JUNI 1979

Dertien

Grant Tully's sportieve nieuwe hatchback glijdt over de interstate. Hij trommelt op het stuur mee met het nummer op de radio, hij zingt onbevreesd mee terwijl de wind van een midzomeravond met zijn haar speelt. Het doet me aan Shakespeare denken en het feit dat ik die nooit meer hoef te lezen.

'Kalm aan, Tru,' zeg ik. 'Ze geven je een bon, net als ieder ander.' Ik zeg dat omdat Grant Truman Tully - Tru voor iedereen die hem kent - de zoon is van senator Simon Tully, een politiek zwaargewicht, een uiterst belangrijk man in onze gemeenschap. Tru heeft meer dan eens gebruikgemaakt van die familierelatie, maar op de interstate patrouilleert de staatspolitie, niet de plaatselijke, en voor hen is hij een gemakkelijke prooi. Niet dat dat Tru weerhoudt. Ik mag wel zeggen dat niets Tru ooit ergens van heeft weerhouden. Een typisch onbevreesde tiener met alle antwoorden maar geen van de vragen.

'Verdomme, vertel nou waar we heen gaan,' zeg ik. Tru en ik hebben net eindexamen gedaan. Het duurt nog drie maanden voor we naar de universiteit gaan - Truman naar een Ivy League-universiteit, ik naar de staatsuniversiteit. De eerste taak als je geslaagd bent, is zoveel mogelijk feesten af te lopen. In onze stad is vanavond een knalfuif, maar Tru heeft me overgehaald om naar een andere staat te gaan, drie kwartier rijden van de staatsgrens, naar een feest in Summit County. Gebied van fabrieksschoorstenen, industriestad die je vanaf de wolkenkrabbers bij ons in de stad kunt zien liggen maar waar ik nog nooit ben geweest.

Ik neem aan dat de bedoeling is dat ik mijn zorgen vergeet. Vivian, die twee jaar mijn vriendin is geweest, heeft het net uitgemaakt. Ze ging naar een universiteit in het westen, dus wat had het voor zin, enzovoort. Daarom heeft Tru, die toch al wilde dat ik 'de ketenen zou afschudden', zich tot taak gesteld me deze zomer van enige pret te voorzien. Ik ben eraan toe, denk ik.

Tru laat een boer na een grote slok bier. Hij zet het flesje weer tussen zijn benen. Hij draagt een Schots geruit shirt, een korte broek en instappers, geen sokken. 'Riek z'n feest,' zegt hij.

'Nou ja, niet zijn feest. Maar hij is er wel.'

'Riek wie?' vraag ik. 'Ken ik hem?'

'Ik ken hem alleen als Riek. Ze noemen hem Ricochet. Een bijnaam.'

Ik kijk Tru aan. 'Een goede vriend, zo te horen.'

'Riek is een goeie vent,' zegt Tru. 'Maar z'n levensgeschiedenis ken ik niet. Ja? Maak je niet dik, Jonathan.'

'Zijn er ook nog spetters?' vraag ik. Ik spreek Tru's taaltje. Hij is een notoire vrijgezel, geen ladykiller maar wel iemand die succes heeft met zijn zelfvertrouwen en zijn loopje. Het meren-deel van zijn relaties duurt nog geen douchebeurt. Een brede grijns. 'Aanwezigheid van spetters bevestigd. Het leuke vuilnisbakkenras.'

Tru neemt een afslag van de interstate. We rijden nu door de straten van Summit County. Tru trapt het gas in. We zeilen door iets wat een stadscentrumpje lijkt. Alleen maar vervallen winkels, een stomerij, een paar restaurants en kroegen, een smoezelig afhaalrestaurant met het gangbare verroeste uithangbord, en gaten in het wegdek ter grootte van bomkraters.

Tru scheurt woest een hoek om zodat ik in mijn stoel word teruggesmeten. We rijden door een straat met huizen. Het zijn allemaal bungalows, tot we aan het eind van de straat een flatgebouw zien. Bij het volgende blok staan allemaal auto's langs de stoeprand. We zijn er.

Tru schuift de auto nonchalant ergens tussen en remt abrupt. Vanonder zijn stoel pakt hij nog wat biertjes mee; hij heeft zeker een six-pack gekocht en de flesjes op een rij onder zijn stoel gezet.

Het huis is het derde van de hoek. Dit heeft een verdieping, aluminium gevelplaten, zwarte rolluiken voor de ramen. In de oprit staan vier auto's. Op straat worden we al begroet door het lawaai van een geluidsinstallatie en schreeuwende feestgangers. Tru loopt zelfverzekerd naar de deur. Hij doet alles zelfverzekerd. Ik ben een goed maatje voor hem: ik sta stevig in mijn schoenen maar heb niets van zijn charisma. Ik haal goede cijfers, doe aan de goede sporten en ga met hem om. Dat is genoeg. Grant Truman Tully drukt niet op de bel, hij loopt gewoon naar binnen. De kamer is vol mensen die door elkaar lopen en praten en lachen. De geluidsinstallatie staat voluit en spuit agressieve gitaarmuziek. Boven de hoofden hangt een wolk sigarettenrook. Sommige aanwezigen vieren hun bevrijding uit de schoolbanken. Dat is tenminste het voorwendsel voor dit feest. Maar als ik naar de leeftijd kijk - voornamelijk eind tienerjaren en begin twintig - krijg ik de indruk dat de meesten niets meer met school te maken hebben. Het is niet echt een gevarieerd gezelschap in de gangbare betekenis. Alleen maar blanken. De kleding is voornamelijk T-shirt en spijkerbroek. Deze mensen leven in een bourgeoisgemeenschap die niet veel verschilt van de mijne, behalve dan dat ik in de grote stad woon en zij in een industriestad die zijn beste tijd heeft gehad. We trekken nogal wat aandacht. We moeten de eerste vertegenwoordigers van de club van middelbare-schooljongens-uitde-grote-stad zijn, en ik heb sterk het gevoel dat we de enigen zullen zijn. Typerend is dat Tru nergens mee zit. Ik loop achter hem aan door het gedrang, langs een groepje dat op een smerige bank een stickie deelt, een stel knapen die zich in een hoek, in de keuken, afwerend lijken op stellen. We doen een inval in de koelkast voor een paar biertjes, maar moeten ons tevredenstellen met de lauwwarme importbiertjes die we zelf hebben meegebracht, waardoor we ons weer buiten de groep plaatsen. Tru neemt zijn eerste slok, maakt tegelijkertijd een geluid en neemt het flesje van zijn lippen. 'Daar is hij,' zegt hij. Zijn vriend Riek, neem ik aan. De knaap is zo te zien van onze leeftijd, zeventien, achttien jaar. Een bos vuilblond haar, zware, donkere wenkbrauwen, smalle ronde schouders onder een zwart heavy-metalshirt. Er bungelt een sigaret uit zijn mondhoek. Hij lacht zuur en steekt een hand uit naar Tru.

'Hallo,Truman,' zegt hij. 'Kom mee, laten we wat rotzooi gaan trappen.'

Riek loodst ons door het feest. Ik merk dat ik mijn ogen dichtknijp tegen de dikke rook van sigaretten en stickies. We komen bij een stelletje in de hoek. Een meisje en haar vriend. Hij is helemaal kaal, een eihoofd met een dikke nek, een sigaret boven een oor. Hij draagt een T-shirt met een bierreclame waarvan de mouwtjes zijn afgeknipt zodat zijn stevige, gespierde armen met sproeten te zien zijn. Zijn ene hand heeft hij in een kontzak van de afgeknipte spijkerbroek van zijn vriendin geparkeerd, met de andere leunt hij tegen de muur terwijl hij over haar heen hangt. Ze lachen ergens om.

'Lyle,' zegt Riek.

Lyle en Riek. Ik heb meer belangstelling voor de naam van het meisje.

'Dit is Gina.'

Ze keren zich naar ons toe. Lyle bekijkt ons met wantrouwen.

'Dit is Tru, een maat van me,' zegt Riek.

'Dit is Jon,' zegt Tru en wijst met zijn hoofd naar mij. We begroeten elkaar met een hoofdknik. Ik heb vooral aandacht voor Gina. Ze is het mooiste meisje hier, hoewel dat misschien niet veel zegt. Ze heeft geblondeerd haar dat tot op haar schouders valt, volmaakt ronde ogen met lange wimpers maar te veel donkere mascara. Volle lippen. Lange, slanke, bruine benen en een strak wit hemdje waarin haar indrukwekkende borsten goed uitkomen. Met al twee bier in mijn lijf draaien mijn hormonen op volle toeren.

Ze brengt haar sigaret naar haar mond en blaast de rook naar boven. 'Leuk dat jullie er zijn,' zegt ze. Ze neemt ons taxerend op terwijl Riek en Lyle met elkaar praten.

'Dan gaan we maar naar boven,' zegt Riek.

'Neem nog een paar kouwe jongens mee,' zegt Lyle. Ik loop achter het stel aan naar de keuken voor bier en daarna naar de trap. Tru pakt Riek bij een arm en fluistert hem wat in. Riek draait zich om en zegt: 'Nee joh, straks.' Tru rekt zich uit en zegt: 'Wat heb ik hier dan te zoeken, verdomme?' Riek geeft hem een zetje en gaat de trap op. Ik vraag nergens naar; ik ben nog enigszins van mijn stuk door de ontmoeting met Gina. We gaan naar een slaapkamer, ik neem aan van de degene die het feest geeft. In de hoek staat een geluidsinstallatie te niksen, overal liggen elpees. De muren zijn behangen met posters van popgroepen of vrouwen in bikini. Een kast puilt uit van de vuile kleren.

Lyle gaat naar de geluidsinstallatie om een plaat uit te zoeken. Riek komt als laatste binnen met een paar stoelen uit een andere kamer op die verdieping. Tru en ik gaan op een stoel zitten, Riek ploft naast Gina op bed. De kamer ruikt zoals de mijne, naar vuile was, een vage schimmelgeur. De verlichting is zwak, een driearmige plafonnière met maar één peertje, onder een groezelig kapje.

Riek rommelt in zijn zak en haalt er een aansteker uit. Daarna duikt hij weer in zijn zak en komt met een joint boven. Hij steekt hem tussen zijn lippen en knikt naar Lyle bij de pick-up.

'Niks softs,' luidt zijn opdracht terwijl de joint, die hij tussen zijn tanden heeft, tijdens het spreken op en neer danst. Gina opent de bierfles en neemt een slok. Haar ogen zijn ondertussen op mij gericht. Ik voel vanbinnen enige beroering. Riek steekt de marihuanasigaret aan en inhaleert, de sigaret stevig tussen zijn vingers terwijl hij zijn adem inhoudt. Hij ademt uit en geeft de joint aan Tru. Die volgt zijn voorbeeld en geeft de joint met ingehouden adem aan mij.

Het is niet de eerste keer dat ik hasj rook, maar dat was in mijn eigen omgeving. Roken zegt me niet veel: ik heb nog nooit een gewone sigaret gerookt. Maar Gina kijkt naar me, en wat kan het me schelen, ik heb vakantie.

Ik inhaleer diep terwijl de aansteker de marihuanasigaret in brand steekt. De rook is bitter en gloeit achter in mijn keel. Ik trek een gezicht, maar houd de rook zo lang mogelijk binnen. Als ik uitadem lijkt het meer op hoesten. Mijn keel brandt en mijn ogen tranen.

Tru geeft me een open fles. 'Om te blussen, mijn vriend.'

Ik geef de joint aan Gina, die naar me lacht en 'Dank je' zegt op een manier die zou kunnen worden omschreven als beleefd en niets meer, maar die voor mij een uitdagende stembuiging heeft. Ik verheug me op het feit dat haar lippen na de mijne de sigaret aanraken.

'Je moet het inademen,' zegt ze tegen me. 'En dan inslikken, alsof je helemaal niks in je mond hebt.' Ze steekt de joint aan en inhaleert. Langzaam blaast ze de rook uit, over mijn hoofd. Ze geeft hem weer aan mij. 'Dan pas uitblazen.'

