Tweeëndertig
Vandaag heeft de zon voor het eerst in deze sombere septembermaand besloten tevoorschijn te komen, en dus merk ik dat ik me te warm heb aangekleed: een dik katoenen overhemd met lange mouwen en een warme broek. Ik loop naar de Maritime Club en schuif langs de man in uniform. In de Maritime Club komt de elite van de stad voor sigaren en drank en een spelletje squash. Het gebouw is veertien verdiepingen hoog met hotelkamers, fitnessruimten, bibliotheken, feestzalen en besloten eetzalen. Tot een jaar of vijftien geleden was het een mannenbolwerk, met elke week een lingerieshow die, zo heb ik me laten vertellen, elke vrijdag rond het middaguur voor een afgeladen Club zorgde. De seksebarrière werd doorbroken toen in onze stad de eerste vrouwelijke federale rechter werd benoemd. De Club verstrekt leden van de rechterlijke macht automatisch een lidmaatschap, en ze werden overvallen toen de eerste vrouw een toga aantrok.
Het gaat er nu geëmancipeerder aan toe: de Maritime Club heeft zelfs zijn eerste vrouwelijke voorzitter gekozen. Maar de sfeer is er nog altijd een van ouwe-jongens-krentenbrood. Het ruikt er naar sigaren.
Simon Tully maakt zich los uit een gesprek met twee mannen en treft me aan de andere kant van de lobby. De senator is nu tien jaar met pensioen. Zijn betrokkenheid bij de politieke handel en wandel van de stad mag dan nog niet voorbij zijn, hij is er niet meer zo dagelijks mee bezig. In zijn gedrag zie je bijna de opluchting. Hij is een stuk losser in de omgang, maakt soms zelfs zijn bovenste overhemdknoopje los. Vandaag is hij net onder de douche vandaan na een fitness-sessie en heeft hij een blauw overhemd en een sportpantalon aan. Zijn zilveren haardos steekt fraai af tegen zijn bruine kop.
'Jon.' Zoals altijd een stevige handdruk. Hij groet me met een somber gezicht. We hebben nooit echt goed met elkaar kunnen opschieten, niet na het voorval in 1979. Het is veelzeggend dat ik me die ene keer kan herinneren dat hij iets van warmte liet merken: dat was tien jaar geleden toen zijn zoon Grant zijn eerste voorverkiezing voor Simons senaatszetel won en hij me tijdens het overwinningsfeest omhelsde.
'Dank u wel dat u tijd voor me heeft, senator.'
'Geen dank, geen dank. Ben je lid?'
'Nee,' zeg ik. Ik ben hier tientallen keren te gast geweest, maar de maandelijkse contributie is me te hoog.
'We moeten toch eens zien dat we je een lidmaatschap bezorgen.' Ik vind het nogal een gebaar van de voormalige senator: niet het aanbod zelf natuurlijk, maar de veronderstelling dat ik in de nabije toekomst over zoiets onnozels als het lidmaatschap van een club kan denken. Simon legt een hand op mijn rug en stuurt me naar de lift. Op de zevende verdieping stappen we uit en lopen naar een eetzaal. Hij vertelt me dat op vrijdag het niet dragen van een jasje en een das geëxcuseerd is.
'Zo, Jon.' Simon laat het water in zijn glas rondgaan alsof het een mooie wijn is. 'Ik schrok toen ik hoorde wat er gebeurd was.'
'Dank u, senator. Ik ook.'
De staalblauwe ogen van de senator steken glanzend af tegen zijn gebronsde huid. Simon Tully is mooi oud geworden, maar zelfs hij ontkomt niet aan de extra huidplooien bij zijn mond en onder zijn kin. 'We weten natuurlijk allemaal dat je volstrekt onschuldig bent. Daar twijfelt geen mens aan.'
'Dat is fijn te horen.'
'Nou, wat kan ik voor je doen?'
Ik heb er even moeite mee, begin en houd één keer op, wat de belangstelling van de senator wekt. 'Ik wilde u gewoon iets vragen,' zeg ik. 'Het staat los van mijn zaak. Een ander... een ander onderwerp.'
'Goed.' Er verschijnt een frons op Simons voorhoofd, maar hij zegt verder niets.
'Het is iets waar we nooit meer echt over hebben gesproken. Niet nadat het gebeurd is.'
Simons kin komt omhoog, alsof hij bevestigend wil knikken, hoewel ik vermoed dat hij het niet zeker weet.
'De zomer voordat Grant en ik gingen studeren,' zeg ik.
'Negentien negenenzeventig.' De senator steekt zijn hand op naar de kelner die komt aangelopen en vraagt zo een moment privacy. 'Wat is daarmee?'
'Het is duidelijk dat u en uw zoon me toen in mijn ellende heel ruimhartig hebben bijgestaan. Ik hoop dat ik dat zowel u als Grant heb duidelijk gemaakt.'
'Grant helpt zijn vrienden,' zegt Simon, zichzelf erbuiten latend.
'Ik vermoed dat u over informatie beschikt waar ik naar op zoek ben.'
'Als ik kan, zal ik die geven.'
'Fijn.' Ik merk tot mijn verbazing dat ik nerveus ben. 'Ik denk dat ik me afvroeg wat u en Grant van de hele situatie dachten.'
'Voor Grant kan ik niet spreken,' zegt hij.
'Nee, natuurlijk niet. Maar het kan zijn dat hij iets tegen u heeft gezegd.'
Simon Tully gaat verzitten. 'Op welke vraag wil je nu eigenlijk precies antwoord hebben, Jon?'
Ik zwijg even; ik had gehoopt het gesprek wat soepeler naar de kern van de zaak te sturen. 'Goed, hier komt mijn vraag. Dachten Grant en u...' Ik kijk schichtig om me heen. Ik laat mijn stem zakken. 'Dacht u dat ik... dat ik schuldig was?'
Simon gaat rechtop zitten. Even lijkt het of hij op het punt staat te antwoorden. Dan legt hij een vinger op zijn lippen, wat kan worden uitgelegd als het teken om stil te zijn maar dat, als ik het me goed herinner, een specifiek Simon-Tully-gebaar was in zijn tijd als meerderheidsleider. Hij kijkt opzij en knikt. Vanuit het niets verschijnt een bediende, wat me doet denken aan een oude maffiafilm. De overeenkomst is groter dan wie dan ook zou willen toegeven. 'Tim, voor mij een sodawater.' Hij wendt zich tot mij.
'Ik graag water.'
'En een paar broodjes haai.'
Ik bedenk opeens dat ik nog nooit van mijn leven haai heb gegeten, maar de gedachte is net zo snel weer verdwenen omdat Simon Tully de vraag omzeilt.
'Nou, Jon.' Simon tikt op de tafel. 'Dat is een strikvraag. En ik zal hem beantwoorden. Maar mag ik je eerst vragen waarom je dat wilt weten?'
