de middag in de kantoorvleugel van Dale Garrison, ergens tussen vijf en zeven uur. Zoals Sheila Paul, Garrisons secretaresse, verklaarde, kon iemand er gemakkelijk binnenlopen zonder dat Dale Garrison het merkte.'

Ik kijk naar de rechter, de belangrijkste persoon in de rechtszaal. Ze is niet blij. Ik denk niet dat het van ongeloof is; dat hoop ik niet. Maar deze zaak wordt groter en groter. Beide kandidaten voor het hoogste ambt van de staat zijn er nu enigermate bij betrokken; een van hen wordt van moord beschuldigd. Dat betekent meer krantenkoppen. Schijnwerpers. Nicole Bridges is een betrekkelijk nieuwe rechter die, zoals bijna alle rechters in de staat, ooit een plaats in het hof van appèl wil innemen, misschien zelfs bij een federale rechtbank. Deze zaak helpt haar daar niet bij. Als ze haar werk wat de uitspraken betreft perfect doet en het proces foutloos leidt, zal ze daar weinig lof mee oogsten. Wanneer er aan de andere kant ook maar iets misloopt, krijgt ze alles over zich heen. Vooral als de indruk bestaat dat zaken uit de hand zijn gelopen. Dat is het allerergste wat er over een rechter kan worden gezegd. En dan komen wij en we strooien opruiende beschuldigingen rond die misschien helemaal niet bewezen zijn. Ze kan er niet veel tegen doen. Wij hebben het recht om vooruit te lopen op de bewijsvoering. Maar hoe meer ze hoort, hoe kwalijker de negatieve kant wordt. Wat mij op een andere gedachte brengt. Als ze mij vrijspreekt, komt er geen appellatoire herziening van dit proces. Als ze 'niet schuldig' zegt, is het proces meteen afgelopen. Als ze me veroordeelt, zou het hof van appèl haar kunnen terechtwijzen, en daar zouden dan ook verhalen de ronde over doen. Het is makkelijker voor haar met een vrijspraak. Ik vraag me af of dat ook al bij haar is opgekomen.

'Dus Cosgrove verstopt zich in het kantoor en wacht,' vervolgt Ben. 'Hij wacht tot Jon Soliday komt en weer weggaat. Dan vermoordt hij Dale Garrison. Alles in volgorde. Hij wurgt Dale Garrison. Dat moet niet al te moeilijk zijn geweest. Hij doet wat de procureur-generaal hem heeft gezegd. Bovendien heeft Cosgrove meneer Garrison er altijd van beschuldigd dat hij hem in 1988, toen hij werd veroordeeld, niet goed heeft verdedigd. Dus doet hij het met plezier.'

Bennett zwaait met zijn vinger. 'Na de moord, die niet meer dan een paar minuten moet hebben gekost, gebruikt Cosgrove de telefoon die hij heeft gestolen en belt hij Jon Soliday. Jon kan nog niet ver weg zijn geweest. Hooguit een paar straten. En hij zegt tegen Jon dat die naar het kantoor terug moet komen. Om het gesprek voort te zetten. Jon zal u, tijdens zijn getuigenis, vertellen dat de ontvangst slecht was, gsm naar gsm. Hij kon het niet echt goed horen. Verder weet hij niets. Hij heeft op dat moment geen enkele aanleiding voor wantrouwen. Hij denkt dat Dale Garrison hem heeft gebeld, dus hij gaat naar het kantoor terug.'

Bennett wandelt even wat rond. Hij houdt ervan om zijn betoog te onderbreken.

'Lyle Cosgrove verlaat het gebouw voordat Jon terug is. En als Jon op kantoor terugkomt, bevindt Dale zich op dezelfde plaats als toen Jon wegging. Alleen ligt hij nu met zijn hoofd op zijn bureau. En wat denkt Jon als hij meneer Garrison zo ziet, wat denkt hij de eerste twee, drie seconden bij die aanblik van meneer Garrison? Hij denkt: daar ligt een man, verteerd door kanker, om zeven uur 's avonds na een lange werkweek, die in slaap is gevallen.' Ben haalt zijn schouders op. 'Dat denkt hij. Maar bijna op hetzelfde moment dat hij binnenkwam, komt meneer Hornowksi, de beveiligingsbeambte, de gang in gelopen. Nadat ze allebei even naar meneer Garrison hebben staan kijken - een seconde of tien, zei meneer Hornowski - beseffen ze dat er iets niet in orde is. Jon' - Bennett gebaart naar mij 'Jon probeert zijn collega te reanimeren. Hij probeert mond-opmondbeademing, alles, om Dale Garrison weer tot leven te wekken. Hij probeert zijn leven te redden. Hij heeft hem niet vermoord.'

Bennett loopt op de rechter toe. 'Maar het ziet er slecht uit, nietwaar? In dezelfde kamer als de dode. Daarom heeft Langdon Trotter het zo gepland. En nu staat de topadviseur van zijn tegenstander terecht voor moord. De procureur-generaal doodt de afperser én helpt zijn eigen verkiezingsstrijd, in één klap. Perfect. Of moet ik zeggen: bijna volmaakt? Er is één persoon die zijn plan nog kan verknoeien. Lyle Cosgrove. Die nu dood blijkt te zijn. Komt dat even goed uit.'

Bennett legt zijn handen tegen elkaar, als in gebed. De overeenkomst is wellicht passend. 'Edelachtbare, Jon Soliday heeft Dale Garrison niet vermoord.'

Ben gaat zitten en reikt weer naar het glas water. Erica Johannsen staat op. 'Edelachtbare, zoveel... meneer Carey heeft zoveel beschuldigingen rondgestrooid, allemaal nieuwe dingen. Ik verzoek met alle respect om een verlenging.'

Vanaf zijn stoel zegt Ben: 'Er is niets, edelachtbare, dat de aandacht van de andere partij vereist. Er is geen alibi. Er zijn geen nieuwe getuigen. Langdon Trotter staat op onze lijst. En eerlijk gezegd vind ik de hele opmerking over een verrassing een beetje onoprecht. Dat memorandum over de kandidaatstellingspapieren van de procureur-generaal hebben ze al die tijd al in hun bezit. Als ze besluiten dat niet te onderzoeken, is dat op zijn best nonchalance. Op zijn slechtst is het iets anders.'

'Meneer Carey...' begint de rechter.

'Er is geen sprake van verrassing, edelachtbare. Er is geen sprake van oneerlijkheid. We zijn niet verplicht om onze theorie over de zaak van tevoren bekend te maken.'

'We schorsen de zitting voor een halfuur,' zegt de rechter.

'Waarna u uw eerste getuige mag oproepen, meneer Carey.'

'Dank u, edelachtbare.'

'En, meneer Carey,' voegt ze eraan toe, 'niets van wat u in uw openingsverklaring hebt gezegd, is bewijsmateriaal. Ik verwacht van u dat u elk van uw uitspraken met feiten staaft.'

'Natuurlijk, edelachtbare,' zegt Ben. Hij kijkt me aan en we vragen ons allebei af of we dat voor elkaar kunnen krijgen. 

Vijfenvijftig

'De verdediging roept senator Grant Tully op.'

Ik hoor de vage herhaling van de naam van achter in de rechtszaal: de gerechtsdienaar of een parketwacht die hem uit de gang binnenroept. Ik kijk achterom. Er zitten daar een stuk of tien journalisten.

Grant Tully is al twee uur in het gebouw aanwezig. Hij voelde er niets voor terecht te komen in een horde reporters die Bennetts openingsverklaring hadden gehoord. Die hadden er wel op gerekend. In plaats daarvan is hij via de privé-ingang van de rechters binnengekomen met een van de juristen die hij aan een plek bij de zittende magistratuur had geholpen. Daarna is hij op de elfde verdieping gaan zitten in de kamer van de county-rechter, die dit vriendjespolitieke baantje te danken heeft aan zijn vriendschap met de senator.

Grant Tully ziet eruit zoals altijd: een heel gewoon iemand. Hij is knap en jeugdig, maar vermoedelijk door zijn leeftijd straalt hij niet zo'n macht uit als sommige van de zilverharige oude rotten. Voor mij is dat gunstig. Hij maakt een goede, ingehouden indruk. De rechter behandelt hem met gepaste eerbied door hem nadrukkelijk goedemiddag te wensen en een respectvol gezicht te trekken. De rechter is niet gekozen met Grants hulp, maar als hij dat zou willen, zou Grant Tully het haar knap moeilijk kunnen maken. Hij zou kunnen gaan praten met de hoogste rechter van het district, degene die de rechters aan de rechtbanken toewijst. Als de juiste persoon dat zou willen, zou rechter Bridges tot de ontdekking kunnen komen dat ze een avondrechtbank met drugszaken gaat leiden.

Bennett doet eerst wat inleidende rek-en strekoefeningen met de senator: naam, rang en serienummer. 'Ik besef dat u midden in een verkiezingscampagne zit,' zegt Ben. 'Zullen we dus maar gelijk ter zake komen?'

Grant heeft zijn publieke gezicht opgezet. Het wordt pijnlijk, maar hij redt zich wel.

'Juni 1979,' zegt Bennett. 'U en Jon Soliday zijn zeventien.'

'Dat is correct.'

'U en Jon gingen naar een feest.'

'Dat is correct.'

'Kwam u daar mensen tegen?'

'Ja. We leerden een zekere Lyle kennen, iemand die Riek heette, en iemand die Gina heette.'

'Achternamen?' vraagt Ben.

'Ik heb geen achternamen gehoord.'

'Is de Lyle die u noemt dezelfde als Lyle Cosgrove?'

'Ik weet het niet. Het zou best kunnen.'

Bennett zal niet doorgaan op Riek - van wie wij weten dat hij Brian O'Shea is, de man die bij Bennett heeft ingebroken. Hij heeft Ricks werkelijke identiteit ook niet genoemd in zijn openingsverklaring. Zover hoeven we niet te gaan, en er zijn al genoeg zaken die we waarschijnlijk niet hard kunnen maken.

'Goed,' zegt Ben. 'Bent u aan het eind van de avond van het feest weggegaan, senator?'

'Ja.'

'Met wie bent u weggegaan?'