Ik ben niet echt klaar voor de tweede poging, maar ik laat deze beurt voor geen goud voorbijgaan. Ik steek de joint aan, inhaleer en slik, zoals ze zei, en houd de rook in mijn mond.

'Makkelijk, toch?' zegt ze. Haar ogen zijn een beetje bloeddoorlopen van de alcohol. Ze glimlacht vaag. Ik lach terug en blaas de rook uit. Mijn blik valt op haar gekruiste benen. Haar afgeknipte spijkerbroek laat weinig aan de verbeelding over, maar meer dan genoeg aan de mijne. 'Niks aan,' zeg ik.

Lyle heeft zijn keus laten vallen op een heavy-metalplaat die ik niet ken. Hij heeft de muziek te hard gezet, maar zet hem zachter als de groep protesteert. Met zijn gespierde armen drukt hij zich van het vloerkleed omhoog en gaat naast Gina zitten. Zijn aanwezigheid werkt als een koude douche, maar ik mag toch wel fantaseren?

'Wat komen een paar stadsjongens hier doen?' vraagt Gina aan mij.

'Uit de stad wég zijn,' zegt Tru. Dat is niet ver bezijden de waarheid. Tru is een echt feestbeest, maar in de stad valt hij liever niet op als het om het gebruik van drugs gaat. Er zou over gepraat kunnen worden, en dat soort zaken baart hem zorgen. Daarom denk ik dat Tru hier in Summit County, ver van de kletspraatjes, rekent op een fantastische nacht. Ik bedenk ook dat we aan het eind van de nacht nog dertig kilometer terug moeten rijden. Maar Tru heeft gelijk als hij zegt dat ik me te veel zorgen maak. Ik ben inderdaad een zorgelijk type. Ik heb in mijn leven weinig te klagen, maar toch is het of Tru en ik in twee verschillende werelden leven. Hij is de zorgeloosheid zelve, maakt zich niet druk om kleinigheden, en ziet kans overal in de populaire clubjes te komen. Wat zeg ik, hij is het populaire clubje. Zijn uiterlijk is niet spectaculair, hij is niet sportief, maar hij is gezegend met een zelfverzekerdheid, een zekere roekeloosheid, die mensen aanspreekt. En ik? Mijn cijfers zijn hoger dan gemiddeld en ik heb een redelijk goed verstand, maar ik ben niet voorbestemd voor grootheid. Ik ben niet een van die lui die zich op de voorgrond dringen. Ik kan een kamer binnenkomen zonder dat iemand het merkt. Ik kan geen verhaal vertellen. Hoofden draaien zich niet om voor mij. Ik behoor in alle opzichten tot de middenmoot, en dat maakt het absoluut niet makkelijk om Tru door het leven te zien glijden. Maar Tru heeft gelijk. Ik zal me geen zorgen maken. Ik zie hoe Gina Lyle bij zijn bovenarm pakt, hem iets influistert maar een snelle blik in mijn richting werpt. Ik heb haar aandacht gevangen. Dat hoeft uiteindelijk nog niets te betekenen, maar ze heeft mij opgemerkt, niet Tru. Ik pak de joint aan en neem mijn derde trek. Voor één keer maak ik me geen zorgen. 

Veertien

We zitten en liggen alle vijf op bed. Riek leunt tegen de muur, hij zit op zijn indiaans, en zingt mee met een agressief nummer. Punkmuziek, denk ik. Ik zit in het midden, tussen Riek en Tru in. Lyle en Gina liggen plat op bed. Hun benen bungelen ernaast. Lyle kijkt naar ons en zegt zoiets als: 'De schooljongetjes worden stoned.' Ik lach onverwacht hard. Tru noemt Lyle een eikel en we lachen allemaal. Gina vraagt of ik tegen kietelen kan en ik lieg, ik zeg van wel. Ze kietelt me onder mijn voet en het kietelt niet. Dus denk ik dat ik niet heb gelogen. Riek verklaart de derde joint 'dood' en schiet de peuk over Gina en Lyle heen op de grond. Ik probeer de baan ervan te volgen, maar ik ben hem kwijt. Ik ben hem kwijt. Misschien was het de vierde joint. Lyle zegt dat hij moet piesen en hij staat op. Riek zegt dat hij meer bier moet meenemen. Ik weet niet of Lyle er antwoord op gaf. Het kan best van wel, maar ik heb het niet gehoord. Gina kijkt weer naar mij. Haar ogen zijn echt rond. Haar lijf is ongelooflijk. Ik besef dat ik een erectie heb, maar daar zit ik niet mee. Ik produceer een soort lach. Gina lacht ook, en haar witte T-shirt kruipt een stukje omhoog. Ik kan bijna haar navel zien. Ik wil hem heel graag zien, maar het lukt niet. Gina staat op en loopt naar de pick-up. Er staat daar een fles bier. Dat wist ik niet. Maar ze staat op en ik zie haar kont bewegen in die afgeknipte spijkerbroek, en ik denk dat ze weet dat ik kijk. We kijken allemaal. Tru buigt zich naar me toe en fluistert: 'We moeten Lyle zien te lozen,' en daar moet ik om lachen. Tru zegt:

'Ze wil jou, Jonathan.' Ik denk dat hij Gina bedoelt. Ik zeg:

'That's true.'  Daarna wijs ik naar Tru en zeg: 'That's Tru.'  Ik lach en Tru lacht. Ik denk dat hij me uitlacht. Riek vraagt aan Tru:

'Wat ga je studeren?' en hij lacht. Ik weet zeker dat Riek niet naar de universiteit gaat. Tru zegt: 'Engels.' Ik zeg: 'Ken je dat nou nog niet?' en iedereen lacht. Dus ga ik door. Ik zeg: 'Wat spreek jij nu? Russisch?' Riek zegt: 'Duits?' Daarna zegt Riek:

'Hoe is het ermee, Adolf?' Gina lacht zo hard dat ze bier op haar shirt morst. Ze staat nog bij het bed en ze houdt haar hand voor haar mond, maar er valt toch wat bier op haar shirt. Riek steekt nog een joint op. Het is makkelijk. Gewoon zuigen en slikken, alsof er helemaal geen rook is. Dan gewoon even blijven zitten en daarna uitademen. Ik doe het en buig mijn hoofd naar Gina, omdat zij degene is die het me heeft laten zien. Maar als mijn hoofd weer omhoogkomt, is alles wazig en zie ik Gina niet al te goed.

Hoe laat is het? Gina zit naast me. Ze heeft één been onder zich getrokken. We zijn met ons tweetjes. Ik vraag waar iedereen heen is. Ze lacht, een beetje toegeeflijk. Ze zegt: 'Ze zijn gaan scoren.' Ik zeg: 'Wat is dat, scoren?' Ze lacht weer en stoot me even aan. Ze zegt: 'Ze zijn een lijntje halen.'

Ik zeg: 'O.' Ze zegt: 'Hoe heet je voluit?' Ik zeg: 'Jon Soliday.'

Ze zegt: 'Aangenaam kennis te maken, Jon Soliday. Ik ben Gina Mason.' Ik zeg: 'Vertel eens iets over jezelf.' Ze haalt haar schouders op en de onderrand van haar T-shirt kruipt omhoog. Ze zegt: 'Ik werk in de horeca. Ik woon samen met mijn broertje en mijn moeder.' Ik zeg: 'En wat doet je moeder?' Ze zegt:

'Die drinkt.' Ik lach, maar Gina niet. Ze zegt: 'Die werkt ook in de horeca, net als ik. Ze doet de nachtdienst. Overdag drinkt ze.' Ik zeg: 'Hoe oud is je broertje?' Ze zegt: 'Acht.' Ik zeg: 'Is hij alleen thuis?' Ze zegt: 'Nee, er is een babysitter tot ik thuiskom.'

Ik zeg: 'Je hoeft toch nog niet weg?' Ze zegt: 'Nee, de babysitter blijft slapen als ik laat thuiskom.' Ik zeg: 'O,' omdat ik niets beters kan bedenken. Ze zegt: 'Hoezo? Wil je dat ik wegga?' Ik zeg: 'Nee, ik wil dat je blijft.' Ze glimlacht. Daarna zegt ze: 'Vertel jij eens iets over jezelf.' Ik zeg: 'Niet veel te vertellen. Ik ga na de zomer naar de staatsuniversiteit.' Ze zegt: 'Wat ga je studeren?' Ik zeg: 'Politieke wetenschappen.' En ze zegt: 'Ga je dan in de politiek?' En ik zeg: 'Ja, waarom niet?' Ze komt wat dichterbij zitten. Waarom zou ik geen politicus of een hoge piet kunnen worden? Tru is niet de enige die slim is. Ik kom ook een heel eind. Gina zegt: 'Dan zou ik op je stemmen.' Ze legt haar hand op mijn voet. Mijn mond is heel erg droog. Ik probeer te slikken, maar er is geen speeksel. Ik zeg: 'Ik zou ook op jou stemmen.' Ze trekt een gezicht. Ze zegt: 'Waar zou ik me in godsnaam kandidaat voor moeten stellen?' Ik zeg: 'Je kunt je overal kandidaat voor stellen. Waarvoor je maar wilt. Dit is een vrij land.' Ze zegt: 'Hou toch op,' en neemt een trek van de joint. 'Dus Lyle is je vriend.' Ze kijkt me aan. Er komt wat rook uit haar mond. Ze maakt een volmaakt ronde 'O' met haar mond en blaast de rook uit. Als de rook is vervlogen, vraagt ze:

'Hoezo?' Ik zeg: 'Ik weet niet. Als hij het niet zou zijn, zou ik je een keer mee uit vragen.' Ze lacht en zegt: 'Het is een vrij land.'

Ze blijft me strak aankijken. Dan springt ze van het bed en gaat naar de pick-up. Ze zegt: 'Ik heb de pest aan deze muziek.' Ze neemt de plaat van de draaitafel. Ik denk aan opstaan, maar het lukt me niet, niet zonder moeite. Dan komen de drie jongens weer binnen. Lyle, Riek en Truman. Lyle gooit me een biertje toe en ik neem een grote slok omdat mijn keel droog en branderig. is. Lyle praat met Gina. Politieke wetenschappen is een goede studie om mee te beginnen, zegt mijn vader. Hij zegt dat een alfawetenschap een goede, degelijke basis is. Misschien wilde hij alleen maar aardig zijn, omdat ik niet was toegelaten tot een studie in de economisch-administratieve sfeer en dus maar een alfawetenschap ging doen. Politieke wetenschappen leek me even goed als welke richting dan ook. Tru zegt: 'De sneeuwman komt eraan.' Ik lach zonder aanleiding. Riek laat een spiegeltje op de grond vallen en dan snap ik het. Dat is waarom Tru helemaal hierheen wilde: om coke te snuiven. Dan gaan Tru en Riek en Lyle en Gina op de grond zitten, om het spiegeltje. Riek zegt: 'Kom op, Jon.' Ik kijk Gina aan. Ze klopt op de vloer naast zich. Dus sta ik op en ga naast haar zitten. Zij kijkt naar haar vriend, Lyle, die bezig is met het openmaken van het papiertje waar de cocaïne in zit. Gina legt heel even een hand op mijn been. Het lijkt of ze hem langs mijn been omhoog laat gaan. Maar dan haalt ze hem weg, net als Lyle zich omdraait. Hoe laat is het? Lyle zegt: 'Er is gescoord.' Dat was de tweede ronde. Lyle vraagt of er nog meer is. Tru zegt: 'Helemaal niks.'