'Fouten blijven je je hele leven achtervolgen,' zeg ik. 'Ik wil voorkomen dat iemand er last mee krijgt.' Ik ga ervan uit dat Simon tussen de regels leest, dat ik zowel op zijn zoon als op mezelf doel.
Hij laat niet merken of hij het begrijpt, maar dat is niet ongewoon voor een Tully. 'Om op je vraag terug te komen: men zei me dat je dat meisje geen kwaad had gedaan. Grant was ervan overtuigd. Dus heb ik het voor waar aangenomen. En daarmee zijn we aan de slag gegaan.'
'En misschien hebt u daardoor mijn leven gered,' zeg ik. 'Ik heb aan u beiden heel veel te danken. Maar ik vraag me af of ik toch nog op de kwestie mag doorgaan.'
Simon glimlacht flauwtjes terwijl een andere bediende zijn drankje voor hem neerzet en hem met zijn vorige titel aanspreekt. Hij kijkt me aan, wacht op de vraag. Ik vraag: 'Hebben we ooit inzicht gehad in de versie die de andere jongen van de gebeurtenissen heeft gegeven?'
Hij kijkt me diep in mijn ogen, alsof hij me beter wil zien, lijkt het wel. 'Die heeft zijn versie van de gebeurtenissen toch gegeven? Op de hoorzitting?'
'Ja, dat heeft hij inderdaad gedaan.'
Simon knikt veelbetekenend. 'En jij vermoedt dat het niet de hele waarheid was.'
'Zo ongeveer.'
'Aha.' De senator trekt lijnen op het tafelkleed. 'En heb je er wel eens aan gedacht dat sommige vragen beter onbeantwoord kunnen blijven?'
'Ik heb er niet alleen aan gedacht,' zeg ik. 'Ik heb er zelfs naar geleefd. Twintig jaar lang.'
'Zulke vragen kunnen je blijven achtervolgen.' Hij heft een hand op. 'Maar waarom nu?'
Simon Tully is, net als de rest van het publiek, niet op hoogte van de theorie dat ik werd gechanteerd. Het OM heeft er met geen woord over gerept.
'Ik vraag me af wie het kan achtervolgen.'
We draaien om het feit heen dat ik me niets herinner van de gebeurtenissen van die nacht. Nou ja, ik draai eromheen. Best mogelijk dat Simon er niets van weet: het kan zijn dat Grant mijn bekentenis van geheugenverlies zelfs voor zijn vader verborgen heeft gehouden. Dat kan ik me voorstellen. Grant had meer kans dat zijn vader zou helpen als die echt geloofde dat ik onschuldig was.
'Ik neem aan dat het enige relevantie heeft voor wat er nu loopt.'
'Daarvoor,' zeg ik, 'maar ook voor de gouverneursverkiezing.'
Ik haal mijn schouders op. 'Waar je mee omgaat word je mee besmet. "Grant Tully kiest ook nog eens de verkeerde vrienden." Iets in die geest.'
Simon trekt een gezicht. 'Tja, het antwoord is dat ik het niet weet. Ik heb er nooit naar gevraagd. Ik heb er geen idee van wat zich met die andere knaap heeft voorgedaan. Ik vermoed dat je me veel te veel kennis toedicht.'
Daarmee wil hij zeggen dat hij niets van doen had met de coördinatie van mijn verdediging. Hij heeft die andere knaap, Lyle, niet benaderd. Hij heeft niet met de lijkschouwer of de aanklagers gepraat.
Ik wou dat ik het kon geloven. Ik geloof het niet, nog geen nanoseconde. Maar het heeft geen zin op de kwestie door te gaan.
'Weet je...' De voormalige senator brengt een hand naar zijn gezicht, krabt zijn mondhoeken, weegt zijn woorden. 'Ik heb nooit een oordeel over je uitgesproken, Jon. Ik denk graag het beste van mensen, wat betekent dat ik altijd met liefde Grants oordeel heb aanvaard dat je dat meisje niets hebt aangedaan, ook al kon Grant dat feitelijk niet weten. Maar of je het wel of niet hebt gedaan, staat helemaal op zichzelf, tenminste wat mij betreft. Veel belangrijker voor mij is dat, ongeacht de omstandigheden, mijn zoon betrokken werd bij een heel smerige kwestie. Hij is voor je in de bres gesprongen met een aanzienlijk risico voor hemzelf. Toen en nu.'
'Dat begrijp ik, senator. Daar ben ik me altijd van bewust geweest.'
Simon Tully laat zijn blik rondgaan en richt hem dan op mij.
'Mijn zoon heeft een zwak voor je, Jonathan. Na het verlies van zijn broer ben jij diens vervanger geworden. Maar je werd niet zijn oudere broer, zoals Clay was, maar zijn jongere broertje. Daar heb ik het trouwens nooit over gehad, met hem noch een ander. Maar het is wel zo. Hij heeft voor je gezorgd toen je die zomer in de problemen kwam, en ik vermoed dat hij dat nu nog steeds doet.'
'Ja, dat is zo,' geef ik toe.
'Ik weet niet of je hem van de week bij Jackie Norris hebt gezien?' Ik knik. 'Dan begrijp je dat Grant nog liever de verkiezingen verliest dan te moeten toezien hoe jij wordt zwartgemaakt, laat staan veroordeeld.'
'Ja, dat ben ik me bewust.'
Simon Tully bekijkt me van onder tot boven. 'Luister, Jon,'
gaat hij verder. 'Grant heeft nooit iets van je gevraagd, en dat zal hij waarschijnlijk ook nooit doen. Ik trouwens ook niet. Maar je hebt me voor de lunch uitgenodigd en het onderwerp ter sprake gebracht, dus mag ik je hopelijk een verzoek doen.'
'Natuurlijk.'
Hij buigt zich naar me toe en zegt langzaam en nadrukkelijk:
'Bescherm mijn zoon.' Hij trekt zich terug en knikt naar onze ober die ons op het juiste moment onze broodjes brengt.
Drieëndertig
Een andere wereld, nog geen kilometer van waar ik woon. Aan de zuidkant van West Stanton Avenue staat een bakstenen muur, de begrenzing van een begraafplaats die een heel blok lang is, compleet met prikkeldraad en overhangende boomtakken. Er ligt blad op de stoep en de straat, maar het meeste is door toedoen van het verkeer tegen de stoeprand gewaaid of door de avonddruilregen op het gescheurde wegdek geplakt. Verder naar het noorden staat een dreigend oprijzende hoop verkleurde baksteen, in theorie een woonflat, maar eerder een fort na een belegering. Het licht van de enige brandende straatlantaarn wordt weerkaatst door het glimmende, natte wegdek. Er hangt een misselijkmakende rottingslucht in deze vergeten buurt, de stank van afval, een leegte. Een industriewijk na het vertrek van de industrie.
