OKTOBER 2000
Tweeënveertig
Vandaag begint de voorstelling. Het is al vier uur lang maandag 2 oktober. En ik ben alle vier die uren wakker geweest. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik voorlopig in bed blijf, met de dekens tot aan mijn kin opgetrokken, hoewel het nog altijd zacht weer is.
De mopsen delen het kussen naast het mijne. Ze hebben onrustig geslapen, geregeld verwonderd hun kop opgeheven omdat ik rechtop in bed zat. Op het moment liggen ze tevreden te grommen en te snurken.
De draadloze telefoon ligt op mijn schoot. Ik heb het nummer nu vijf keer, nee, zes keer gedeeltelijk gedraaid. Maar ik ga haar niet midden in de nacht wakker bellen.
Het spijt me, zeg ik haar opnieuw in de roerloze duisternis. Het spijt me dat ik niet de man was die je dacht dat ik was. Het spijt me dat ik je heb laten geloven dat ik iemand was die ik niet was, dat je vijf jaar van je leven aan mij hebt verspild. Ik weet dat niets zwart-wit is. Ik weet dat we allebei schuld hebben. Maar ik ben bereid het grootste deel ervan op me te nemen. Ik heb de aanzet tot de verslechtering gegeven. Ik had geen tijd voor je. Ik gaf je het gevoel dat je overbodig was. Dat was je niet, nooit. Maar ik was te veel met mezelf bezig en ik luisterde niet. En dus hield je op met van me te houden.
Ik heb spijt van alles wat ik heb gedaan. Maar ik beloof je dit: ik zal geen spijt meer hebben. Van nu af aan zal het anders zijn. Ik zal niet liegen. Als ze me vragen stellen, zal ik nergens over liegen. Ik zal mijn advocaat alles laten doen om vrijspraak voor me te krijgen. Ik geef het niet op. Maar deze keer doe ik het zoals het moet.
Drieënveertig
'Jonathan Soliday wordt beschuldigd van moord met voorbedachten rade,' zegt Erica Johannsen. 'Hij is aangetroffen bij het slachtoffer - Dale Garrison - in het kantoor van het slachtoffer. Hij werd aangetroffen terwijl het slachtoffer dood was. En toen hij daar werd aangetroffen, deed hij wat een moordenaar in zo'n situatie doet: hij probeerde zich eruit te praten. Hij probeerde een naderbij komende beveiligingsbeambte ervan te overtuigen dat Dale Garrison gewoon in slaap was gevallen. Hij probeerde de bewaker uit het kantoor te krijgen voordat die de waarheid zou beseffen, namelijk dat Dale Garrison was vermoord.'
Het is nu middag. Omdat dit een bench trial, een proces zonder jury, is, had de rechter er geen moeite mee een paar zaken uit de weg te ruimen voor het proces begon. Het slot van het liedje was dat we besloten ermee te stoppen tot na de lunch. Erica Johannsen staat achter haar tafel in de rechtszaal in een visgraatcolbert en een lange, zwarte rok. Ze spreekt ongedwongen en zakelijk over de gebeurtenissen. Misschien is dat omdat er bij dit proces geen jury is, of het is gewoon haar manier van doen. Hoe het ook zij, het is effectief. Het wordt alleen maar moeilijker om hard te maken dat het politieke zwartmakerij is wanneer de officier zo kalm en rechttoe rechtaan spreekt.
'Wij zullen aantonen dat beklaagde een afspraak met het slachtoffer, die oorspronkelijk voor donderdag rond lunchtijd was gemaakt, heeft verzet naar vrijdag na werktijd, wanneer er niemand anders dan het slachtoffer aanwezig zou zijn. Wij zullen aantonen dat Dale Garrison is vermoord door verwurging. Wij zullen aantonen dat een beveiligingsbeambte, Leonard Hornowski, beklaagde in de werkkamer van Dale Garrison aantrof en dat beklaagde tegen meneer Hornowski loog over wat er zich had afgespeeld. Wij weten dat beklaagde de enige in die kantoorvleugel was die bij meneer Garrison aanwezig was vanaf het moment waarop hij nog in leven was tot het moment waarop hij is gewurgd.'
De officier loopt van haar tafel naar het midden van de zaal. Ik ben nog met mijn gedachten bij iets wat ze aan het begin zei: dat ik de afspraak heb verzet tot na kantoortijd. Dat is niet waar. We hadden afgesproken dat we donderdag zouden gaan lunchen en Garrisons kantoor heeft me gebeld en de afspraak verzet naar vrijdagvond zeven uur. Daardoor klopt het verhaal dat ik niemand in de buurt wilde hebben zodat ik de moord kon begaan. Maar zo is het niet gegaan.
Erica Johannsen gaat na een korte samenvatting weer zitten, alles bij elkaar een eenvoudige openingsverklaring. Vanuit haar standpunt bezien is dit een duidelijke zaak. Ik was als enige daar en ik heb een kletsverhaal afgestoken toen ik werd betrapt. Voor we vandaag begonnen, heeft Bennett de rechter meegedeeld dat hij zijn openingsverklaring wilde bewaren tot het moment waarop de verdediging met haar bewijsvoering begint. Daarom richt de officier zich tot haar eerste getuige.
'Dokter Mitra Agarwal.'
Mitra Agarwal is een lange, hoekige vrouw met peper-enzoutkleurige krullen die zonder duidelijke stijl tot op haar schouders vallen. Ze ziet eruit als een professional in de wetenschappelijke wereld, iemand die zich niet bezighoudt met uiterlijkheden. Ze draagt een gele blouse met een gespsluiting aan de kraag. Haar huid is lichtbruin met sproeten en ze heeft diepe, zorgelijke rimpels in haar voorhoofd. Haar bril rust halfweg haar neus. Erica Johannsen vraagt de dokter naar haar geloofsbrieven. Ze werkt als hoofdassistent-lijkschouwer bij de county-lijkschouwer. Ruim twintig jaar ervaring. Uitgebreid opgeleid. Vervolgens legt dokter Agarwal een verklaring af over de elementaire aspecten van de zaak: het in ontvangst nemen van Dale Garrisons lichaam in het mortuarium, het verrichten van de lijkschouwing, het sturen van een onderzoeker naar de plaats delict en naar de politie voor overleg. Ze beschrijft precies welke incisie ze heeft toegepast, welke organen ze heeft onderzocht en gewogen. De rechter, die tijdens haar periode als aanklager ongetwijfeld heel wat lijkschouwers heeft laten opdraven, schijnt te weten dat deze informatie rustig kan worden vergeten. Zelfs ik verlies mijn belangstelling. Bennett heeft geen bezwaar als de officier verzoekt om de dokter als een deskundige aan te merken.
'Bent u tijdens uw onderzoek tot een conclusie ten aanzien van de doodsoorzaak gekomen, dokter?'
'Dat ben ik,' zegt de dokter. Ze heeft een licht Indiaas accent, spreekt kalm en bedachtzaam. 'De doodsoorzaak was verstikking door manuele verwurging.'
Erica Johannsen verwijdert zich een stap van de lessenaar waarop haar aantekeningen liggen. 'Waarop baseert u die diagnose?'
De dokter knippert met haar ogen, schuift haar bril tot boven aan haar neus en kijkt even in haar aantekeningen alvorens op te kijken. 'De aanwezigheid van uiterlijke bewijzen in de vorm van ontvellingen en kneuzingen van de huid in de hals. Inwendige bloedingen, te beginnen bij de sternocleidomastoïd, de omohyoïd, de sternothyroïd en de thyroglossus.' Ze wil verdergaan, maar houdt zich dan in. 'Ik heb het dan over de spieren van de nek.'
'Dus ontvellingen aan de buitenkant van de hals en inwendige bloedingen in de hals?'
'Dat is correct.'
'Gaat u verder, dokter.'
'Er waren petechiën van de oogleden. Met andere woorden: bloeduitstortingen.'
'En zijn al uw bevindingen in overeenstemming met uw diagnose?'
'Ja,' zegt dokter Agarwal. 'Het is de enige logische diagnose.'
De officier loopt met enkele foto's van Dale Garrison in het mortuarium naar de dokter. Sommige foto's zijn opnamen van het hele lichaam, andere zijn detailopnamen waar je maag zich van omkeert. Een foto van zijn ogen, zijn hals, zijn gezicht. Dokter Agarwal bevestigt de uiterlijke bewijzen van de inwendige bloeduitstortingen.
'Goed.' Erica Johannsen schuift terug naar haar lessenaar.
'En hebt u een over lij denstijdstip kunnen vaststellen?'
'Ik zou zeggen dat het tijdstip van overlijden ergens in de avond van vrijdag 18 augustus is geweest.'
'En waar baseert u dat op?'
De dokter knippert opnieuw, knijpt dan haar ogen tot spleetjes. 'Gebaseerd op de livor mortis, de rigor mortis en de algor mortis. Met andere woorden, door te letten op het zich verzamelen van het bloed, op de verstijving van de spieren en afkoeling van het bloed. Het tijdstip van overlijden is nooit precies vast te stellen. In feite is het bij een kankerpatiënt zoals de overledene nog iets moeilijker.'
'Had overledene kanker?'
'Ja, hij had kanker, longkanker en lymfoom. Dat is van invloed op de lijkstijfheid omdat die bij kankerpatiënten niet goed te zien is. En algor mortis - de afkoeling van het bloed is minder behulpzaam dan gewoonlijk omdat de vuistregel luidt dat een lichaam per uur 1,5 graad Celsius afkoelt, maar dat vooronderstelt dat de lichaamstemperatuur normaal was, wat bij een kankerpatiënt niet noodzakelijkerwijs het geval is. Dus als we...' De dokter zwijgt als ze ziet dat Bennett is opgestaan. Bennett steekt zijn handen op. 'Ik was beslist niet van plan de dokter het zwijgen op te leggen,' zegt hij. 'Maar om de dokter en het hof tijd te besparen willen we met alle genoegen onbetwist laten dat de tijdsspanne waarbinnen de dood is ingetreden mede 18 augustus zeven uur 's avonds omvat.'
Goed beschouwd is het een betrekkelijk onbetekenend punt. Er is geen twijfel aan dat Dale omstreeks zeven uur dood was omdat de beveiligingsbeambte dat kan bevestigen. Maar tenzij ik het bevestig - wat geen enkele garantie biedt - moeten ze een eerder tijdstip voor zijn sterven bepalen.
De officier wendt zich tot de dokter, die knikt en zegt: 'Zeker.' Dus zegt Erica Johannsen: 'Dat zullen wij onbetwist laten.'
'Nog een laatste vraag dan,' zegt de officier. 'Dokter, tot welk niveau van zekerheid bent u... Nee, ik zal het in gewone bewoordingen zeggen: hoe zeker weet u dat uw diagnose de doodsoorzaak is?'
'Daar ben ik helemaal zeker van. Er is geen alternatief.'
Erica Johannsen bedankt de getuige en gaat zitten. Ik zie een heel klein glimpje van geruststelling op haar gezicht. Bennett zit te droedelen op zijn schrijfblok waarop de snelle aantekeningen staan van zijn gesprek met de patholoog-anatoom van een universiteit elders in de staat. 'Er was sprake van bloedingen in de oogleden,' zegt hij zonder op te kijken.
'Inderdaad.'
'Evenals inwendige bloedingen in de spieren van de hals.'
'Ja.'
'En de hersenen, dokter?' vraagt Ben. 'De hersenen waren toch sterk gezwollen?'
'Ja, er was sprake van cerebraal oedeem,' zegt dr. Agarwal.
'En hernia van de hersenstam?'
'Dat ook.'
'Vandaar dus verstikking.'
'Correct.'
'Dank u.' Bennett schrijft iets op. Even later komt de lijkschouwer overeind uit haar stoel. Ben kijkt glimlachend op. 'Ik ben nog niet klaar, dokter.' Ze gaat weer zitten en slaat met een gegeneerd lachje haar benen over elkaar.
Ben zegt: 'Wilt u zo vriendelijk zijn het hof te vertellen wat de vena cava superior is?'
De dokter knijpt haar ogen ietsje toe. Ze is in verwarring gebracht. 'De vena cava superior is de ader die van het hoofd naar het hart voert.'
'Daar gaat het bloed door van het hoofd naar het hart.'
'Correct.'
'Goed. Is er geen kwaadaardige tumor gevonden bij de vena cava superior?'
De lijkschouwer laat haar blik even op Bennett rusten voordat ze haar bril naar boven schuift en haar aantekeningen doorneemt. Terwijl ze de bevindingen van haar lijkschouwing leest, laat Ben de pen in zijn hand heen en weer zwiepen. Ook de officier neemt haar papieren door.
'Die was er inderdaad,' zegt dr. Agarwal. 'Een tumor van ongeveer zesenhalve centimeter doorsnee kwam aan het licht in het mediastinum - de borstkas - bij de vena cava superior.'
'Dank u. En zou u zo vriendelijk willen zijn te beschrijven wat bekendstaat als het vena cava superior-syndroom?' Bennett laat zijn pen vallen. 'In voor leken begrijpelijke taal, als dat kan.'
Dokter Agarwal houdt haar hoofd schuin. Ze opent haar mond maar stokt, neemt de vraag even in overweging zonder enig teken van stekeligheid, meer met academische nieuwsgierigheid. 'Het vena cava superior-syndroom behelst obstructie van de vena cava superior.'
'Obstructie door een kwaadaardige tumor.'
'Dat is correct.'
'De bloedtoevoer is afgesloten.'
'Of gedeeltelijk geobstrueerd.'
'Oké,' zegt Ben. 'Maar in dodelijke gevallen een complete obstructie.'
'Ja, dat is kenmerkend.'
'En VCSS - zo noemt u het toch?'
'Zo kunt u het natuurlijk ook noemen.'
'VCSS komt voornamelijk voor bij patiënten die lijden aan longkanker of lymf oom, nietwaar?'
'Dat is zo.' De dokter lijkt nu een blik in haar aantekeningen te werpen.
'De vormen van kanker die Dale Garrison had.'
'Dat is zo, ja.'
'Eenvoudig geformuleerd: een carcinoom dringt de vena cava superior binnen en obstrueert, geheel of gedeeltelijk, de bloedafvoer vanuit het hoofd.'
'Dat is correct.'
'En' - Ben houdt zijn aantekenblok omhoog om te benadrukken dat hij letterlijk citeert - 'bij dood door VCSS is er een duidelijke vasculaire congestie van hoofd en nek, met petechiën.'
'Dat is correct.'
'Welke verschijnselen bij meneer Garrison zijn aangetroffen.'
'Ja.'
'En de tumor welke de vena cava superior obstrueert, kan heel klein zijn, nietwaar?' Ben leest opnieuw welbewust van zijn schrijfblok. 'Niet groter dan een druif, nietwaar?'
De dokter antwoordt met geloken ogen. 'Ik denk dat dat correct is.'
'Goed.' Bennett klapt zijn handen zachtjes tegen elkaar.
'VCSS gaat vergezeld van bloedingen in de hals.'
'Ja.'
'En ook in de oogleden?'