Ik ben nu wakkerder. Het is vreemd, heel erg vreemd. Ik ben erg beneveld maar klaarwakker. Tru zit op het bed en praat met Lyle. Ze fluisteren. Ik kan niet verstaan wat ze zeggen. Gina is een minuut geleden weggegaan. Tenminste, ik denk dat het een minuut is, maar het kan ook een halfuur zijn. Ze lachte naar me toen ze de kamer uitging. Ik sta nu op mijn benen. Riek houdt Tru overeind, helpt hem de kamer uit. Lyle gaat voor ons uit en loopt de trap af. Riek zegt: 'De nacht is nog jong, Jonathan,' en hij pakt me bij mijn schouder en schudt me heen en weer. Het kan me niet veel schelen wat we doen omdat ik klaarwakker ben. Het is gek: ik ben klaarwakker maar ook in de war. Wat we ook gaan doen, ik hoop dat Gina erbij is. We lopen nu de trap af. Ik moet me aan de leuning vasthouden. De treden verschuiven steeds, het ene moment zie ik ze scherp, dan weer niet. Mijn benen voelen alsof ze niet aan mijn lichaam vastzitten. Als ik beneden kom, is Gina er niet. Er zijn eigenlijk helemaal niet veel mensen meer. Misschien tien. Misschien twintig. Ik weet het niet. De vloer plakt en stinkt naar alcohol. Het doet me denken aan de nacht die Tru en ik in het studentenhuis van zijn broer hebben doorgebracht voordat zijn broer stierf. De kamer is niet echt verlicht, het is een soort nevelig licht. Ik draai me een slag om en daarna nog verder tot ik helemaal rond ben. Riek legt een hand op mijn schouder en lacht. Hij klopt me op mijn rug. Tru zegt: 'Kom, we gaan!'

We lopen naar de auto. We delen ons op. Tru gaat naar een andere auto; hij wordt overeind gehouden. Ik roep naar hem:

'Wat gebeurt er nou, Tru?' Hij zegt dat hij naar huis gaat maar dat ik er een leuke avond van moet maken. Ik zeg dat hij mee moet gaan, maar hij zwaait alleen maar naar me. Iemand pakt van achteren mijn shirt beet en ik val bijna om, maar ik weet mijn evenwicht te bewaren en ik stap in een auto. Het is niet Tru's auto.

Waar zijn we in godsnaam? Ik stap uit en loop een grasveld op. Maar dit is mijn huis niet. 'Nee, Jonny, om het huis heen. Wat heb ik je nou verdomme gezegd?' O ja, ik moet naar het raam aan de zijkant. Ik klop op het raam alsof het een deur is. Ik loop weg en maak ik een rondje en ga weer naar het raam en kijk naar binnen. Het is Gina. Ze ligt in bed en slaapt. Ik klop weer op het raam en haar hoofd komt omhoog van het kussen en ze kijkt me aan. Ik zwaai naar haar. Ze kijkt me een tijdje aan en komt dan naar het raam. Ze schuift het omhoog en zegt: 'Jon?'

Ik zeg: 'Ja.' Ze helpt me met naar binnen klimmen. Dat is moeilijk en ik val bijna in de tuin, en daarna val ik zo'n beetje op haar slaapkamervloer. Het is hier donker, maar licht genoeg om haar gezicht te zien. Ze zegt: 'Je weet een meisje wel het gevoel te geven dat ze wordt begeerd.' Ik probeer iets tegen haar te zeggen, ik probeer haar te vertellen dat ik haar zeer begeer, maar ik kan de woorden niet vinden, dus ik leg alleen maar mijn hand tegen haar gezicht, op haar haar, en laat het haar zien. 

Vijftien

De zon kan je ergste vijand zijn als je op een dak werkt, als je het loopt te teren. Om twaalf uur heb ik meer dan een halve werkdag achter de rug: ik ben om vijf uur begonnen. De zon staat op zijn hoogste punt, stort zijn hitte uit op een geteisterd lichaam.

Ik heb gisteren de hele dag in bed gelegen, na de nachtelijke uitspatting in Summit County. Het grootste deel van die nacht is in nevelen gehuld. Mijn zondag bestond uit braken en vergeefse pogingen mijn ouders ervan te overtuigen dat ik de nacht er-voor niet te veel had gedronken. Jezus, ik weet niet eens meer hoe we thuis zijn gekomen. Letterlijk. Het laatste wat ik me levendig herinner is dat ik Gina Masons slaapkamer na wel meer dan enkele minuten via het raam heb verlaten en me weer in de auto heb laten vallen. Ik werd 's morgens wakker met de geur van Gina's parfum op mijn shirt; ik had erin geslapen. Hoe luisterrijk die geur ook was, hij werd overstemd door de stank van tabaksrook en alcohol waar mijn kleren van vergeven waren. Hoe pijnlijk ook, het eerste wat ik heb gedaan, was me van mijn kleren ontdoen en onder de douche springen. Het water beet als een zuur, vooral op mijn knie waar ik een smerige jaap had, oorzaak onbekend.

Middagpauze. Ik moet nodig iets drinken. Het is voor het eerst dat ik meer dan 24 uur nodig heb om van een feest te herstellen. Ik ga via de ladder naar beneden en tref er twee mannen aan. De ene komt uit de basisschool waar ik werk. De andere staat me op te wachten. Ze hebben politie-uniformen aan, bruine, niet de blauwe waar onze gemeentepolitie in loopt.

'Jonathan Soliday?' De langste van de twee doet het woord. Hij barst bijna uit zijn uniform, dikke biceps, zijn duimen achter zijn riem, een spiegelende zonnebril. De andere is zwart, kleiner, met iets van een buikje, armen over elkaar.

'Ja,' zeg ik. Ik kijk naar de auto op de parkeerplaats. Een witte personenauto met gouden letters.

'We zijn hulpsheriffs, meneer Soliday,' zegt hij. 'Er zijn enkele mensen in Summit County die u willen spreken.'

'Waarover?' Ik knijp mijn ogen dicht tegen het zonlicht, reageer onbenullig.

'Hoe oud ben je, jongeman?'

'Zeventien.'

De hulpsheriff trekt een lelijk gezicht. Hij is teleurgesteld. Hij zwaait een vinger voor mijn neus heen en weer. 'Draai je om, jongeman. We nemen je in voorlopige hechtenis. We brengen je naar Summit County.'

'Waarom?' vraag ik smekend en zonder van mijn plaats te komen. 'Waar word ik van beschuldigd?'

'Draai je om, meneer Soliday, en houd je handen naar achteren.'

Ik gehoorzaam. De hulpsheriff pakt mijn handen en doet een handboei om mijn pols. 'Je wordt beschuldigd van moord, jongeman.'

Zestien

'Me-néér Soliday.' Tru zingt de woorden in de telefoon.

'Grant...'

'Ik weet niet hoe het je is gelukt, beste jongen...'

'Luister nou even.'

'...maar ik hoop dat het de moeite waard was.'

'Grant, hou je kop en luister. Ik ben net gearresteerd.'

'Wat zeg je?'

'Luister nou.' Ik laat mijn stem een octaaf zakken. Ik bel op het munttoestel in de arrestantencel op het bureau van de County Sheriff. 'Gina Mason, dat meisje...'

Aanvankelijk stilte. Grant is vast niet blij met een verband tussen wetshandhavers en Gina. 'Dat meisje van eergisteravond?' vraagt hij voorzichtig.

'Ja, die. Ze is gestorven. Ze is dood.'

'Ze is dood en zij denken dat jij er iets mee te maken hebt?'

'Ze denken dat ik haar heb vermoord.'

Een kort geschater van Grant. Daarna stilte. 'Neem je me in de maling?'

'Nee. Ik zweer je...'

'Waar ben je, Jon?'

'Op het bureau van de sheriff. Ze sturen me naar Summit County om me te verhoren.'

'Jezus Mina!' Een zware zucht van Tru. 'Dit is serieus, hè?'

'Het is verdomd serieus, ja.'

'Ben je die avond nog bij Gina geweest?'

'Ja, ik ben er geweest. Ik ging...'

'Wacht, Jon. Niks meer zeggen. Blijf even aan de lijn. Gewoon aan de lijn blijven. Ik moet even nadenken.'

Ik draai me om en kijk naar een van de agenten. Hij luistert waarschijnlijk mee.

'Goed, ik weet hoe we het gaan doen. We bezorgen je een advocaat. Nu. Een advocaat.'

'Maar ik ken helemaal geen...'

'Jon, hou nou verdomme je kop eens even. Mijn vader kent er wel honderd. We sturen er onmiddellijk een naar je toe.'

Ik kreun. 'Mijn ouders besterven het als ze het horen.'

'Je ouders kunnen er helemaal buiten blijven. Als je een advocaat hebt, kunnen we het zonder je ouders, denk ik.'

'Weet j e dat zeker?'

'Ik ben op het ogenblik nergens echt zeker van, Jon. We sturen direct een advocaat naar je toe.'

Zeventien

Ik zit twee uur zo passief mogelijk te wachten op de advocaat die de Tully's zullen sturen. Ik doe mijn uiterste best om de puzzelstukjes aan elkaar te leggen, de vlagerige herinneringen aan twee nachten geleden.

Je zou hier eigenlijk niet moeten zijn, zei Gina. Wil je dat ik wegga?

Je mag wel even blijven.

Hoe zal je vriend reageren?

Het is niet echt mijn vriend. En ik ben zijn eigendom niet. De rest bestaat uit flarden. Onze kleren uit, eerst op het bed, daarna op de grond gevallen. De tijd is, was onontwarbaar, maar ik denk dat ik het in mijn dronkenschap aardig lang heb volgehouden. Het was niet zoals anders, onhandig en onzeker. Het was vol gas, hartstochtelijk, haren vastpakken, nagels in je rug.

Toen ik klaar was, klapte ik boven op haar in elkaar. Ik denk dat we in slaap zijn gevallen, op de grond. Dat is het laatste wat ik me herinner, behalve dat ik op een bepaald moment door haar raam op het gras bij haar slaapkamer rolde. Maar ze sliep niet. Ze was dood.

Ik huiver bij de gedachte, maar alleen zoals ik zou doen als ik een huiveringwekkende scène in een film zag. Ik heb geen gevoel. Ik wist niet dat ze dood was. Het staat buiten me. Dat houdt de tranen niet tegen - dat doet het al een uur of zo niet. Maar ik denk dat de tranen voor mezelf zijn, niet voor Gina. Voetstappen. Een agent komt naar mijn cel toe. 'Je mag eruit,'

zegt hij weinig enthousiast.

Mijn mond valt open, maar ik blijf zwijgen als de hulpsheriff de celdeur opent en me naar een andere ruimte brengt. Er staat daar een man.

'Jon Soliday?' vraagt hij. 'Jeremiah Erwin. Ik ben uw advocaat.' Meneer Erwin is een lange, ernstige man met een sterk gerimpeld gezicht, peper-en-zoutkleurig haar. Hij is gekleed in een zwart krijtstreeppak, wit overhemd, felrode das. Ik neem zijn hand aan. 'Hebben de Tully's u gebeld?'

'Ja. Ik neem u mee naar huis.'

Ik doe een stap achteruit, even overspoeld door opgetogenheid. 'Ben ik vrij? Mag ik weg? Ik dacht dat ik gearresteerd was.'

Meneer Erwin schudt het hoofd. 'Nee, ze hebben u in voorlopige hechtenis genomen om u naar Summit County te kunnen brengen. Op dit moment is er geen aanklacht tegen u ingediend. Ze wilden u alleen ondervragen.'

'Moet ik daar dan heen?'

'Laten we eerst naar buiten gaan.' Meneer Erwin legt een hand op mijn rug en leidt me het politiebureau uit. Ik kijk even achterom naar de agenten, mijn overmeesteraars, maar niemand kijkt me na.

'Ik heb de autoriteiten daar gesproken,' zegt hij als we buiten lopen met de zonnestralen op mijn gezicht. 'Ik heb ze meegedeeld dat u vandaag geen verklaring zult afleggen. We zullen later misschien instemmen met een ontmoeting.'

'Wat zeggen ze?' vraag ik.

Meneer Erwin kijkt me niet aan, hij houdt zijn blik alleen op het pad gericht. 'Een jongedame genaamd Gina Mason is thuis dood gevonden. Ze zeggen dat u de nacht voordat ze dood is gevonden bij haar bent geweest. Ze denken dat u haar hebt verkracht en vermoord.' Hij keert zich naar me toe. 'Maar dat ze dat zeggen, betekent nog niet dat het zo is.'

Ik vecht me door mijn misselijkheid heen en probeer alles behalve dat uit die nacht naar boven te halen. De rest van ons wandelingetje naar de auto wordt in stilte afgelegd. Meneer Erwin rijdt in een Chevrolet, een luxe model, en de leren stoelen zijn een enorme opluchting na het harde beton van de arrestantencel.