Ik heb de auto tussen twee andere geparkeerd die samen misschien één ongedeukte deur hebben. Ik knoop mijn trenchcoat dicht, pak mijn aktetas en richt mijn hoofd op - in een buurt als deze altijd het hoofd omhoog - maar kijk recht voor me uit. Ik kom langs een jongeman op een bank die rechtop zit te slapen, met zijn kin in zijn kraag, een baard van twee dagen en samengeklit haar dat onder zijn skimuts vandaan komt. Een paar mannen van middelbare leeftijd staat te kleumen bij de ingang van West Stanton Avenue 4210. Ze gaan uiteen als ze me zien aankomen. Ik heb niet voor niets een trenchcoat aan. Een lange jas en een pak betekenen een overheidsdienaar, van de politie of de sociale dienst. Ik houd mijn handen in mijn zakken om een andere foute indruk in stand te houden: dat ik een wapen heb. Ik kijk de twee mannen doordringend aan, niet dreigend maar om te laten zien dat ik de baas ben. Geen idee wat die kerels van plan zijn, als ze al iets van plan zijn, maar het kan geen kwaad om indruk te maken.
Ik loop naar binnen en kom bij een man achter een kleine balie. Het is een oude Afro-Amerikaan met een bril op het puntje van zijn neus en een doorknoopvest over een roestbruin overhemd met lange mouwen. Hij leest een pocket en kijkt op zijn dooie gemak op.
'Reclassering,' zeg ik. Ik open mijn portefeuille en laat een badge, wat die ook voor mag stellen, bungelen. Elk jaar organiseert de reclassering voor parlements-en senaatsleden een rondleiding in een strafmstelling. Ik ben een jaar of vier geleden mee geweest. Ze gaven ons een tijdelijke badge en het is me gelukt mijn exemplaar terug te vinden in een stapel souvenirs die ik heb verzameld voor een plakboek of je weet maar nooit. Ik heb het woord BEZOEKER weggewit en er een foto van mezelf opgeplakt zodat deze man iets te bekijken heeft. Als hij goed kijkt, val ik door de mand en moet ik me eruit zien te smoezen.
Maar hij keurt mijn voorstelling geen blik waardig. 'Naam,'
zegt hij, legt het boek neer en draait zich om naar een bord vol sleutels.
'Cosgrove,' zeg ik. 'Twee-D.'
Hij geeft me de sleutel en ik ga naar de eerste etage, met luid bonzend hart. Lyle Cosgrove is vanavond naar zijn werk bij een apotheek drie kilometer hiervandaan. Ik heb er eerder die dag heen gebeld en naar hem gevraagd; ze zeiden dat zijn dienst om zes uur begon.
Ik ben er dus redelijk zeker van dat er niemand is, maar mijn zenuwen gieren door mijn keel. Ik heb nog nooit bij iemand ingebroken. En ik ben er vermoedelijk ook niet erg goed in. Ik heb in ieder geval handschoenen bij me om geen vingerafdrukken achter te laten. Het is een eenkamerflatje zonder binnenmuren, behalve om de badkamer. In een hoek staat een onopgemaakt bed, kleren liggen er vlakbij op de grond. Aan de andere kant van de kamer staat een tv-toestel op een omgekeerde doos; het snoer kronkelt zich over het smerige vloerkleed naar het stopcontact. Welgeteld één zitmogelijkheid: een zwartfluwelen tweezitsbankje. Er is een keukenhoekje met oude, bruine pannen en één heel grote vlek op de gebarsten tegels. Dus Lyle Cosgrove leidt niet direct het leven van een Riley.
Ik laat mijn blik snel rondgaan, maar het verbaast me niet dat ik niet vind wat ik zoek. Als het er is - en dat is nog maar de vraag - zal het wel niet open en bloot rondzwerven. Naast het bed staat een ouderwets eiken dressoir. Efficiënt doorzoek ik de laden, graaf meteen naar de bodem en tast daar rond. Ik zoek papier. Alles wat maar verband houdt met mij, met Gina Mason. Zonder succes werk ik de vijf laden af: alleen een bescheiden hoeveelheid kleren en ondergoed.
In een andere hoek, naast de badkamer, staat een sporttas. Ik zie een map met een officieel logo erop. Hij is van de reclassering en er staat 'Handboek voor Voorwaardelijk Vrijgelatenen'
op. Aan de binnenzijde van beide flappen zit een vak met documenten erin. Ik blader ze door. Een ervan is Regels voor de Voorwaardelijk Vrijgelatene. Regel nummer één, in vette letters, luidt: MIS NOOIT EEN AFSPRAAK MET uw RECLASSERINGSAMBTENAAR! Op een ander blad staat een lijst van bedrijven die bereid zijn ex-gevangenen aan te nemen, een hotlinenummer enzovoort. Ik kom nog meer tegen - 'Veel gestelde vragen',
'Wat te doen als u wordt gearresteerd?', een lijst van reclasseringsambtenaren en kerkdiensten. Helemaal achterin zit een krantenartikel, slordig uitgeknipt en verweerd, zo te zien uit de Daily Watch.
TULLY'S OORLOGSSCHATKIST NU DRIE MILJOEN
Het is een artikel van vorig jaar waaruit bleek dat Grant Tully al een fors bedrag had ingezameld voor zijn gouverneurscampagne. Een fotootje van Grant, niet erg flatterend. Het artikel vermeldt dat hij zich de week ervoor kandidaat heeft gesteld voor het gouverneurschap. We lopen te koop met zoveel geld om eventuele tegenkandidaten af te schrikken.
Dus Lyle Cosgrove wist heel goed dat Grant geld had. Ik overleg even bij mezelf wat ik met het artikel zal doen, maar besluit uiteindelijk het terug te stoppen waar ik het vond. Het heeft geen zin om het te houden. Wat zou ik ermee moeten? Naar de politie rennen?
Mijn zenuwen gaan hevig tekeer terwijl ik de papieren in het andere vak doorneus. Het zijn gerechtelijke stukken, het verzoek om voorwaardelijke vrijlating en de officiële verklaring dat die is toegestaan. Ik schrik me wild als de telefoon gaat, een schel gerinkel vanaf de andere kant van de kamer dat maakt dat ik de papieren uit de map laat vallen.
'Shit.' Rustig, doorzoek ze snel en stop ze dan in dezelfde volgorde terug. Het eerste document was het vrijlatingsverzoek, Cosgroves geschreven verzoek om te worden vrijgelaten. Ik omklem het als mijn ogen naar de onderkant van de bladzijde gaan, naar de vermelding van de advocaat.
Met de meeste hoogachting ingediend,
Dale T. Garrison,
Advocaat voor de verzoeker
Ik laat het papier vallen, en val zelf bijna achterover als ik me buk. Ik sta om een onduidelijke reden op en kijk de kamer rond.
Dale Garrison was Lyle Cosgroves advocaat bij de hoorzitting voor zijn voorwaardelijke vrijlating. Dale heeft Lyle geholpen om vrijgelaten te worden. Niet echt een motief voor moord. Lyle heeft Dale niet vermoord uit wraak voor het verknoeien van zijn proces, niet als Dale zo aardig was om zijn gewicht voor Lyles vrijlating in de strijd te gooien. Maar misschien heeft hij hem om een andere reden vermoord.