'Dat is mogelijk, door de verhoogde bloeddruk, ja.'
'En zwelling van de hersenen, cerebraal oedeem.'
'Ja.'
'Wat tot een hernia van de hersenstam leidt.'
'Dat klopt.'
'Wat tot verstikking leidt.'
'Ja.'
'En alle kenmerken die ik zojuist heb opgesomd - bloedingen in oogleden en de hals, zwelling van de hersenen, hernia van de hersenstam, de aanwezigheid van een kwaadaardige tumor in de vena cava superior - al die kenmerken trof u aan tijdens uw lijkschouwing in deze zaak.'
'Ja, meneer. Wat niet wil zeggen dat ik geloof dat VCSS de doodsoorzaak is. Maar inderdaad, u hebt gelijk.'
Bennett legt zijn handen gevouwen op tafel en kijkt de dokter een tijdje strak aan. Hij is beslist niet blij met haar kwalificatie. 'U kunt verstikking ten gevolge van vena cava superior-syndroom als doodsoorzaak toch niet uitsluiten?'
'Ik vind die theorie onhoudbaar,' zegt ze kortaf. 'Het slachtoffer is gestorven aan de gevolgen van manuele verwurging.'
'Maar u zegt toch zeker niet dat u het volledig uitsluit?'
vraagt Ben met uitgestoken handen.
'Ik zou zeggen dat het hoogstonwaarschijnlijk maar denkbaar is.'
'U zegt dat dood door het vena cava superior-syndroom onhoudbaar is.' Ben leunt naar achteren. 'Hoe vaak hebt u dood door het vena cava superior-syndroom vastgesteld?'
'Niet éénmaal, geloof ik.' De dokter fronst haar wenkbrau-wen. 'Ik pleeg geen lijkschouwing op iedereen die sterft, meneer.'
'U pleegt lijkschouwing bij sterfgevallen van verdachte, meestal gewelddadige oorsprong, nietwaar?'
'En praktisch alle kinderen van onder de twaalf,' voegt de dokter eraan toe.
'Dus u hebt de diagnose VCSS nog nooit gesteld?'
'Nee, meneer, inderdaad niet.'
'Hebt u het dan ooit gezien?'
Dokter Agarwal gaat met haar tong langs haar lippen en zoekt haar geheugen af. 'Eenmaal, tijdens een bijscholingscursus, misschien tien jaar geleden.'
'O.' Ben doet nu enigszins neerbuigend. Hij grijnst scheef. 'En hoe vaak hebt u dan verstikking door manuele verwurging gediagnosticeerd?'
'O, zo vaak.' De stem van de dokter wint aan autoritaire sterkte.
'Tientallen malen, dokter?'
'Ik zou zeggen meer dan dertig gevallen, waarschijnlijk dichter tegen de vijftig.'
'Dertig tot vijftig gevallen.' Ben knikt goedkeurend en wendt zich tegelijkertijd naar de officier. 'En in die stapel niet één VCSS-geval.'
'Het is een ongewone gang van zaken,' zegt de dokter. 'Vooral bij een sterfgeval. Mensen sterven niet vaak aan VCSS. Het is zeer goed te behandelen.'
Bennett gaat rechtop zitten. 'Dokter, bent u zich bewust van het feit dat de overledene zijn longkanker niet liet behandelen?'
'Protest.' Erica Johannsen volgt Bennetts gedachtegang en blijft op haar stoel zitten. 'Er is geen grond voor dat bewijs.'
'Ik zal het nogmaals proberen, edelachtbare.' Bennett vestigt zijn blik op de getuige. 'Dr. Agarwal, hebt u enig bewijs gevonden dat meneer Garrison is behandeld met chemotherapie of bestralingskuren?'
'Ik dacht het niet.'
'Of enige andere vorm van medische behandeling van kanker?'
'Ik heb geen indicatie aangetroffen dat het slachtoffer zijn kanker had laten behandelen.'
'En dokter, zou het u, gezien het feit dat de overledene ervoor had gekozen zijn kanker om wat voor reden dan ook niet te behandelen, zou het u verbazen als u merkte dat hij zijn VCSS niet had laten behandelen?'
'Protest,' zegt Johannsen. 'Aanname van feiten buiten de bewijsvoering.'
De rechter denkt erover na, maar voor ze een uitspraak kan doen, biedt Bennett aan de vraag anders te formuleren. 'Dokter, afgezien van de vraag of u gelooft dat het de doodsoorzaak was, zult u toch moeten toegeven dat de overledene aan het vena cava superior-syndroom leed.'
De dokter knijpt haar lippen samen en neemt de tijd voor een antwoord. 'Zeker, er was een tumor rond de vena cava superior. Of die een obstructie voor de VCS betekende, is een andere kwestie.'
'Goed, maar u kunt het niet uitsluiten, wel?'
'Nee, ik kan het niet uitsluiten als een kwaal waaraan de overledene leed. Ik ben het er absoluut niet mee eens dat het de doodsoorzaak was.'
'Zoals u het ook nooit hebt aangetroffen bij een andere verwurgingsdood die u hebt onderzocht.'
'Dat is correct.'
'En u bent het met me eens als ik zeg dat VCSS dodelijker is als het niet wordt behandeld?'
'Zoals elke ziekte is ook deze gevaarlijk als ze niet wordt be-handeld.'
Bennett wacht even, pakt zijn pen en speurt het vel papier af.
'Dank u, dokter.'
Erica Johannsen staat met geweld op uit haar stoel. Ik denk dat ze er geen idee van had dat we de diagnose zouden aanvechten. Bennett had geen enkele patholoog-anatoom als getuige a decharge opgevoerd, deels om dr. Agarwal tijdens het kruisverhoor te verrassen, deels omdat ook alle lijkschouwers die we hadden geraadpleegd vonden dat dood door verwurging veel waarschijnlijker was.
'Dokter,' vraagt Johannsen, en ze laat haar stem harder klinken, 'lijkt het u geloofwaardig dat de overledene is gestorven ten gevolge van het vena cava superior-syndroom?'
'Ik vind het niet geloofwaardig, nee.'
De dokter neigt haar hoofd in de richting van de rechter. 'Om twee redenen. Ten eerste om wat de verdediger niet heeft vermeld: de ontvellingen en bloedingen in de hals waren met zoveel kracht aangebracht dat ik niet geloof dat ze door het slachtoffer zelf kunnen zijn aangebracht. De tweede reden is dat de dood door VCSS plotseling optreedt, en mijn bevindingen zijn niet verenigbaar met een plotselinge dood. De ontvellingen in de hals kunnen niet zijn ontstaan door één enkel, plotseling vastgrijpen van de keel. De handen hebben de hals langer omklemd. De ontvellingen zijn veroorzaakt door frictie wat wijst op een beweging tussen het slachtoffer en de aanvaller, met andere woorden, een teken van een worsteling. Bovendien zaten de kraag en de stropdas van de overledene niet op hun plaats. Zijn kraag stond open.' Ze heft een hand op. 'Er zijn te veel ongerijmdheden. Deze man is gestorven door verstikking ten gevolge van manuele verwurging.'
'Dank u, dokter.'
De rechter en de getuige wenden zich tot Bennett voor een tweede kruisverhoor. Bennett brengt zijn handen naar zijn keel.
'Wilt u zien hoe snel ik mijn overhemd open heb en mijn keel vastpak?'
'Nee, laat u maar,' zegt de dokter. De rechter glimlacht. Ie-mand in de rechtszaal lacht. Voor het eerst sinds de zitting begon, ben ik me bewust van publiek. Ben laat zijn keel weer los. Zijn lach verflauwt. 'U gaf twee redenen waarom mijn theorie niet klopt. Eén: de kracht uitgeoefend op de hals.'
'Inderdaad.'
'Bent u niet op de hoogte van zaken waarin mensen die stikken naar hun keel grijpen?'
'Natuurlijk wel.'
'En sluit u de mogelijkheid dat een dergelijk grijpen - een snel, heftig vastgrijpen van de keel - tot ontvellingen en bloedingen kan leiden volledig uit? Zegt u dat zoiets op geen énkele manier kan gebeuren?'
Dr. Agarwal zucht hoorbaar. 'Het is mogelijk dat je iets als een vlek in je hals maakt. Misschien een bloedinkje. Maar een ontvelling zou ik niet verwachten. We moeten ook rekening houden met het feit dat deze man verzwakt was door kanker. Hij was ouder. We zetten wel erg grote stappen, meneer. Een zwakke, zieke, oudere man die bijna neervalt door een plotselinge dood als gevolg van verstikking door VCSS is gewoon niet in staat dergelijke plekken in zijn eigen hals aan te brengen.'
'Nogmaals: sluit u het categorisch uit? Ja of nee.'
'Hij zou er ook de tijd niet voor hebben gehad,' zegt ze. 'Niet om zijn boord los te maken en zijn keel met zo'n kracht vast te grijpen. Ik zou moeten zeggen dat onder die omstandigheden de waarschijnlijkheid zo oneindig klein is, dat het de moeite van het bespreken nauwelijks waard is.'
Bennett kan nu niet stoppen, dus hij gaat over op het punt van de tijd. De lijkschouwer stelt dat de dood door VCSS binnen een tot drie seconden intreedt. Ja, het is denkbaar dat Dale tijd had om binnen die tijd enkele plekken in zijn hals te maken, maar het is onwaarschijnlijk dat hij zoiets zou doen terwijl hij een herseninfarct krijgt. 'Hoogstonwaarschijnlijk,' voegt ze eraan toe voor Ben verder kan gaan. Ben stapt over naar zijn veiligste terrein: het feit dat dr. Agarwal er niet bij was, dat ze niet met zekerheid weet wat Dale deed, in welke volgorde en hoe lang dat duurde. Het is puur voor de show. Hij wil gewoon niet met een valse noot eindigen. Ik zie het ook aan het gezicht van de rechter, de ontspanning van haar gelaatsuitdrukking, het gebrek aan concentratie. Ze heeft haar belangstelling verloren. De lijkschouwer had gelijk. Bens theorie is leuk op academisch niveau, zorgt voor een keurig kruisverhoor, maar uiteindelijk denkt niemand dat bij Dale Garrison sprake is van een natuurlijke doodsoorzaak, niet met die verwondingen in zijn hals. Op zijn best weet Bennett in zijn conclusie Agarwal ertoe te krijgen dat ze toegeeft dat een dood door VCSS denkbaar is.
'Dank u, dokter. Dat was alles.' Ben krabbelt weer op zijn schrijfblok. Dokter Mitra Agarwal pakt haar papieren bij elkaar en verlaat de getuigenbank. Ik kan het niet helpen, maar ik ben enigszins teleurgesteld. Ik weet in stilte mezelf moed in te praten. We hadden met de lijkschouwer niets te verliezen. Onze hoofdverdediging is de waarheid, dat, ook als Dale Garrison gewurgd is, het niet door mijn hand is geweest. Bennett kijkt me met een uitgestreken gezicht aan, maar knikt even. Hij zou onder geen beding enthousiast een duim naar me hebben opgestoken, ook als de rechter er niet bij was geweest, maar ik stel me voor dat zijn inschatting dezelfde is als de mijne. Ik buig me naar hem toe en fluister 'Goed gedaan' als de rechter de zaak verdaagt.
Vierenveertig
'De beveiligingsbeambte komt morgen,' zegt Ben. 'En de secretaresse. Misschien krijgen we zelfs die rechercheur nog.'
Ik ga rechtop zitten. Ik zit met Ben in de vergaderzaal van Seaton, Kirsch en we zijn deze avond van de eerste procesdag aan het werk. Ons hoofdkwartier lijkt meer op een pakhuis met archiefdozen en dossiermappen.
'Morgenavond is het debat,' zeg ik. Ik doel op het eerste van drie televisiedebatten tussen Grant Tully en Langdon Trotter. 'Ik wil erheen.'
'Als er tijd voor is,' zegt Ben. 'Die bewaker kan een langdurige klus worden.'
'Heb j e iets goeds?'
'Nee, niet echt. Ik weet trouwens niet of het nodig is dat ik hem afbreek.' De telefoon in de hoek van de vergaderzaal rinkelt. Ben loopt erheen en neemt hem op. 'Stuur hem maar naar boven,' zegt hij. En tegen mij: 'Dat is Cal Reedy.'
Ben gaat zitten en wacht op de tafel trommelend op onze privé-detective.
'Ja of nee,' zeg ik. 'Accepteert de rechter onze doodsoorzaak?'
'Nee,' zegt Ben. 'Dat is mijn beste schatting.'
'Ook de mijne.' Ik word op slag een stuk moedelozer nu ik de officiële voorspelling van mijn advocaat hoor.
We zitten een tijdje in stilte. 'Wat wil Cal?' vraag ik.
'Ik weet het niet, Jon.'
Cal Reedy stormt binnen. Hij is in een geel T-shirt en een vuile spijkerbroek, een versleten honkbalpet op zijn kruin. 'Groot nieuws,' zegt hij.
Bennett en ik wachten op het hoge woord.
'Lyle Cosgrove,' zegt hij. 'Cosgrove is de laatste twee dagen niet op zijn werk verschenen. De bedrijfsleider van de apotheek behoort de reclasseringsambtenaar al na één dag te bellen. Maar ik denk dat de man een goedzak is, want hij heeft hem nog een dag respijt gegeven. Daarna heeft hij gebeld. De reclasseringsambtenaar gaat naar zijn huis, er wordt niet opengedaan...'
'Cal, in godsnaam,' zeg ik.
'Hij is dood,' zegt Cal. 'Ze vonden hem dood in zijn flatje. Morsdood, gewurgd.'
Alle drie blijven we even doodstil zitten. Mijn blik schiet naar Bennett Carey die op zijn beurt mij aanstaart.
'Ze denken dat hij een paar dagen geleden is vermoord. Eind september zo'n beetje.'
Ben fluistert iets dat ik niet kan verstaan.
Ik zak onderuit in mijn stoel en vecht tegen mijn zenuwen.
'Ze hebben ook wat dingetjes gevonden,' gaat Cal verder. Hij veegt wat zweet van zijn voorhoofd, ziet dan onze reacties. 'Ik heb nog altijd vrienden bij de politie.'
'Maar je hebt ze geen vragen gesteld uit onze naam,' zegt Ben.
'Nee, zeg, kom nou. Ik ben gewoon een nieuwsgierig Aagje.'
'Verdomme, vertel nou wat ze hebben gevonden.'
Cal keert zich naar mij toe. 'Ze vonden een verzegelde envelop met een damesonderbroek.'
Mijn mond valt open. Cal heeft genoeg werk aan deze zaak gedaan om vermoedelijk te weten wat wij denken. De onderbroek van Gina Mason, en alle bewijsmateriaal dat die bevat. Het zegt mij nog meer. Het zegt me dat Lyle bereid was zijn chantage te steunen met meer dan alleen zijn woord. Hij had materiële bewijzen. DNA, sperma, schaamhaar, weet ik veel. De kwestie is dat ik altijd al heb toegegeven dat ik die nacht seks met Gina heb gehad.