'Waar gaan we heen?' vraag ik als we onderweg zijn.

'Naar de Tully's. We moeten praten.' Hij kijkt me aan. 'Grant en u ook met elkaar.

Grant staat me bij hem thuis op te wachten, bij de voordeur. Hij is netter gekleed dan anders, op zijn zondags: een gesteven crèmekleurig overhemd met het bovenste knoopje los, een keurige pantalon. Zijn ogen zijn verschrikkelijk bloeddoorlopen, de vlekken op zijn gezicht zijn van dezelfde tranen die langs mijn gezicht zijn gelekt. Hij komt naar buiten en begroet me met een arm om mijn schouder en een trillende lip. Ik onderdruk elke hevige emotie en trek een plechtig gezicht.

De ambtswoning van de Tully's is niet direct wat je verwacht van het onderkomen van een machtige familie als die van senator Simon Tully. Het is een onbestemd type huis met twee verdiepingen, met tweeduizend vierkante meter grasveld eromheen, een eenvoudig aangelegde tuin ervoor met struiken in een bed van houtsnippers. Het zegt veel over de familie Tully, of in ieder geval over senator Simon Tully. Hij is geen opzichtige of schreeuwerige man, maar eerder rustig, doodserieus, iemand die loyaliteit verheft tot het niveau van liefde voor je gezin. Ik ga met Grant naar binnen, maar de senator of Grants moeder is niet te zien. 'Ik zit daar,' zegt Jeremiah Erwin tegen Grant en knikt naar het studeerkamertje naast de voordeur. Grant geeft me een klap op mijn schouder. 'Laten we de zaak even op ons gemak bepraten,' zegt hij.

In de huiskamer is niemand. Ik ga op de bank zitten. Grant haalt een glas frisdrank voor me en komt naast me zitten. Grant schraapt zijn keel en houdt zijn blik op de grond gericht. Hij wrijft in zijn handen. 'Meneer Erwin wil jouw verhaal horen,' zegt hij. 'Dat moeten we dus helder krijgen.'

Tk heb niet echt een verhaal,' zeg ik. 'Er valt niet veel te vertellen als je geheugen een zwart gat is.'

Grant slaakt een zucht. Hij worstelt even, maakt een wanhopig gebaar. 'Vertel me dan wat je je wel herinnert, Jon.'

Ik doe mijn ogen dicht. Tk ben erheen gegaan. Ik ben erheen gegaan met een van die jongens. Lyle of Riek.'

'Lyle,' zegt Grant. 'Dat moet wel. Riek heeft mij thuisgebracht.'

'Goed, Lyle dus. Ik ben bij haar naar binnen gegaan. Door haar raam, in feite.'

'Heeft ze je binnengelaten?'

'Ja. En we... je weet wel.' Ik draai een rondje met mijn vinger. Grant grijnst. 'Ja? Heb je het echt gedaan?'

'Eh...ja.'

Grant graait een kussen van de bank alsof hij het naar mijn hoofd wil gooien.

Tk heb bewijsmateriaal achtergelaten,' zeg ik. 'En dat zit jou dwars.'

'Ze kunnen bewijzen dat jij het was.' Hij legt het kussen weer op de bank.

'Ja, het seksgedeelte, ja, dat was ik.'

'Waar was Lyle?'

Tn de auto.' Dat lijkt Grant in verwarring te brengen. Tk bedoel, ik neem aan dat hij in de auto zat. Maar nu ik erover nadenk, vraag ik me af waarom Lyle me daar heeft afgezet zodat ik seks met zijn vriendin kon hebben.'

Grant erkent de tegenstrijdigheid met een hoofdknik. 'Ik denk dat "vriendin" wat al te sterk is uitgedrukt. Hoe dan ook, het is mijn schuld, Jon. Ik heb die avond de stuff gekocht en Lyle stond bij me in het krijt. Ik vroeg hem wat hij van Gina dacht, en hij scheen haar niet veel bijzonders te vinden, dus ik vroeg of het goed was als ik jou op een gegeven moment aan haar zou koppelen.' Hij lacht verontschuldigend. 'Ik bedoelde niet dezelfde nacht nog.'

'Dus Lyle heeft me naar Gina's huis gebracht in ruil voor gratis coke? Jezus!'

'En daarna, Jon? Nadat jullie van bil waren gegaan?'

'Ik weet het niet. We hadden het gedaan, ik zakte boven op haar in elkaar, en ik denk dat ik buiten westen ben geweest. Daarna ben ik wakker geworden en naar buiten gegaan, denk ik.'

'Maar je herinnert het je niet?'

'Nee,' geef ik toe.

'En zij? Gina?'

'Ik weet het niet. Ik weet het niet!' Ik kauw op mijn lip. 'Ik... Weet je, toen ik wegging, was ze van de kaart. In slaap. Ik heb haar niet meer wakker gemaakt of zo. Ik ben gewoon weggegaan.'

Ik barst weer in tranen uit, mijn keel zit dicht. Opnieuw kan ik de bron ervan niet thuisbrengen. Is het angst of berouw?

Grant kijkt me onderzoekend aan. Mijn huilbui heeft hem moed gegeven.

'Heel goed.' Zijn stem is verbazingwekkend krachtig. 'Wat heb je tegen Lyle gezegd?'

'Ik heb geen idee, Grant. Ik kan me net nog herinneren dat ik door haar raam ben weggegaan. Ik denk dat Lyle me heeft geholpen.'

'Lyle,' mompelt Grant bij zichzelf. 'Lyle, Lyle, Lyle.' Hij strijkt met zijn hand over zijn gezicht. 'Ik vraag me af wat hij ervan zegt.'

Ik vraag Grant of Lyle is gearresteerd of ondervraagd. Hij haalt zijn schouders op. Hij beschikt op dit moment niet over meer kennis dan ik. 'Maar we moeten te weten komen wat Lyle zegt,' voegt hij eraan toe.

'Tja.' Ik rol met mijn hoofd. Zo gespannen zijn mijn schouders nog nooit geweest. 'Ik denk niet dat we hem gewoon kunnen bellen.'

'Jij niet, Jon. Jij mag helemaal niets zeggen.'

Daar heeft Grant gelijk in. Ik ben vermoedelijk de allerlaatste die moet proberen met die knaap in contact te komen. Maar dat geldt ook voor Grant. Bovendien is het ook niet zo dat we hem echt kennen.

'Zo'n jongen als Lyle zal waarschijnlijk alles zeggen om zelf buiten schot te blijven,' zegt Grant.

'Ik weet het niet.' Ik laat het hoofd hangen. 'Ik weet niet wat we moeten doen.'

Ik voel een hand op mijn schouder. 'Laat mij Lyle maar aanpakken,' zegt Grant. 'Jij hebt andere dingen om aan te denken. Of liever, om je te herinneren.'

'Wat bedoel je daarmee?'

Grant legt een been onder het andere en gaat recht overeind op de bank zitten. Hij houdt zijn handen als in gebed tegen elkaar. 'Daar bedoel ik mee, Jon, dat je niet tegen de politie kunt zeggen dat je je niets herinnert van wat er is gebeurd. Als de politie zegt dat je haar hebt verkracht en vermoord, kun je niet zeggen: "We hebben seks gehad, maar ik herinner me niets van de details." En je kan niet zeggen: "Ik weet niet of ze leefde of dood was toen ik wegging.'" Grant steekt een hand uit naar mijn arm. 'Je moet zeggen dat je seks met haar hebt gehad, maar dat het met haar toestemming was. En dat ze beslist nog in leven was toen je bij haar wegging.'

'Jezus Christus.' Ook al zijn deze woorden in mijn voordeel, mijn maag draait zich erbij om. Ik heb opeens last van claustrofobie, mijn ogen schieten de kamer door. 'Zou ik haar hebben aangerand? Zou ik haar... zou ik haar hebben verkracht?'

'Nee.' Grant zegt het kalm maar vastberaden. 'Zo ben jij niet, dronken of niet. Die griet zag jou wel zitten. Ze heeft je toch zelf binnengelaten?'

'Ja. Dat weet ik nog.'

'Mooi.' Hij wappert met zijn hand. 'Het bestaat niet dat jij haar hebt verkracht.'

'Maar hoe is ze dan doodgegaan?'

Hij haalt zijn schouders op. 'Dat weten we niet. Heeft de politie daar iets over gezegd?'

'Nee.'

'Dan moeten we daar ook achter zien te komen.'

'Ze...' Mijn ogen richten zich op het plafond. 'Ze zeggen dat ik haar heb aangerand, dat ze zich heeft verzet en dat ik haar heb vermoord. Dat zullen ze zeggen.'

'Er zal nog een hoop moeten gebeuren voor ze dat zeggen,'

zegt Grant. 'Er zal een lijkschouwing moeten komen, nietwaar?

Ze zullen met een getuige moeten komen.'

'Lyle,' mompel ik.

'Ik neem Lyle voor mijn rekening.' Grant ademt langzaam uit. 'En wat de lijkschouwing betreft, dat zien we nog wel.'

'Hoe bedoel je? Hoe wou je dat we...' Ik verstijf. Grant antwoordt niet en kijkt me niet aan. Dat is iets, besef ik, wat me nooit volledig uit de doeken zal worden gedaan.

'Je vader,' zeg ik.

Grant knikt plechtig.

'Kent je vader daar mensen? In Summit County?'

'Mijn vader kent iedereen.' Grant zegt dat niet met warmte.

'Ik weet het niet,' zucht ik. 'Ik wil niet naar een jeugdgevangenis of zo worden gestuurd, maar ik kan toch gewoon vertellen wat er is gebeurd en zien wat ervan komt? Ik zeg dat ik Gina nooit zou hebben aangerand. Ik vond haar veel te aardig. En ik heb haar al helemaal niet vermoord.'

Grants blikken kunnen de zon laten bevriezen. Hij krijgt een rode kop. Hij gaat met zijn tong langs zijn lippen voordat hij begint. 'In de eerste plaats,' zegt hij langzaam met trillende stem,

'berechten ze je als een volwassene als het moord blijkt te zijn. Dan krijg je een gevangenisstraf van god mag weten hoeveel jaar. In de tweede plaats, beste jongen, als je zegt dat je je allerlei dingen niet herinnert, kun je de mogelijkheid niet uitsluiten dat je haar wel hebt verkracht, en dat je haar wel hebt vermoord. Tegen ze zeggen "dat is niks voor mij" is geen verdediging. Vooral niet als je erger dronken was dan ik je ooit heb meegemaakt.'

Hij slaat zich hard op zijn borst. Hij heeft tranen in zijn ogen, niet van woede maar van spijt. 'Het is mijn schuld, Jon.' Zijn gezicht vertrekt en er volgen meer tranen. Maar hoe pijnlijk ook, hij gaat door. 'Ik heb je in contact gebracht met die mensen. Ik heb je drugs laten gebruiken waar je geen enkele ervaring mee had. En toen heb ik je alleen gelaten. Het is mijn schuld en ik ga het regelen. Ik laat niet toe dat jou iets overkomt. Ik wil jou niet ook verliezen. Dat laat ik niet gebeuren.'

Grant doelt op zijn oudere broer, Clayton Tully. Clay is drie jaar geleden bij een frontale botsing om het leven gekomen. Hij was halverwege zijn studie aan een topuniversiteit, een intelligente, openhartige, ambitieuze knaap van twintig met een klassiek knap uiterlijk. Grant vereerde hem absoluut. Clay stelde Grant in veel opzichten in de schaduw. Veel betere schoolprestaties, een betere sportman, veel meer betrokken bij politieke kringen.