Relevanter is dat ze elkaar laatst nog gesproken hebben. Ik kijk snel de papieren door die ik nog niet heb gehad, de onderste van het stapeltje op de grond. Een ervan is een brief van twee kantjes met het briefhoofd van Dale Garrisons kantoor en met Dales stempel op de handtekeninglijn. De brief is van 6 augustus 2000, twaalf dagen voordat Dale is vermoord. Meneer Cosgrove,
Het was me een genoegen u vandaag te ontmoeten. Nogmaals gelukgewenst met uw voorwaardelijke vrijlating. Ik schrijf slechts om iets te verhelderen wat we vandaag hebben besproken en wat me nog bezighoudt. U stelde me een nauwkeurige juridische vraag - over de verjaringstermijn voor moord - en ik heb u geantwoord dat er voor moord geen verjaringstermijn bestaat. Maar door andere opmerkingen van u bleef ik zitten met de vraag waarom u dat wilde weten. U hebt geen moment verklaard wat uw bedoelingen waren of waarom u die informatie wenste te hebben, en het was niet gepast om u dat te vragen. Maar ons gesprek over het verre verleden maakte me nieuwsgierig naar wat u met die informatie van plan bent. Ik raad u ten sterkste af te proberen iets van twintig jaar geleden op te rakelen. U hebt toen tegenover mij verklaard, en ik heb u toen geloofd, dat Jon Soliday die jonge vrouw niet tot seks heeft gedwongen en dat ze in leven was toen hij haar huis verliet. Ik heb u geloofd toen u me dat vertelde, en u hebt het onder ede bevestigd. De aanklagers hebben uw verklaring onder ede aanvaard, en andere bewijzen hebben die verklaring bevestigd.
Als u zou proberen nu een andere verklaring af te leggen, stelt u zich bloot aan vervolging wegens een aantal misdaden, waaronder meineed, belemmering van de rechtsgang en knoeien met bewijsmateriaal. Ik moet u er tevens op wijzen dat jeugdzaken vertrouwelijk zijn en dat openbaarmaking van iets dat ermee verband houdt eveneens tot strafvervolging kan leiden. Ik heb de wetten met betrekking hierop niet geraadpleegd, maar ik moet u op die mogelijkheid wijzen. Laat me herhalen wat ik vandaag bij mij op kantoor al heb gezegd: onze gesprekken waren beschermd onder mijn geheimhoudingsplicht, maar die geldt niet voor gesprekken over toekomstige misdaden. Als ik zou merken dat u een misdaad poogt te plegen die verband houdt met de gebeurtenissen van 1979, zou ik verplicht zijn ons gesprek nog eens na te gaan en te bepalen of we vandaag op mijn kantoor een toekomstige misdaad hebben besproken. In dat geval zou ik gedwongen zijn de inhoud van ons gesprek openbaar te maken. Op dit moment heb ik echter niet de indruk dat u plannen voor een toekomstige misstap hebt, dus tenzij er iets gebeurt waardoor ik van gedachten verander, ben ik door mijn geheimhoudingsplicht gedwongen ons gesprek vertrouwelijk te blijven behandelen.
Denk alstublieft goed na over wat ik u heb gezegd. U moet u op de toekomst richten, niet op het verleden.
Hoogachtend,
DALE GARRISON
(Dale Garrison)
Ik leg de brief voorzichtig op de grond en doe mijn uiterste best helder te denken, me niet mee te laten slepen. Ik loop op en neer, een nerveus ijsberen, een moment van uiterste paniek, voor ik mezelf weer met twee voeten op de grond dwing. Lyle komt voorlopig nog niet thuis. Ik kan hier even rustig gaan zitten nadenken. Dale Garrison was Lyle Cosgroves advocaat in 1979. In de arm genomen door de Tully's. Hij heeft Lyle op één lijn gebracht met mijn verhaal en ik ging vrijuit. Ik lees de brief nog eens door terwijl hij op het vloerkleed ligt; ik durf hem niet aan te raken. Dales brief dient twee doelen: hij waarschuwt Lyle mij niet te gaan chanteren en Dale dekt zich hiermee in. Hij heeft Lyle in 1979 'geloofd' toen hij zei dat ik niets ergs had gedaan. En hij 'gelooft' hem nu. Natuurlijk. Anders had hij meineed gepleegd. Hij 'vraagt zich af' waarom Lyle Cosgrove wil weten wat de verjaringstermijn van moord is. Hij 'heeft niet de indruk' dat Lyle van plan is chantage te gaan plegen. Natuurlijk niet. Anders zou hij het moeten aangeven en een vloedgolf aan onderzoeken over senator Grant Tully's topadviseur afroepen. Lyle moest Dale na die brief wel vermoorden. En hij luisde mij erin. Als je iemand een moord in de schoenen wilt schuiven, is de meest geschikte persoon daarvoor degene die jou er niet van kan beschuldigen.
Er is tenslotte geen verjaringstermijn voor moord.
Vierendertig
Voor het eerst sinds mijn arrestatie ben ik terug bij Seaton, Hirsch, mijn advocatenkantoor. Het is een beetje vreemd om er tegen middernacht binnen te lopen, maar Bennett heeft me opgedragen de documenten uit Dales computer door te nemen, en ik voel er weinig voor daarbij juist nu door de honden te worden afgeleid.
Ik open de brief van Dale Garrison aan Lyle Cosgrove die ik na enig wikken en wegen heb meegenomen. In de flat heb ik verder niets gevonden en ik ben zo snel mogelijk weer vertrokken. Het is mogelijk dat ik Gina Mason niet heb gedood. Maar het is ook mogelijk van wel. Misschien heeft Cosgrove tegen Dale gezegd dat hij bereid was erover te liegen - mij ervan te beschuldigen - voor een leuk bedrag uit het campagnefonds van de senator. Cosgrove voelt zich niet te goed om te liegen, toch?
Het is mogelijk dat ik haar niet heb gedood. Zelfs als ik het wel heb gedaan, wist ik niet wat ik deed. In een normale geestestoestand zou ik zoiets nooit gedaan hebben. Zo zit ik niet in elkaar. Zo ben ik niet.
De harde schijf van de computer bevat een aantal documenten die niet de moeite van het controleren waard zijn, zeg maar de ingewanden van de computer, die geen licht zouden kunnen werpen op eventuele rare sprongen die Dale Garrison zou kunnen hebben gemaakt. Dus ga ik naar zijn Word-programma en begin naar documenten te zoeken. Zoals bij mij en waarschijnlijk bij iedereen zijn die opgeborgen in mappen. Ik heb al snel de map 'Cosgrove, Lyle' te pakken en bekijk de lijst documenten die hij bevat. Ze blijken betrekking te hebben op de hoorzitting over Cosgroves voorwaardelijke invrijheidstelling. 'Verzoekschrift. Vrijlating.' 'Samenvatting. Steun. Verzoekschrift. Vrijlating.' 'Bewijs. Dienst.' Geen enkele aanwijzing voor een brief, tenminste niet op de lijst. Dus open ik elk document in de map en lees het door. Niet een ervan is een brief.