'Ik geloof dat ik met Riek ben weggegaan. Het is zo lang geleden.' Grant was niet al te blij dat Ricks naam in deze zaak boven water was gekomen. Maar er viel weinig aan te doen.

'Bent u met Riek weggegaan?' vraagt Ben. 'Of met Lyle?' Hij lijkt even in de war. Hij moet in korte tijd heel veel informatie over 1979 verwerken.

'Ik ben met Riek weggegaan,' zegt Grant.

'Weet u dat zeker? Herinnert u zich dat u met Riek in uw auto bent weggegaan?'

'Ja, dat herinner ik me. Voorzover je je dat na zo'n tijd kunt herinneren.'

'Goed.' Ben stelt de volgende vraag op zachte toon. 'U had gedronken?'

'Ja, dat klopt. Ik had bier gedronken.'

'Maar Riek niet.'

'Nee.'

'Dus Riek heeft u naar huis gereden.'

'Klopt.'

Kiezers zijn allang niet meer geschokt als een knaap van zeventien een paar glazen bier op heeft. Daardoor zijn we tege-moetkomend zonder Grant te benadelen. Er zijn nog zoveel andere dingen waarmee dat wel zou kunnen.

'En de anderen?' wil Ben weten. 'Gina en Lyle en Jon?'

'Die zijn op een ander moment weggegaan.'

'Waarom bent u niet met Jon samen weggegaan?'

'Omdat ik had begrepen dat de jongedame Jon bij haar thuis had uitgenodigd.'

'U bedoelt Gina Mason?'

'Ja, Gina.'

'Wie heeft u dat verteld? Dat Gina wilde dat Jon bij haar langskwam?'

'Dat weet ik niet, meneer Carey. Een van de andere jongens, Lyle of Riek.'

'En wat gebeurde er toen?'

Grant haalt zijn schouders op. 'Ik ben naar huis gegaan.'

'Dus voor alle duidelijkheid, senator: u en Riek namen uw auto. Jon en Lyle namen Lyles auto. Gina was voor die tijd al naar huis gegaan.'

'Dat is juist.'

'Maar Gina had Jon bij haar thuis uitgenodigd.'

'Ja.'

'Goed. En hebt u te horen gekregen dat de jongedame, Gina Mason, die nacht is overleden?'

'Dat kreeg ik te horen, ja. Ik vond het heel erg dat te horen.'

'Hebt u met de politie over dat voorval gesproken?'

'Ja. Ik heb met iemand van de recherche gesproken.'

'Goed. Weet u misschien ook of meneer Cosgrove is ondervraagd?'

'Ik heb begrepen dat dat het geval is geweest.'

'Weet u ook of meneer Cosgrove een advocaat had?'

'Ja. Meneer Cosgrove -die ik dus als Lyle kende - had een advocaat. Dale Garrison.'

'Hoe komt het dat hij Dale Garrison in de arm heeft genomen?'

'Hij vroeg me of ik hem iemand kon aanraden. Toen heb ik hem Dales naam gegeven.'

'Senator, hoe was uw geestelijke toestand op dat moment?

Had u een mening ten aanzien van Jons schuld of onschuld?'

Grant hakt met zijn hand in op de lucht. 'Ik ben er niet bij geweest, dus weten deed ik het niet. Maar ik geloofde ten eerste dat Jon mijn beste vriend was, iemand die ik vertrouwde en respecteerde. En iemand die nooit zo'n gewelddaad zou kunnen plegen. Nooit. En ten tweede wist ik dat hij zwaar onder invloed had verkeerd. Maar ook dan zou hij nooit een daad begaan zoals datgene wat werd onderzocht. Ik geloofde het niet. En ik geloof het nog niet.'

'Senator, u bent op de hoogte van deze veronderstelde chantagebrief.'

'Dat ben ik.'

'Goed. Senator, ik wil iets uit de weg ruimen. Ik wil u dit bewijsstuk laten zien.' Ben loopt bij de lessenaar weg en pakt de chantagebrief en geeft de rechter en de getuige er een kopie van. 'Lees hem alstublieft nog een keer voor uzelf.'

Grant doet wat Ben van hem vraagt.

'Senator, u kent de inhoud van deze brief.'

'Ja, min of meer.'

'Mag ik u vragen, meneer, of het mogelijk is dat deze chantage betrekking heeft op wat er in 1979 is gebeurd?' Ben doet een stap naar voren. 'Ik bedoel, is het mogelijk dat Dale Garrison Jon dreigde u iets over 1979 te vertellen dat u nog niet wist?

Een geheim?'

'Protest,' zegt de officier. 'Vermoedens.'

'Toegekend.'

'In de brief staat "senator", edelachtbare.'

'Dat maakt uw vraag niet minder speculatief, raadsman,' zegt rechter Bridges. 'Gaat u verder.'

Bennett weet het even niet meer. Hij zet zijn gedachten weer op een rij en zoekt naar een geschikte vraag.

'Senator, we weten dat meneer Garrison in 1979 Lyle Cosgroves advocaat was.'

'Ja, dat is zo.'

'Goed. Senator, bestaat de mogelijkheid dat meneer Garrison dreigde u te vertellen dat Jon schuldig was aan een in 1979 begane misdaad?'

'Protest.' Erica Johannsen staat alweer. 'Dat leidt tot vermoedens.'

'Nee, dat doet het niet,' zegt Ben snel. 'Ik denk dat het antwoord van de senator dat duidelijk zal maken.'

'Ik laat het antwoord schrappen als het speculatief is.' De rechter knikt naar Grant. 'Senator...'

Grant geeft de rechter een knikje terug en richt zijn blik dan weer op Bennett. 'Er is niets aangaande 1979 dat niet al door Jon, Dale en mij is besproken. We weten allemaal dat er een piepkleine mogelijkheid bestaat dat er daar iets is gebeurd tussen Jon en de jongedame, uitgaande van de mate van Jons intoxicatie. Een uiterst kleine kans. Maar wij geloofden allemaal dat Jon niets verkeerds heeft gedaan.'

Dat gesprek heeft nooit plaatsgehad. Grant is bezig me te dekken.

'Maar senator,' zegt Ben, 'kan dat nu niet net het punt zijn?

Dat u dacht dat hij onschuldig was, maar dat Dale wist dat het anders was?'

'Dale wist heel goed dat ik geen belangstelling voor oude koeien heb. Ik heb hem en Jon heel duidelijk gemaakt dat wat in het verleden had plaatsgehad, daar ook diende te blijven. Dale wist heel goed dat ik niet over de kwestie zou spreken. Dat wist Jon ook. Er bestond geen bedreiging.'

Ook dat is niet waar, maar het is niet ver bezijden de waarheid. En niemand zal deze verklaring aanvechten.

'Goed, senator, is het mogelijk dat Dale gewoon dreigde het feit openbaar te maken dat u erbij betrokken was, hoe zijdelings ook? Ik bedoel: het is niet het prettigste onderwerp ter wereld. En u probeert tenslotte gouverneur te worden. Bestaat de mogelijkheid dat Dale bekend zou maken dat er in het verleden een voorval is geweest waarbij een jongedame is overleden misschien verkrachting en/of moord - en dat Jon en u er op een of andere manier bij betrokken waren? Schuldig door saamhorigheid?'

'Nee, dat is onmogelijk,' antwoordt Grant. 'Dale is een van mijn beste vrienden. En van mijn vader. En wat meer hout snijdt, meneer Carey, als Dale geld nodig had gehad, had ik het hem gegeven. Hij had het maar hoeven vragen.' Grant schudt het hoofd, alsof het idee belachelijk is. 'Dale Garrison zou Jon Soliday of mij nooit hebben gechanteerd. Het is idioot.'

'Goed, senator. Snel naar onze tijd. Ik wilde het over de gouverneursverkiezingen hebben. De voorverkiezingen.'

Grant beschrijft de achtergrond, dat hij en Trotter de voorverkiezingen voor de gouverneursverkiezing hadden gewonnen, dat ik naar Trotters papieren had gekeken en merkte dat er iets niet klopte.

'Jon verklaarde,' zegt Grant, 'dat het betekende dat meneer Trotters verzoekschriften ongeldig waren. De kandidaatstellingspapieren moeten ondertekend zijn, en een fotokopie van een handtekening is geen handtekening. Het betekent net zo weinig als een blanco vel papier.'

De rechter fronst haar wenkbrauwen. Ze denkt zelf na over de juridische aspecten.

'Dat betekent dat de procureur-generaal uit de strijd verwijderd was als u hem aan de kaak had willen stellen?'

'Ja.'

'Hebt u nog om een second opinion bij Jons conclusie gevraagd?'

'Ik zou het vermoedelijk geen second opinion noemen. Jon kent de materie beter dan wie ook. Ik zou het liever een ander standpunt noemen.'

'Wiens standpunt?'

'Dat van Dale Garrison.'

'Heeft Dale Garrison een memorandum over de kwestie geschreven?'

'Ja.'

'Edelachtbare, ik wil ook mijn toevlucht wel nemen tot meneer Garrisons computer, als de andere partij dat liever heeft.' Ben is bezig met een kopie van het memo over de troefkaart. 'Voor identificatie: nummer twee van de verdediging.'

'De kopie is goed genoeg,' zegt Johannsen. Ben heeft haar het memo tijdens het reces laten zien. Ze heeft het vergeleken met het exemplaar in de computer. Ben deelt aan iedereen kopieën uit.

'Dit is het,' zegt Grant. 'Dale was het met Jon eens. De fout in de kandidaatstellingspapieren was fataal.'

'Hoe heeft dit memorandum u bereikt?'

'Dale heeft het met een koerier naar ons kantoor gestuurd. Ik denk dat hij het aan Jon heeft gericht.'

'Wanneer was dat, senator?'

'Op vier augustus.'

'Hoe komt het dat u zich die dag nog herinnert?'

'Omdat Dale, toen hij het memo verstuurde, er een verjaarskaart voor mij bijdeed. Ik dacht dat u zelfs degene was die hem mij gaf, meneer Carey. Ik ben tien augustus jarig. Ik weet nog dat ik dacht dat Dale zes dagen te vroeg was. Die gedachte kwam bij me op en is blijven hangen.'