'Ze vonden ook een sleutel van een bankkluisje,' zegt Cal. Hij zit nu in een stoel, tussen Ben en mij in. 'Ze zijn van plan naar de bank van dat kluisje te gaan en het te doorzoeken.'
Ik sluit even de ogen. Daarna klinkt Bens stem. 'Leggen ze enig verband tussen Cosgrove en Dale Garrison?'
'Nee.' Cals stem. 'Voorzover ik weet niet. Ze gaan ervan uit dat het een mislukte drugsdeal was. Of misschien een afrekening voor iets wat hij heeft gedaan voordat hij twaalf jaar geleden de bak indraaide. Hij heeft zijn leven lang in de bajes gezeten. Ze zullen niet al te veel tijd aan hem besteden.'
Ik doe mijn ogen weer open. 'Je blijft er toch wel met je neus bovenop zitten, hè? Om te zien wat er in dat kluisje zit?'
Cal tikt op de tafel. 'Geregeld, partner.'
'Bedankt, Cal.' De detective staat op en gaat de vergaderzaal uit. Ik blijf achter met Bennett Carey die zich afvraagt of hij tegen een moordenaar aankijkt.
'Nou,' zegt hij. 'Ik denk dat we onze lege stoel hebben. Denk je ook niet, Jon?'
Ik wend mijn blik af en doe geen moeite om het te ontkennen. Ik kijk mijn advocaat niet eens aan.
'Heb je me misschien iets te zeggen?' vraagt Ben.
'Ja,' zeg ik. 'Vertel eens wat er nu aan onze strategie verandert.'
'O, wil je weten wat er aan onze strategie verandert? Best.' Ik hoor hoe Bennett in zijn benauwdheid op zijn stoel heen en weer schuift. 'Best. Het OM vindt het verband tussen Lyle en Dale. Dat gebeurt beslist. Een kruiscontrole is standaard. Ze zien dat Lyle een voorlopige verdachte in de zaak van Garrisons dood was en tellen twee en twee op. Vroeg of laat gooien ze jou ook in dat mengsel. En dan gaan ze eens heel goed kijken naar de theorie dat jij Cosgrove hebt vermoord.'
Ik wrijf langzaam in mijn handen en laat de realiteit tot me doordringen.
'Ik moet het weten,' zegt Ben.
'Het enige wat je moet doen is me vrij krijgen,' antwoord ik.
'Kijk ook eens naar die Riek uit 1979.'
'Riek? Denk je dat die er ook bij betrokken is?'
'Misschien.' Ik zet mijn kiezen op elkaar terwijl de duisternis weer in me opstijgt. 'Misschien ook staat de dood van Cosgrove er los van. Die vent was een ex-bajesklant. Hij woont tussen de ex-bajesklanten. Misschien hebben ze een oude bajesvete uitgevochten.
'Ik moet het weten,' herhaalt Ben.
Ik sta op en loop naar de deur, al die tijd zonder mijn advocaat aan te kijken. 'Win deze zaak maar, verdomme,' zeg ik op weg naar buiten.
Vijfenveertig
Als ik thuiskom, staat er een blauwe personenauto in de oprit geparkeerd.
Ik herken hem niet en ik zie niets door het raampje aan de bestuurderskant dat me iets verder brengt.
De voordeur blijkt niet op slot te zijn. Langzaam doe ik hem open, met ingehouden adem. De honden, Jake en Maggie, komen uit de keuken aangerend. Ik hoor het krassen van hun nagels voor ik hun kleine, mollige lijfjes op me af zie komen. Dan zie ik de bagage, de reistas die ik drie jaar geleden met Kerstmis heb gekocht, in de gang naast de trap staan. En daarnaast een paar hoge hakken.
Mijn voormalige bruid, Tracy Stearns Soliday, komt de keuken uit en blijft op de drempel staan. Ze is in werkkleding, een crèmekleurige coltrui, een rok met vage ruiten en wat eenvoudige sieraden. Haar donkere haar, eigenlijk iets te lang, is van achteren met een haarclip vastgezet. Ze ziet er zelfs nog iets magerder uit dan met ons trouwen. Haar jukbeenderen, haar kin en haar neus lijken scherper belijnd. Ze heeft haar schoenen uitgetrokken en haar oorbellen afgedaan.
Haar groene ogen kijken me uitdagend aan. 'Ik heb hier ook iets in te zeggen,' zegt ze.
'Waarin?'
'In of ik wel of niet langskom. Daar heb ik jouw toestemming niet voor nodig.'
Mijn mond ontspant tot een glimlach. 'Nee, dat lijkt mij ook niet.' Ik gebaar de kamer rond. 'Technisch gezien val je nog onder de hypotheek.'
'Nou en of.'
Ik steek snuivend mijn neus in de lucht. 'Je gaat me niet vertellen dat je hebt gekookt.'
'Nou, zo af en toe doe ik dat.'
Quasi-verrast grijp ik naar mijn hart. Ik sta gewoon tijd te winnen. We staan nog steeds ieder aan een kant van de kamer en zijn er nog niet uit hoe we elkaar zullen begroeten. Ze ziet er anders uit. Deze vrouw, die ik de afgelopen acht jaar van mijn leven elke dag heb gezien, ziet er anders uit dan al die andere keren dat ik haar heb gezien. Beter, denk ik, hoewel beter in sommige opzichten slechter is.
Langzaam bereiken we het midden van de kamer. Ik neem de leiding en steek mijn armen uit. Ze is opgelucht dat ik de voorzet geef. Onze omhelzing is platonisch. Niet kort, maar ook niet intiem, en uitmondend in klopjes op de rug. Als we elkaar loslaten, kijkt ze me onderzoekend aan. 'We hebben elkaar toch beloofd altijd vrienden te zullen blijven?'
Ik lach naar haar. 'We zijn vrienden.'
'Wat moest dat "Ik wil niet dat je me zo ziet" dan betekenen?
Ik maakte me zorgen.'
Ik geef een klopje op haar arm maar antwoord niet. 'Je ziet er goed uit,Tracy. Fantastisch.'
Ze is heel blij met het compliment. Ze is nooit bijzonder ijdel geweest. Niet dat ze zich gevleid voelt. Ze is blij dat ik me genoeg op mijn gemak voel om zoiets te zeggen. Ze retourneert mijn compliment en ik moet lachen om het idee. 'Ik heb zelfs grijze haren op mijn voeten.' Ik ben sinds de arrestatie tien pond afgevallen, wat trouwens geen kwaad kon, maar ik ben ook ouder geworden. Ik zie het vooral aan mijn ogen, niet zozeer door uitgezakte oogleden of rimpels, maar door de donkere kringen eronder.
Ze zegt dat ze bezig is met een eenpansmaaltijd, zodat ik een paar dagen vooruit kan. Hij is over een halfuur klaar. Ze komt binnen met een fles wijn en we gaan zitten. De honden komen er onmiddellijk bij liggen. Jake weet nog wie ze is, maar hij is altijd meer mijn hond geweest. Maggie kent Tracy helemaal niet, maar ze stort zich op haar, duwt haar snuit in haar schoot. Ik begin met Tracy over haarzelf te vragen. Ze schetst me vluchtig een beeld van het leven aan de oostkust. Ze heeft binnen haar pr-bureau al één promotie gemaakt en is nu adjunctdirecteur. Gek dat ik zelfs dat niet wist. Ze heeft niet gebeld om het me te vertellen. Ze heeft zelfs al wat werk gedaan voor een politieke campagne, een burgemeestersverkiezing, iets wat ze met enige ironie brengt. Na wat duwen vertelt ze met tegenzin dat ze omgang met iemand heeft. Een arts, vertelt ze, een chi-rurg, wat ik met een glimlach op mijn gezicht en een steen op mijn maag aanhoor. Ze gaat naar het eten kijken en meldt dat er nog een halfuurtje bijkomt.
Ze voltooit haar verslag en we houden ons even bezig met het adoreren van de honden. Om een of andere reden ben ik opeens nerveus. Er zijn in het stuklopen van ons huwelijk zoveel dingen geweest waar geen reden voor was. Misschien ook waren de redenen zelf zinloos.
'Ik zag de meest verschrikkelijke dingen voor me,' zegt ze.
'Nadat ik je aan de telefoon had gesproken. Je klonk zo eng.'
'Sorry. Dit gedoe, weet je. Dat roept de vreemdste gevoelens op.'
Ze brengt een hand naar haar voorhoofd. 'Ik kan het me zelfs niet voorstellen.'
'Maar we gaan dit winnen, Tracy. Bedenk dat wel.'
'Dat weet ik wel.'
'Nee, dat weet je niet.' Ik lach naar haar. 'Lief van je om zo mee te voelen. Maar de bewijzen zijn zwak. Mijn arrestatie was een slechte samenloop van omstandigheden. Maar ze kunnen niet veel hard maken. En er zijn ook weinig motieven.'
Ze wacht tot ik verderga, maar ik leg het niet uit. Ze werpt me een hoopvolle blik toe en we bidden allebei als gekken dat ik gelijk heb. Haar gsm rinkelt en ze rent naar haar tas om hem uit te zetten.
'Verwachtte je een telefoontje?' vraag ik.
'O...nee. Nee.'
'Ga er even lekker uit, Tracy.'
'Nee, Jon. Dat was Krista.' Ze haalt verontschuldigend haar schouders op. 'Ik wist niet wanneer je thuis zou komen. En of je wel gezelschap kon hebben. Je zit tenslotte midden in een proces...'
'Tracy.' Ik raak haar hand aan. 'Ik moet wat nachtrust hebben. Het proces, zoals je zegt. Bedankt voor het koken. Ik verheug me erop weer eens zelfgemaakt eten te eten. Ik moet nog wat dingen nakijken. Hoe lang ben je in de stad?'
'Dat weet ik nog niet. Zo lang als... Ik weet het niet.'
'Je bent hier niet voor zaken,' zeg ik. 'Je hebt vrij genomen.'
'Ja, en waarom niet?'
Ik glimlach naar haar, zo geruststellend mogelijk. 'Ik stel het heel erg op prijs. Het was fantastisch om je weer te zien. Misschien dat we elkaar, voor je teruggaat, nog een keer kunnen zien.'
'Zo vaak als je maar wilt. Jij moet het maar zeggen.'
'Goed. Prachtig. Doe ik. Ik heb je mobiele nummer.'
'Nee, dat is veranderd.'
O. Ze heeft ook een ander gsm-nummer. Gek hoe dat soort kleinigheden toch aan je kunnen knagen.
Ze geeft me haar nieuwe nummer. 'Ik logeer bij Krista.'
'Prachtig. Ik heb haar nummer.' Ik geef haar een knipoog. 'Ga naar je vriendinnen. Geniet ervan.' Ik sta op van de bank om de zaak in gang te krijgen.
Zij staat ook op, maar wat is ze koppig. 'Ik ben hier omdat ik jou wilde zien, Jonathan. Ik wil je helpen.'
'Dat doe je ook. Het betekent heel veel voor me.' Ik raak mijn hart aan. 'Echt waar. Ik moet alleen... Ik moet me concentreren.'
'Ja, natuurlijk. Natuurlijk.'
Ik omarm mijn ex-vrouw opnieuw. Ik doe mijn ogen dicht, snuif zo ongemerkt mogelijk haar geur op; haar parfum, dat heeft ze niet veranderd. Ze laat de leiding weer aan mij over. Ik zou haar een uur zo kunnen vasthouden, en ze zou zich niet bewegen. Ik zou haar op dit moment van alles kunnen vragen, en ik geloof werkelijk dat ze eraan zou voldoen.
'Ik bel je,'beloof ik.
'Ik zal goede dingen denken.' Ze brengt haar handen als in gebed samen. Ik laat Tracy Soliday uit en kijk hoe ze wegrijdt. Dan ga ik naar de bank terug en wacht tot het bonzen van mijn hart minder wordt.
Zesenveertig
De officier roept Leonard Hornowski op als getuige. Dat is de beveiligingsbeambte die me in Dales kantoor aantrof. Hornowksi heeft van nature een frons. Misschien komt het doordat de punten van zijn grote snor afhangen, maar dat past heel goed bij zijn manier van doen. Hij is erger dan serieus, zeg maar gerust zwaarmoedig. Zijn ogen staan dicht bij elkaar, gescheiden door een smalle neus en een puntige kin. Zijn haar is stug, chocoladebruin. Hij is slank, maar lijkt me goedgebouwd; hij heeft een dikke nek, met gezwollen aderen.
Hij geeft zijn volledige naam met de autoriteit van een gezagsdrager. Hij heeft een krachtige stem en het accent van Zuid. Hij is een beetje erg aanwezig door zijn lichaamsbouw en energieke uitstraling, en zo te zien is hij nerveus. Erica Johannsen neemt hem mee terug naar die grote dag. Zijn dienst begon om vijf uur 's middags en duurde tot de kleine uurtjes van de volgende dag. De hele dag bewaker zijn, de hele nacht, elke dag van het jaar.
'Laten we naar zeven uur die avond gaan,' zegt de officier. Opnieuw staat ze aan de lessenaar tussen haar eigen tafel en die van de verdediging. Bij een proces waar de rechter de feiten vaststelt, heeft ze geen behoefte aan dramatische houdingen of gebaren.
'Ik kreeg een seintje via mijn mobilofoon dat er op de zevende verdieping iets mis was.'
'Waar kwam dat seintje vandaan?'
'De grote hal.'
'Hoe laat was dat?'
'Omstreeks halfacht.'
'Was dat seintje nauwkeuriger dan alleen de zevende verdieping?'
'Noordkant,' zegt Hornowksi.
'Welke kantoren bevinden zich aan de noordkant van het gebouw?'
'Het advocatenkantoor van Dale Garrison en een makelaar.'
'Waar was u toen u die mededeling kreeg?'
'Op de vijfde. Ik nam de lift naar de zevende. De lift is aan de noordkant, dus nadat ik was uitgestapt ging ik eerst naar het makelaarskantoor. Ik ging naar de deur, maar die was op slot.'
'De buitendeur was op slot.'
'Klopt.'
'Wat deed u toen?'
'Ik ging naar de afdeling van Garrison.'
'Was de deur daar dicht?'
'Nee, die was niet op slot. Dus ik ging naar binnen.'
'Vertelt u eens wat er toen gebeurde.'
'Ik kwam in de hal, de ontvangstruimte, denk ik. Er was niemand, dus ik liep door.'
'Kondigde u uw komst aan?'
'O ja, dat deed ik meteen toen ik binnenkwam. Ik liep de gang in en zag de beklaagde in het hoekkantoor staan. Ik liep naar hem toe en ging het kantoor binnen.'
'Wat zag u toen u daar binnenkwam?'
'Ik zag een oudere heer voorover op zijn bureau liggen.'
'Wat deed de beklaagde? O, wacht.' De officier corrigeert zichzelf. 'Ziet u degene die u in dat kantoor zag staan vandaag in de rechtszaal?'
'Daar staat hij.' Hornowski wijst naar mij.
'Identificatie onbetwist,' zegt Ben op verveelde toon.