Clay deed heel veel voor zijn jongere broertje. Een aantal voor de hand liggende dingen, zoals goede raad en aanmoedigingen. Maar het ging verder. Clay beschermde Grant voor de last van hun vaders verwachtingen. Grant heeft me eens verteld dat zijn vader van plan was zijn senatorszetel over te doen aan Clay als de tijd er rijp voor was. En dat was iets wat Clay wel wilde. Het is niet iets wat Grant wil. Grant is meer vrijgevochten, een rebel, iemand die gebruik heeft gemaakt van de voordelen van zijn afkomst maar ze niet echt wil misbruiken. Ik weet niet wat voor plannen Grant voor zijn toekomst heeft, maar een paar jaar geleden zou ik hem hebben ingeschat als iemand die in alle opzichten alleen maar de broer van senator Clayton Tully en de zoon van voormalig senator Simon Tully zou zijn. Dat zou waarschijnlijk voldoende zijn geweest voor een makkelijk leventje. Grant zou zich door school spieken, een graad in de rechten halen, in dienst treden van een prestigieus advocatenkantoor en een lading cliënten krijgen die er allemaal op uit waren bij Clayton in een goed blaadje te komen. Hij zou een makkelijk leventje hebben gehad.

Maar na de dood van Clay lijkt Grant te zijn verheven tot het niveau van zijn broer. Zijn vader heeft het nooit met zoveel woorden tegen hem gezegd, maar Grant denkt dat zijn vader wil dat hij hem nu in de senaat opvolgt. En Grant heeft het nooit met zoveel woorden gezegd, maar ik weet dat het hem enorm benauwt. Hij heeft bij dat auto-ongeluk meer dan een oudere broer verloren. Hij heeft het leven verloren dat hij had gewild.

Ik kan me dat jaar na Clay's dood goed herinneren. Grant stortte zich nog fanatieker in het feestleven, begon voor het eerst aan de cocaïne. Hij verbood het mij, zijn bravere makker, maar bij hem leek het een verslaving te worden. Zijn schoolprestaties kelderden - die waren toch al niet indrukwekkend en hij liet het schoolhonkbal vallen, hoewel hij er wel enig talent voor had. Pas het afgelopen jaar is Grant weer helemaal de oude. Ik denk dat het idee van het huis uit gaan, naar de universiteit, hem heeft gestimuleerd, het onbewuste gevoel dat, als hij van zijn vader weg is, zijn leven van hemzelf is. De manier waarop Grant nu kijkt, doet me denken aan zijn gezichtsuitdrukking op Clay's begrafenis. Een combinatie van pijn en ongeloof en vertwijfeling.

'Maar jij moet jouw deel doen,' zegt Grant. 'Je moet tegen ze zeggen dat Gina seks met je wilde hebben, en je moet tegen ze zeggen dat ze je, toen je wegging, lachend heeft uitgezwaaid.'

Hij heeft zichzelf weer in de hand, laat de emotie erbuiten en richt zich op wat er moet gebeuren. 'En laat de rest maar aan mij over.'

Achttien

Het kantoor van de openbare aanklager van Summit County is gevestigd in een fonkelnieuw gebouw van drie verdiepingen dat nogal opvalt in een brede straat met verder alleen zwaar vervallen bouwsels. Het symbool van het recht in een nederige gemeenschap. Ik neem de twaalf marmeren treden bijna arm in arm met Grant. We worden geflankeerd door Grants vader, de senator, en meneer Erwin, onze advocaat. De schuin aflopende entree tussen pilaren, de grote vlaggen van onze staat en de county en de natuurstenen vloer in de hal slagen er uitstekend in om me te intimideren.

We zitten nu in de wachtruimte van een groot kantoor. Volwassenen in uniformoverhemden en stropdassen haasten zich in en uit met koffertjes en mappen. Ze hebben meer dan papieren in hun handen. Ze houden mensenlevens in hun handen. Ik probeer mijn hartslag tot rust te brengen door met mijn stropdas te spelen. Grant en ik zijn in overhemd met stropdas en lange broek, op bevel van meneer Erwin. Onze advocaat is helemaal in advocatenkostuum: een donkere krijtstreep en een felrode das. Senator Tully heeft een geruit hemd en een kaki pantalon aan.

Grant zit er keurig, aandachtig bij. Er is geen contact tussen hem en zijn vader. Simon Tully zit met zijn benen over elkaar en zijn handen ontspannen in zijn schoot. Ik heb geen idee wat er na het voorval tussen vader en zoon is besproken. Ik stel me voor dat er bij senator Tully van alles door zijn hoofd is gegaan, met inbegrip van slechte publiciteit voor hemzelf en voor de zoon die ooit zijn plaats in de senaat van de staat zal bezetten. Ik kan me niet indenken dat er veel warme gevoelens voor mij door zijn hoofd dansen.

Er komt iemand naar buiten die ons vieren opneemt.

'Meneer Erwin?' vraagt hij. Onze advocaat staat op. 'Jeremiah Erwin,' zegt hij. 'Advocaat van de heren Tully en Soliday.'

De officier van justitie is lang en mager, met grijzend donker haar, een zware kin en vermoeide ogen. 'Gary Degnan,' zegt hij. Vergeleken met ons is hij informeel gekleed in een overhemd met omlaaggetrokken stropdas en open boord. Ik voel iets van opluchting.

'Eerst meneer Tully,' zegt hij.

Grant houdt even mijn arm vast voor hij opstaat. Jeremiah Erwin laat Grant en de aanklager met een armgebaar voorgaan, de kamer uit. Grant is getuige omdat hij met mij op het feest was. Hij kan ze niets vertellen over de verkrachting en de moord, maar hij kan ze wel vertellen over wat er is gebeurd voor we uit elkaar zijn gegaan. Dat betekent in wezen dat hij hun gaat vertellen dat Gina Mason erg onder invloed was en heel lief tegen me deed.

Nu zitten alleen senator Simon Tully en ik er nog. We kijken allebei strak voor ons uit. We hebben elkaar sinds het voorval niet gesproken. Zijn zwijgen, zijn volstrekt negeren van mijn aanwezigheid, is een passende berisping. Hij is niet het type voor heftige uitbranders. Hij is niet makkelijk boos te krijgen, en als hij het wordt, uit het zich niet in de vorm van geschreeuw en woest zwaaiende armen, maar van die gepatenteerde blik. Zelfs wanneer hij het wat kalmer aan doet, wanneer niet alle ogen op hem gericht zijn, is hij uiterst ingehouden. Zijn gevoel voor humor is droog, een scherpe opmerking met een strak gezicht, zelden een lachje. Het is of hij altijd aan het rekenen is, één stap vooruit plant. Het is een leven waarin iedereen de knie buigt, waarin iedereen hem aanspreekt met 'senator'. Zelfs Grant zegt vaker 'sir' tegen hem dan 'pa'.

Grant en zijn vader samen maken altijd een wat vreemde indruk, des te meer na het auto-ongeluk waarbij Grants oudere broer is omgekomen. Grant is niet langer de opstandige jongere broer die uiteindelijk wel op zijn pootjes terecht zou komen, die in de voetsporen van zijn oudere broer zou treden. Hij is nu de troonopvolger, en na een periode van uitstel om te rouwen om de dood van Clayton, begon senator Tully steeds meer eisen aan Grant te stellen. Die werd nauwer bij de politiek betrokken, werkte mee met verkiezingscampagnes, vanaf het huis-aan-huis rondbrengen van foldertjes tot het organiseren van groepen medewerkers die moesten rondbellen. Het doet er niet toe wat iemand vertegenwoordigt of waar hij vandaan komt, als hij maar Democraat is. Grant komt nu sneller met de naam van een politiechef hier of een hoge county-ambtenaar daar dan ik met de opstelling van ons profbasketbalteam.

Ik kijk op de klok aan de wand hoe laat het is en bevestig de tijd met een snelle blik op mijn horloge. Achtentwintig minuten is Grant nu weg.

'Je ouders zijn beste mensen, Jon.' Ik draai me naar Simon Tully toe die de stilte heeft doorbroken. Hij kijkt nog altijd voor zich uit, met één been over het andere. 'Ze verdienen beter dan dit.'

'Ja, meneer.' Gisteravond ben ik ingestort en heb ik mijn ouders alles verteld. Ik kon ze niet met nog meer leugens ontlopen. Ik zat in onze woonkamer terwijl mijn ouders er verwachtingsvol bij kwamen zitten nadat ik had aangekondigd dat ik ze iets moest vertellen. Ik was van plan om iets achter te houden, om het verhaal te beperken tot alleen maar dronkenschap door drankgebruik. Dat kinderen met drank experimenteren is iets dat geen enkele ouder verbaast. Maar ik heb ze alles verteld, alleen heb ik Grant buiten het deel met de cocaïne gehouden. Ik heb het verhaal chronologisch verteld; pas toen ik goed op gang was, had ik de moed om me door de lawine tot in het dal te laten meeslepen: dat ik een verdachte was in verband met de moord op Gina Mason.

Er is geen passende reactie voor zulke dingen. Mijn ouders reageerden eerst met woede, tot ze mijn tranen zagen waarna ze met een wanhopig voorgevoel naar me luisterden terwijl ze zich afvroegen waarom ik hun dit bekende. Bij het slot klapte mijn vader in; mijn moeder snelde op me toe en sloeg haar armen om me heen. We praatten nog een uur door voordat mijn vader Grants vader belde. Aanvankelijk was zijn toon verhit - hij was ongetwijfeld goed link wegens senator Tully's medeplichtigheid bij het voor mijn ouders verborgen houden van het gebeurde maar zijn toon werd meer ontspannen toen senator Tully uitlegde hoe het in elkaar zat en wat er ging gebeuren. Ik weet zeker dat mijn vader uiteindelijk blij is met zo'n machtige bondgenoot.

'Heb je een goed gesprek met Jeremy gehad?' vraagt de senator me. Ik neem aan dat hij meneer Erwin bedoelt. We hebben urenlang over mijn verhaal gepraat. Nou ja, min of meer. We spraken in algemeenheden tot we bij het gedeelte kwamen dat over de gebeurtenissen bij Gina thuis ging. Ik denk dat meneer Erwin was gewaarschuwd dat ik op dat punt aan geheugenverlies leed, en dat leek hem dwars te zitten. Dus gingen we er heel omzichtig mee om, spraken we in veronderstellingen. Hij zei dat we 'de details later wel konden invullen'.

'Ja, meneer,' zeg ik tegen de senator.

Grants vader ademt langzaam in. 'Heb je het allemaal goed begrepen?'

'Ja, meneer.'

'Hij is een prima advocaat. Hij zorgt goed voor je.'

'Dank u wel, meneer.'

'Ik heb je vader beloofd dit te regelen, en dat zal ik doen.'

'Ik kan u niet zeggen hoezeer ik dat op prijs stel.'

Senator Tully knikt meelevend. Discussie gesloten.

'Senator.'

'Ja, Jon.'

'Het spijt me heel erg.'

Hij overweegt wat ik heb gezegd. Hij gaat met zijn tong langs zijn lippen en wacht even. 'Je moet je niet tegenover mij veront-schuldigen, Jon. Je moet je verontschuldigen tegenover je moeder en je vader. En dat moet je in meer dan alleen woorden doen.' Hij draait zich voor het eerst naar me toe. 'Zorg dat je ouders trots op je kunnen zijn. Studeer zo goed als je kunt en laat je nooit meer meeslepen in zoiets als dit. Begrijp je wat ik bedoel?'

Mijn ogen vullen zich met tranen. Ik kijk de andere kant op om de emotie af te zwakken. 'Ja, meneer.'

Ik voel dat zijn ogen nog op me rusten. Maar hij zegt niets meer.

Grant en meneer Erwin komen terug. Grants gezicht is asgrauw, maar hij loopt met geheven hoofd. Hij ontwijkt mijn blik en gaat op de stoel naast me zitten, naast zijn vader. Jeremiah Erwin wenkt me met een krom handje. 'Jon.'

We lopen een gang door met witte wanden en tegels, een steriele omgeving. Ik loop in een droom. De ene avond waag ik het erop met drugs, kom ik een bloedmooie meid tegen, en voor ik het weet is mijn leven veranderd in een wandeling door een gang met een advocaat. Eén avond, en een jonge vrouw is dood.

'Er wordt vandaag niet gepraat,' zegt meneer Erwin. 'U doet geen mond open.'

'Goed.' We komen een paar mannen in pak tegen die duidelijk ergens naar op weg zijn. 'Heeft Grant wel met ze gepraat?'

'Grant heeft zijn aandeel geleverd,' zegt hij. 'Maar uw situatie is anders. In uw geval komen we later met een verklaring.'