Ik weet nog dat ik die verjaarskaart heb gezien. Daarmee ligt de datum goed vast. Dat is van groot belang voor ons, omdat we die datum zo ver mogelijk voor Dales dood moeten zien te plaatsen. Er moet zoveel tijd tussen liggen dat Dale Trotter kon chanteren, dat Trotter Lyle Cosgrove kon opsnorren, mij de chantagebrief kon sturen en daarna Dale kon vermoorden. Dale heeft ons het memo op 4 augustus toegestuurd en is op 18

augustus vermoord. Trotter had dus twee weken om alles te plannen.

'Zo, senator.' Ben vouwt zijn handen voor zijn buik. 'Op dat moment had u de keuze de geldigheid van meneer Trotters papieren aan te vechten.'

'Ja, dat is zo.'

'U had uw tegenstander uit de verkiezingsstrijd kunnen gooien.'

'Ja, dat had ik kunnen doen.'

'Hebt u die geldigheid aangevochten?'

'Nee, dat heb ik niet. Op die manier wens ik geen gouverneur te worden. De kiezers moeten een keuze hebben.'

'Hebt u dat aan Dale meegedeeld?'

'Jazeker. Ik heb het hem zelf gezegd. En Jon heeft het hem ook gezegd. Hij wist dat we die stap niet zouden zetten.'

Niet helemaal waar. Grant draait er weer omheen om mij te helpen.

'Wanneer was dat, senator? Wanneer hebt u tegen Dale Garrison gezegd dat u geen bezwaar zou indienen tegen de geldigheid van meneer Trotters papieren?'

'Ik herinner me de precieze datum niet meer,' zegt de senator. 'Maar nogmaals, dat was voor mijn verjaardag. Want ik heb hem bedankt voor zijn kaart en gezegd dat mijn verjaardag nog even duurde. We hebben er een grapje over gemaakt. We zeiden dat we van de verjaardagen af wilden.'

Dat gesprek heeft natuurlijk helemaal niet plaatsgehad. We dachten er nog steeds aan de troefkaart te gebruiken. Hier draait Grant er niet meer omheen: hij liegt nu ronduit voor me. Ik weet zeker dat volgens hem het doel de middelen heiligt, een principe dat hij, om mij te verdedigen, al eens eerder heeft toegepast.

'Dus tussen 4 augustus en uw verjaardag op 10 augustus hebt u tegen Dale gezegd dat u niet verderging met de kwestie.'

'Dat is juist.'

'Was u onvermurwbaar? Is er nog over gepraat?'

'Ik was echt onvermurwbaar. Ik heb tegen hem gezegd dat we Lang Trotter niet op zijn papieren zouden aanvallen. Punt uit.'

'Maakte meneer Garrison daar bezwaar tegen?'

'Juist niet,' zegt Grant. 'Hij zei dat het de juiste beslissing was.'

'Protest wegens informatie uit de tweede hand,' zgt Erica Johannsen.

'Dit is geen informatie uit de tweede hand,' antwoordt Ben.

'Ik laat alleen zien hoe Dale Garrison erover dacht. Dale Garrison was blij dat senator Tully die informatie niet wenste te gebruiken, omdat het Dale Garrison de mogelijkheid gaf procureur-generaal Langdon Trotter te chanteren.'

'Afgewezen,' zegt de rechter. Ze kijkt de officier aan. 'Het is geen informatie uit de tweede hand.'

Ben gaat verder. 'Senator, weet u ook of Dale besloot deze wetenschap, de wetenschap aangaande de papieren van meneer Trotter, op een andere manier te gebruiken?'

'Nee, dat weet ik niet.'

'Weet u bijvoorbeeld of Dale Garrison deze wetenschap heeft gebruikt om de procureur-generaal af te persen?'

'Nee, dat weet ik niet, meneer Carey.'

'Weet u zeker dat Dale Garrison, na het gesprek met u, de zekerheid had dat u deze informatie zelf nooit zou gebruiken?'

'Protest,' zegt Erica Johannsen. 'De senator wordt gevraagd te speculeren over iemands geestestoestand.'

'Toegekend.'

'Goed,' zegt Ben. 'Goed dan. Hebt u tegen meneer Garrison gezegd dat u de informatie nooit zou gebruiken?'

'Dat is wel van horen zeggen,' zegt de officier.

'Als dat een protest is, mevrouw Johannsen, is het toegewezen.'

Bens handen bewegen in zijn broekzakken. 'Goed, geen verdere vragen.'

De rechter kijkt op de klok. Het is kwart voor elf. Te vroeg voor de lunch. 'Mevrouw Johannsen?'

'Dank u, edelachtbare.'

Ik buig me naar Ben toe. 'Hebben we alles wat we nodig hadden?'

Ben knikt. Grant heeft het idee dat een van ons zou worden gechanteerd met de verkrachting, om zeep gebracht. Hij heeft duidelijk gemaakt dat Dale Garrison wist dat we de troefkaart niet zouden gebruiken, zodat hij de kans had Trotter te chanteren. De officier staat langzaam op. Ik had meer kwaadheid verwacht. Maar als ik haar goed inschat, maakt ze geen deel uit van de smerige kant van deze zaak. Ik denk dat Erica Johannsen het belangrijker vindt de echte dader te vinden dan te winnen. Ik had nooit gedacht dat ik dat nog eens van een officier van justitie zou zeggen. Misschien gaat ze nog heel anders over de zaak denken.

'Senator Tully,' zo begint ze, 'u hebt geen idee of Langdon Trotter iets met de chantage te maken heeft, is het niet?'

'Ik heb dat al een aantal malen gezegd.'

'U kunt de mogelijkheid niet uitsluiten dat de brief in feite is geschreven door beklaagde.'

'Wat ik heb geprobeerd duidelijk te maken is dat het onlogisch is.'

'Maar, senator, u weet werkelijk niet waar het "geheim dat niemand kent" op slaat?'

'Niet met zekerheid.'

'Feitelijk gaat het daar juist om: u weet het niet. Maar de afperser zou het u gaan vertellen.'

'Als u dat zegt,' zegt Grant. 'Dat is niet onmogelijk.'

'Dus de brief zou door Dale Garrison aan de beklaagde kunnen zijn geschreven. Dat is toch zo?'

'Afgezien van het feit dat het volstrekt onlogisch is, zou het kunnen.'

'Het is dus mogelijk dat dit "geheim" niets te maken heeft met de kwestie van de kandidaatstelling.'

'Zoals ik al zei.'

De aanklager raadpleegt haar aantekeningen. 'Senator, u kunt zich de vierde augustus niet herinneren als de precieze datum waarop meneer Garrison u het memorandum aan de beklaagde per koerier deed toekomen, is het niet?'

'Ik heb gezegd dat ik me die datum juist wel herinner.'

'In verband met de relatie tot uw verjaardag?'

'Inderdaad. Ik herinner me dat meneer Carey me de brief gaf en dat we een grapje maakten omdat Dale zo vroeg was.'

'Mooi zo,' mompelt Ben.

De officier verliest veel van haar aplomb terwijl ze naar de aantekeningen op haar schrijfblok tuurt. 'En dan nog over die andere kwestie, senator. Over die moord in 1979.'

'Ik meen dat is vastgesteld dat het een overdosis was.'

De officier glimlacht om die toelichting. 'Wilt u het hof daarmee zeggen dat het u koud zou laten als u zou horen dat meneer Soliday die jongedame heeft vermoord?'

'Dat heb ik niet gezegd. Wat ik heb gezegd is dat ik in de eerste plaats niet geloofde dat hij zoiets zou hebben gedaan. Daar komt nog bij dat ik niet ben geïnteresseerd in iets dat twintig jaar geleden is gebeurd. Ik ken Jon Soliday als een achtenswaardig man. Een fatsoenlijk mens. Een dierbare vriend. Als zou blijken dat er die nacht iets is gebeurd, dan zou ik het hem vergeven, gezien het feit dat Jon nog heel jong was en zwaarder onder invloed dan ik hem ooit heb gezien. Ik zou hem uitkafferen en de les lezen. Maar ik zou het hem vergeven. Maar het is een zware aantijging als we zeggen dat hij wellicht iets kwaads heeft gedaan. De politie van Summit County kwam tot een andere conclusie.'

Erica Johannsen knikt. 'En u zou hem nog steeds uw topadviseur laten zijn? Zelfs als hij een moordenaar was?'

Grant denkt na over de vraag, evenals de publieke tribune met persmensen. 'Jon is mijn belangrijkste adviseur. Ik was niet van plan dat te veranderen.'

'En bent u van plan, als u tot gouverneur wordt gekozen, de beklaagde dan te benoemen tot topadviseur van de gouverneur?'

'Ja, natuurlijk.'

'En wist de beklaagde dat?'

'Ik neem aan dat Jon dat wist.'

'En als u zou ontdekken dat uw juridisch adviseur betrokken is geweest bij een moord, zou u zich dan op dat punt niet bedenken?'

Een goede vraag van de officier. Wat moet Grant daarop antwoorden? 'Dat is een vraag waar ik nog niet mee ben geconfronteerd,' zegt Grant.

'Dus de mogelijkheid bestaat, senator, dat als de beklaagde in 1979 een moord heeft begaan en iemand u dat zou vertellen, u de beklaagde dan zou ontslaan?'

Grant haalt diep adem. 'Ik heb u gezegd dat ik hem zou vergeven. Omdat hij zo onder invloed verkeerde en zo jong was. Maar ik geloof absoluut niet dat hij iets verkeerds heeft gedaan.'

'Hem vergeven, ja. Maar hem ook een van de hoogste officiële functies in de staat laten bekleden? Senator, wilt u het hof daarmee zeggen dat u hoe dan ook een moordenaar als uw juridisch topadviseur zou handhaven?'

'Ik geloof niet dat ik daar met zekerheid antwoord op kan geven.'

'Als u met zekerheid wist dat hij op enig moment in zijn leven een moord had begaan, zou u hem hebben ontslagen, nietwaar?'

'Protest,' zegt Ben. 'Gevraagd en beantwoord.'

'Ga door,' zegt de rechter. 'Afgewezen.'