Ik ga terug naar de lijst mappen om te zien of er een map
'Correspondentie' of zo is waarin Dale zijn brieven zou kunnen bewaren, maar het is niet praktisch om de brieven los van de rest van het andere materiaal van de zaak te bewaren. Hoe dan ook, er is geen map voor algemene correspondentie. Dan kom ik op het idee om het zoekprogramma op alle teksten los te laten en naar een bepaald woord of een bepaalde formulering te zoeken. Het kost me een minuut om dat voor elkaar te krijgen. Ik zit net tussen de generatie die nooit een computer heeft gebruikt en de kinderen die ermee zijn opgegroeid. Ik kan me redden, maar meer niet. Ik vind het scherm 'tekst zoeken' en kies 'alle documenten'. Ik pak Dales brief, pik er een unieke formulering uit en tik de woorden in die moeten worden gezocht:
verjaringstermijn voor moord
Het pijltje op het scherm verandert even in een zandloper, daarna komt het zoekresultaat. 'Het gezochte item is niet gevonden.' Niets in Dales computer. Dale heeft de brief gewist, of hij heeft hem niet op de computer geschreven. Dat is niet onlogisch, vermoed ik. Het is niet verwonderlijk dat hij het onderwerp met enige discretie wilde behandelen.
Ik vouw een ander document dat ik bij me heb open: de chantagebrief, en zoek een opmerkelijke zin in die brief: geheim dat niemand kent
Hetzelfde resultaat. 'Het gezochte item is niet gevonden'. Dale heeft de chantagebrief niet gestuurd, in ieder geval niet vanuit deze computer. Niet verrassend, maar het moest bevestigd worden. Bennett heeft op zich genomen om de 'harde' mappen door te kijken, de papieren documenten in Dales dossiers. Ik loop naar zijn kamer, maar zie geen dozen staan, herinner me dan de vergaderzaal die we hebben ingericht voor het bekijken van alles wat we tegenkomen. De vergaderzaal is keurig op orde, wat helemaal bij Bennett past. Langs alle wanden liggen harmonicamappen, de hele kamer door. Het is nu zaak de goede te vinden.
'Cosgrove, Lyle.' Gemakkelijk te vinden. In de harmonicamap zitten zes mappen. Op een ervan staat in schrijfmachineletters 'Vrijlating'. Ik neem de stukken door. Een groot aantal ervan heb ik in de computer gezien. Er zitten ook een paar brieven bij. Verder niets. Ik neus de andere door op zoek naar iets dat met 1979 te maken kan hebben, maar er is niets. Het is lang geleden, waarschijnlijk is alles opgeruimd.
Ik loop naar mijn eigen kamer en ga verder met het woorden zoeken in Dales harde schijf.
Soliday
Dat levert drie documenten op:
Memo aan Tully
Agenda
Agenda
Ik haal het eerste document op en krijg het memorandum op het scherm dat Dale over de troefkaart heeft geschreven en dat in de conclusie mijn naam bevat: Samenvattend moet ik instemmen met de conclusie van Jon Soliday.
Ik vraag me af of het OM, zonder dat Grant of ik hen dat heeft verteld, heeft bedacht dat dit memo de reden was waarom ik bij Dale op kantoor was. Dit document hebben ze zonder twijfel al gevonden. Maar het heeft geen vervolg gekregen. We hebben geen verzoek bij de Kiesraad ingediend om Trotter van de lijst te halen, en dat zullen we niet doen ook. Maar toch, je zou verwachten dat ze die kwestie zouden onderzoeken. Misschien heeft Ben gelijk: misschien hebben ze deze computer niet uitgekamd. Maar dat kun je je bijna niet voorstellen. Het tweede document telt maar één regel:
Lunch met Soliday bij Carter, donderdag 12.00 uur Dat was de lunch die we hadden afgesproken en is veranderd in de afspraak op vrijdagavond. Het volgende en laatste document is bijna even kort:
Soliday verplaatst: afspraak op vrijdag om 19.00, mijn kan-toor.
Ik heb die afspraak niet verzet, verdomme. Cathy, mijn secretaresse, heeft me verteld dat hij was verzet. Wat zei ze ook weer:
'Garrison heeft gebeld om het te bevestigen' of zoiets? Nu ik terugdenk, klonk Cathy alsof ik de afspraak had verzet. Dat is een vergissing, maar ik moet het toch even met Cathy bespreken. Ik bekijk de tekst opnieuw. Je kunt het zo lezen dat er niet uit is op te maken wie de afspraak heeft verzet. Ik denk al als een advocaat voor de verdediging.
Ik kijk op mijn horloge. Even over een. Ik ben moe en ik heb gevonden wat ik zocht. Of moet ik zeggen, ik heb niet gevonden wat ik niet wilde vinden. Als de brief van Garrison aan Cosgrove niet in het dossier zit, weet het OM van niets. Dat heb ik dan in de hand. Heb ik in ieder geval iets. Ik kan zelf bepalen wanneer en hoe ik dat bewijs wil gebruiken. Of ik het überhaupt ga gebruiken.
Vijfendertig
Om even over negenen gaat de telefoon. Ik heb me verslapen. Niet dat ik een afspraak heb of zo. Ik worstel me langs de mopsen, Jake en Maggie, en weet de telefoon te halen.
'Met Ben. Ik heb nieuws.' Hij kan zijn opwinding niet onderdrukken, en dat wil heel wat zeggen bij Bennett Carey. 'Weet je nog die dame wier gsm was gestolen? Het mobieltje dat ze hebben gebruikt om je naar Dales kantoor terug te...'
'Ja, natuurlijk.' Ik schraap mijn keel. 'Souter of zoiets?'
'Precies, Joanne Souter. Cal Reedy heeft haar gisteravond gesproken.'
'Ja. En?'
'Haar tas is vrijdag toen ze in de bibliotheek was, gestolen. De vrijdag van Dales dood. Eind van de middag. Ze liep bij haar tafel vandaan om iets uit een boekenkast te halen of zo, en een vent ging ermee aan de haal.'
'Hij wist dat hij even de tijd had om het ding te gebruiken,'
zeg ik. 'Voor ze de telefoonmaatschappij belde om hem af te sluiten.'
'Inderdaad,' stemt Ben in. 'Ze heeft eerst alle andere dingen ingetrokken, creditcards en zo, de dingen die heel snel kunnen oplopen. Dat mobieltje vond ze minder belangrijk. Tegen de tijd dat ze het politiebureau verliet waar ze aangifte had gedaan, was het al zeven uur geweest, en dan hebben we het over drie uur na de diefstal. Maar nu komt het goede nieuws.'
'Laat horen, dat goede nieuws.'
'Ze denkt dat ze de dief heeft gezien. Een enge vent, geen echte bibliotheekbezoeker.'
'Wat zei ze over hem?' Ik zit nu rechtop in bed.