'Goed, meneer Hornowski.' Erica Johannsen rommelt in de papieren op haar lessenaar. 'U staat in dat kantoor. U ziet een man achter een bureau met zijn hoofd voorover op dat bureau.'
'Klopt.'
'Wat deed de beklaagde op dat moment?'
'Hij stond midden in de kamer. Hij leek nerveus, niet blij me te zien.'
'Verzoek dat te schrappen,' zegt Ben zonder op te staan.
'U kunt geen gedachten lezen, meneer,' zegt de rechter. 'Bezwaar aanvaard.'
'Hebt u op dat moment met de verdachte gesproken?'
'Jazeker. Hij zei dat ik mijn mond moest houden. Hij zei dat de man lag te slapen.'
'Wat was uw reactie daarop, meneer Hornowski?'
'Nou, ik keek naar de man. Het zou kunnen dat hij sliep, denk ik, maar zo zag het er voor mij niet uit.'
'Wat voor indruk kreeg u?'
'Bezwaar.'
De officier wijst op Bennett. 'Ik geloof dat de verdediging wil betwisten dat meneer Garrison leek te slapen. De waarnemingen van de getuige in dezen zijn relevant.'
De rechter wijst het bezwaar af.
'Nou, ik hoefde maar even goed naar hem te kijken, een seconde of tien, om te zien dat hij niet ademde.'
'Bewoog zijn lichaam niet?'
'Nee. Hij haalde geen adem.'
'Dus u ging naar hem toe.'
'Ja.'
'En toen?'
'En hij was dood. Hij was dood.'
'Wat deed u toen?'
'Ik zei tegen de verdachte dat hij zich niet moest bewegen. Dat hij daar moest blijven staan. En ik belde naar de hal beneden dat ze iedereen naar boven moesten sturen.'
'Zei de beklaagde nog iets tegen u?'
'Hij zei dat hij het kantoor voor korte tijd had verlaten, maar dat de... dat meneer Garrison hem had teruggeroepen. En dat meneer Garrison, toen hij het kantoor binnenkwam, "lag te slapen". Of dood was.'
'Hebt u het lichaam van zijn oorspronkelijke plaats weggehaald, meneer Hornowski?'
'Nee, ik niet.'
'De beklaagde wel?'
'Ja, hij wel. Hij trok hem uit de stoel en legde hem op de grond. Ik denk dat hij deed of hij hem reanimeerde. Maar hij veranderde de toestand.'
Ja, hoor. Ik keer me naar Ben, maar hij schudt langzaam het hoofd. Laat niets van emoties merken, heeft hij me opgedragen. De officier stelt hem een paar vragen over de verdere afwikkeling met de politie. Tot slot stelt ze hem op vijf verschillende manieren de vraag of er behalve mij en de beveiligingsbeambten nog iemand anders in de kantoren op die gang kan zijn geweest. Hornowski zegt van niet, op geen enkele manier. Hij heeft alle kamers gecontroleerd, alle uitgangen in de gaten laten houden, en ga zo maar door. De officier gaat zitten. Ben blijft bij zijn stoel staan. 'Het kostte u tien seconden om te weten te komen dat meneer Garrison niet sliep.'
'Ja, zo ongeveer.'
'U moest wachten om te zien of hij ademhaalde, of zijn borstkas zich uitzette en weer samentrok.'
'Klopt.'
'Er was geen bloed, nietwaar? Meneer Garrison bloedde toch niet?'
'Nee.'
'Geen gapende wonden.'
'Nee.'
'Geen uiterlijke tekenen vanaf de plaats waar u stond dat meneer Garrison gewond was.'
'Nee.'
'Door de manier waarop meneer Garrison op zijn stoel zat, met zijn armen gevouwen, zijn hoofd naar beneden, kon u zijn borst niet echt zien, is het wel?'
'Nee. Maar wat ik eigenlijk bedoelde is dat als iemand ademhaalt, hij op en neer gaat.'
'Maar van waar u stond kon u zijn borstkas niet zien.'
'Nee.'
'En mijn cliënt had hetzelfde beeld, want hij stond bijna op dezelfde plek als u.'
'Ja.'
'Als mijn cliënt vlak voor u het kantoor was binnengekomen, zou hij nog geen tien seconden de tijd hebben gehad om naar meneer Garrison te kijken. Waar of niet?'
'Ik weet niet hoe lang hij binnen was.'
'Maar als hij net in het kantoor terug was,' zegt Ben, 'heeft hij net even naar meneer Garrison gekeken en toen u de gang in-kwam, heeft hij naar u gekeken. Ja toch?'
'Klopt. Hij keek naar mij.'
'Dus toen u bij hem in het kantoor was, heeft mijn cliënt voor het eerst voluit tien seconden naar meneer Garrison kunnen kijken. Ja?'
'Als zijn verhaal klopt, wel.'
'En u kunt niet met zekerheid vaststellen dat zijn verhaal niet klopt, nietwaar, meneer Hornowski?' Ben gebaart met een open hand. 'Dat kunt u niet weten.'
'Ik heb er wel een mening over.'
'Maar u beschikt niet over de feiten, meneer. Of wel?'
'Nee, meneer, daar beschik ik niet over.'
Ben laat zijn hand plat op tafel vallen en kijkt op naar de getuige. 'U hebt op geen enkel moment uw wapen getrokken, is het wel?'
'Nee.'
'Dus toen u tegen mijn cliënt zei dat hij zich niet mocht bewegen - nadat u had ontdekt dat meneer Garrison dood was heeft hij geen verzet gepleegd.'
Hornowski denkt na over de vraag. 'Ik denk dat hij verstandig was.'
'Het gaat erom dat u zich niet verplicht voelde een wapen te trekken.'
'Nee, dat heb ik niet getrokken.'
'Mijn cliënt is niet gevlucht.'
'Nee.'
'Hij heeft ook niet geprobeerd zich tegen u te verzetten.'
'Zich tegen mij verzetten?' Een brede grijns bij de getuige. Een belachelijk idee, lijkt deze gewichtheffer te denken.
'Hij heeft zich niet tegen u verzet, meneer.'
'Nee, meneer.'
'Hij heeft juist geprobeerd meneer Garrisons leven te redden. Of niet?'
'Hij heeft hem uit zijn stoel getrokken en op de grond gelegd,' zegt de getuige. 'Hij heeft de situatie veranderd en meneer Garrison aan alle kanten beetgepakt zodat hij later kon zeggen...'
'Edelachtbare.' Ben gebaart naar de getuige.
'Laten we verdergaan,' zegt ze.
'Hij probeerde toch mond-op-mondbeademing toe te passen, nietwaar meneer Hornowski?'
'Hij... hij deed alsof.'
'Deed alsof?' Ben loopt bij de tafel weg en gaat naar de getuige toe. 'Hij blies lucht in zijn mond en beukte op zijn borst. Toch?'
'Ja.'
'Dat is meer dan u kunt zeggen.' Ben prikt met zijn vinger richting getuige. 'U stond daar maar terwijl mijn cliënt probeerde zijn leven te redden.'
'Ik stond in mijn mobilofoon te praten en probeerde de situatie te laten zoals hij was.'
'Er is een dode man, Jon Soliday probeert hem te reanimeren en u bent met uw mobilofoon bezig.'
'Ik vroeg om een ambulance, en de politie en andere bewakers.' De getuige krijgt een kleur. Hij zet zich schrap in de getuigenbank. Ben gaat zitten. 'Dat was het,' zegt hij.
Zevenenveertig
Bennett staat erop dat ik iets eet, maar ik wil de rechtszaal niet verlaten, dus smokkelt hij een broodje naar binnen. De rechtszaal is betrekkelijk leeg tijdens de lunchpauze van vijf kwartier die de rechter ons heeft gegeven. De meeste tijd ben ik in de benen, loop ik langzaam rond tussen de tafels en de jurybanken, op een gegeven moment zelfs fluitend. Dat is een nerveuze gewoonte van me, dat fluiten, maar ik ben me ervan bewust dat het een ontspannen indruk maakt, een indruk van zelfvertrouwen zelfs. Ik ben noch ontspannen noch vol zelfvertrouwen. Ik dacht dat de zenuwen, als het proces eenmaal bezig was, wel wat tot rust zouden komen, maar de waarheid is dat de gang van zaken niet bijster gunstig is. Niet dat er iets wereldschokkends is gebeurd. Geen rokend pistool. De lijkschouwer heeft niet echt schade aangericht, denk ik. Het feit dat Garrison is gewurgd betekent nog niet dat ik degene ben die hem heeft gewurgd. En de bewaker, ja, dat was iets minder onschadelijk. Als de rechter gelooft dat ik een kletsverhaal heb afgestoken, dan hang ik. Maar op zichzelf beschouwd is het helemaal niet zo gek dat ik dacht dat Dale gewoon lag te slapen. Het is het onderdeel wie-heefthem-gewurgd dat schadelijk voor me is. God, wat was het fantastisch van haar om hierheen te komen. Ze wist dat ik niet veel tijd zou hebben om haar te zien. Ze zag er geweldig uit. Ze zag er fris uit. Dat is het goede woord. Anders, wat een zekere afstand impliceert, maar uiteindelijk dezelfde Tracy van wie ik ben gaan houden. Ze was vriendelijk en aardig en liefdevol, zelfs na alles. Het kostte me de grootste moeite niet de telefoon te pakken en haar te bellen en een lunch-of dinerafspraak te maken. Ik voelde me net een schooljongen. Maar het kan niet. Ik doe het niet. Ik ben geen schooljongen en we hebben geen schone lei. Ze is verdergegaan met haar leven en daar ben ik blij om. Ze moet weten dat ze er alles aan heeft gedaan om mij hierdoorheen te slepen. Maar meer hoeft niet. Ze heeft mij niet meer nodig. Ze wil me niet meer. Ik schrik op uit mijn trance en kijk naar mijn advocaat die aan tafel wat papieren zit door te nemen. Hij mompelt in zichzelf. Zijn staalblauwe ogen zijn spleetjes, zijn concentratie is zo groot dat het is of hij niet het papier voor zijn neus zit te lezen maar aan iets heel anders denkt.
Ben is sterk, iemand die een zware last op zijn schouders draagt zonder dat je veel slijtage ziet. Maar dit moet heel zwaar voor hem zijn, een vriend verdedigen in een zaak van moord met voorbedachten rade. Nog afgezien van het feit dat dit, ondanks al zijn ervaring in strafzaken, veruit de grootste zaak is die hij ooit heeft behandeld.
Ik heb niet geprobeerd me voor te stellen hoe het voor hem is. Het is nog niet echt tot me doorgedrongen hoe zwaar het voor hem moet zijn. Misschien had ik daar meer bij stil moeten staan. Misschien dat Bennett Carey, hoe gedisciplineerd, hoe goed voorbereid, hoe getalenteerd hij ook is, het niet aankan. Die gedachte komt met een klap onder in mijn maag terecht en veroorzaakt daar zo'n chaos dat ik blij ben dat ik iets heb gegeten. Probeert Bennett verder te springen dan zijn stok lang is? Vraag ik te veel van hem? En vooral: waarom denk ik er juist nu aan?
'Twee minuten,' zegt een parketwacht die even de rechtszaal in komt.
Ik kijk weer naar Bennett. Zijn mini-voorbereidingssessie is ten einde. Hij zit met zijn rug recht tegen de leuning van zijn stoel, hij ademt in met zijn ogen opgeslagen naar het plafond. Hij maakt een heel kalme indruk. Geladen en geconcentreerd, maar rustig. En echt waar, zijn kruisverhoren waren heel erg goed.
'Je neemt je toevlucht tot bidden,' zeg ik tegen hem als ik bij de tafel terug ben.
Ben lacht, klopt me op mijn arm. 'Het gaat prima, Jonathan.'
Ik begin aan een antwoord, aan de discussie over de voortgang van het proces die ik voortdurend met mezelf voer, als de parketwacht met rechter Bridges binnenkomt. 'Gelieve allen op te staan.'
De officier roept Sheila Paul, voormalig secretaresse van Dale Garrison, naar de getuigenbank. Bennett heeft haar een paar weken geleden gesproken en vond haar verklaring betrekkelijk ongevaarlijk. Volgens haar zat Dale om vijf uur die middag nog levend en wel op zijn kamer, en ze herinnert zich dat ik degene was die de afspraak heeft verzet.
Sheila Paul neemt plaats in de getuigenbank en laat haar blik met weinig belangstelling over de rechtszaal gaan. Ze heeft een glans op haar gezicht dankzij een zomers bruin tintje. Ze ziet eruit als iemand die fors is afgevallen. Ze is heel tenger, maar haar kin en wangen zijn slap. Ze heeft een sterk parfum op, een beetje te zoet naar mijn smaak, dat blijft hangen nadat ze op weg naar de getuigenbank langs me is gelopen.
Ze zit te frunniken tot de officier haar de eerste vraag stelt. Dan komt ze tot rust en spreekt ze met een volume dat niet bij haar geringe afmetingen past. 'Ik heb twintig jaar voor Dale gewerkt,' vertelt ze Erica Johannsen.
'Kunt u beschrijven wat voor praktijk meneer Garrison had?'
Ze knikt zonder enige warmte. 'Over de jaren genomen voornamelijk strafrecht. En hij lobbyde. Als het parlement in sessie was, ging hij voor cliënten naar de hoofdstad.'
'Had hij partners die met hem samenwerkten?'
Sheila Paul schudt haar hoofd.
'Mevrouw Paul, kunt u met woorden antwoorden?'
'Nee,' zegt ze. 'Toen niet. Niet tegen het eind. Af en toe had hij wel een of twee advocaten voor zich werken. Er hielden meer advocaten bij hem kantoor. Ze deden wel dingen samen, maar het waren geen partners. En er was een advocatenkantoor een paar straten verderop, drie of vier jonge juristen die hun eigen kantoor waren begonnen. Dale gaf hun zaken die hij zelf niet wilde doen. Soms liet hij ze klusjes doen voor zaken waar hij zelf mee bezig was. Hij was erg op die jongens gesteld. Hij zei dat ze hem deden denken aan de tijd toen hij zelf nog jong was en net begon.'
'Goed.' De officier komt ertussen om een eind aan het verhaal te maken. 'Dus geen partners ten tijde van zijn dood?'
'Nee.'
'Mooi zo.' Erica Johannsen vouwt haar handen samen en wijst er dan mee naar de getuige. 'Deed meneer Garrison wel eens werk voor senator Grant Tully?'
Ik schuif naar de rand van mijn stoel, maar doe een verwoede poging niet te reageren op het noemen van de naam van mijn baas. Bennett reageert helemaal niet, hij kijkt alleen maar naar de getuige.
'Jazeker. Hij was eigenlijk vooral hun adviseur. Hij kreeg niet betaald. Maar hij gaf de senator juridische adviezen op het gebied van zijn persoonlijke zaken, en soms over politieke kwesties.' Ze haalt haar schouders op. 'De senator betaalt het op verschillende manieren terug.'
'Zou u dat willen uitleggen?'
Ik kijk naar Bennett, die onbeweeglijk blijft zitten. Ik wil hem een por geven, maar dan zegt de rechter iets. 'Mevrouw Johannsen, wat is de relevantie daarvan?'