We blijven staan bij een vergaderzaal waar de aanklager, meneer Degnan, zit met een geel schrijfblok opengeslagen voor zich. Hij knikt ons toe als we binnenkomen. 'Gaat u zitten,' zegt hij. Hij steekt me zijn hand toe. 'Mijn naam is Gary Degnan, meneer Soliday.'

Ik schud hem de hand en zeg: 'Aangenaam kennis met u te maken.'

'Ik werk als onderzoeker bij de Eenheid Gewelddadige en Seksuele Misdrijven van het kantoor van de Officier van Justi-tie van Summit County. Begrijpt u dat?'

Ik kijk naar meneer Erwin en die knikt me toe. 'Ja, meneer,'

zeg ik.

'We onderzoeken de verkrachting van en de moord op een jongedame genaamd Gina Mason. Begrijpt u dat?'

'Ja, meneer.'

Meneer Erwin steekt een hand op. 'Mijn cliënt begrijpt de aard van het onderzoek. Hij zal op dit tijdstip geen enkele vraag beantwoorden.'

Degnan trekt een lelijk gezicht. Zijn blik verschuift langzaam van mij naar mijn advocaat. 'Iemand moet ervan afkomen met een deal,' zegt hij. 'En dat wordt u of meneer Cosgrove.'

Hij bedoelt Lyle. Op het feest heb ik zijn achternaam niet te horen gekregen.

Meneer Erwin zwijgt even. 'Ik heb met de advocaat van meneer Cosgrove gepraat. Ik zie hier geen zaak in. Tegen geen van beide jongens.'

'Dan waagt u het er zeker op?'

'Ik dacht dat u enkele monsters wilde nemen,' zegt meneer Erwin.

Degnan blijft smerig kijken, maar zakt toch wat in elkaar. Hij wendt zich tot mij. 'We gaan nu monsters nemen van uw bloed, haar, huid en urine. Heeft uw advocaat u dat uitgelegd?'

'Ja, meneer.'

'Mooi zo.' Degnan klapt het dossier dicht en staat op. 'Er komt zo iemand bij u.' Hij loopt naar de deur maar komt terug.

'Laat ik u en uw advocaat een raad geven, meneer Soliday. Probeer niet als laatste een deal te sluiten. De laatste is altijd de klos.' Hij wacht even op een reactie, maar geen van ons beiden geeft antwoord.

Negentien

Mijn ouders en ik eten in stilte. Ik schuif de kip en de aardap-pels van de ene kant van mijn bord naar de andere. Er wordt niet gesproken. We wachten op een telefoontje. Het komt precies op tijd, halfzeven.

'Ik ga alleen,' zeg ik tegen ze. We hebben de kwestie uit en te na besproken. Mijn vader wil met me mee, maar om een of andere reden heeft hij me toegestaan in deze zaak rechtstreeks met de Tully's en meneer Erwin samen te werken. Hij heeft ongetwijfeld respect voor wat de senator in deze kwestie op tafel legt. Toch zou hij er nog op kunnen staan mee te komen. Zijn berusting heeft een nieuw facet aan onze relatie toegevoegd. Volgens een zeer verwrongen redenering heeft deze ellende mijn vader de ruimte gegeven mij voor het eerst als een volwassene te zien. Dat heeft er, in combinatie met de overvloedige garanties van senator Tully, toe geleid dat hij zich terughoudend opstelt. Mijn moeder is een heel ander verhaal. Ze heeft de laatste tijd meer aandacht voor me dan ze voor me heeft gehad sinds ik een kleine jongen was. Ze loopt me praktisch door het hele huis achterna en probeert me ruimte te geven terwijl ze dolgraag een beschermende muur om me heen zou willen bouwen. Ons gezin heeft, elk lid op zijn eigen manier, de koude douche van de realiteit over zich heen gekregen. Ik ben volwassen geworden, niet op het moment dat ik ging studeren of een baan of een vrouw nam, maar toen ik van moord werd beschuldigd. Ik word als een volwassene beschouwd omdat de wet me als zodanig zal behandelen.

'Van alles en nog wat, maar alles bij elkaar goed nieuws,' zegt Grant als hij de deur opendoet. Hij schudt enthousiast aan mijn arm en gebaart naar de studeerkamer. 'Praat met hem,' zegt hij. Jeremiah Erwin komt overeind van de bank. Hij is zoals altijd in pak, heeft zelfs zijn stropdas niet losgemaakt. Zijn kostuum is grijsachtig met daaronder een blauw overhemd en een lichtgele das. Hij wekt beslist de indruk dat ik bij hem in goede handen ben.

We geven elkaar een hand. Ik ga in de stoel naast hem zitten. We wisselen aardigheden uit, onhandig zoals volwassenen en tieners dat doen.

'We moeten ter zake komen,' zegt hij. Op de glazen tafel voor hem liggen verscheidene mappen uitgespreid. 'Ze had een positieve uitslag wat betreft uw sperma,' zegt hij. 'Bloed idem.'

'Oké.' Ik probeer opgewekt te klinken. Dit is geen verrassing. Maar ik vermoed dat het ook geen góéd nieuws is.

'De uitslag van de lijkschouwing is beslist niet eenduidig.' Hij leest voor uit het rapport. 'Ze is gestorven aan interne hemorragie.' Hij kijkt op uit zijn aantekeningen. 'In eenvoudige bewoordingen: ze is gestikt in haar braaksel. Dat is een veelvoorkomende reactie bij een overdosis.'

'Een overdosis.'

'Noem het wat je wilt. Ze had hoge percentages marihuana, cocaïne en alcohol in haar bloed. Ze is bewusteloos geraakt en heeft gebraakt. Ze lag op haar rug en is erin gestikt.'

'Dus...' Ik open mijn handen. 'Geen moord.'

'Dat wordt onze stellingname. Een andere mogelijkheid is er niet.'

'Goed.'

'Bloeduitstortingen op haar achterhoofd en in haar nek. Het kan zijn dat ze ruw is behandeld en tijdens de worsteling heeft overgegeven.'

Ik herinner me dat ik met Gina van het bed ben gevallen. Dat staat als een paal boven water. Maar ik dacht dat ik het daarbij het zwaarst te verduren had. Ik weet het echt niet meer. In de toestand waarin ik verkeerde, heb ik er amper iets van kunnen voelen.

'Dan zou het moord zijn,' zeg ik.

'Misschien.' Hij legt het rapport neer. 'Maar dan had er eerst een verkrachting moeten zijn, wil dat verhaal handen en voeten krijgen. En u hebt haar niet verkracht.'

Ik wou dat ik dezelfde mate van zekerheid bezat als de man die me verdedigt. Ik beken dat zijn woorden me een iets veiliger gevoel geven.

'Die andere knaap bevestigt uw verhaal,' voegt hij eraan toe.

'Lyle?'

'Ja. Lyle Cosgrove. Hij zegt dat hij u bij haar huis heeft afgezet, in de auto heeft gewacht en dat u naar binnen ging en daar hebt gedaan wat u zegt te hebben gedaan. Dat van de seksuele handelingen kan hij niet bevestigen, maar hij kan wel zeggen dat hij na een tijdje naar het raam is gelopen en dat u net afscheid van Gina nam. Dat ze u daarbij heeft gekust.'

'Jezus Mina,' mompel ik. Er stroomt een onbekend gevoel door me heen, iets dat dicht bij een gevoel van verlossing komt. Verlossing in juridische zin in ieder geval. Er zijn geen bewijzen tegen mij. Ik kan de dans ontspringen. Maar binnen in me is iets dat de oplaaiende euforie blust. Ik heb geen idee wat voor middelen Grant heeft moeten gebruiken om Lyle te laten zeggen wat hij zei. Misschien spreekt Lyle de waarheid. Dat wil ik zo graag geloven dat het pijn doet. Maar ik kan de mogelijkheid niet uitsluiten dat hij me dekt in ruil voor een mij onbekende tegenprestatie van de familie Tully.

'In Summit County hebben ze wat ze noemen een "onderzoek" voor jeugdzaken,' zegt Erwin, 'dat kan leiden tot berechting als een volwassene. Net zoiets als een vooronderzoek bij ons, maar dan zonder een rechter die het leidt. Dat doet hier iemand van het bureau van de aanklager.' Hij kijkt me aan. 'Kunt u het volgen?'

'Min of meer.'

'Goed.' Hij gaat verzitten. 'Voor ze een jeugdige als een volwassene aanklagen, stelt de aanklager een onderzoek in om te besluiten of ze tot vervolging zullen overgaan. Hij luistert naar de bewijsvoering en neemt dan een beslissing.'

'Gaan ze me als volwassene aanklagen?' Ik weet het antwoord op die vraag. Maar door hem te stellen keer ik terug naar enkele weken geleden, toen ik het antwoord nog niet kende, toen ik onschuldig was. Ik wil mijn onschuld terug.

'Ja,' zegt meneer Erwin. 'Voor moord. Absoluut. U bent maar een jaar onder de grens. Dat zit er dik in.' Hij peilt mijn reactie, de impact van zijn woorden. 'Maar dit is onze kans om de zaak in de kiem te smoren. Ze hebben nog niet tot vervolging besloten. Dit is onze kans om hen te overreden het niet te doen. En dit verhoor is vertrouwelijk. Besloten. Als we hen kunnen over-reden niet te vervolgen, komt de zaak nooit naar buiten.'

'Mooi,' zeg ik gematigd optimistisch. 'Hoe liggen onze kansen?'

'Goed, misschien wel voortreffelijk.' Hij buigt zich voorover.

'De lijkschouwer heeft zijn werk gedaan. De andere knaap helpt. Ze hebben geen getuigen. Er is maar één getuige die u achter de tralies kan krijgen.' Hij kijkt me recht aan. Boodschap ontvangen.

'Ben je zover dat je over je verklaring kunt praten, Jon?'

Handenwringend zeg ik dat ik er klaar voor ben.

Twintig

Ik verwachtte iets als een rechtszaal, maar het was een vergaderruimte. Mijn advocaat en ik zitten aan het ene eind van een lange tafel. Aan het andere eind zitten twee mensen een kalm gesprek te voeren. Een van hen is de onderzoeker, Gary Degnan. De ander is een man die Raymond Vega heet. Hij kent mijn advocaat, Jeremiah Erwin, wat duidelijk werd uit hun begroeting toen we binnenkwamen. Er zit een vrouw naast Vega met een kleine schrijfmachine. Ze gaat alles wat er tijdens de zitting wordt gezegd uittypen. Vega knikt de vrouw toe en ze begint te typen.

'Raymond Vega, hulp-aanklager van Summit County, en bij mij is Gary Degnan, rechercheur van de Eenheid Gewelddadige en Seksuele Misdrijven. We zijn hier vandaag voor zaak 79-JV1024. Het openbaar ministerie van Summit County voert een onderzoek uit in een jeugdzaak ingevolge artikel 24B-18 van het wetboek van strafrecht. Vandaag is ons doel te bepalen of er voldoende bewijs is tegen Jonathan Soliday, een minderjarige, met betrekking tot een mogelijke aanklacht wegens verkrachting en moord. De minderjarige, meneer Soliday, is aanwezig, evenals zijn advocaat, Mr. Jeremiah Erwin.'

Ik zeg natuurlijk niets, maar wanneer de aanklager zijn keel schraapt, schiet er een vlaag van afgrijzen door me heen. 'We beginnen met het rapport van de lijkschouwer van Summit County, Vincent Cross.' Hij kijkt naar de typiste. 'Dat noemen we bewijsstuk 1. Meneer Erwin, hebt u daar een kopie van?'

'Ja, die heb ik. Dank u.'

'We zijn overeengekomen dat de lijkschouwer niet behoeft te worden opgeroepen om te getuigen,' zegt Vega. 'De doodsoorzaak in bewijsstuk l is verstikking ten gevolge van inwendige hemorragie. Het rapport concludeert dat overledene is gestikt nadat ze op haar rug liggend had gebraakt.' De ogen van de aanklager gaan langs de pagina omlaag. 'Het rapport vermeldt hoge percentages alcohol, cannabis en cocaïne in het lichaam van overledene. Het rapport meldt dat er bloeduitstortingen zijn aangetroffen in de nek en onder aan het achterhoofd van overledene. De lijkschouwer kan echter niet vaststellen of deze bloeduitstortingen op enigerlei wijze in verband staan met haar dood.'