'Ik zou er heel erg mee in mijn maag zitten, denk ik,' geeft Grant toe. Wat kan hij anders zeggen? Hij getuigt nu ten overstaan van de hele staat. Dan kan hij toch niet toegeven dat hij een bewezen moordenaar in dienst zou houden?

'Goed, senator. Het is dus mogelijk dat de beklaagde zijn baan zou hebben verloren als u zoiets zou hebben gehoord. Die mogelijkheid bestaat.'

'Ja, dat neem ik wel aan.'

'En als die informatie openbaar werd, zou het voor de beklaagde moeilijk zijn om ergens in deze staat nog een baan te vinden, nietwaar?'

'Ik weet niet of dat waar is.'

'U zou hem helpen bij het vinden van een baan, nietwaar? U

zou een moordenaar en verkrachter helpen bij het vinden van ander werk, zolang het maar niet bij u was.'

'Jon is een vriend,' zegt Grant. 'Een vriend die één fout heeft begaan toen hij nog heel kwetsbaar was. Hij was jong en verward en onder invloed. Hij wist niet -' De senator onderbreekt zichzelf. De zaal is doodstil.

'Jezus Christus,' mompelt Ben. Ik zit verstijfd op mijn stoel. Grant beseft opeens wat hij heeft gezegd. Hij heeft het niet als een hypothese gezegd. Hij zei het als een feit. Ik heb Gina Mason gedood. Wat weet hij dat hij me nooit heeft verteld?

'Wat ik bedoel te zeggen...' gaat hij verder.

'De beklaagde heeft de moord inderdaad gepleegd, nietwaar?' zegt de officier. 'Dat hebt u zojuist gezegd.'

'Nee,' zegt Grant en buigt zich naar voren. 'Nee. Wat ik bedoelde te zeggen is dit: als die kennis mij ter ore zou komen, zou ik Jon nog altijd als een vriend zien.'

'Het kan me niet schelen wat u bedoelde te zeggen, meneer. Geef alstublieft antwoord op mijn vraag. Is u bekend dat de beklaagde die moord heeft begaan?'

Grant antwoordt meteen: 'Nee, daar weet ik niets van.'

'Heeft iemand u ooit verteld dat de beklaagde een moord heeft begaan?'

Grant kijkt naar mij.

'Protest,' roept Ben uit. 'Informatie uit de tweede hand.'

'Het is niet bedoeld om de waarheid van de verklaring te bevestigen,' zegt Erica Johannsen terwijl ze op de senator toeloopt. 'Het gaat allemaal om de gedachtewereld, edelachtbare. Dat is de hele -'

De rechter steekt een hand op. 'Het protest is afgewezen.'

Erica Johannsen komt met hernieuwde kracht op de senator af. 'Geef alstublieft antwoord op de vraag, senator. En bedenk wel dat u onder ede staat. Senator Tully, heeft iemand u ooit verteld dat Jon Soliday dat meisje in 1979 heeft vermoord?'

Grant bevochtigt zijn lippen. De stilte is oorverdovend, wordt slechts overtroffen door het bonzen van mijn hart in mijn oren.

'Nee,' zegt hij.

'Weet u met feitelijke zekerheid dat hij de moord niet heeft gepleegd?'

'Nee, dat niet.'

'Als u zou horen dat de beklaagde de moord wel heeft gepleegd, bestaat de mogelijkheid dat u hem misschien niet meer tot uw staf zou laten behoren. Dan is het mogelijk dat u hem zou ontslaan.'

'Ik neem aan dat die mogelijkheid bestaat.'

'En Jon Soliday wist dat, nietwaar, senator?'

'Protest,' zegt Ben. 'Er is geen grond voor die vraag.'

Erica Johannsen gaat zitten wanneer de rechter het protest toewijst. 'Ik ben klaar,' zegt ze.

'Meneer Carey, een tegenverhoor?' vraagt de rechter.

'Een paar vragen,' zegt Ben.

De rechter kijkt op de klok. 'Meer dan vijf of tien minuten?'

'Vermoedelijk wel.'

'Dan gaan we eerst lunchen. Kom over een uur terug.'

Zesenvijftig

Terwijl de pers voor de deur van de rechtszaal staat te wachten, overleggen Bennett en ik binnen even met Grant.

'Ik kon het niet eindeloos volhouden,' zegt Grant. 'Het spijt me, Jon.'

'Natuurlijk kon je dat niet,' antwoord ik. 'Je kunt moeilijk toegeven dat je een moordenaar als stafmedewerker wilt aanhouden.'

'Je hebt het heel goed gedaan,' zegt Ben. 'Ik zal de zaak in het tweede verhoor wat afzwakken.'

'O ja.' Grant tikt met de rug van zijn hand tegen mijn overhemd. 'Sorry van die verspreking.'

'Geen punt,' zeg ik, zonder in te gaan op de vraag of hij de waarheid sprak of niet. Er is een grens aan wat ik allemaal kan verwerken.

We komen tot de conclusie dat het beter is om niet samen gezien te worden. We zullen elkaar in de rechtszaal weer treffen. Ben en ik banen ons zigzaggend een weg tussen de aanzienlijke hoeveelheid verslaggevers door. Dit is een grote dag voor ze met Bens openingsverklaring en nu de getuigenis van senator Tully. Dit komt vanavond in de landelijke nieuwsuitzendingen. Een gouverneurskandidaat die van moord wordt beschuldigd. De andere kandidaat is er nauw bij betrokken. We worden de risee van het land.

Wat de verkiezingen betreft: het is duidelijk, na het horen van Grant Tully's woorden, dat het voor hem is afgelopen. We zullen nooit kunnen bewijzen dat Langdon Trotter schuldig is aan de dood van Dale, tenzij we een rokend pistool vinden. En daar is Trotter veel te slim voor. We kunnen misschien gerede twijfel tevoorschijn goochelen, maar Trotter zal onze aantijgingen ontkennen en als een wanhopige misdadiger alles erbij slepen om zijn straf te ontlopen. Op zijn best krijgen we een vriendelijk, bescheiden 'niet schuldig' van rechter Bridges en zal Trotter er een willekeurige draai aan geven. In het ergste geval breng ik de rest van mijn leven in de gevangenis door.

Maar hoe dan ook, Grant Tully heeft in 1979 een rol gespeeld, hoe marginaal ook, in iets verdachts. Hij heeft er nooit over gepraat, heeft het nooit aan iemand verteld. En het is geen kunst te bedenken dat de Tully's wel meer hebben gedaan dan Lyle Cosgrove de naam van Dale Garrison geven. Ze hebben Dale gehuurd en naar Summit County gestuurd om de situatie voor mij op te lossen. Dat besef ik nu en dat heb ik altijd geweten. Voor Grant is de verkiezingsstrijd afgelopen. En hij realiseert zich dat net zo goed, en toch verontschuldigt hij zich tegenover mij.

En ik heb niet eens de tijd om me er rot onder te voelen. Ben en ik rijden naar de Maritime Club, de club van de senator, waar Grant voor een periode van twee weken een kleine spreekkamer voor ons heeft gereserveerd. We hebben er nog geen gebruik van gemaakt, maar we vinden dat de tijd voor de broodnodige privacy is aangebroken, en na de openbaringen van vandaag is een privé-club zo ongeveer de enige plaats waar we nog naartoe kunnen.

Ben wist dat dit vandaag het geval zou zijn, dus heeft hij sandwiches meegenomen, kalkoen met mosterd. We zitten in leren bureaustoelen met een hoge leuning, negeren de extravagante kunst en de dure kleine vleugel, en zien eruit als twee mensen die spoken hebben gezien.

'Wat een krankzinnige ochtend,' zeg ik. Ben haalt de eerste sandwich uit zijn cellofaanverpakking. 'Denk je dat ze erin trapt?'

'Ik denk dat ze het aannemelijk vindt,' antwoordt hij. 'Het is allemaal logisch verklaarbaar. Logica is niet het probleem. We moeten het geloofwaardiger maken. We moeten feiten hebben. En die hebben we niet, nog niet. En we moeten ze snel hebben.'

Bennett heeft pas gisteren de dagvaardingen en verzoeken om bewijsstukken de deur uit gedaan. We wilden de officier geen hint geven over onze theorie - namelijk dat we Lang Trotter gingen beschuldigen - dus moesten we afwachten. We maken overal jacht op. Op Trotters bankafschriften, van hem persoonlijk, zijn zakelijke én zijn politieke. De gegevens over zijn telefoongesprekken, op kantoor, op het campagnekantoor, via zijn mobiele telefoon - wat we zoeken is één telefoongesprek met Dale Garrison of Lyle Cosgrove of Brian 'Riek' O'Shea. Ben heeft zelfs een dagvaarding gestuurd naar het gecomputeriseerde juridische onderzoeksbureau dat iedereen gebruikt, met het verzoek te kijken naar de onderzoeken die de juristen van Langdon Trotter in de betreffende periode hebben verricht. We hopen dat we een onderzoek aantreffen met daarin de woorden 'kandidaatstellingsverklaring' of 'origineel' of 'kopie'

of iets - wat dan ook - dat kan bewijzen dat Lang Trotter naar dat onderwerp liet zoeken nadat Dale Garrison zijn chantageplan in werking had gesteld. We negeren het feit dat de geheimhoudingsplicht van een advocaat deze informatie misschien ontoegankelijk maakt, en hopen dat puur en alleen al het feit dat Lang Trotter dergelijke informatie heeft opgevraagd, de rechter iets meer op onze hand kan brengen. Ik zie nu duidelijker waarom Ben tevreden was met een bench trial,  waarin degene die de feiten toetst ook kennisneemt van kwesties betreffende aangevochten bewijs.

'Lang Trotter is geen procureur-generaal geworden door dom te zijn,' zeg ik. 'We krijgen niets boven water.'

'Dat moet je niet zeggen, Jon.' Hij geeft me een zompige sandwich. 'Bovendien hebben we alleen maar gerede twijfel nodig.'

'Ze denkt dat ik een moordenaar ben.' Ik maak aanstalten om een hap van de sandwich te nemen, maar ik heb geen trek.