Mijn hart slaat over. De rechter komt, zonder daartoe te zijn aangezet, de senator te hulp. Zij weet, iedereen weet hoe de senator Dale Garrison 'compenseerde'. Dale is een lobbyist, een van de weinige uitverkorenen in de hoofdstad die bij senator Tully kan binnenlopen en dingen gedaan krijgt.
Ik heb nooit geweten wat precies de relatie van Garrison met de familie Tully was. Ik ging ervan uit dat het terugging op iets met Grants vader, Simon Tully, maar de details wist ik niet. De reden was ik. Garrison had de Tülly's een uiterste gunst bewezen: hij had een paar slechte jongens ervan weerhouden mij, en eerlijk gezegd, op zijn minst indirect ook de familie Tully, te beschuldigen. Dat is op zijn minst een cynische kijk, maar niemand heeft mij ooit voor een idealist gehouden.
'Ik trek de vraag in,' zegt de officier. Het valt me op dat het een snelle overgave is, zeker in een bench trial, waar je je argumenten aanvoert voor degene die de feiten beoordeelt. 'Mevrouw Paul, kunt u ons vertellen of meneer Garrison wel eens met de beklaagde, Jon Soliday, samenwerkte?'
De getuige kijkt mijn kant niet op, voor mij een teken van vijandigheid. Ik neem aan dat dat normaal is, afgezien van het onbetekenende feit dat ik onschuldig ben. 'Ik heb meneer Soliday nooit ontmoet,' zegt ze. 'Ik weet uit Dales correspondentie en van zijn telefoongesprekken dat ze samenwerkten.'
Erica Johannsen bekijkt de aantekeningen die op de lessenaar liggen. 'Ja. Had de beklaagde voorzover u weet een af-spraak met meneer Garrison?'
'Ja, inderdaad. Ze hadden een lunchafspraak voor donderdag 17 augustus.'
'Dat was de dag voor de moord?'
'Dat klopt.'
'Is die afspraak naar uw weten gehouden?'
'Nee, dat is hij niet.' Voor het eerst erkent Sheila Paul mijn aanwezigheid. 'Hij belde en verzette de afspraak naar vrijdagavond zeven uur.'
'Bezwaar.' Bennett komt overeind. 'Gebrekkige bewijsgrond.'
'Toegekend.' De rechter trekt haar wenkbrauwen op naar de officier.
Erica Johannsen gaat wat dichter bij de getuige staan. 'Mevrouw Paul, is er een moment geweest waarop u een telefoontje ontving over de lunchafspraak van donderdag?'
'Ja.'
'Wanneer?'
'Ik meen de dag ervoor. Woensdag, denk ik. Ja, ik denk woensdagmorgen.'
'Heeft de beller zich bekendgemaakt?'
'Ja. Hij zei dat hij Jon Soliday was.'
'Bezwaar, edelachtbare.' Bennett staat weer. 'Informatie uit de tweede hand. Ongegrond. Verzoeke te schrappen.'
'Informatie uit de tweede hand?' zegt de officier. 'Het is de uitspraak van de beklaagde.'
'Toegekend wat betreft de bewijsgrond,' zegt rechter Bridges.
'U hebt niet laten zien dat het de uitspraak van beklaagde was.'
De officier legt een vinger op haar lippen. Wellicht heeft ze niet voorzien dat er problemen met de bewijsgrond van deze getuigenis zouden zijn. Of ze verwachtte niet dat er, net als bij de lijkschouwer, strijd over zou worden geleverd. 'Mevrouw Paul, hebt u, afgezien van het feit dat de beller zich aan u bekendmaakte, zijn stem herkend?'
'Niet als zodanig, nee.'
Nog eens proberen. De officier zet haar kiezen op elkaar en kijkt de getuige strak aan. Ze ziet er stoïcijns uit, maar ik weet dat het zweet haar toch een beetje in de handen staat. 'Goed, mevrouw Paul. Kunt u, afgezien van de manier waarop de beller zich bekendmaakte, vertellen wat hij verder zei?'
'Hetzelfde bezwaar.' Bennett komt als achterafgebaar overeind. Hij knalde het bezwaar eruit voordat de getuige kon antwoorden. 'Informatie uit de tweede hand.'
De rechter knippert tweemaal met haar ogen. 'Ik wil het antwoord horen.'
De getuige weet niet goed meer wat de vraag was, alleen dat er veel te doen is om haar antwoord. Ze antwoordt met enige schroom, in de verwachting dat een van de twee juristen zich na afloop op haar zal storten. 'Hij vroeg me de lunchafspraak met Dale van donderdag te verzetten naar vrijdagavond zeven uur.'
Ach ja, we kunnen zoveel juridische spelletjes spelen als we willen, de rechter weet over wie de getuige het heeft: mij. Niemand anders zou hebben gebeld om het tijdstip van lunchtijd op donderdag te verzetten naar vrijdagavond. Het punt is dat het gesprek nooit heeft plaatsgehad. Zij hebben mij gebeld om de afspraak te verzetten.
Ben buigt zich naar me toe. 'Ze hebben haar geïnstrueerd,'
fluistert hij. 'Een paar weken geleden was ze lang niet zo gedecideerd.'
'En wat hebt u toen gedaan, mevrouw Paul?'
'Ik heb Dale gevraagd of vrijdagavond zeven uur goed was.'
'En hoe reageerde hij?'
'Nou, hij ging ermee akkoord, maar hij was er niet blij mee. Ik bedoel, wie maakt er nou een afspraak voor vrijdagavond zeven uur?'
Precies zoals ik ook reageerde, toen. Ik maak een krabbeltje voor Bennett dat we nogmaals met mijn secretaresse moeten praten om uit te leggen dat dit niet klopt, dat Garrison de afspraak heeft verzet. Maar daar hebben we weinig aan voor de getuigenis van Sheila Paul. Als ze zich zou vergissen, zou ze niet alleen door elkaar moeten halen wie van ons de afspraak heeft verzet, maar dan zou ze in haar hoofd een hele conversatie moeten verzinnen met Dale Garrison waarin hij te kennen gaf dat hij niet blij was met de verandering van de plannen. Lyle Cosgrove moet dat telefoontje hebben gepleegd.
De officier richt zich nu op de dag van Dale Garrisons dood.
'Herinnert u zich Dale Garrisons dagindeling, zijn werkschema?'
Sheila Paul knikt. 'Hij moest die morgen naar een rechtszitting, en ergens in de middag had hij een afspraak met een van de juristen van kantoor - die werkte aan een van zijn zaken. Daarna had hij om zeven uur die afspraak met meneer Soliday.'
'Edelachtbare,' zegt Erica Johannsen, 'aangezien op verzoek van de verdediging de computer van het slachtoffer hier aanwezig is, zou ik de getuige willen vragen meneer Garrisons agenda van die dag op zijn computeragenda te verifiëren.'
De rechter kijkt naar Bennett.
'Geen bezwaar,' zegt hij, 'behalve wat de toeschrijving betreft. Op voorwaarde dat mevrouw Johannsen het met een andere getuigenis in verband kan brengen.'
'Dank u, raadsman,' zegt de officier.
Fijn te merken dat mijn verdediger zo meegaand is. Het is voor een deel vanuit een soort gevoel van verwantschap ten opzichte van een ex-collega, vermoed ik, maar in de eerste plaats omdat Ben schijnt te weten op welke punten hij de strijd moet aanbinden. De achting van de rechter voor hem, en in laatste instantie voor mij, wordt er alleen maar groter door. De officier laat de computer aan een projectorscherm koppelen zodat we de activiteiten van de computer als een film kunnen volgen in plaats van op een kluitje rond een monitortje te moeten staan. Het scherm staat al, en uit de aangrenzende ruimte komt een parketwacht met de computer en de harde schijf op een karretje. Het kost even tijd om alles aan te sluiten, maar dan zien we het scherm van Dale Garrisons computer op het projectorscherm. De achtergrond is een lichtblauwe lucht met pluizige witte wolken. De diverse iconen staan aan de linkerkant van het scherm. Dale werkte praktisch met dezelfde programma's als ik op het advocatenkantoor.
Sheila Paul komt op aansporing van de officier uit de getuigenbank en pakt de muis om de opdrachten te geven. 'Dale hield zijn agenda bij op de computer,' zegt ze. 'Of liever, ik hield zijn agenda op de computer bij. Ik printte hem elke dag voor hem uit.' De cursor gaat naar een icoon en er verschijnt een nieuw scherm met de agenda van vandaag. Maar Sheila Paul werkt veel sneller met de muis dan ik ooit heb gedaan en gaat naar de dag van Dales dood, 18 augustus.
'Dit is de dag,' zegt ze.
Er staat een reusachtige versie van de dagagenda op het scherm. We zien de afspraken van vrijdag 18 augustus om negen, twee en drie uur en die met mij om zeven uur.
'Dale had een hoorzitting voor rechter Radke over een verzoek om een arrestatie te voorkomen,' zegt Sheila Paul. 'Dat was om negen uur. Daarna had hij een afspraak met Jeff Caprice, een van de jonge juristen bij hem op de gang. Dat "VZ" betekent "vergaderzaal". Daarna had hij om drie uur nog een bespreking over een andere zaak.' Ze wappert met haar hand. 'En daarna had hij de afspraak met meneer Soliday om zeven uur.'
'Mevrouw Paul, is er tussen drie uur en het tijdstip waarop u naar huis ging nog iemand op kantoor gekomen?'
'Nee,' zegt de getuige gedecideerd.
'En hoe laat ging u weg, mevrouw Paul?'
'Kort voor vijven. Ik ga meestal tussen halfvijf en vijf uur weg. Die dag was het dichter tegen vijf uur.'
'Dus er is tussen drie en ongeveer vijf uur niemand op kantoor gekomen.'
'Dat klopt.'
'Was er, voorzover u weet, nog een afspraak met iemand voor daarna gemaakt?'
'Behalve meneer Soliday niet, voorzover ik weet.'
'En op het moment dat u wegging, waren alleen Dale en u nog op kantoor?'
'Ja, dat is juist.'
'Geen assistenten? Geen kantoorpersoneel? Niemand?'
'Niemand behalve Dale en ik.'
'Goed,' zegt Erica Johannsen. 'Hebt u, toen u wegging, Dale nog goede...' De officier slikt haar woorden in. Ze wilde Sheila Paul vragen of ze Dale nog een prettige dag had gewenst voor ze wegging. Vanwege de lading die dat moment achteraf gezien had, is het waarschijnlijk beter de vraag wat subtieler te formuleren. 'Mevrouw Paul,' begint ze weer, 'hebt u meneer Garrison voor u wegging laten weten dat u naar huis ging?'
Ook al is de vraag anders geformuleerd, Sheila Paul herinnert zich nu haar laatste gesprek met de man die meer dan twintig jaar haar baas is geweest. Voor de officier haar vraag heeft kunnen afmaken, heeft de getuige een papieren zakdoekje uit haar tas gehaald. Haar ogen glanzen, hoewel er nog geen tranen vloeien. Ze stokt even, met een tissue in haar gebalde vuist, de vuist tegen haar mond, en ontspant dan met een zucht. 'Ik zei tegen hem dat ik wegging. Ik zei: "Prettig weekend." Hij wenste mij ook een goed weekend. Hij maakte een opmerking over mijn man, dat ik hem zover moest zien te krijgen dat hij dat weekend de radiator zou maken. Dale maakte altijd van dat soort grappen.'
'Kunt u beschrijven hoe hij eruitzag?' vraagt Erica Johannsen. 'Zijn stemming.'
'Dezelfde Dale als altijd,' zegt ze. 'Knorrig maar lief. Hij zag er net zo uit als altijd.'
'Oké.' De stem van de officier is nauwelijks luider dan een gefluister. 'Nog een paar vragen, mevrouw, en dan is het verhoor afgelopen.'
Dale Garrisons secretaresse wuift ten antwoord met een handvol tissue.
De officier ijsbeert. Ze wacht een tijdje voordat ze verdergaat. 'Uw kantoor heeft een voordeur, nietwaar?'
'Ja.'
'Is er nog een andere deur?'
'Ja.' Ze snuit haar neus, een luid getoeter. 'Neemt u me niet kwalijk. Ja, er is nog een deur. Die komt op de gang uit.'
'Is die deur op slot of niet?'
'Open vanbinnen en op slot vanbuiten.'
'Weet u zeker dat hij van buitenaf op slot is?'
'Dat weet ik heel zeker. Het is een automatisch slot. Dat is gedaan zodat het personeel binnendoor naar de toiletten in de hal kan. Vanaf de gang kun je alleen binnenkomen met een sleutel.'
'Goed, mevrouw Paul. Dank u.' De officier gaat zitten, ervan overtuigd dat niemand ongemerkt is binnengeslopen, Dale heeft gewurgd en is ontkomen.
'Raadsman?' vraagt de rechter aan Bennett.
Ben staat alweer. Hij loopt langzaam achter de tafel van de verdediging heen en weer. Het is niet nodig om deze getuige al te confronterend te behandelen. 'Dale was een goed mens,' zegt hij.
'Een fantastische man.'
'Heeft veel mensen geholpen.'
'Dat kun je wel zeggen.'
Bennett uit hier meningen, iets dat technisch onjuist maar verder onschuldig is. Bij nader inzien vraag ik me af wat mijn raadsman wil bereiken met het sympathieker maken van het slachtoffer.
'En niet alleen mensen die het konden betalen,' zegt Ben. 'Hij deed veel werk gratis.'
'Hij was heel gul met zijn tijd.'
'Zijn deur stond altijd open.'
De getuige knikt. 'Inderdaad.'
'Als iemand een minuut van zijn tijd vroeg, kreeg hij die.'
'Altijd.'
Bennett stopt zijn handen in zijn zakken. Voor we begonnen met de middagzitting heeft hij het wisselgeld eruit gehaald, zodat hij, als hij stond, niet met de munten zou spelen.
'Zo, mevrouw Paul, ik besef dat u er geen idee van hebt wat er op kantoor is gebeurd nadat u aan het eind van de dag naar huis ging, maar is het niet mogelijk dat er iemand is langsgekomen om Dale te spreken? Dat zou toch kunnen, niet?'
'Ja, natuurlijk zou dat kunnen.'
'Er kwamen veel mensen naar Dale om raad.'
'Zeker.'
'En als dat zich voordeed, was het toch niet ongewoon dat Dale zo iemand binnenliet.'
'Nee, ik denk het niet.'
'Mevrouw Paul, is het in feite niet mogelijk, gezien de indeling van de kamers en de plaats van Dales kamer, dat er iemand is binnengekomen zonder dat Dale het wist?'
'Ja.'
'Want de voordeur naar zijn kantoren - de hoofddeur - was nog niet op slot toen u naar huis ging.'
'Nee.'
Ben knikt. Hij legt zijn handen op de rugleuning van zijn stoel. 'Meneer Garrison was ziek, nietwaar, mevrouw Paul?'
'Ja.'
'Hij had kanker en lymfoom.'
'Dat is juist.'
'Wanneer heeft hij u dat verteld?'