Hij slaat de bladzijde om en leest verder. 'Bewezen is dat er voor haar dood geslachtsverkeer heeft plaatsgehad. In de vagina is sperma aangetroffen dat O-negatief bloed bevat. Er zijn geen in-of uitwendige sporen van geweld in verband met het geslachtsverkeer.' Hij kijkt op. 'Geen bewijs van verkrachting.'

Mijn hart slaat een paar slagen over.

De aanklager zucht en keert terug naar het rapport. 'Kortom, de lijkschouwer vindt het waarschijnlijker dat het braken, dat tot de verstikking heeft geleid, is veroorzaakt door de combinatie van roesmiddelen in het lichaam van overledene dan door enig geweld waarmee het geslachtsverkeer gepaard zou zijn gegaan.'

De aanklager legt het rapport neer en schuift een kopie naar de typiste. 'De stenograaf wordt verzocht het rapport officieel aan te merken als bewijsstuk 1.'

De rechercheur, Gary Degnan, bekijkt me met een ijskoude blik. Ik verbreek het oogcontact en concentreer me op de aanklager, Raymond Vega.

'Wat betreft de aanranding beschikken we over beëdigde verklaringen, ingediend door de advocaat van de minderjarige, Mr. Erwin. Hij heeft vijf verklaringen ingediend van verschillende mannen aangaande hun seksuele relaties met overledene. We zullen ze groepsbewijs 2 noemen.'

Degnan buigt zich naar Vega en fluistert hem wat toe. 'O ja,'

zegt Vega. 'Aanwezigen begrijpen dat de gangbare regels ten aanzien van bewijsstukken hier niet van toepassing zijn. Tijdens het proces, als dat er zou komen, zou het OM zich verzetten tegen toelating van deze bewijsstukken, zeker in de vorm van beëdigde verklaringen, maar ook in de vorm van levende getuigen. Anderzijds is het vanzelfsprekend dat volgens de huidige werkwijze in deze staat het bewijs van de seksuele achtergrond van de getuige a charge relevant is voor de vraag of ze bij deze gelegenheid al dan niet heeft toegestemd in seks. Omdat een van de beschuldigingen die we hier onderzoeken verkrachting is, zal dit bewijs bij dit onderzoek in overweging worden genomen.' Hij bladert door de beëdigde verklaringen. 'Voor de goede orde, de eedafleggers in groepsbewijs 2 zijn: Steven Connor, Henry Cotler, Harold Jackson, Blair Thompson en Jason Taggert. Ik zal ze niet volledig in het verslag laten zetten, omdat ze deel van het verslag zijn. Ik geef een overzicht.'

Vega schraapt zijn keel. 'Meneer Connor verklaart dat hij voor het eerst seks met overledene had toen ze zestien jaar oud was. Hij verklaart dat ze gedurende een periode van drie weken ruim tienmaal seksueel verkeer hebben gehad. Meneer Cotler verklaart dat hij bij vijf verschillende gelegenheden orale en vaginale seks met overledene heeft gehad, terwijl overledene omgang had - dat staat hier - terwijl overledene omgang had met een ander, Harold Jackson.' De aanklager trekt een gezicht en bladert verder. 'De heer Jackson bevestigt deze ontrouw. De heer Jackson verklaart dat hij en de overledene gedurende een periode van vier a vijf maanden ruim veertigmaal geslachtsverkeer hebben gehad, en dat het niet ongewoon was om seks te hebben na het gebruik van marihuana. De heer Thompson verklaart dat hij en overledene ruimt twintigmaal seks hebben gehad zowel bij hem als bij haar thuis, op haar werkplek en in zijn auto.' Vega's wenkbrauwen gaan omhoog. 'Oké. En meneer Taggert verklaart dat hij vanaf november vorig jaar tot heden bij vijf gelegenheden overging tot... "seksuele handelingen" met overledene.' Hij kijkt op. 'Voor alle duidelijkheid, overledene was ten tijde van haar overlijden slechts negentien jaar.'

De aanklager kijkt naar mijn advocaat. 'Ik stel voor om de heer Cosgrove op te roepen,' zegt hij.

Gary Degnan verlaat de zaal. Ik kijk mijn advocaat aan. Hij zegt niets maar knikt heel even. Ik weet de tegenstrijdige gevoelens grotendeels te onderdrukken. Wat ik tot nu toe heb gehoord, is gunstig. De bevindingen van de lijkschouwing staven geen verkrachting of moord. Ook blijkt dat Gina Mason niet iemand was die afwijzend tegenover seks stond. En dan nog iets. Het tempo van dit onderzoek. De aanklager jakkert uiterst efficiënt door de bewijsstukken. Het is alsof hij er snel een punt achter wil zetten.

Lyle wordt de vergaderzaal binnengebracht. Zijn hoofd is onlangs kaalgeschoren. Hij draagt een rood poloshirt en een spijkerbroek. Hij maakt heel even oogcontact met me en kijkt snel weer weg. Nu ik hem voor het eerst sinds die nacht weer zie, roert zich iets in me, iets waar ik niet de vinger op kan leggen, een jeuk die zich niet laat krabben. Hij knikt naar de aanklager, zonder enthousiasme, en zonder intimidatie. Hij is een dreigende figuur, met zijn zware armen, zijn harde blik. Een harde, keiharde knaap, zelfs in deze omgeving. Hij zit recht tegenover de aanklagers, zodat mijn advocaat en ik hem en profil zien.

'De stenograaf zal de getuige de eed afnemen.'

De typiste - de stenograaf zeker - neemt Lyle Cosgrove de eed af.

'Uw volledige naam.'

'Lyle Alan Cosgrove.'

'Woonachtig te...'

'Vier nul acht Benjamin.'

'Hier in Lansing?'

'Ja.'

'In Summit County?'

'Klopt.'

'Wat is uw leef tij d?'

'Zeventien.'

'Studeert u?'

'Nee. Ik heb de school niet afgemaakt. Ik werk in de bouw.'

'Goed. Dan gaan we nu naar de details.'

Cosgrove vertelt de aanwezigen dat hij met Gina Mason naar dat feest ging. Hij zegt niet dat ze zijn vriendin was, maar dat hij gedurende de laatste maanden verschillende malen 'met haar had aangerotzooid' - later verhelderd tot seksuele gemeenschap. Hij laat een paar maal zijn knokkels kraken en draait heen en weer op zijn stoel, maar hij is heel rechtstreeks in zijn antwoorden.

Hij begint over het feestje-tijdens-het-feest. 'We hadden wat wiet,' zegt hij. 'Ik en Grant en Jon en Gina rookten wiet.' Riek wordt niet genoemd. Hoe minder getuigen, hoe beter, heb ik van mijn advocaat gehoord, vooral als die getuige een drugsdealer is. 'We dronken bier en rookten een stuk of vier, vijf joints. Toen kwam er iemand met cocaïne aanzetten. Dus daar gebruikten we ook wat van. Ik bedoel: ik en Jon en Gina.'

Grant wordt buiten het cocaïnedeel gehouden. Een cadeautje dat hij zichzelf gunt. Ik ben meer dan bereid om hem ter wille te zijn: het is een kleine gunst, in aanmerking genomen wat Grant voor mij heeft gedaan. Dat zie ik wel in. Hij kon zijn vader absoluut niet bekennen dat hij cocaïne snoof. Marihuana is al erg genoeg, maar coke... Dat kon Grant niet maken. Dat was waar het hele gedoe in Summit County om begonnen was, besef ik nu. Daar kon Grant in alle anonimiteit doen wat hij wilde. Het leert me ook iets anders, iets dat ik met een uiterste inspanning uit mijn gedachten probeer te bannen, in ieder geval voor nu en misschien voor altijd. Lyle vertelt een verhaaltje. Hij heeft al gelogen, wat kan betekenen dat het meeste of misschien wel alles verzonnen is. En als hij om de waarheid moet liegen, wat is die waarheid dan?

'Hoeveel cocaïne?' vraagt Vega.

Lyle haalt zijn schouders op. 'Weet ik niet. Een paar gram misschien. We waren behoorlijk ver heen.'

Ze gaan nog een tijdje op dat onderwerp door. Lyle behandelt elk van de aanwezigen - minus Riek, en nu ook Grant - en schat hoeveel lijntjes elk van hen heeft gesnoven. De aanklager doet hetzelfde met het bier en de marihuana. Daarna gaan ze verder met het moment waarop de groep uiteenging.

'Nou, we gingen weg,' zegt Lyle. 'Gina was de eerste. Ze ging naar huis. Grant ging gelijk met ons weg. Hij ging ook naar huis. Jon en ik reden naar Gina's huis.'

'Waarom deden jullie dat?'

'Gina had gezegd dat ze wou dat Jon later nog langskwam. Hij kende de weg niet, dus heb ik hem gebracht.'

'En waarom zou u Jon meenemen naar degene met wie u naar het feest was gegaan, meneer Cosgrove?'

Omdat hij bij Grant in het krijt stond vanwege de coke en geen flikker om Gina gaf. Ik denk niet dat we dat antwoord te horen krijgen.

Hij haalt zijn schouders op. 'Weet ik niet.'

'Weet u dat niet?' Vega houdt aan. 'U weet niet waarom u meneer Soliday naar het huis van uw vriendin hebt gebracht?'

Hij maakt een vragend gebaar met zijn handen. 'U hebt toch gezegd dat ze uw vriendin was?'

'Nee. Dat was ze niet. Ze deed me niks.'

'Goed.' De aanklager is er niet bijzonder van onder de indruk. 'En wat toen?'

'Nou, Jon liep naar Gina's huis en klom naar binnen. Hij bleef ongeveer een halfuur binnen.'

'En wat deed u al die tijd?'

'Nou, u weet wel.' Een schouderophalen. 'Ik heb een paar sigaretten gerookt, een biertje gedronken. En een nieuw bandje gedraaid. Kan best zijn dat ik ook wat heb geslapen.'

'En wat gebeurde er na dat halve uur?'

'Ik kreeg genoeg van het wachten, dus ik ging naar het raam van Gina's kamer, aan de zijkant van het huis. Ik wilde erop bonzen maar Jon stond op het punt om weg te gaan. Hij nam net afscheid van Gina. Hij kuste haar.'

'Hij kuste de overledene?'

'Ja.'

'En toen?'

'Toen niks. Ik heb hem thuisgebracht. Daarna ben ik zelf naar huis gegaan.'

De aanklager knikt, krabbelt wat aantekeningen op zijn schrijfblok. 'Meneer Erwin, nog vragen?'

'Een paar maar, meneer Vega, als u me toestaat.'

'Maar natuurlijk.'

'Meneer Cosgrove,' begint mijn advocaat, 'toen u op dat feest boven was, gaf Gina toen enige aanleiding om te geloven dat ze meneer Soliday aardig vond?'

Lyle kijkt Jeremiah Erwin een minuut strak aan. 'Ze raakte hem af en toe aan. Legde haar hand een keer op zijn pik.' Hij kijkt naar de aanklager. 'Sorry.'

'Ze plaatste haar hand in zijn kruis?'

'Ja, precies.' Hij wijst naar Erwin.

'Ze zei tegen u dat ze wilde dat Jon haar later een bezoek kwam brengen. Kunt u zeggen in welke bewoordingen ze dat precies deed?'

'Zoiets als "Zeg tegen hem dat hij straks langskomt. Zeg tegen hem dat ik op hem wacht.'"

'Verder geen vragen. Dank u.'

'Dank u, meneer Cosgrove,' zegt meneer Vega. Hij kijkt naar mijn advocaat. 'We hadden Gina Masons broertje Billy als volgende willen oproepen. Hij is acht jaar en heeft haar dood bij de politie gemeld. Dat staat in het proces-verbaal dat... laten we dat bij nader inzien maar bewijsstuk 3 noemen.' Hij schuift het proces-verbaal naar de stenograaf. 'En dan noemen we het verhoor bewijsstuk 4.' Hij heft een hand op als mijn advocaat, meneer Erwin, begint te praten. 'In aanmerking genomen dat het van horen zeggen is.'