'Ze denkt dat ik een moordenaar ben, en de officier heeft goed gescoord: als Grant ervan zou hebben gehoord, zou hij geen andere keuze hebben gehad dan mij de laan uit te sturen.'

'Dat zou hij niet doen,' zegt Ben.

'Waarschijnlijk niet, alleen moet hij dat niet publiekelijk toegeven.' Ik schud mijn hoofd. 'Ik had een motief en de gelegenheid. Die twee dingen weet de rechter. Ze weet dat ik de enige aanwezige in dat kantoor was, omdat ik het de politie zelf heb verteld. En ze weet van 1979 omdat wij haar dat hebben verteld.'

'Daar waren ze toch wel achter gekomen,' zegt Ben. 'Dat was een kwestie van tijd. Ze hadden je op een of andere manier al met Lyle in verband gebracht. Het zou een kwestie van eenvoudig rechercheren zijn geweest om achter 1979 te komen. En dan hadden ze de processen-verbaal gevonden. Je bént tenslotte verdacht geweest, ook al ben je niet in hechtenis genomen. We maken een betere indruk door het zelf naar voren te brengen, te doen alsof we niets te verbergen hebben.'

'We hebben ook niks te verbergen.' Ik smijt de sandwich door de kamer. Ik spring op uit mijn stoel. 'Godverdomme, we hebben zonet Grants verkiezing de grond in geboord zonder dat we er misschien in het proces een donder mee opschieten. We kunnen Trotter niets in de schoenen schuiven. De rechter staat op het punt me te veroordelen.'

Ben kijkt me even aan, met een volle wang.

Ik ga op de pianokruk zitten. 'Sorry van de sandwich.'

'Ik heb ook niet veel trek.' Hij stopt het eten weer in de verpakking. Hij wrijft in zijn handen en stopt ze dan tussen zijn knieën. 'Jon, je wilt dat ik alles doe om te winnen. Dat doe ik ook. En dat blijf ik doen. We gaan winnen.'

'Hoe kun je dat in godsnaam zeggen?' blaas ik, een ballon die leegloopt. Het plafond is overdadig bewerkt, Italiaans ontwerp, vermoed ik. Mijn vraag is retorisch. Er is weinig dat mijn advocaat nu tegen me kan zeggen.

'Als dit voorbij is, ga ik weg, Jon.'

Ik kijk achterom naar mijn advocaat. Die opmerking had ik niet verwacht.

'Ik neem ontslag en verhuis naar een andere stad.'

'Wanneer heb je dat besloten?'

Hij haalt zijn schouders op. 'Weet ik niet. Ik liep er al een tijd over te denken.'

'Waar ga je heen? En wat ga je doen?'

'Weet ik niet. In ieder geval weg uit de grote stad. Misschien kan ik ergens voor het OM gaan werken. Ik weet het nog niet.'

'Ik heb je misschien nog nodig.'

'Waarvoor? Voor een hoger beroep? Jij wordt niet veroordeeld, Jon. We gaan winnen.'

'Waarom ga je dan weg? Als je wint, word je beroemd.'

'Ze zullen mijn naam door de modder halen. Ik ben de man die Lang Trotter ten val heeft gebracht, of het in ieder geval heeft geprobeerd. Wie wil mij dan nog hebben?'

'Doe niet zo naïef. Alle strafpleiters willen je hebben. Vanavond word je genoemd bij CNN en in de Times  en de WallStreet Journal.  Je wordt een beroemdheid.'

'Dat is niet mijn stijl.' Bennett glimlacht stilletjes. 'Het is misschien wel een beetje een vreemd tijdstip om het je te vertellen. Maar ik vind dat je het moet weten. Ik wil ook dat je weet dat ik overtuigd ben van je onschuld: je hebt Gina Mason niet gedood. Dat geloof ik echt.'

'O, nou, bedankt.'

'En ik beloof je dat we gaan winnen.'

Ik kom overeind van de pianokruk en ga op de bank naast mijn advocaat zitten. 'Voor we afscheid nemen, kunnen we misschien nog wat aan mijn ondervraging doen. Ik dacht dat ik nu aan de beurt was.'

Bennett knikt en haalt wat papieren uit zijn tas. 'Het eerste wat ik je ga vragen is of je Dale Garrison hebt vermoord. Wat is het antwoord?'

'Nee, ik heb Dale Garrison niet vermoord. En dan draai ik me om naar de rechter en herhaal dat. En dan zeg ik tegen de rechter: "Edelachtbare, ik zweer bij God dat ik het niet heb gedaan.'" Bennett grinnikt. Dat laatste was mijn idee. Eerst was hij er niet weg van, maar zijn uitgangspunt is dat het naturel moet zijn, dus ging hij ermee akkoord.

'We zijn zover, Jon,' zegt hij. 'We hebben het al wel honderd keer doorgenomen.'

'Goed,' zeg ik, 'je hebt gelijk.'

Bennett staart voor zich uit. 'Zal ik je eens wat vertellen, Jon?

Jij bent denk ik de beste vriend die ik ooit heb gehad.' Hij kijkt me aan. 'Dat zal je waarschijnlijk verbazen. Mij verbaast het in ieder geval wel. In het begin mocht ik je niet eens.'

Ik kijk hem even aan. Een vreemd moment om zoiets te zeggen, maar de grote spanningen van het proces hebben ook bij mij meerdere onvermoede emoties naar boven gehaald. En ik ben hem dankbaar voor het uiten van zijn gevoelens, ook al heb ik op dit moment meer behoefte aan een advocaat dan aan een vriend.

Ik kijk op mijn horloge, de duivelse wijzers die snel het eind van het uur schorsing naderen. Over een kwartier al is het tijd om naar de rechtszaal te gaan en rechter Nicole Bridges van mijn onschuld te overtuigen.

Zevenenvijftig

Bennett zit gebogen over zijn aantekeningen als Grant Tully zijn plaats in de getuigenbank inneemt. De rechter herinnert hem eraan dat hij nog onder ede staat.

'Klaar?' vraag ik aan Ben.

Hij kijkt me aan. Hij glimlacht niet, doet geen pogingen me gerust te stellen. Hij maakt een gekwelde indruk, zijn gezicht staat strak en ernstig, zijn ogen zijn rood en waterig. Hij laat het dossier open liggen, staat weer op en richt zijn blik op senator Tully.

'Senator, vanmorgen heeft mevrouw Johannsen u gevraagd of u heel zeker wist dat u het memorandum van Dale Garrison op vier augustus hebt ontvangen. Het memo over de verzoekschriften van meneer Trotter.'

'Ja.'

'U hebt toen gezegd dat u zich uitdrukkelijk herinnerde dat u het memo op vier augustus had ontvangen.'

'Ja.'

'U herinnert zich dat door de verjaarskaart die Dale Garrison meestuurde.'

'Dat is juist. Omdat hij zo vroeg was. Het was de eerste verjaarskaart die ik kreeg.'

'En u herinnert zich dat ik u de verjaarskaart overhandigde.'

'Ja, dat klopt. Ik denk dat dat was omdat jij en Jon het pakje van Dale hadden geopend en daarin de kaart hadden aangetroffen.'

'Inderdaad,' zegt Ben. 'En ik meen dat ik de kaart per ongeluk heb geopend voor ik me realiseerde dat die voor u was.'

'Dat zal wel kloppen,' zegt de senator. 'De meeste post is geopend voor ik die te zien krijg. Alhoewel het meestal mijn secretaresse en niet mijn juridisch adviseur is die hem opent. Dat staat niet in je taakomschrijving.'

Een zacht gegrinnik op de publieke tribune. De senator lijkt nu meer op zijn gemak. Ik snap niet dat hij er zo goed uitziet, na wat er vandaag tijdens het proces aan het licht is gekomen. Ikdenk dat hij het hele lunchuur heeft gebeld met Don Grier, zijnperschef, om er een draai aan te geven.

Ben glimlacht niet eens. 'Senator, herinnert u zich dat me-vrouw Johannsen u vanochtend heeft gevraagd of u heel zekerwist dat Langdon Trotter deze chantagebrief aan Jon heeft ge-stuurd?'

'Dat herinner ik me, ja.'

'En u zei dat u dat niet met zekerheid kon zeggen.'

'Dat klopt.'

Ben loopt naar Grant toe en geeft hem een kopie van debrief. 'Ik meen dat u ons erop wees dat we niet eens weten aanwie de brief refereert.'

'Ik geloof dat dat juist is.'

Ben tuurt naar zijn kopie van de brief. Ik haal er een tussenBens aantekeningen vandaan en doe hetzelfde.

Ik vermoed dat ik de allerlaatste ben die het geheim nog kent dat niemand kent. Ik denk dat $250.000 voldoende is. Een maand moet tijd genoeg zijn. Ik neem niet aan dat het je bron van inkomsten is, maar ik stel me voor dat als er iemand is die een manier weet om geld aan de campagnekas te ontfutselen, jij dat zal zijn. Ik zou natuurlijk altijd nog gewoon met de senator kunnen gaan praten. Wil je dat? Eén maand. Probeer niet hierover met me in contact te komen. Alle contacten zullen van mij uitgaan.

'In feite,' zegt Ben, 'refereert de brief aan "de senator". Er staatniet "Grant Tully", wel?'

'Nee, dat staat er niet.' Grant legt de brief neer en kijkt Ben-nett aan.

'Hoeveel senatoren telt deze staat momenteel?'

'Achtendertig.'

'Deze brief kan dus ook aan een van die andere senatoren re-fereren.'

'Ja, natuurlijk.'

Bennett gaat bij zijn tafel weg en loopt achter de lessenaarheen en weer. 'In feite zou de brief zelfs kunnen refereren aaneen gepensioneerde senator, nietwaar?'

'Die mogelijkheid bestaat.'

'Gepensioneerde senatoren worden vaak nog aangesprokenmet "senator", dacht ik.'

Grant Tully wacht even. Zijn ogen richten zich op mij, vervol-gens op Ben. 'Ja, dat is zo.'

'Deze brief zou dus ook aan elk van hen kunnen refereren.'

'Dat lijkt me wel.'