'Gemiddelde lengte, spijkerjack...' Ben stopt even. 'Lang rood haar in een paardenstaart.'
'Onze man?' vraag ik.
'Het is helemaal Lyle Cosgrove. Tot op het spijkerjack toe. Maar het wordt nog mooier.'
'Ik ben nog steeds een en al oor.'
'Cal is een ster,' zegt hij. 'Die had een stel foto's bij zich, onder andere een politiefoto van Lyle Cosgrove. En ze wees hem aan als degene die haar mobieltje had gestolen.'
'Jezus Mina.' Mijn honden hebben zich allebei een weg naar mijn schoot gewroet.
'Lyle Cosgrove heeft het telefoontje gepleegd waardoor jij naar Dales kantoor bent teruggegaan,' zegt Ben.
'Het kan ook een ander zijn geweest. En dat Lyle de moord heeft gepleegd.'
'Ja, dat kan. En moet je horen. Een paar dagen later zat er bij Joanne Souter een pakketje bij de post. Ze maakt het open, zit haar tas erin. Alles, onaangeraakt. Óp haar telefoon na, die was weg. Ik vind dat meneer Cosgrove er vreemde prioriteiten op nahoudt. Moord is best, diefstal niet.'
'Dat ondersteunt juist ons punt,' zeg ik. 'Hij heeft die tas alleen maar gestolen om haar telefoon te kunnen gebruiken.'
'Weet ik.' Ik hoor dat Ben op zijn bureau zit te tikken. 'Ik vraag me af of we hem moeten aanmerken als een doorslaggevende getuige.'
'Hoe bedoel je?'
'Nou, ik vraag me af of we hem moeten laten oppakken als hoofdgetuige.'
'Kunnen we de politie vragen om hem vast te zetten?' vraag ik.
'Ja, anders neemt hij de benen.'
'Willen we dat wel? Ik dacht dat we hem voorlopig buiten schot wilden houden.'
'Dat weet ik,' stemt Ben in. 'Maar dat was toen ik dacht dat hij alleen maar een goede lege stoel was. Nu denk ik dat hij onze man is.'
'Goed, maar hebben we hem op dit moment nodig? We hebben die dame om te vertellen dat Lyle de telefoon heeft gestolen. We hebben de dossiers om te laten zien dat hij net was vrijgelaten en een wrok tegen Dale koesterde. Als Lyle moet getuigen, ontkent hij gewoon alles. Misschien is het beter als hij
-je weet wel - gewoon een lege stoel blijft. Als hij zich niet kan verdedigen.'
'Hm, dat is ook een idee,' zegt Ben. 'Bovendien hoeven we dan onze kaarten nog niet te laten zien. We wachten tot we met de verdediging beginnen, laten hem dagvaarden en pakken hem aan. Dan kan het OM er niet mee aan de haal.'
'Zit wat in,' zeg ik. Ik ben in deze kwestie niet helemaal zeker van mijn beweegredenen. Ik zeg tegen Bennett dat hij op dit moment geen aandacht op Lyle Cosgrove moet richten. Misschien stel ik het onvermijdelijke daarmee alleen maar uit. Maar een objectieve toeschouwer zou kunnen zeggen dat ik met een ander idee rondloop.
Zesendertig
Senator Tully laat zich bij Seaton, Hirsch achter zijn bureau zakken. Aan zijn ogen en zijn houding is te zien dat hij moe is. Voor het eerst sinds een week is hij weer in de stad. Het is woensdagavond en Grant staat op het punt voor een lang weekend naar het zuiden van de staat te gaan. Dit is mijn enige kans voor een gesprek met hem.
'Hoe staat je zaak ervoor?' vraagt hij.
'Goed, geloof ik. Bennett probeert de onderste steen boven te halen.' Ik knik en wacht even. Dit is het moment om erover te beginnen. 'Er is een kleinigheid die ik met je moet bespreken.'
'Best.' Grant zoekt in zijn bureaula naar een aspirientje.
'Bennett weet niet dat Dale Garrison lang geleden Lyle Cos-grove heeft vertegenwoordigd.' Ik zeg het achteloos, alsof ik altijd al heb geweten dat Garrison bij de rechtszaak van 1979 betrokken is geweest. Grant kijkt me aan alsof ik mijn broek heb laten zakken.
'Waarom moeten we het daarover hebben?'
'Maar het is toch zo? Garrison was toch Lyles advocaat?'
'Lyle,' zegt de senator en houdt zijn hand gebogen voor zijn mond. 'God, ja.' Hij kijkt me aan. 'Ja, Dale vertegenwoordigde die knaap. Wist je dat dan niet?'
'Ik wist van niks.' Ik denk dat het nooit ter sprake zou zijn gekomen: al die jaren heb ik maar een heel enkele keer met Dale Garrison samengewerkt. Dale heeft nooit aanleiding gehad me te vertellen dat hij me toen uit de penarie heeft geholpen.
'Oké, ja, dat is zo,' zegt Grant. 'Maar ik kan me niet voorstellen dat het relevant is.'
'Dat is het hem nu net.' Ik ga verzitten terwijl de senator op de uitleg wacht. 'Het kan relevant zijn.'
'Hoe dan?'
'Lyle Cosgrove heeft jaren in de gevangenis gezeten,' zeg ik.
'Daar hoort hij waarschijnlijk ook.'
'Maar hij is onlangs vrijgekomen, Grant. Ongeveer eenmaand voor de moord op Dale.'
Grant laat het even bezinken, en toont niets dan een legeblik. 'Beschouwen we hem als degene die Dale heeft ver-moord?'
'Ja, volgens mij heeft hij het gedaan.'
'Waarom?'
'Laten we er niet al te diep op ingaan' zeg ik. 'Ik denk datLyle besloot dat dit het goede moment was om een oude beken-de te vragen hem te helpen met zijn toekomstige financiële no-den.'
'De chantage,' zegt Grant.
Ik schuif hem het briefje toe.
Ik vermoed dat ik de allerlaatste ben die het geheim nog kent dat niemand kent. Ik denk dat
$250.000 voldoende is. Een maand moet tijd genoeg zijn. Ik neem niet aan dat het je bron van inkomsten is, maar ik stel me voor dat als er iemand is die een manier weet om geld te ontfutselen aan de campagnekas, jij dat zal zijn. Ik zou natuurlijk altijd nog gewoon met de senator kunnen gaan praten. Wil je dat? Eén maand. Probeer niet hierover met me in contact te komen. Alle contacten zullen van mij uitgaan.
Terwijl de senator het briefje leest, ga ik verder. 'Lyle chanteer-de me. Hij dreigde mijn geheimpje openbaar te maken als ikhem geen geld uit jouw campagnekas gaf. Hij wist heel goed datje een goedgevulde oorlogskas hebt.'
Grant bekijkt het vel papier met samengeknepen ogen. Ein-delijk kijkt hij op naar mij. 'Hoe is Dale erbij betrokken?' •
'Dale probeerde het hem uit zijn hoofd te praten.'