Sheila Pauls blik gaat naar de hoek van de zaal. Eerst denk ik dat ze daarheen kijkt, maar misschien probeert ze het zich alleen maar te herinneren. 'Misschien... zo'n halfjaar geleden.'
Ben knikt. 'Maar voor die tijd was hij al ziek.'
Er speelt een lachje over het gezicht van de getuige. 'Dat was typisch Dale, om het voor zich te houden.'
'Mevrouw Paul, weet u hoe lang hij al kanker had?'
'Ik denk een maand of vier voor hij het mij vertelde.'
'Dale liet zijn kanker niet behandelen, wel? Hij wilde geen chemotherapie, liet zich niet bestralen.'
Mevrouw Pauls gezicht vertelt me dat ze op dit punt met Dale Garrison strijd heeft gehad. 'Hij heeft zijn beide ouders aan kanker zien sterven,' zegt ze. 'Hij zei dat ze meer hadden geleden van de behandeling dan van de kanker zelf. Hij wilde er niet aan beginnen.'
'Dale was ook afgevallen, nietwaar?'
De getuige heeft nu alleen nog oog voor Bennett. Misschien kun je beter zeggen dat ze dwars door hem heen kijkt. Ze heeft geen bijbedoelingen, lijkt geen moeite met mij te hebben, en zeker niet met een strafpleiter die een cliënt verdedigt. 'Hij was het afgelopen jaar inderdaad afgevallen.'
'Heeft Dale wel eens...' Ben buigt het hoofd en zwijgt. 'Afschuwelijk, dit soort vragen.'
'Dale zou zeggen dat u moet doorgaan,' zegt mevrouw Paul. Ze gedraagt zich waardig. Ik zou geroerd zijn, ware het niet dat ze een goede getuige a charge is. De rechter krijgt het moeilijk als ze iets op de betrouwbaarheid van mevrouw Paul zou willen aanmerken. En dat betekent een probleem voor mij, want mevrouw Paul heeft gezegd dat het mijn idee was om de afspraak te verzetten en dat het niet waarschijnlijk is dat iemand op kan-toor is gekomen in de tijd tussen haar vertrek en mijn komst. Dat zijn niet de dingen die we de rechter willen laten geloven.
'Heeft Dale wel eens gezegd dat hij wilde sterven?' vraagt Ben.
Ik draai me opzij om een betere blik op mijn raadsman te kunnen werpen, een inbreuk op de rechtszaaletiquette. Ik word geacht de rechter geen emoties te laten zien. Maar wat een vraag. Het punt is dat Ben mevrouw Paul ondervraagt en die vraag niet zou stellen als hij niet...
'Soms, ja,' zegt Sheila Paul.
'Hij was bang voor een langzame dood.' Ben zegt het bedaard.
'Ja, dat was hij.' Ze grinnikt, een bitter lachje. 'Hij zei dat hij wist dat zijn kaartje geknipt ging worden - zo praatte hij als je hem beter kende - maar hij wilde dat het snel zou gebeuren.'
'Is het ooit bij u opgekomen dat hij suïcidaal zou kunnen zijn?'
'Bezwaar.' Erica Johannsen komt laat overeind, steekt een hand op. 'De getuige is niet gekwalificeerd voor het geven van die mening.'
'Ik vraag gewoon om de mening van een leek,' zegt Ben. 'De getuige heeft Dale Garrison het afgelopen jaar waarschijnlijk meer geobserveerd dat wie ook. De dingen die hij heeft gezegd of gedaan, de gevoelens die hij met de getuige heeft gedeeld. Meer wil ik niet weten.'
De rechter staart een tijdje onbeweeglijk voor zich uit, bijt alleen merkwaardig genoeg op haar onderlip. 'Ik wijs het bezwaar af,' zegt ze.
Bennett knikt naar de getuige. 'Denkt u dat hij suïcidaal geweest kan zijn?'
'Niet in deze formulering, raadsman,' roept de rechter.
'Dank u, edelachtbare.' Ben kijkt naar de getuige. 'Mevrouw Paul, heeft meneer Garrison u wel eens de indruk gegeven dat hij depressief was door zijn ziekte, dat hij in feite heel snel dood wilde?'
Sheila Paul slaat haar ogen neer tot ze half dicht zijn. Het laat de wallen onder haar ogen sterker uitkomen. Ze moet duidelijk slikken. Als ze praat is het op holle, vlakke toon. 'Het was meestal 's avonds,' begint ze. 'Wanneer het donker werd. Het had iets met duisternis te maken. Dan werd hij heel erg, ik weet het niet, depressief. Hij was er nog niet echt ziek van. Maar hij begon het een beetje te voelen. Hij at niet veel. Hij viel af. Hij werd wat zwakker, vermoed ik. Hij zei dat hij het dichterbij voelde komen, als dat tenminste kan. Maar hij voelde zich nog goed genoeg om door te gaan. Hij dacht dat hij nog een maand of zes te leven had. Hij zei geregeld dat hij genoeg had van het tikken van de klok. Hij wilde dat het snel zou komen. Als een bliksemflits, zei hij.'
Erica Johannsen zit op haar stoel te schuiven. Deze verklaring, of op zijn minst een deel ervan, is informatie uit de tweede hand. Ze heeft waarschijnlijk zitten rekenen: de rechter heeft al toegestemd in het antwoord, dus die zal haar eigen uitspraak waarschijnlijk niet vernietigen. Wat zwaarder telt is dat de rechter de verklaring van de getuige heeft gehoord, zelfs als ze die niet toelaatbaar acht.
'Mevrouw Paul,' zegt Ben. 'Laat u ruimte voor de mogelijkheid dat Dale Garrison iemand heeft ingehuurd om hem te doden?'
De officier schuttert niet langer. 'Edelachtbare,' roept ze uit terwijl ze opspringt.
De rechter lijkt de vraag niet goed te keuren. Ze kijkt Bennett aan met de blik van een moeder naar een kind dat iets stouts heeft gedaan. 'De vraag leidt tot speculaties,' zegt ze gedecideerd. 'Het bezwaar als zodanig wordt toegekend.'
Bennett aanvaardt de uitspraak zonder commentaar maar gaat snel verder. 'Had Dale naar uw weten financiële problemen?'
Nu krijg ik het benauwd. Dat zou de chantagebrief verklaren: dat Dale een kwart miljoen dollar nodig had. Het zou voor de verdediging beter zijn als Dale het geld niet nodig had gehad. Hij was een geslaagd jurist. Hij had een cliëntenlijst waar de meeste advocaten jaloers op zouden zijn. Vandaar dat de chantagebrief niet erg logisch is. Waar is Bennett mee bezig?
'Niet dat ik weet,' zegt de getuige.
'U hielp hem toch met zijn chequeboek, mevrouw Paul?'
Ze lacht een beetje schaapachtig. 'Ik betaalde zijn rekeningen voor hem. Dale was niet zo goed met dergelijke dingen.'
'Dus u kende zijn financiële toestand, in ieder geval van zijn rekening courant.'
'Jazeker.'
'Had hij hard geld nodig?'
'Nee. Helemaal niet. Er stond iets van... van twintigduizend dollar op zijn rekening courant. Ik zei steeds tegen hem dat hij het moest investeren, maar op het laatst werd dat een slechte grap. Wat had het voor nut om... u weet wel.' Haar gezicht betrekt.
'En u wist van een aantal van zijn investeringen, nietwaar?'
'Ja. Hij had geld zitten in een paar beleggingsmaatschappijen en zo. Ik kreeg de afschriften ervan binnen en ik borg ze op.'
'Zo zo.' Bennett glimlacht om haar ruimhartigheid. 'Dale had ruim honderdduizend dollar geïnvesteerd, nietwaar?'
De getuige knippert met haar ogen en kijkt de andere kant op.
'Ik denk dichter tegen de honderdtwintigduizend.'
'Hij bezat twee huizen. Een hier en nog een in Florida.'
'Klopt.'
'En ook tegen het eind klopten er genoeg cliënten bij Dale aan.'
'O, ja.' De getuige is graag bereid haar baas op te hemelen.
'Hij schoof cliënten door naar andere advocaten en hield wat commissieloon in.'
'Goed.' Bennett loopt nu heen en weer. 'Dus hij had geld bij de hand, hij had meer dan genoeg cliënten en hij gaf geen geld uit aan de behandeling van zijn kanker. Correct?'
'Correct.'
'Dus, mevrouw Paul, kunt u, als u Dale Garrison zo goed kent, een reden bedenken waarom hij tweehonderdvijftigduizend dollar nodig gehad zou hebben?'
'Nee,' zegt de getuige terwijl de officier opspringt.
'Bezwaar...'
'Dat heb ik ze ook gezegd...'
'Leidt tot speculatie.'
'... toen ze me die chantagebrief lieten zien.'
'Mevrouw Paul,' zegt rechter Bridges, 'ik realiseer me dat u door elkaar sprak, maar wanneer er iemand bezwaar maakt, zou ik graag zien dat u wacht tot ik daarover een uitspraak heb gedaan vóór u antwoord geeft. Ja?'
'Neem me niet kwalijk,' zegt Sheila Paul. 'Maar toen ze me die brief lieten zien...'
'Mevrouw Paul!' zegt de rechter. 'Ik heb nog geen uitspraak gedaan.'
De getuige buigt het hoofd, terechtgewezen.
De rechter kijkt wat minder streng. 'Goed beschouwd vind ik de vraag gepast. Dus, mevrouw Paul,' - er kan bij de rechter een lachje af - 'als u nu uw antwoord zou willen afmaken...'
Ik moet ook lachen. Dit pakt heel goed uit.
Sheila Paul begint opnieuw. 'Toen de aanklagers me dat papier lieten zien - van Dale die zei dat hij zoveel geld nodig had
- sloeg dat nergens op. Waar zou hij dat geld voor moeten hebben?'
Bennett maakt een pruimenmondje. 'Misschien zodat iemand een eind aan zijn lijden kon maken?'
'Raadsman.' De rechter hoeft niet te worden aangespoord door de officier, die alweer staat maar niets zegt. 'Volgende vraag.'
Bennett maakt een breed gebaar. 'Eigenlijk ben ik klaar, edelachtbare. Dank u, mevrouw Paul.'
De rechter kijkt naar de officier, die zegt dat ze geen tweede verhoor wil.
De rechter rommelt wat in haar papieren en richt zich dan tot de advocaat en de officier. 'Ik moet vanmiddag nog een en ander afhandelen,' zegt ze. Ze loopt wat volgens mij haar agenda voor morgen is na. 'En morgen heb ik een deel van de dag nodig voor andere zaken.' Rechters van strafhoven hebben moeite met het reserveren van te veel tijd voor een enkel proces. Strafpleiters hebben recht op een snel proces, dus moeten rechters, wanneer ze maar even kunnen, de verhoren ertussendoor doen zodat zaken voortgang hebben. Omdat dit een bench trial is zonder jury - kan rechter Bridges ons gemakkelijker verschuiven ten gunste van haar eigen werkschema. 'Zullen we dan morgenochtend om elf uur weer samenkomen?'
Beide partijen zeggen dat elf uur uitstekend is. Erica Johannsen zegt tegen de rechter dat ze denkt dat ze de zaak de volgende dag zal kunnen afsluiten. We gaan allemaal staan als de rechter haar plaats verlaat. Dag twee van mijn proces is voorbij. 'Niet helemaal versleten?'
fluister ik Ben toe. Alles bij elkaar hebben we al meer dan de helft van hun bewijsvoering zonder al te veel schade doorstaan. Bennett ontspant zich, ontspant zich vandaag voor het eerst helemaal. Hij slaakt een diepe zucht terwijl het publiek achter ons wegschuifelt. Ik probeer zijn gevoelens te peilen - tevreden versus teleurgesteld - maar typisch Bennett: hij laat niets merken. Erica Johannsen klapt haar koffertje dicht en vertrekt. Korte tijd later zitten Ben en ik alleen in de rechtszaal. Er zal buiten wel wat pers staan te wachten, maar volgens een gerechtelijke uitspraak mogen ze ons hier binnen niet aanschieten.
'Ze sluiten het morgen ergens in de voormiddag af,' zegt Ben,
'dus we hebben een lange avond voor de boeg.' Ook Ben lijkt te erkennen wat ik al verwachtte: dat de rechter geen uitspraak ten gunste van mij zal doen nadat de officier de zaak heeft afgesloten. Dat betekent dat ik zal moeten getuigen. We spreken af dat we elkaar op de zaak zien voor een werkdiner en een avond met voorbereidend werk. Ik loop achter hem aan de rechtszaal uit. Hij dient als mijn schild waarmee ik de schare reporters van me afhoud. Ik zet mijn televisiegezicht - hoofd omhoog, rustig en zelfverzekerd, maar niet verwaand - en geef Ben een zetje in zijn rug ten teken dat ik er klaar voor ben.
Achtenveertig
Vanavond is het eerste van drie televisiedebatten tussen Trotter en Tülly. De Bond van Onafhankelijke Stemmers sponsort het debat dat wordt gehouden in een zaal in de stad. William Gadsby, een plaatselijke nieuwspresentator, is de gespreksleider. Hij loopt rond over het toneel en mompelt teksten om zijn televisiestem te oefenen. Hij geeft me een hand, zonder iets te zeggen, zonder aandacht voor mijn huidige lastige parket, wat ik prima vind. Ik heb Bill de afgelopen jaren tientallen keren gesproken, ben zelfs een paar keer in zijn programma geweest. Hij heeft zijn beste tijd gehad, maar is een vast onderdeel van het stadsnieuws. Langdon Trotter en Grant Tully zitten elk van een kamer achter het podium. Ze nemen hun teksten door met hun assistenten en worden door de pr-mensen opgemaakt.
Het is dinsdagavond. Ben en ik hebben tot laat zitten werken en we moeten er even uit. Ik in ieder geval, en Ben wilde wel mee. De politie heeft nog altijd geen verband gelegd tussen Lyle Cosgrove en mij, tenminste niet voorzover ik weet, maar ik verwacht dat de bom elk moment kan barsten. Ik heb de voors en tegens van mijn komst hierheen afgewogen, maar uiteindelijk besloten om toch te gaan. Het zorgt voor afleiding. Het is ook een beslissend moment in deze campagne. Lang Trotter leidt in de opiniepeilingen met dubbele cijfers. Grant Tully moet hem vanavond verslaan. Dit wordt in geen geval een Lincoln-Douglas-debat, maar de kiezers moeten in Grant hun gouverneur zien. Vorm boven inhoud, naar mijn mening, en gezien Grants inhoud - ik heb het over zijn houding ten aanzien van een belastingverhoging - hoop ik dat hij goed in vorm is.
Ik loop naar Langdon Trotters kant en klop op de deur. De vrouw die opendoet is Maribelle Rodriguez, een van Trotters persmedewerkers. We hebben het altijd goed met elkaar kunnen vinden. Ik vind het belangrijk met iedereen in de hoofdstad overweg te kunnen.