Mijn blik gaat naar de documenten aan Bennetts kant van de tafel. Nu hij de kopie van de chantagebrief heeft weggehaald, is het bovenste document van de stapel het memorandum dat Cal Reedy voor ons heeft gemaakt, de samenvatting van Lyle Cosgroves levensloop. Geen jeugdstrafblad gevonden. Rijbewijs ingetrokken op 18-12-78 als gevolg van veroordelingen wegens rijden onder invloed op 24-02-78,29-08-78 en een derde aanhouding op 04-11-78. Heeft vonnis niet aangevochten. Heeft ingestemd met ontneming van rijbevoegdheid voor de duur van vijfjaar.

Gearresteerd wegens aanranding op 19-06-81. Heeft schuld bekend. Heeft celstraf in normaal beveiligde gevangenis uitgezeten.

Op 15-04-88 gearresteerd wegens gewapende overval. Veroordeeld op 28-08-88. Heeft twaalf jaar gezeten, voorwaardelijk vrijgelaten op 22-07-00. Bennett heeft een veroordeling in de eerste alinea omcirkeld: Heeft ingestemd met ontneming van rijbevoegdheid voor deduur van vijfjaar.

Mijn hoofd veert omhoog naar Bennett Carey.

'Uw vader is een gepensioneerd senator, nietwaar, senator?'

'Neemt u me niet kwalijk, edelachtbare.' Ik ben overeind gesprongen. 'Mag ik even met mijn advocaat overleggen?'

'Natuurlijk.'

Bennett kijkt me even vragend aan maar komt uiteindelijk naar me toe.

'Waar ben je in godsnaam mee bezig?' fluister ik. 'Ga zitten.'

'Ik probeer duidelijk te maken dat deze brief kan refereren aan...'

'Ik weet wat je probeert, Ben. Dat weet iedereen. Hou ermee op. Ga zitten.'

'Ga zelf zitten. Heb vertrouwen in je advocaat.' Hij loopt bij me vandaan en gaat weer naar de jurybank. Hij kijkt nog even achterom naar mij, de man die doelloos midden in de rechtszaal staat. Ten slotte ga ik maar weer zitten.

'Senator?' vraagt Ben.

'Ja, meneer Carey, mijn vader is een voormalig senator.'

'En hij wordt aangesproken met "senator", nietwaar?'

'Dat is zo, ja.'

'Dat betekent dus' - Bennett stoot een lach uit - 'dat deze brief kan hebben gerefereerd aan uw vader.'

De senator glimlacht, maar niet met de bedoeling aardig te zijn. 'In theorie wel, denk ik.'

'Wat ik bedoel is dat deze brief refereert aan een geheim dat ü voor hém zou hebben.'

'Ik heb geen geheimen voor mijn vader,' zegt Grant.

'Dat zal best. Maar waar het om gaat, is dat deze brief aan u geschreven had kunnen zijn. Ja toch, senator? Met het dreigement een geheim openbaar te maken waarvan u niet wilde dat uw vader het te weten kwam.'

Ik spring weer overeind. 'Edelachtbare, ik wil dat deze ondervraging wordt beëindigd. Wij zijn klaar. Ik geef mijn advocaat geen toestemming om door te gaan.'

De wenkbrauwen van de rechter gaan omhoog. Ze kijkt van mij naar mijn advocaat en weer terug. 'Meneer Carey?'

'Ik ben nog niet klaar, edelachtbare.'

'Misschien willen u en uw cliënt even tijd voor overleg.'

'Best.' Ben haalt zijn schouders op en komt weer naar me toe. Ik trek hem dichterbij en fluister in zijn oor: 'Waar ben je verdomme mee bezig?'

'Ik verdedig mijn cliënt.'

'Dat heb je al gedaan, Ben. Ga zitten.'

'Je wilde dat ik alles zou doen wat in mijn vermogen lag,'

fluistert hij scherp. 'En daar ben ik mee -'

'Niet zo,' zeg ik.

'En waarom niet, Jon? Waar ben je bang voor?'

Ik schud aan zijn arm. 'Ga zitten!'

Hij komt dichterbij, zo dichtbij dat hij mijn oor bijna kust.

'Als je me recht in de ogen kunt kijken en me zegt dat het nooit in je is opgekomen... als je me recht in de ogen kunt kijken en zweren en zeggen dat... dan ga ik zitten.' Hij doet een stap achteruit en kijkt me strak aan. Ik ben sprakeloos. Mijn hart gaat als een razende tekeer, mijn oren suizen, mijn bloed bonst luidkeels door mijn aderen. Geluiden die uit mijn hele wezen komen, behalve uit mijn mond. Alsof ik de man op een halve meter afstand nog nooit eerder heb gezien. Zijn blik is meer dan intens, haast verbitterd. Hij zegt niets maar zijn borst zwoegt. Er zigzagt een zweetspoortje onder zijn haar vandaan.

'Dat dacht ik al,' zegt hij.

'Zijn we zover, raadsman?' vraagt de rechter.

Ben richt zich niet tot het hof. Hij zegt het tegen mij. 'Ik denk het wel, edelachtbare.'

Ik ga weer zitten, meer als reactie op mijn knikkende knieën dan omdat ik het ermee eens ben.

Mijn verdediger kuiert de rechtszaal door, met zijn handen op zijn rug. 'Senator, volgens mij waren we gebleven bij de constatering dat deze chantagebrief kon zijn gericht aan uw adres, met als dreigement dat uw vader - de senator - een geheim zou worden meegedeeld. Klopt dat?'

'Daar was u inderdaad gebleven, meneer Carey. Ik neem aan dat u het voorbeeld puur als speculatie hebt bedoeld. Want het is beslist niet waar.' De senator heeft een kleur gekregen, maar naar mijn idee meer van woede dan van angst. Hij keert zich naar mij, maar ik kijk even weg, richt mijn strakke blik dan weer op hem. Onze ogen maken contact op het moment dat de volgende vraag komt.

'U hebt toch toegang tot de campagnekas, senator?'

'Nee, niet rechtstreeks, nee.'

'Maar u zegt toch tegen uw mensen wanneer en waaraan ze geld moeten geven?'

'Daar heb ik natuurlijk wel iets over te zeggen, ja.'

'Goed, laten we het dan eens hebben over uw vader, de "senator". Wat was, voorzover u wist, het inzicht dat uw vader in 1979 had in de aan u toegeschreven verkrachting en moord?'

'Zijn inzicht? Ik begrijp niet wat u bedoelt.'

'Dacht uw vader dat Jon de verkrachting en de moord had gepleegd?'

'Ik vermoed van niet. Dat moet u hem maar vragen.'

'En in hoeverre wist uw vader, voorzover u weet, van uw betrokkenheid?'

De senator kruipt wat in zijn schulp. Hij wacht even om zeker te weten dat hij de vraag goed heeft gehoord. 'Mijn betrokkenheid?'

'Ja, dat is mijn vraag aan u.'

'Ik was er op geen enkele manier bij betrokken. Ik ben naar huis gegaan.'

'En dat hebt u ook tegen uw vader gezegd, niet?'

'Ja, natuurlijk.' Grant kijkt mij aan.

'Dus uw vader dacht dat u niets te maken had met wat deze jonge vrouw is overkomen.'

'Ik had niets met de dood van die vrouw te maken.'

'En dat was ook wat uw vader dacht.'

'Protest.' Erica Johannsen staat op. Het is niet het eerste protest dat ze had kunnen laten horen. Ze is niet echt alert. 'Protest. Vraagt om specualtie.'

'Toegewezen.'

'Senator?' vraagt Ben. 'Hebt u uw vader niet verteld dat u niets met de dood van het meisje te maken had?'

Die vraag is al gesteld. Bennett is niet de perfecte ondervrager die ik gewend ben. Hij mist zijn gebruikelijke raffinement. Er is een levendigheid in hem, een emotionaliteit die ik helemaal niet ken van mijn advocaat.

'Natuurlijk heb ik tegen mijn vader gezegd dat ik niets met de dood van die vrouw te maken had,' zegt Grant. 'Dat heb ik net gezegd.'

'Maar Dale Garrison' - Bennett zwaait met zijn vinger en hij gaat steeds harder praten - 'Dale wist wel beter.'

'Ik heb geen idee wat je bedoelt, Bennett.'

'Ik neem u mee naar 1979, senator.' Ben loopt op Grant toe.

'Met wie bent u van het feest weggegaan?'

'Ik ben weggegaan met - met Riek.'

'Echt waar?' Bennett trekt een duidelijk verbaasd gezicht. Het is theater, een toneelstukje voor de rechtszaal. 'Heeft Riek u thuisgebracht?'

'Jazeker.'

'En Lyle heeft Jon later in zijn auto thuisgebracht?'

'Ik kan niet met zekerheid zeggen wat er met hen is gebeurd.'

'Maar dat was toch het verhaal, senator? De afspraak. Jon ging met Lyle Cosgrove mee, en u en Riek zijn ook samen vertrokken.'

De officier protesteert. De rechter kent het protest toe. Ik merk dat ik verwoed over mijn voorhoofd zit te wrijven en naar de tafel staar, een decimeter voor mijn gezicht.

'Weet u zeker, senator, dat Riek u heeft thuisgebracht?'

'Ja, dat weet ik zeker.'

'Een rit van zeker drie kwartier, nietwaar?' Ben wappert met zijn hand. 'U moest via de interstate, nietwaar?'

'Dat lijkt me welja.' Grant heeft een kleur gekregen. Hij had dit van Bennett niet verwacht, maar ziet nu waar hij op aanstuurt.

'U bent met uw eigen auto gegaan,' zegt Ben. 'U bent toch met uw eigen auto naar dat feest in Summit County gereden? U

en Jon?'

Grant gaat verzitten. 'Ja.'

'Als Riek u met uw auto heeft thuisgebracht, hoe is hij dan zelf thuisgekomen? Is hij naar Summit County teruggelift?'

Grant haalt vragend zijn schouders op. Hij antwoordt onzeker. 'Dat zou ik niet kunnen zeggen.'

'En nog iets, senator.' Ben loopt de rechtszaal door, blijft dan staan. 'Hoe zou u reageren als ik u vertel dat Lyle op dat moment helemaal geen auto had?'

Onwillekeurig gaan mijn ogen weer naar het memo over Lyle Cosgrove.