'Hoe weet je dat?'
'Dat weet ik gewoon. Dale heeft Lyle geholpen met zijn voor-waardelijke invrijheidstelling. Tijdens een gesprek heeft Lylehet er met Dale over gehad en die heeft geprobeerd om hem te-gen te houden. Dus heeft hij Dale vermoord.'
'Vertel me hoe je dat weet, Jon.'
'Nee.' Ik adem langzaam uit.
Hij werpt me een afkeurende blik toe. 'Heeft die knaap, dieLyle, nog geprobeerd weer contact met je op te nemen? Kun jeme dat dan tenminste vertellen?' Grant zit met de chantage -brief te spelen. 'Hij schrijft dat alle contacten van hem zullenuitgaan.'
Ik schud van nee. 'Ik denk dat hij de zenuwen heeft gekregen toen ik werd beschuldigd van de moord op Dale.'
'Waar is hij nu, die Lyle?'
'Hier in de stad,' zeg ik. 'Een voorwaarde voor zijn vrijlating.'
Ik zie Grants adamsappel op en neer gaan.
'Geen fijne toestand,' zeg ik.
Hij produceert een wrang lachje, houdt zijn hoofd schuin.
'Nee, dat lijkt me niet.'
'Je moet me vertellen wat er toen is gebeurd, Grant. Vertel me wat er in 1979 is gebeurd. "Het geheim dat niemand kent".'
Grant weet niet goed raad met die vraag. Hij zit te schurken in zijn stoel en verbreekt het oogcontact.
'Jij en je vader hebben Garrison ingehuurd om Lyle te vertegenwoordigen.'
Hij kijkt me peinzend aan. Dat kan hij in ieder geval wel bevestigen. 'Dat is waar.'
'Maar Lyle zat niet in de problemen. Hij had geen advocaat nodig.'
'Dat kun jij makkelijk zeggen. Hij werd verhoord.'
'Maar jullie hebben een chique, dure advocaat in de arm genomen om hem onder controle te houden. Om er zeker van te zijn dat hij en ik uit hetzelfde liedboek zouden zingen. Iedereen zegt dat Jon Soliday onschuldig is.'
Grant legt zijn handen tegen elkaar en kijkt me aan. 'Een jongen in die situatie zal alles doen wat hij kan,' zegt hij. 'Hij zou jou zonder met zijn ogen te knipperen hebben verlinkt om zichzelf te redden. Denk je dat de politie dat niet tegen hem heeft gezegd? "Geef ons die ander en jij gaat vrijuit." Jon, het feit dat we een advocaat in de arm namen, wil nog niet zeggen dat we hem hebben laten liegen. Het wil niet zeggen dat jij iets ergs hebt gedaan.'
'Wat heeft Lyle dan tegen de politie gezegd?' wil ik weten.
'Voordat jullie Garrison voor hem in de arm namen?'
'Dat weet ik niet.' Hij haalt zijn schouders op. 'Vermoedelijk heeft hij eerst helemaal niets gezegd. Ik weet wel zeker dat het niet zijn eerste confrontatie met de politie was. Hij was niet dom.'
'Vertel me wat je weet, Grant. Vertel me wat je weet over mijn betrokkenheid.'
'Ik wist dat je onschuldig was.' De woorden rollen eruit. 'Dat was de enig mogelijke uitkomst.'
'Omdat ik je vriend was.'
'Omdat je er niet toe in staat bent, ook niet als je dronken of stoned of wat dan ook bent.' Hij wuift iets weg. 'Het kan gewoon niet.' Hij buigt zich voorover en richt een vinger op me.
'Luister, Jon. Die chantage wil nog niet zeggen dat Lyle toen heeft gelogen. Snap je dat niet? Alleen al het noemen van die zaak zou jou zwartmaken, en mij ook. Dat weet hij. Hij weet waarschijnlijk dat ik gouverneur wil worden. En hij weet dat we geen van beiden willen dat dit feit boven water komt.' Hij leunt weer achterover. 'Daarmee ben jij nog geen moordenaar.'
'Dus jij weet niets van toen?' vraag ik. 'Iets wat bezwarend voor mij zou kunnen zijn? Heb je het daar niet over gehad met Lyle? Of met die andere knaap, die Riek?'
'Riek.' Grant schudt het hoofd. 'Wat een span, die twee.'
'Dus jij weet niets?' herhaal ik.
De senator gaat staan, trekt zijn smokingjasje uit, doet zijn manchetknopen uit en rolt zijn mouwen op. Het lijkt of hij tijdens de verkiezingscampagne een paar pond is aangekomen, begrijpelijk: weinig lichaamsbeweging en op elke stopplaats ruimschoots te eten. Hij is nog altijd tenger, maar over zijn broekriem kruipt het begin van een buikje. 'Wil je het echt weten?' zegt hij. 'Goed dan.'
Ik leg mijn ene been over het andere en laat het schommelen.
'Die Riek, of hoe noemden ze hem ook weer, Ricochet, belde me later op. Nadat ik vanuit de gevangenis met jou had gepraat. Waar het precies over ging, weet ik niet meer. Het is al... hoe lang, meer dan twintig jaar geleden?'
'Heel in het kort.'
Grant knikt. 'Hij raaskalde. De politie was bij Lyle langs geweest en hij was helemaal over de rooie. Riek had gezorgd voor de... je weet wel...'
'De cocaïne.'
'Precies.' Grant blijft even bij de herinnering hangen. Op rustiger toon gaat hij verder. 'Riek wilde er niets mee te maken hebben, want als die griet een overdosis had genomen en hij het spul had geleverd, kwam hij in de problemen. En Lyle had hem goed zitten dat hij zelf was verhoord.'
Ik maak een armgebaar. 'Dus jullie sloten een deal.'
'Als je het zo zegt, klinkt het zo duister.' Hij knijpt zijn lippen op elkaar. 'Maar ja, zo was het wel. Ik zei tegen hem dat hij tegen Lyle moest zeggen dat we een advocaat voor hem zouden regelen en dat hij zijn mond moest houden. Ik zei tegen Riek dat we hem overal buiten zouden houden, zolang...'
'Zolang Lyle zich netjes gedroeg,' maak ik de zin af. 'Zolang Lyle Cosgrove mij onschuldig verklaarde, zou alles in orde komen. De machine van de familie Tully zorgt voor de rest. De aanklager, de lijkschouwer, al die mensen zullen verbazingwekkend vriendelijk zijn tegen Jon Soliday, en zolang Lyle de hele zaak overeind houdt, kunnen we na afloop allemaal naar huis.'
Grants kaakspieren spannen zich, maar hij reageert niet meteen.
'De hele zaak was doorgestoken kaart,' ga ik door.
'Dat wil niet zeggen dat jij een misdaad hebt gepleegd,' zegt Grant. 'Hebben we onze connecties gebruikt? Ja. Heeft Dale Lyle in de richting van een bepaalde versie van de gebeurtenissen gestuurd? Misschien. Ik was er niet bij, maar misschien wel. Maar we hebben het gedaan voor iemand die onschuldig was.'