'Jon, hoe is het met je?' Maribelle pakt mijn hand met twee handen vast. Ze heeft een parfum op dat me doet denken aan een vroeger vriendinnetje, iets met een aardbeiengeurtje. Bij nader inzien is het misschien haar shampoo. Wat zijn haar handen zacht. Ik vind het moeilijk om antwoord op haar vraag te geven, en dat begrijpen we allebei.
'Ik heb je willen bellen, echt waar. Ik bedoel, dit is toch afschuwelijk. Ik bedoel...'
'Heel lief van je, Mari.'
'Ik bedoel, politiek is politiek, maar we zijn allemaal zo ontzettend op je gesteld.' Ze houdt mijn hand nog steeds in haar beide handen, en schudt die. 'Ik hoop er het beste van.'
'Dan ben je niet de enige,' zeg ik. Mari's lach is wat al te gretig. 'Ik vroeg me af of ik Lang even gedag kon zeggen.'
'Tja...' Ze kijkt achterom. 'Misschien na het debat?'
Er klinkt een stem vanuit de kamer. 'Jon Soliday hoeft nooit te wachten.' Lang Trotter. Mari laat me binnen en procureur-generaal Langdon Trotter gaat staan. Hij ziet eruit als een acteur op Broadway, met een make-upservet vastgemaakt onder zijn boord, een dot rouge op zijn wangen. Zijn haar is strak gekamd en van een scheiding voorzien, te volmaakt vind ik. Een half dozijn mensen, van wie ik de meesten ken, verdwijnt naar de achtergrond als Lang dichterbij komt. De ruimte is groot genoeg om enige afstand te creëren en als Trotter de goede plek heeft gevonden, blijft hij staan.
'Jon.' Je kunt zeggen wat je van hem wilt, maar Langdon Trotter is charmant, met een aandacht in de manier waarop hij je aanspreekt die de indruk wekt dat niemand anders die aandacht op dat moment meer verdient dan jij. Maar met mij lijkt hij nu niet echt op zijn gemak.
'Ik wens mijn tegenstander altijd veel succes,' zeg ik. Langs uitspraak toen ik hem bij het ontbijt zag.
Hij aanvaardt de opmerking met een hoffelijk lachje. 'Jon.'
Hij wordt ernstig, slaakt een theatrale zucht. Hij kijkt me niet aan. Hij zwaait afwezig met een hand. 'Je weet best dat ik zoiets niet zou doen,' zegt hij tegen de vloer. 'Wat je advocaat heeft gezegd. Ik zou nooit iemand om politieke redenen laten vervolgen.'
Onder normale omstandigheden zou ik hebben gelachen. Lang Trotter heeft zijn leven lang mensen om politiek gewin laten vervolgen. Elke zaak is politiek, of in potentie politiek. Je weet nooit wanneer een simpel geval van huiselijk geweld in een dubbele moord verandert en iedereen terugkijkt en zich afvraagt waarom de county-aanklager de aanklacht wegens lichamelijk geweld heeft laten vallen toen ze de schutter achter de tralies hadden kunnen zetten. Achteraf gezien is alles altijd glashelder.
'Daar ben ik blij om,' zeg ik. Ik kijk hem strak aan maar hij ontwijkt mijn blik.
Trotter legt een hand op mijn schouder en schuift me naar de deur. 'Ik hoop dat je je zaak wint, Jon. Echt waar.'
Ik knik en steek mijn hand uit. We geven elkaar een hand. Ik houd de zijne een fractie van een seconde langer vast dan gepast is. Dit zorgt voor het gewenste resultaat. Lang Trotter kijkt me aan.
'We hebben nog een paar verrassingen,' zeg ik. Ik laat zijn hand los en zwaai op weg naar buiten naar Maribelle. Ik tref Bennett Carey aan de andere kant bij de kamer van Grant Tblly en zeg tegen hem dat ik thuis naar het debat ga kijken.
Negenenveertig
'Ik wil beginnen met de mensen in de zaal en de kijkers thuis welkom te heten bij dit eerste van drie debatten in de strijd om de gouverneurszetel.' Bill Gadsby, de gespreksleider, zit aan een tafel met één microfoon. De twee kandidaten worden geïntroduceerd. We hebben urenlang over de opzet onderhandeld. De Republikeinen - Trotters mensen - wilden dat de heren naast elkaar zouden staan, elk aan een lessenaar. Dat wilden ze omdat Lang Trotter een forse man van een meter vijfennegentig is die uittorent boven Grant, die net de een tachtig haalt en nogal tenger is. We moeten het idee van onervarenheid overwinnen dat ontstaat bij een staatssenator van achtendertig jaar met ongelukkigerwijs een jongensachtig uiterlijk. Als je ze naast elkaar zet, komen wij er niet best af. Wij van onze kant wilden camera's boven én voor hen in de hoop het kale plekje op Trotters hoofd in beeld te krijgen.
Trotter drong ook aan op spontane vragen uit het publiek in tegenstelling tot vaste scripts. Trotter wilde dat om twee redenen. Ten eerste denkt Trotter dat hij beter is in voor de vuist weg praten dan Grant. Senator Tully heeft de reputatie een goed politicus voor werk achter de schermen te zijn, net als zijn vader. Dat is ideaal voor de positie van meerderheidsleider in de Senaat, maar niet noodzakelijkerwijs geschikt voor het onvoorbereid beantwoorden van vragen. De tweede reden dat Trotter het wilde was dat hij hoopte dat iemand in de zaal Grant Tully vragen zou stellen over mij, zijn topadviseur die voor moord terechtstaat.
Nu denk ik dat Grant het prima zou doen zonder script, maar uiteindelijk kwamen we de volgende opzet overeen: de twee heren zitten op een kruk, met hun gezicht naar het publiek en een microfoon in de hand; we weten niet precies wat de vragen zijn, maar men heeft ons verteld waar ze in grote lijnen over zullen gaan.
Grant heeft hier, vanavond, de kans om het gat van twee cijfers in de opiniepeilingen te dichten. Eerlijk gezegd weet ik niet waarom Trotter ons deze drie debatten cadeau heeft gedaan. Als hij het niet had gedaan, zou hij in de kranten wel onder vuur zijn genomen, maar uiteindelijk zou hij, denk ik, hebben geprofiteerd van het feit dat Grant zo weinig in het openbaar te zien was geweest. Als ik Trotter was geweest, had ik geen toestemming gegeven voor wat voor gezamenlijk publiek optreden dan ook.
'Bill, ik wil jou en de Bond van Onafhankelijke Kiezers bedanken voor de kans die jullie mij geven om me tot de inwoners van deze fantastische staat te richten.' Langdon Trotter komt van zijn kruk en houdt zijn microfoon alsof het een verlengstuk van zijn hand is. Ik maak me onmiddellijk zorgen. Deze man straalt zelfvertrouwen en macht uit, de volmaakte, stevige, zilverharige man met de bariton die geknipt is om de staat te leiden. 'En senator Tully, ook u bedankt voor uw aanwezigheid.'
De camera's richten zich nu op Grant Tully. Hij glimlacht vriendelijk en steekt een hand op. Het valt me direct op dat Trotter van hen tweeën de meest telegenieke kandidaat is.
'Ik wil deze staat de eenentwintigste eeuw binnenleiden, en ik wil u vertellen waarom.' Trotter hoeft niet zoveel make-up op, want hij is fraai gebronsd. 'Dit is een fantastische staat. Ik heb hier mijn hele leven gewoond en ik wil hier nooit weg. Maar we hebben wel wat werk te doen. De mensen voelen zich nog altijd niet veilig op straat, in hun eigen huis. De mensen hebben het gevoel dat de overheid hun te veel geld afneemt. De mensen, kleine zakenlui, hebben het gevoel dat de overheid zich te veel met hun zaken bemoeit. We kunnen er onvoldoende op vertrouwen dat onze scholen onze kinderen kunnen voorbereiden op het leven. En onze kinderen worden door te veel dingen bedreigd: roken, om maar eens iets te noemen, en obscene muziekteksten en gewelddadige videogames en films die weldenkende burgers shockeren.'
Een heel goed begin voor een Republikein die het midden zoekt. Hij zal het niet hebben over zijn verzet tegen een wapenwet of abortus, twee van de hete hangijzers in onze staat. Omdat Trotter in de voorverkiezingen geen tegenstander had, heeft hij niet heel erg naar rechts hoeven uit te wijken, wat zou hebben betekend dat hij heftiger vóór vrij wapenbezit en tégen abortus had moeten pleiten. Nee, hij zit vast aan de makkelijke onderwerpen: lagere belastingen, meer agenten, een antitabakswet. Zo wordt iemand tot gouverneur gekozen. Ik wou dat iemand dat in Grant Tully's kop kon krijgen.
'Hij is goed,' zegt Ben. Hij is met me meegekomen. Er moet vanavond nog gewerkt worden.
'De procureur-generaal en ik zijn het eens over wat we willen bereiken,' zegt Grant Tully die voor zijn kruk is gaan staan,
'maar we zijn het niet eens over de manier waarop we dat willen bereiken.' De senator heeft een blauw overhemd aan met een rode stropdas. Zijn haar is stijfjes van zijn voorhoofd wég-gekamd, niet zijn gewone uiterlijk maar onder deze omstandigheden wel volwassener. 'Ik wil veiliger straten, maar ik geloof dat we dat niet bereiken door meer doodstraffen, maar wel door het wapenbezit te beperken, door bendeleden en kinderen hun wapens af te nemen. Ik wil betere scholen, maar niet door minder leraren of het verlagen van de overheidsbijdrage aan scholen die het niet goed doen. De scholen die het niet goed doen zijn de scholen die ons geld het hardst nodig hebben. De leraren op die scholen, met kinderen die slechte studieresultaten behalen omdat ze geen steun van thuis krijgen of omdat er geen geld is voor een ontbijt, zijn de leraren die een vaste aanstelling juist het hardst nodig hebben. Meneer Trotter en ik zijn het erover eens dat we er alles aan moeten doen om onze kinderen van het roken af te houden, maar we zijn het niet eens over hoe we dat moeten bereiken. De procureur-generaal wil de boete die is opgelegd aan de sigarettenfabrikanten gebruiken voor een belastingverlaging. Maar ik zeg: laten we de daad bij het woord voegen. Laten we dat tabaksgeld gebruiken zoals het moet: door het in de volksgezondheid te stoppen en in programma's die moeten voorkomen dat kinderen ooit met roken beginnen.'
Niet slecht. Ik hoop dat hij het wapenbezit net zo hard aanpakt als wij hem hebben aangeraden. Dat is het grote twistpunt in het debat van vanavond, in ieder geval het punt in ons voordeel. Het grote winstpunt voor Trotter zijn de belastingen. De procureur-generaal heeft een wet voor verlaging van de staatsinkomstenbelasting ingediend, wat echt belachelijk is als je bedenkt dat slechts drie procent van ons inkomen door de staat wordt geheven. Maar de senator heeft zich ertegen verzet en een belastingverhoging voorgesteld om meer geld voor onderwijs vrij te kunnen maken. Vanavond móet hij dat aan het publiek verkopen, want anders... De senator beëindigt zijn openingsverhaal. Bill Gadsby rommelt in zijn papieren. 'De eerste vraag betreft de belastingen,'
zegt hij.
'De eerste vraag gaat over het minst populaire onderdeel van senator Tully's hele verkiezingsprogramma,' zeg ik tegen Ben.
'Te beginnen met procureur-generaal Trotter, zou ik graag van ieder van u horen wat uw plannen voor de staatsinkomstenbelasting zijn.'
'Dank je, Bill.' Lang Trotter komt van zijn kruk. Dat bedankje is terecht. Als ik Trotter was, zou ik de gespreksleider wel willen zoenen. 'We betalen in deze staat te veel belasting. Zo eenvoudig ligt het. De economie groeit niet meer en de mensen zoeken bijverdiensten om schoolkleding voor hun kinderen te betalen en misschien wat opzij te zetten voor later. Ik wil u daarbij helpen.' Trotter knikt, met een strakke blik. 'Ik ga u niet imponeren met een fraaie formule. Hier is mijn belastingplan, helder en eenvoudig. Ik wil elke belastingbetaler vijfhonderd dollar teruggeven. Ongeacht hoeveel u hebt betaald, wie u bent, van welke leeftijd, ras of geslacht ook. De gemiddelde belastingbetaler in deze staat betaalt per jaar zestienhonderd dollar belasting aan de staat. Ik wil dat met meer dan dertig procent verlagen.'
Dat is heel goed. Dat heeft hij nog niet eerder gezegd. Hij heeft het wel over een belastingverlaging in het algemeen gehad, maar niet zo specifiek.
'Dat was fantastisch,' zegt Ben.
'Zeker.'
'Senator Tully?'
Grant lacht op zijn ontspannen manier. 'Ik ben ook voor lagere belastingen. Maar ik wil dat het eerlijk gebeurt. En als ik eerlijk zeg, bedoel ik eerlijk voor onze kinderen. Dan heb ik het over onze scholen. Over het onderwijs. Momenteel komt het meeste onderwij sgeld uit de inkomsten van de onroerendgoedbelasting. Dat is een plaatselijke belasting. Dus hebben de rijkere delen van deze staat heel veel geld uit de onroerendgoedbelasting en zal het niemand verrassen dat ze betere scholen hebben. De armere delen van deze staat hebben lang niet zoveel inkomsten uit de onroerendgoedbelasting, en die zijn er financieel slecht aan toe. Dus als ik het over mijn belastingplan heb, heb ik het over een herziening van de onderwijsfinanciering. Ik wil het onderwijs financieren uit de inkomstenbelasting, niet uit de onroerendgoedbelasting. Wanneer ik dus een bescheiden verhoging van de inkomstenbelasting voorstel, hoop ik dat iedereen begrijpt dat ik daarnaast de onroerendgoedbelasting wil verlagen. Als u in een rijk deel van de staat woont, zal uw inkomstenbelasting omhooggaan, inderdaad, maar uw onroerendgoedbelasting zal omlaaggaan. Als u in een armer deel van de staat woont, gaat uw inkomstenbelasting omhoog, maar krijgen uw scholen meer geld. De procureur-generaal is een slimme politicus, en hij denkt dat, als hij in advertenties zet dat ik uw inkomstenbelasting wil verhogen, u de andere helft van het verhaal vergeet: een verlaging van uw onroerendgoedbelasting.'
Bla bla bla. Ik heb hem wel honderd keer verteld, we hebben hem allemaal wel honderd keer verteld niet met dit standpunt te komen. Hij heeft het een paar weken geleden onthuld, en het heeft hem in de peilingen geen enkel punt opgeleverd. Je kunt kletsen wat je wilt over onroerendgoedbelastingen, maar het slot van het liedje is een hoop ruis met als enige nagalm de uitspraak: Senator Tully wil de inkomstenbelasting verhogen, pro-cureur-generaal Trotter wil hem verlagen.