Heeft ingestemd met ontneming van rijbevoegdheid voor deduur van vijfjaar.

'Protest,' zegt de officier. 'Aanname van feiten buiten het bewijsmateriaal. Vraagt om speculatie.'

'Toegekend,' zegt de rechter zonder veel overtuiging.

'Was het u niet bekend, senator, dat Lyle Cosgroves rijbewijs in 1978 was ingetrokken? Een ontneming van vijfjaar.'

'Nee, dat feit was mij niet bekend, meneer Carey.'

'Hoe is Jon die avond dan thuisgekomen, senator? Hoe is Jon bij Gina thuisgekomen?'

'Protest.'

'Toegewezen,' zegt de rechter snel.

Bennett heft zijn handen op en laat ze langs zijn lichaam vallen. Hij staart naar de getuige die alles in het werk stelt om zijn paniek te bedwingen. Hij wacht tot het drama zich zal voltrekken, tot de onverwachte vraag komt. Ik zou de vraag zelf kunnen stellen.

'De waarheid is dat u zelf die nacht ook naar Gina's huis bent gegaan. Waar of niet?'

'Wat?' zegt Grant terwijl hij overeind komt. Hij keert zich naar de rechter. 'Edelachtbare, dit is niet eerlijk. Ik wist niet dat -' Hij schudt zijn hoofd en zakt weer terug op zijn stoel. Hij wist niet dat het verhoor zo zou verlopen, wilde hij gaan zeggen. Hij wist niet dat een bevriende advocaat, een van zijn werknemers, de zaak een voor hem ongunstige wending zou geven. Maar Grant begrijpt heel goed dat dat geen reden is om te weigeren antwoord te geven. En op het moment dat hij zich beroept op zijn zwijgrecht, is hij morgen voorpaginanieuws. Hij zit in de val in de getuigenbank. En opeens merk ik dat ik niet bereid ben om hem te hulp te komen.

'Nee, het is absoluut niet zo dat ik naar haar huis ben gegaan.'

Grant werpt een blik in mijn richting. Ik heb geen idee van de gelaatsuitdrukking waarmee ik terugkijk. Ik heb nergens meer enig idee van.

'Riek heeft Jon gebracht, nietwaar? En u en Lyle reden achter hen aan. Zo is het toch gegaan?'

'Nee, meneer Carey.'

Bennett loopt op de getuige af. 'U en Riek zijn ook bij Gina op de kamer geweest.'

'Nee, meneer. Daar klopt helemaal niets van. Dit is' - hij kijkt op naar de rechter - 'dit is belachelijk.'

'O, u liet Jon eerst zijn gang gaan. Een van u ging hem ophalen en vond hem bij Gina in de kamer, helemaal buiten westen. En een van u heeft hem door het raam naar buiten gesjord, niet?'

'Ik weet niet waar je het over hebt. Ik ben naar huis gegaan.'

Grant slaat met zijn vuist op de balustrade.

Ben gaat verder. 'Toen Jon klaar was, was het de beurt aan een ander.' Hij draait zich weer naar Grant. 'Wie was de volgende, senator? U? Riek?'

'Ik hoef hier niet naar te luisteren. Ik hoef dit niet te nemen.'

'Moet u horen, senator, als u iets te verbergen hebt...' Bennett wendt zich tot de rechter. 'Ik denk, edelachtbare, dat we senator Tully moeten wijzen op het recht geen beschuldigingen tegen zichzelf in te brengen.' En daarna weer tegen Grant: 'Wilt u gebruikmaken van uw zwijgrecht?'

'Daar maak ik geen gebruik van,' zegt Grant. 'Ik heb niets te verbergen.'

'Goed. Riek was de volgende, nietwaar?' vraagt Ben. 'En gaandeweg ging het er toen misschien een beetje ruig aan toe, nietwaar? En Gina ging dood.'

Grant neemt even de tijd om zichzelf onder controle te krijgen. Hij gaat zijn keuzemogelijkheden na en komt tot dezelfde conclusie als ik: hij kan geen kant op. 'Daar weet ik niets van.'

'Maar Jon' - Ben zwaait met zijn vinger in mijn richting - 'Jon lag buiten westen in de auto. Hij had de grootste moeite om door het raam van Gina's kamer naar buiten te komen.'

'Nogmaals, ik weet van niets.'

'En dus was Jon de pineut.' Bennett loopt bij Grant vandaan, richt zich tot de hele rechtszaal. 'De zoon van een senator kan niet bij zoiets betrokken zijn. Dus laat u Lyle verklaren dat hij daar met Jon was.'

'Nee.'

'U en Riek hadden seks met Gina, dus u tweeën moest erbuiten blijven. Wat Lyle betreft bestonden er geen bezwarende bewijzen, dus u koppelde hem aan Jon.'

'Nee, nee.'

'Hoe ging dat?' vraagt Ben. 'Hebt u Lyle betaald? Heeft Riek hem voor de rest van zijn leven gratis cocaïne beloofd?'

'Protest. Edelachtbare...'

'Toegewezen.'

Bennett is maar voor even tot zwijgen gebracht. 'U hebt het plan nog dezelfde nacht gemaakt,' zegt hij. 'Daar zaten jullie dan, Lyle en Riek en u, en een slapende Jon in de auto, en een dood meisje. U zegt tegen Lyle dat hij moet zeggen dat hij buiten voor het huis stond - alleen maar stond, verder niets - en dat het verhaal verder wordt dat Grant Tully en maat Riek naar huis zijn gegaan. Gewoon, naar huis.'

'Daar klopt helemaal niets van.' De ogen van de senator schieten mijn kant op, maar maken niet echt contact.

'In feite heeft de politie zelfs nooit iets over Riek gehoord. Of wel?'

'Ik zou het niet weten.'

'Daar hebt u wel voor gezorgd, nietwaar, senator? Want Riek betekende cocaïne, en daar moest u verre van blijven. En daarna hebt u aan alle politieke touwtjes getrokken die u kon vinden. U zorgde ervoor dat de lijkschouwer een niet-definitieve conclusie trok. U zorgde ervoor dat de aanklager de zaak niet al te zwaar opvatte. U schoof uw beste vriend de zaak in de schoenen maar zorgde er wel voor dat hij vrijuit ging.' Bennett wijst naar mij. 'U liet hem geloven dat hij iets slechts had gedaan. Uw beste vriend.'

Grant slikt zichtbaar. De officier staat op en protesteert tegen de samengestelde vraag, tegen het feit dat Bennett Carey toespraken staat af te steken. De rechter wijst het toe. Er valt een stilte in de rechtszaal.

Grant is de eerste die het woord neemt. Eerst schraapt hij zijn keel. 'Suggereert u dat uw cliënt bij dat proces meineed heeft gepleegd, bij dat vooronderzoek? Jon heeft verklaard dat hij naar het huis van die vrouw is gegaan, dat hij haar ten afscheid heeft gekust, dat hij bij Lyle in de auto is gestapt en is weggegaan. En dat ik nergens te zien was.'

'Ik suggereer dat mijn cliënt zich van die nacht niets anders heeft herinnerd dan dat hij bij Gina in de kamer is geweest en seks met haar heeft gehad. Ik suggereer dat de rest hem is ingegeven door u en de mensen die voor u werkten.'

'Protest.'

'Toegewezen.'

Bennett knikt. 'U hebt Dale Garrison er in 1979 op uitgestuurd om Lyle Cosgrove hetzelfde te laten vertellen als u. Hij moest u en Riek buiten schot houden en Jon van verdenking vrijpleiten.'

'Nee, meneer.'

'En dat is het "geheim dat niemand kent", nietwaar, senator?

Dale Garrison kende het. Lyle heeft hem verteld hoe het in werkelijkheid is gegaan, onder de mantel van de geheimhoudingsplicht van de advocaat in relatie tot zijn cliënt. Dale wist dat Lyles verklaring tegenover de aanklager larie was. Hij wist dat u betrokken was bij Gina's dood.'

'Nee, meneer Carey. Helemaal niet.'

'Dale Garrison dreigde uw vader - de senator - de waarheid te vertellen. Zo is het toch, senator Tully?'

'Het slaat nergens op,' zegt Grant hoofdschuddend, bijna afwezig, murw van alle beschuldigingen.

'U hebt Lyle Cosgrove het vuile werk laten opknappen.'

'Ik ken hem niet eens.'

'Hij en u kenden elkaar al heel lang, hè? U ging in 1979 al samen met hem naar feestjes.'

'Ik heb Lyle daarna nooit meer gezien.'

'Maar u bent hem wel blijven volgen. U wist dat hij uit de gevangenis was. U hebt hem geld gegeven om Dale Garrison, de man die u chanteerde, te vermoorden.'

'Nee, dat is niet waar. 'Grant kijkt op naar de rechter. 'Ik... edelachtbare, ik weet niet wat ik hierop moet zeggen.'

'Of misschien was het anders. Misschien wilde u Jon die moord in de schoenen schuiven.'

'Je zit er helemaal, maar dan ook helemaal naast, Bennett.'

Bennett wacht even, gaat dan naast de balustrade van het juryvak staan. 'Dale Garrison heeft die chantagebrief meegestuurd in de verjaarskaart die bij dat juridische memorandum zat. Ja toch? In dezelfde koeriersenvelop.'

'Ik heb geen chantagebrief gezien.'

'Maar u hebt een verjaarskaart gehad. Ik heb hem nog aan u gegeven.'

'Ik herinner me dat Dale me een verjaarskaart heeft gestuurd. Dat heb ik uit vrije wil verklaard.'

Grant verklaarde dat uit vrije wil omdat het de datum vastlegde waarop Dale hem het memo over de troefkaart had gestuurd. Het zorgde voor een ruim tijdsbestek waarin Dale de gelegenheid had om Lang Trotter te chanteren. Bennett benadrukte tegenover de senator de noodzaak heel duidelijk over die datum te zijn.

Grant Tully is in de hinderlaag gelopen.

'Dat klopt,' zegt Bennett. 'En de verjaarskaart was al geopend, zoals u zei. Ik had hem per ongeluk geopend omdat hij in hetzelfde pakje zat als het memo, tot ik me realiseerde dat het een verjaarskaart was die aan u persoonlijk was gericht. Toen heb ik hem aan u gegeven.'