'In dubbele zin, voor alle duidelijkheid,' zegt meneer Erwin. De onderzoeker, meneer Degnan, trekt een lelijk gezicht. Meneer Erwin, die de zaak van de aanklager volgt aan de hand van een ringband, bladert door naar het politieverhoor van Billy Mason. Als verhoor stelt het niet veel voor. De jongen is acht jaar. Hij belde de éérste-hulppost van het plaatselijke ziekenhuis om 5.22 uur met de mededeling dat zijn zuster niet ademde. De politie probeerde later die ochtend bij hem thuis met hem te praten. De aanklager, meneer Vega, leest de inhoud van het korte proces-verbaal voor aan de stenograaf en ik lees mee.

Billy reageerde niet, of op zijn best onsamenhangend. Hijwas volstrekt niet in staat de gebeurtenissen van de voor-gaande nacht te bespreken. Zijn moeder, Virginia Mason,maakte na een kwartier een eind aan het verhoor.6/24/79

Billy maakte een ongezonde indruk. Hij was afgevallen, watzijn moeder bevestigde. Het is niet zo dat hij helemaal nietop vragen reageerde, maar hij was niet in staat details te ver-strekken over het voorval in kwestie. Hij verklaarde dat hijzijn zuster op de ochtend in kwestie dood had aangetroffen,maar dat hij door wat eraan was voorafgegaan was heen ge-slapen. Zijn moeder verklaarde dat Billy niet beschikbaarzou zijn voor welk misdaadonderzoek dan ook en ze ver-zocht hem niet meer te ondervragen. Billy had verscheidenesnijwonden op zijn lichaam van een vermoedelijk ongekar-teld mes: twee in zijn linkerarm, een onder het sleutelbeen, inlengte variërend van vijf tot zeven centimeter. Hij kon onsechter niet vertellen hoe hij eraan kwam. De wonden warenvers en waarschijnlijk door hemzelf toegebracht. MevrouwMason bevestigde dat ze haar zoon gisteren had aangetrof-fen terwijl hij zichzelf de wonden toebracht. Ze gaf aan datBilly in therapie was en in de nabije toekomst niet alleenthuis zou worden gelaten.

'Jezus Christus,' mompel ik, hoewel ik het proces-verbaal niet voor het eerst zie. Probeerde hij een eind aan zijn leven te maken? Of strafte hij zichzelf alleen maar? Speel ik een rol in wat hem is overkomen?

'We hebben van mevrouw Mason, de moeder, te horen gekregen dat Billy niet zal getuigen.' De aanklager, meneer Vega, legt zijn handen voor zich op tafel. 'We hebben de macht om naar believen getuigenissen af te dwingen. We verkiezen dat niet ten doen in het geval van een kleine jongen en tegen de wil van diens moeder, vooral gezien de omstandigheden. We zullen aan deze weigering te getuigen geen vermoedens ten voordele of ten nadele ontlenen en we zullen ons niet aan enige speculatie wagen. Wat we voor de verslaggeving kunnen constateren is dat Billy Mason momenteel in een ziekenhuis ligt voor lichamelijke behandeling en intensieve begeleiding.' Meneer Vega slaakt een zucht. 'Goed, we gaan door.'

De aanklager overlegt even met de rechercheur, meneer Degnan. Terwijl de aanklager tijdens het proces weinig emotie toont, lijkt Degnan uiterst ongelukkig met de stand van zaken. Hij zit te mokken, om dat woord van een leraar van me maar eens te gebruiken.

Meneer Vega wendt zich tot mijn advocaat. 'Raadsman, zijn we klaar?'

Meneer Erwin schraapt zijn keel. 'Ik zou graag mijn cliënt, Jonathan Soliday, oproepen.

'Uitstekend. Meneer Soliday, neemt u plaats in de getuigenbank.' Vega gebaart naar de plaats naast hem. Ik denk dat het de bedoeling is dat we in de buurt van de stenograaf zitten. Ik sta met knikkende knieën op en ga met een strak gezicht zitten op de plaats waar Lyle Cosgrove zojuist nog zat. Ik wacht betrekkelijk kalm op de vragen van mijn advocaat. De stenograaf kijkt me aan. 'Zweert u de waarheid, de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen?'

'Ja,' antwoord ik. En God, sta me alsjeblieft bij. Ik zou de ondervraging op dit moment ook zonder mijn advocaat kunnen doen, zo vaak hebben we die al doorgenomen. Op het feest flirtte Gina met me. In het volle zicht van de anderen greep ze me in mijn kruis. Ze zei dat ze me later wilde zien. Daarom reden Lyle en ik naar haar huis. Ze vroeg of ik binnen wilde komen en we hadden seks. Op een gegeven moment vielen we van het bed, zij kwam op haar hoofd terecht, wat de klap op haar hoofd verklaarde. Later namen we afscheid, we kusten elkaar, ik zag Lyle voor het raam staan, en Lyle en ik gingen samen weg.

'En heeft juffrouw Mason op het feest enig lichamelijk contact met u gezocht?'

'Ja. Ze ging met haar hand langs mijn been omhoog.'

'Waar stopte ze?'

'In mij n... kruis.'

Tijdens het afleggen van de verklaring richt ik mijn blik op het raam achter meneer Vega en meneer Degnan. Ik kan ze niet aankijken, mijn advocaat noch de aanklagers. In plaats daarvan kijk ik naar het park verderop in de straat waar een jonge vrouw met haar kind aan het schommelen is. Het is een klein jongetje, dat zijn moeder zo te zien smeekt hem nog harder op te duwen zodat hij nog hoger in de lucht komt. Hij strekt zijn beentjes om de opzwaai meer kracht bij te zetten. Ik houd mijn stem vlak, zonder intonatie, en beschrijf nauwkeurig de kille feiten waarvan ik in alle eerlijkheid kan zeggen dat ik ze me herinner.

'U bevindt zich dus in de slaapkamer van juffrouw Mason. Kunt u me zeggen wie van uw beiden de aanzet tot seksuele activiteiten gaf?'

'Zij.'

'Kunt u daar wat verder op ingaan?'

'Ze deed haar ochtendjas uit. Ze was naakt. Ze deed de rits van mijn broek open en trok hem uit.'

'En wat deed ze toen?'

'Ze begon... ze begon met haar mond...'

'Bedreef ze orale seks met je, Jon?'

'Ja.'

Ik zal nooit te weten komen wat er zich tussen mij en Gina heeft afgespeeld. Ik zal nooit weten wat ik heb gedaan. Ik weet dat als ik iets heb gedaan - het kost me al moeite om de woorden te denken - als ik haar dood heb veroorzaakt, dat het dan door iets was waarvan ik nooit heb geweten dat het binnen mijn vermogen lag. Ik zou moeten aannemen dat het volstrekt onbedoeld is geweest, een ongeluk, toe te schrijven aan dronken seks, of een razernij, voortgekomen uit een absolute roes. Dat ben ik niet. Zo iemand ben ik niet.

'Ze kuste me gedag en vroeg of ik nog eens langs wilde komen.'

'Stond ze toen? Zat ze? Lag ze?'

'Ze stond. Ze kuste me gedag.'

'Gebeurde er verder nog iets?'

'Ik vroeg of ze wilde dat ik nog wat langer bleef, om te praten of zo.'

'Wat zei ze daarop?'

'Ze zei dat ze slaap nodig had. En dat ze misselijk was. Alsof ze ieder ogenblik kon overgeven.'

'Was ze misselijk? Alsof ze moest overgeven?'

'Ja.'

'En toen ben je weggegaan.'

'Klopt.'

Het is de beurt aan de aanklager om vragen te stellen, en hij doet geen poging om me onderuit te halen. Dat zou hij niet kunnen, ook al zou hij willen, maar het is me duidelijk dat hij het niet eens zal proberen. Hij bevestigt mijn verhaal en gaat alle punten langs die tot de onontkoombare conclusie moeten leiden dat de aanklager van Summit County niet zal overgaan tot vervolging van Jonathan Soliday inzake de dood van Gina Mason. Het strafrechtelijk onderzoek wordt afgesloten. Iets in me keurt sterk af wat Grant met behulp van zijn vaders politieke macht heeft gedaan. Hij heeft de aanklager bewerkt. Hij heeft de lijkschouwer bewerkt. Hij heeft Lyle Cos-grove bewerkt. Misschien zelfs Billy, Gina's broertje. Maar ik ontkom niet aan het feit dat ik zijn hulp aanvaard. Ik wil niet de gevangenis in. Ik wil niet dat mijn leven wordt kapotgemaakt. Ik ben zeventien, ik heb misschien iets heel erg verschrikkelijks gedaan, maar zeker weten doe ik het niet en ik ben bereid mezelf het voordeel van de twijfel te gunnen. Jeremiah Erwin begeleidt me het gebouw uit. Pas als we buiten zijn, geeft hij uiting aan zijn optimisme dat we zullen winnen. Ik ben jong maar niet dom. Het was een uitgemaakte zaak vanaf het moment dat we hier naar binnen gingen. Gina Mason is gewoon een jong en onbelangrijk iemand en ik heb machtige vrienden.

'De beslissing valt volgende week,' zegt mijn raadsman. 'En dan kun je dit hopelijk van je afzetten.'

Dat zal ik zeker. De tijd brengt van alles met zich mee. Een buffer, een zachtjes wegebben van de angst en de pijn en het schuldgevoel. En ook een vervagen van die schaarse herinneringen die ik eraan heb, en daarmee de onvermijdelijke neiging om dingen te herzien. Over een jaar zal ik het me herinneren als een kinderlijke vergissing die misschien, heel misschien, heeft geleid tot echt onheil. Over vijfjaar zal het zo zijn dat ik zo stoned was dat ik niet wist wat ik deed en niet echt verantwoordelijk voor mijn daden, en bovendien, wie weet wat er werkelijk is gebeurd? Over twintig jaar is het dat ene voorval na de middelbare school met dat promiscue grietje in een piepklein shortje en met hoge hakken dat me bij mijn pik greep en onder de coke zat en een overdosis nam waarvan ik bijna de schuld kreeg. Dat boezemt me angst in. Ik wil het niet vergeten. Ik wil het niet anders gaan zien. Ik wil het me herinneren zoals ik het me nu herinner. Dat ik deel was van iets slechts. En dat ik, ongeacht welke juridische rehabilitatie dan ook, bewijzen of niet, nooit echt zal weten of ik verantwoordelijk ben voor de dood van Gina Mason.

We zijn bij de auto op het parkeerterrein aan de overkant van de straat tegenover het gerechtsgebouw. Ik werp nog één lange blik achterom en zie een jongen op de stoep staan, ingekaderd door het grote gebouw en het stenen bordes. Hij is te jong om alleen te zijn, een kleine jongen in een rafelig T-shirt en een te grote korte broek. Hij reageert niet op het feit dat ik hem zie, hij staat gewoon doodstil, met zijn armen langs zijn lichaam. Hij bekijkt me met de onbeholpen pose van de prepuber. Van zijn gezicht valt weinig af te lezen. Geen haat, geen woede. Nieuwsgierigheid misschien. Meneer Erwin volgt mijn blik en ziet het jongetje staan. Hij kijkt weer naar mij, maar we zeggen niets. Ik sta op het punt meneer Erwin de vraag te stellen, maar ik weet zeker dat hij Gina Masons kleine broertje Billy nooit heeft ontmoet.

Ik vraag me af of ik een soort gebaar moet maken, zwaaien of een plechtige hoofdknik. Maar wat heb ik het jongetje te zeggen? Zijn zuster is dood, misschien omdat iemand iets ergs heeft gedaan, maar waarvoor niemand zal worden gestraft. Hij weet niet wie, hij weet niet waarom, maar hij weet dat het fout was. Ik beloof het jongetje in stilte dat ik het nooit zal vergeten. Ik zal mezelf in deze zaak nooit een vrijbrief geven. Ik zal mezelf mijn eigen straf opleggen. Ik zal het enige doen dat ik kan, en dat is een goed leven leiden en berouw hebben en God om vergeving vragen.

En bovenal, mijn verplichtingen niet vergeten.