Om die reden bewonder ik Grant. De man meent wat hij zegt. Maar waarom komt hij niet pas met dit plan als hij de baan heeft gekregen, zoals ik heb gesuggereerd? Moet hij vijf miljoen televisiekijkers nu echt vertellen dat hij hun inkomstenbelasting gaat verhogen? De waarheid is dat ik denk dat zijn plan deugt. Het is een prachtige manier om de onevenwichtige situatie in het onderwijs aan te pakken door de arme kant op te halen zonder de rijke kant echt pijn te doen. Maar als campagnekreet staat het op hetzelfde niveau als 'Laten we alle ouderen verdrinken'.
'Het volgende onderwerp is misdaad,' zegt de gespreksleider.
'We verzoeken u uw visie te geven op de strafwetgeving en de doodstraf.'
Ik doe mijn ogen dicht. Deze keer is Grant eerst. Strengere straffen voor seksuele vergrijpen en drugsdealers. Een snelle vermelding van het afschaffen van de doodstraf maar steun voor verplicht levenslang. Meer aandacht voor reclassering. Uiteindelijk komt het allemaal neer op: Grant Tully is tegen de doodstraf.
'Nou, ik ben vóór de doodstraf,' zegt Lang Trotter. 'Want ik geloof dat hij misdaden voorkomt. Ik heb als county-aanklager in Rankin County zestien jaar lang geweldsmisdaden vervolgd, en ik weet wat het betekent om de ultieme straf te eisen.'
Hij is goed. Hij gaat dit winnen. Ik wou dat iemand hem zou vragen: 'Meneer de procureur-generaal, is het waar dat uw kan-didaatstellingspapieren ongeldig zijn? En dat u gediskwalificeerd bent en niet mag meedoen?' Maar de tijd om zijn papieren aan te vechten is verstreken. Lang Trotter heeft er geen idee van hoe dicht bij het punt hij is geweest waarop zijn droom van een gouverneurschap in duigen zou zijn gevallen wegens een vormfout.
Is dat zo?
Het begint met een prikkeling in mijn brein en wordt een verwoed stuk hersengymnastiek om de details op een rij te krijgen. Ik verlaat mijn plek in de huiskamer en ga naar de achterdeur voor een frisse neus. De honden komen achter me aan en stuiven de kleine achtertuin in. Al ijsberend werk ik het idee uit. Het is een koude avond, maar mijn bloed kolkt door mijn aderen. Ik laat de honden buiten en keer triomfantelijk in de huiskamer terug waar Bennett zo te zien nauwelijks heeft gemerkt dat ik weg was.
'Het is maar goed dat je zit,' zeg ik.
Ben heeft zijn aandacht bij het debat. 'Waar was je?'
'Laat het debat voor wat het is,' zeg ik. 'Ben je bereid de verklaring aan te horen die je gaat uitspreken als de verdediging met haar openingspleidooi begint?'
Dat trekt zijn aandacht. 'Natuurlijk.'
'Ik zal je een verhaal vertellen, mijn vriend.' Ik ga voor het tvtoestel staan en zet mijn vingertoppen tegen elkaar. 'Ik ontdek dat er een probleem is met Lang Trotters verkiezingspapieren. Ja?'
'Klopt.'
'Ik zeg het tegen Dale.'
'Klopt.'
'Maar we besluiten dat het beter is de informatie niet te gebruiken om Trotter uit de race halen. Dat maakt een slechte indruk, en de Republikeinen zouden hem vervangen door een gematigder kandidaat.'
'Ja.'
'Dus in het openbaar doet de troefkaart niets. Dan ontstaat het idee om hem in stilte te gebruiken. Om het Trotter in vertrouwen te vertellen en te maken dat hij de verkiezing verliest.'
'Klopt.'
'Dale weet dat ik er huiverig voor ben. Hij weet dat ik het niks vind. En hij weet dat Grant uiteindelijk waarschijnlijk toch doet wat ik zeg.'
'Zeker. Prachtig.'
'Dus de troefkaart is in het spel gebracht. Dale weet dat de Tully-campagne hem niet zal gebruiken. Maar het ding is er nog steeds. Ja?'
'Helemaal.'
'Dus Dale besluit hem te gebruiken.'
Eindelijk iets nieuws. Bennett veert op. 'Gebruikt Dale hem?
Hoe dan?'
'Wacht even.' Ik ren naar de keuken en haal de map uit mijn tas. Ik pak de chantagebrief en geef hem aan Ben. Ik vermoed dat ik de allerlaatste ben die het geheim nog kent dat niemand kent. Ik denk dat $250.000 voldoende is. Een maand moet tijd genoeg zijn. Ik neem niet aan dat het je bron van inkomsten is, maar ik stel me voor dat als er iemand is die een manier weet om geld te ontfutselen aan de campagnekas, jij dat zal zijn. Ik zou natuurlijk altijd nog gewoon met de senator kunnen gaan praten. Wil je dat? Eén maand. Probeer niet hierover met me in contact te komen. Alle contacten zullen van mij uitgaan.
Ben leest hem alsof hij hem voor het eerst en niet voor de hon-derdste keer ziet.
'Dale heeft die brief aan Lang Trótter geschreven,' zeg ik, nietin staat mijn opwinding te verbergen. 'Hij zegt tegen Trótter:
"Geef me een kwart miljoen of ik zeg het tegen senator Tully.'"Ben knikt terwijl hij de brief nogmaals leest. 'Dale doet alsofhij de troefkaart heeft ontdekt.'
'Precies. Alsof hij de enige is die het weet. En dat blijft zo alsTrótter hem het chantagegeld geeft.' Ik wijs naar de brief. 'De
"campagnekas" is Trotters kas, niet die van Grant.'
Bennett denkt na over mijn theorie, hij is de stem van derede. 'Tot op zekere hoogte gaat het op, Jon. Ik ga met je meevoorzover het Trótter een motief geeft om Garrison te ver-moorden. En ook dat Trótter waarschijnlijk bereid zou zijn hette doen.'
'Jezus, j a.'
'Oké, oké. Maar wacht even.' Bennett gaat voorzichtig tewerk. Mijn enthousiasme is duidelijk. Hij wil niet de grote dom-per zijn. 'Hoe verklaar je dat jij een exemplaar van die chanta-gebrief hebt gekregen? En hoe verklaar je dat Lyle Cosgroveerbij betrokken was?'
'Dat verklaar ik als volgt, Bennett Carey.' Ik prik mijn wijs-vinger in zijn richting. 'Trótter is in '92 tot procureur-generaalgekozen.'
'Ja, dat zou wel kunnen.'
'En voor die tijd is hij vier termijnen county-aanklager inRankin County geweest.'
'Hm.'
'Dat wil zeggen dat hij in 1976 county-aanklager is gewor-den.'
'Hmm.'
'Dus was hij dat ook in 1979.'
Ben draait zich om en kijkt me aan. Het noemen van juist dat jaar wakkert zijn belangstelling aan. 'Ja, en?'
'Die aanklagers vormen toch een echt naaikransje?' zeg ik. Bennett haalt zijn schouders op. 'Dat weet ik niet. Waar wil je heen?'
'Misschien is er iets bekend geworden van 1979. Misschien heeft de aanklager van Summit County gekletst. Ik bedoel, het feit dat Simon Tully achter de schermen zijn best deed om de beste vriend van zijn zoon te beschermen, dat was natuurlijk toch wel wat.'
'Zou het niet éérder naar buiten zijn gekomen als de aanklager van Summit County erover heeft gekletst?'
'Dat hoeft niet, Ben. Het gaat om een jeugdzaak, nietwaar?
Die kun je niet zomaar lekken. Een journalist kan het niet in de krant zetten.'
Bens mond plooit zich. 'Maar zou de aanklager van Summit County echt tegen Trotter hebben gekletst?'
'Jazeker.' Mijn opwinding wordt steeds groter. 'De huidige aanklager daar is een dik golfvriendje van Jimmy Budzinski. Summit County ligt net over de grens. En Rankin, Trotters county, ligt er ten oosten van, recht ten zuiden van ons. Helemaal niet zo ver.'
Ben vouwt zijn handen. 'Dus je denkt dat Trotter heeft ontdekt wat er toen is gebeurd, met jou en Grant.'
'Ja, misschien.'
'En wat heeft hij gedaan? Jou gechanteerd?'
'Nee,' zeg ik. 'Nee, nee. Hij heeft de informatie opgeborgen tot hij er wat mee kon. Hij aasde allang op de positie van procureur-generaal. Hij wist dat Simon Tully plannen had met Grant; dat wist iedereen. Hij dacht dat zijn politieke pad ooit dat van Grant zou kruisen, dus hield hij de informatie toen voor zich. Hij wachtte op het goede moment.'
'En al die jaren,' zegt Ben, 'betekende Grant Tully niets voor Trotter. Hij zat een eind verderop in de senaat en was helemaal geen bedreiging.'
'Maar nu natuurlijk wel.'
'Wauw.' Ben kijkt zoekend rond naar een notitieblok. Hij vindt het prettig om zijn gedachten vast te leggen.
'Trotter had het vermoedelijk een maand of zo voor de verkiezingen bekend willen maken,' zeg ik. 'Dan had Grant niet genoeg tijd meer gehad om de schade te beperken.' Ik steek een vinger op: een punt van orde. 'Maar toen veranderde er iets. Dale Garrison ging hem chanteren met de troefkaart.Trotter moet Dale doden. Hij is een slimme jongen, hij bedenkt een heel plan. Hij stuurt mij een kopie van de chantagebrief, vermoordt daarna Garrison en luist mij erin. En het verhaal is dat Jon Soliday een geheim uit 1979 had en dat Dale Garrison dat openbaar zou maken, zodat hij hem moest vermoorden. Hij slaat twee vliegen in één klap, Ben. De troefkaart verdwijnt met een rookwolkje als Dale Garrison dood is, en Grants topadviseur wordt aangeklaagd wegens moord.'
'En Lyle Cosgrove?'
'Lyle Cosgrove... Trotter weet ook van zijn bestaan. Hij heeft verdomme misschien het hele dossier uit 1979 wel, de zak.' Ik knip met mijn vingers. 'Trotter is de aanklager die "bewaren" op het dossier heeft gezet, zodat het zou blijven bestaan.'
Ben overweegt de mogelijkheid, ook in zijn rol als advocaat van de duivel.
'Dus hij gebruikt Cosgrove om Garrison te vermoorden,' ga ik verder met een van opwinding trillende stem. 'Dat is briljant. Hij gebruikt de knaap uit 1979 om het te doen. En na afloop vermoordt hij Cosgrove. Daarmee kom ik er nog slechter van af. Het is slim. Jezus, het is verdomd slim.'
'Weet hij zeker dat Cosgrove het zal doen?'
'Nou en of hij er zeker van is. Langdon Trotter is de procureur-generaal. Lyle Cosgrove heeft net een derde van zijn leven achter de tralies doorgebracht. Als Trotter zegt "Spring!", vraagt Cosgrove "Hoe hoog?".'
Bennett knipt met zijn vingers. 'Het document in Dales computer? Over de troefkaart? Waar de officier met geen woord over heeft gerept?'
Ik sla tegen mijn voorhoofd. 'Daar heb ik niet aan gedacht.'
'Maar het is allemaal heel logisch,' zegt Ben terwijl hij overeind springt. 'Trotter denkt dat Dale, en alleen Dale, wist van de troefkaart, niet? Dat was waar Dale hem mee chanteerde. Trotter denkt: als Dale dood is, is de troefkaart weg, en ieder-een kijkt jou erop aan. Iedereen denkt dat Dale jou chanteerde vanwege 1979.'
'Precies.'
'Maar dan vindt de officier dat memo in Dales computer. Elliot Raycroft, loyaal dienaar als hij is, laat het aan Lang Trotter zien.'
Ik prik een vinger in Bens richting. 'Dus nu weet Trotter dat ik er ook van af weet, evenals de senator. De troefkaart is met Dales dood niet verdwenen.'
'Dus...' Ben maakt een zwiepend gebaar. 'Dus voor Trotter is het het beste als de zaak snel verdwijnt. Dus laat hij Elliot Raycroft met een pracht van een regeling komen. De mooiste regeling die hij je kon geven.'
'En ik verwerp hem.'
'En jij verwerpt hem. Dus komt er een proces en daar kan Trotter niets aan veranderen. Dus draagt hij Raycroft op niets te zeggen van de chantagebrief. Plotseling trekt de officier de brief als bewijsstuk terug.'
'Dus dat is de reden,' mompel ik.
'Ja, dat is de reden. En ik wed dat dat ook de reden is waarom Dan Morphew van de zaak is gehaald. Hij protesteerde ertegen. Dan is heel rechtdoorzee. Hij vond het niks dat ze hem vertelden hoe hij zijn zaak moest voeren. Dan komen ze met een ander op de proppen, Erica Johannsen, en laten haar vermoedelijk over het meeste in onwetendheid.'
'En dus laten ze de chantagekwestie met rust,' zeg ik. 'Ze willen een sluitend verhaal zonder motief: ik was als enige aanwezig, ik loog tegen de beveiligingsbeambte, dus wie zou het anders geweest kunnen zijn?'
'En Lyle Cosgrove?' vraagt Ben. Ik denk dat hij het antwoord al weet, maar dat hij voelt hoe ik ervan geniet de knoop zelf te ontwarren.
'Lyle Cosgrove legt de nadruk op 1979,' zeg ik. 'Nu hij vermoord is, gaat de officier de goede vragen stellen. Ze verbindt ons alle drie - Lyle, Dale en mij - met 1979. Ze heeft haar verhaal rond.'
'Dus als jij na dit alles probeert om Lang Trotter erbij te betrekken,' zegt Ben, 'is dat de daad van een wanhopig man die twee mensen heeft vermoord om een afschuwelijk geheim te laten verdwijnen.'
'Trotter heeft Dale en Cosgrove vermoord.' Ik zeg de woorden meer tegen mezelf dan tegen Ben. Die loopt nu te ijsberen. 'Ik vermoed dat de officier morgen of overmorgen uit een ander vaatje gaat tappen. Opeens zal ze de chantagebrief willen introduceren. En dan gaat ze het over 1979 hebben. Trotter stampt je nog verder in de modder, én hij komt met een sensationeel verhaal over zijn tegenstander, en wel een maand voor de verkiezing.'
Ik voel me een heel stuk lichter, en ik kan niet verklaren waarom. Ik heb altijd geweten dat ik niet schuldig was aan de dood van Dale, dat is het niet. Het is eerder het feit dat we het raadsel hebben opgelost. Ik krijg het gevoel dat ik gered ga worden.
Ben kijkt me aan. 'Is dat de reden waarom je vanavond naar het debat wilde?'
Ik haal mijn schouders op. 'Ik denk het. Ik had het nog niet uitgedokterd, maar er knaagde iets. Ik wilde weten of hij me in de ogen zou kijken.' Ik schud mijn hoofd. 'Dat deed hij niet. Hij voerde zijn hele charmetoneelstukje voor me op, maar hij wilde niets met me te maken hebben.'
'Geen wonder,' zegt Ben terwijl hij een blik op het televisiescherm werpt. 'Weet je, we zullen het nooit kunnen bewijzen. We kunnen het tot gerede twijfel brengen, maar...'
'We zullen het bewijzen,' zeg ik en zie procureur-generaal Langdon Trotter oprecht naar de camera lachen.