Grant schudt het hoofd. Het moet hem zo langzamerhand wel duizelen. En dan is hij niet de enige.

'En u vroeg zich af of ik de kaart had geopend en de brief die erin zat had gelezen.'

'Er zat helemaal geen brief in. Daar herinner ik me niets van.'

'Daarmee werd ik ook een bedreiging,' zegt Ben. 'Dus stuurde u een ander maatje uit 1979 - Brian O'Shea - op me af om me te vermoorden.'

'Wat?!'

'U weet toch nog wel dat er bij me is ingebroken?'

'Ja, dat weet ik nog.'

'En dat de inbreker Brian O'Shea heette?'

'Ja, dat heb ik gehoord.'

'Brian O'Shea,' zegt Ben nogmaals. 'Riek. "Riek" O'Shea. Ricochet. Zijn bijnaam.'

'Ik heb geen idee waar je het over hebt.'

'Herinnert u zich Riek niet meer, senator? Uw drugsdealer uit 1979?'

'Dat is krankzinnig. Dat is smaad. Daar is niets van waar.' Die laatste opmerking is gericht tot de pers op de tribune.

'U dacht dat ik de chantagebrief misschien had gezien. U kon me niet als een tijdbom vrij laten rondlopen, nietwaar, senator?'

'Dit is -' Grant komt overeind. 'Dit is belachelijk en dat weet je. Je verzint maar wat.'

'U hebt mensen op wie u kon vertrouwen het vuile werk laten doen,' zegt Ben. 'Mensen die hun waarde hadden bewezen door u in 1979 te dekken. Lyle Cosgrove vermoordt Dale Garrison, O'Shea had mij moeten vermoorden. En om ervoor te zorgen dat er niets van boven water komt, laadt u de verdenking op uw topadviseur, Jonathan Soliday, een man die u trouw heeft gediend. Als er iets in uw richting zou wijzen, zou hij u beschermen.'

'Dat heb ik niet gedaan.' Grant kijkt mij aan, niet Bennett.

'Dat zou ik nooit hebben gedaan.'

'U hebt Gina Mason verkracht,' zegt Ben. 'U hebt haar vermoord.'

'Nee.'

'Nee?' doet Ben hem na. 'Ze wilde door drie knapen worden verkracht en gewurgd?'

'Daar had ik niets mee te maken.'

'Dat is wat uw vader geloofde. Dat is wat Jon Soliday al die jaren heeft geloofd. En u moest dat geloof instandhouden.'

'Mijn vader geloofde het omdat het waar was.'

'U weet dat Lyle Cosgrove dood is. Ja toch, senator?'

De verandering van onderwerp zorgt voor wat lucht, maar slechts voor even. 'Dat heb ik gehoord.'

'Hebt u ook "gehoord", senator, dat de politie een verzegelde envelop heeft gevonden met daarin een damesonderbroekje?'

'Ik - Nee, dat wist ik niet.' De senator krabt aan zijn gezicht.

'Zullen we wedden van wie die onderbroek is?'

'Pro - protest.' Erica Johannsen komt langzaam overeind. Ze is verbijsterd, net als iedereen. Ze heeft de ene na de andere ongeoorloofde vraag toegelaten doordat ze zich heeft laten meesleuren door deze lawine.

'Zou er nog DNA in dat slipje zitten, senator?'

'Zo is het genoeg, meneer Carey,' zegt de rechter. 'Ik wijs dat protest toe.'

Bennett kijkt de senator een hele tijd strak aan. Hij probeert oogcontact met Grant te maken, maar die kijkt zijn kant niet op.

'Ik ben klaar met de getuige,' kondigt hij aan.

Bennett Carey blijft moeizaam ademend in de rechtszaal staan terwijl de zitting tot de volgende dag wordt verdaagd. De senator roept nog steeds ontkenningen en zegt boos dat hij in een hinderlaag is gelokt.

Langzaam komt mijn verdediger terug naar onze tafel. Met precieze gebaren legt hij de chantagebrief boven op de stapel documenten voor hem en terwijl ik naar de tafel blijf staren, richt hij het woord tot mij.

'Nu zijn we klaar,' zegt hij.

Achtenvijftig

Rampspoed alom. De officier tolt om haar as en wenkt haar assistenten dichterbij. Grant Tully is eindelijk klaar met afgeven op de 'belachelijke' suggesties tegen een stenografe die is gestopt met typen, tegen een rechter die niet meer op haar plaats zit; hij marcheert zonder een blik in mijn richting de getuigenbank uit en ploegt zich door een kudde smullende reporters. De gerechtsdienaar hobbelt naar de meute en probeert tevergeefs de regel te handhaven dat de pers in de rechtszaal geen vragen mag stellen. De pers bombardeert de senator met vragen en zelfs ik krijg er een paar naar mijn hoofd. Anderen in de meute die niet bij de pers horen, bespreken het spektakel onder elkaar. Binnen een kwartier is het allemaal afgelopen. Dat komt waarschijnlijk doordat de senator zich een weg door de meute heeft weten te banen en het verder duidelijk is dat Bennett noch ik zal praten en de reporters dus weinig heil zien in een langer verblijf in de rechtszaal. Het is net als in zo'n oude film waarin de reporters naar de telefooncellen rennen om het nieuws door te bellen, alleen doen ze het nu per gsm en e-mail. Ik kijk naar Bennett. Het komt in golven nu, het besef, de verheldering van het beeld, achteraf zo voor de hand liggend en zo overdonderend dat ik naar adem hap.

'Ik denk dat ik het nooit heb willen zien,' zeg ik.

'Het had geen zin om er eerder mee aan te komen,' zegt Ben.

'Je zou me geen toestemming hebben gegeven om hem aan te pakken.'

'Goed werk,' zeg ik. 'En dat heb je allemaal geconcludeerd uit de intrekking van het rijbewijs.'

Bennett harkt zijn papieren bij elkaar. 'Ik wist dat je geen aandeel had gehad in de dood van het meisje. En ik wist dat Tully ertoe in staat was. Je hebt altijd een zwak voor die vent gehad.'

Ik knik. 'Ja, dat scheelt. Uiteindelijk scheelde het alles. Het zorgde voor een mooi, afgehecht verhaal.'

Bennett laat telkens een handvol papieren op de tafel stoten om er nette stapels van te maken. 'Dat kan ik me voorstellen.'

Een hoopvolle verslaggever steekt zijn hoofd om de deur maar ik schud zwijgend het hoofd en hij verdwijnt.

'Mooi werk,' zeg ik nog eens. 'We hebben gerede twijfel.' Ik steek hem mijn hand toe. 'Goede reis, waar je ook naartoe gaat.'

Bennett is bezig de papieren in zijn koffertje te proppen, maar houdt daarmee op. Hij kijkt op.

Ik laat mijn ongeschudde hand op tafel vallen. 'Ik ga ervan uit dat dat afscheid nemen van het hof zonet met onmiddellijke ingang gold.'

'Hè?' Bennett Carey komt overeind. Hij kijkt me even taxerend aan, met een heldere, intense blik. Hij is zich plotseling bewust van de ruimte. Hoezeer hij ook zijn best doet, een zekere gejaagdheid in zijn onrustige blik kan hij niet onderdrukken. Zijn vinger draait in een cirkeltje. Een verwarde grimas. 'Jon, we moeten nog een dag of twee.'

'Wegwezen,' zeg ik.

Zijn trekken verharden zich, zijn ogen zoeken met een kinderlijke nieuwsgierigheid mijn gezicht af.

'Ik word niet veroordeeld,' zeg ik. 'Dat weten we allebei. Dat dossier uit 1979 komt binnen hooguit één dag boven water. Dan hebben ze alles door.'

Bennett knikt langzaam, verward.

'Alles, Ben.'

Mijn raadsman slikt zichtbaar. Hij schijnt niet te begrijpen wat ik bedoel.

'Zoals het nu gaat,' vervolg ik, 'krijgt iedereen wat hij verdient. Garrison is dood. Lyle en Riek zijn dood. Grant Tully's ambities zijn de grond in geboord. En ik?' Ik haal mijn schouders op. 'Ik heb het een paar keer in mijn broek gedaan.' Ik steek een hand op. 'En niet geheel onverdiend. Ook ik heb iets afschuwelijks gedaan, al heb ik haar niet vermoord. Het heeft me altijd dwarsgezeten, Ben. Maar ik heb er een tijd niets mee gedaan. Dat gebeurt me niet nog eens. Ik zal nooit vergeten wat ik heb gedaan.'

Ben zegt niets, maar staart alleen naar de lege plaats van de rechter.

'Voor mij is het belangrijk dat je dat weet, Bennett.'

Bij die woorden kijkt mijn advocaat me aan. Er ligt een glans over zijn ogen, het eerste teken van kwetsbaarheid dat hij me ooit heeft laten zien. Zijn mond gaat open, maar zijn reactie krijgt geen stem, hij knikt alleen even. Ik verwacht niets meer van hem, kan ook niets meer verwachten.

'Maak dus maar dat je wegkomt,' zeg ik. 'Voor ze uitvogelen wie de broer van Gina Mason is.'

William Bennett Carey denkt even na over mijn waarschuwing, zonder zich er zo te zien al te druk om te maken. Hij steekt zijn hand in de binnenzak van zijn jasje en haalt er een geluidsbandje uit dat hij voor me op tafel legt.

'Dat lijkt me een goed idee,' zeg ik. 'En schiet nou maar op.'

Bennetts gelaatstrekken verzachten zich, krijgen iets vredigs. Hij staat op en recht zijn rug. Hij wil weer iets gaan zeggen maar kan opnieuw de woorden niet vinden. Maar ik lees ze van zijn gezicht af. Niets brengt haar terug of laat de pijn verdwijnen, maar er is in ieder geval een rudimentair soort genoegdoening. Hij wil me een hand gaan geven, maar beseft hoe ongepast dat is. In plaats daarvan kijkt hij me een tijd aan - strakker en wereldwijzer maar in veel opzichten niet veel anders dan twintig jaar geleden - alvorens zijn koffertje te pakken en stilletjes de rechtszaal te verlaten.