'Dat weet je niet.'
'Ik geloof het. Dat heb ik altijd gedaan.'
Tot mijn verbazing voel ik me opgelucht bij dat antwoord. Hoewel het beeld op dit punt duidelijker begint te worden, voel ik me op een of andere manier gesterkt door het feit dat Grant nooit heeft gedacht dat ik schuldig was.
'Goed.' Ik steek een hand op. 'Goed.'
Grant gaat weer zitten, gaat met een hand door zijn haar. 'Jezus Christus. Dus die Lyle is nu jullie hoofdverdachte?'
'Ik zet al mijn geld op hem.'
Hij laat zijn handen een hele voorstelling geven. 'Fantastisch, schitterend.'
'Bennett weet niets van 1979,' zeg ik. 'En ook niet van wat mij met Lyle verbindt. Maar hij heeft wel algemene informatie over hem. Hij weet dat hij net uit de gevangenis komt, en blijkbaar heeft Lyle, toen hij de laatste keer werd veroordeeld, een klacht tegen zijn advocaat, Dale, ingediend omdat die zijn werk niet goed had gedaan. En nu hebben we Lyle kunnen koppelen aan het gestolen mobieltje.'
'Dus Bennett wil de beschuldigende vinger op Lyle richten.'
'Ja.'
Grant zet zijn ellebogen op het bureau en legt zijn vingertoppen tegen elkaar. 'En daardoor is er geen ontkomen aan dat de gebeurtenissen van 1979 aan de dag zullen komen.'
'Geen ontkomen aan,' zeg ik.
De senator laat zijn handen plat op tafel vallen en neuriet of kreunt - in zichzelf.
'Ik zit klem, Grant. Ik word beschuldigd van een misdaad die ik niet heb begaan en ik moet doen wat ik kan.'
'Dat weet ik, dat weet ik.' Hij haalt adem, blijft even onbeweeglijk zitten. Er moet een strijd in hem woeden, zijn verlangen om gouverneur te worden tegenover zijn wens mij te helpen. Voorzover ik hem ken, is het geen zware strijd. 'Betekent het dat je het Bennett gaat vertellen? Dat je de gebeurtenissen van toen openbaar gaat maken?'
'Je zult erdoor beschadigd worden,' zeg ik. 'Op zijn minst schuld door verbondenheid. Dan word ik nog meer een blok aan je been. En als ze gaan spitten, komen ze misschien met de suggestie dat jij me toen uit de brand hebt geholpen. Misschien wel wat kort door de bocht bent gegaan. Dat zou je kunnen opbreken.'
Hij trekt een gezicht, alsof ik net pure onzin heb staan uitkramen. 'Ik maak me zorgen om jou,' zegt hij. 'Kunnen ze, als je daarmee aankomt, niet alsnog zeggen dat je haar hebt vermoord? Kunnen ze het proces niet herzien?
'Ja, dat kunnen ze beslist. Ik ben niet vrijgesproken. Hier is geen sprake van tweemaal voor hetzelfde terechtstaan.' Ik richt mijn blik op het plafond. 'Er staat me een mooie verdediging te wachten. Ik neutraliseer de ene moordaanklacht door mezelf de andere op de hals te halen.'
'Dat is niet waar.' Grants reactie komt zo snel dat hij me bijna in de rede valt. 'Je hebt toen geen misdaad begaan. Dat kunnen ze nooit hard maken.'
'Grant.' Ik ga in mijn stoel verzitten alsof ik het tegen een vierjarige heb. Dat is zeker niet het geval, maar als het om mij gaat, vertroebelt Grants broederlijke, zo niet vaderlijke, kant soms zijn oordeel. 'De county-aanklager is Elliot Raycroft, weet je nog? Als hij kans ziet een moordonderzoek tegen de topadviseur van senator Tlilly te heropenen - met allerlei soorten sensationele drama's, de verkrachting en de moord op een jong meisje, en met jou in de periferie - dan bedenkt hij zich geen moment. Ook al kan hij het niet hard maken, hij richt ons ermee te gronde. Hij richt jou ermee te gronde.'
'We bedenken wel iets,' zegt Grant.
Zijn kalmte werkt ontwapenend. Ik wil hem door elkaar rammelen. 'Je bedoelt dat ik het zou moeten doen,' zeg ik. 'Het hele verhaal vertellen. De beschuldigende vinger op Lyle Cosgrove richten, uitleggen wat hij en ik met elkaar te maken hebben, aanvoeren dat ik werd gechanteerd en in de val gelokt en dat ik geen van beide moorden heb gepleegd.' De beschrijving haalt me helemaal onderuit. Ik zit wel goed in de problemen. Grant Tully staat op en komt op de stoel naast me zitten. 'Als je niet anders kunt, natuurlijk. Je laat het zo onheilspellend klinken. Vergeet die verkiezingsstrijd nu even, heel even maar. Voer aan dat die Lyle je chanteerde, dat Garrison het er niet mee eens was, dus dat Lyle hem heeft vermoord en jou tussen neus en lippen door de schuld in de schoenen probeert te schuiven. Zeg tegen ze dat je in 1979 niets hebt misdaan maar dat Lyle dreigde de hele zaak toch weer naar boven te halen, gewoon om jou zwart te maken.' Hij spreidt zijn armen. 'Dat moet het doen. Dat is logisch.'
'En jij verliest de verkiezing,' zeg ik.
'Of jij gaat levenslang achter de tralies. Voor een misdaad die je niet hebt begaan. Wat is erger?'
Moeilijk te weerleggen. Grant schijnt er helemaal geen moeite mee te hebben. Hij vond het altijd wel fijn tegenover mij de grote broer te spelen.
Hij tikt me op de wang. 'En ga er niet vanuit dat ik de verkiezing ga verliezen.'
Ik slaak een diepe zucht. 'Als ik de keus had...'
'Ik weet het.'
'.. .maar die heb ik niet.'
'Weet ik.'
Ik knik, niet in staat nog iets te zeggen. Ik sta op en loop naar de deur. Als ik bij de deur ben en een klopje op de deurpost geef, roept de senator me terug.
'Moeten we echt alles prijsgeven?'
Ik weet wat hij bedoelt. De drugs. De cocaïne. Het feit dat Jon Soliday in moeilijkheden kwam en mogelijk betrokken zou zijn bij een moord is één ding, het feit dat senator Grant Tully vroeger cocaïne heeft gesnoven, is iets heel anders. Het verhoor in 1979 was duidelijk op mij gericht en er is nergens een bewijs dat Grant neerzet met een rietje in zijn neus.
'Nee,' antwoord ik. 'Het enige wat ik me van jou herinner is dat je een paar biertjes op had.'
Grant knikt bevestigend. 'Kun je daarmee leven?'
'Het blijft precies zoals het toen was,' zeg ik. 'Ik herinner me dat ik drugs heb gebruikt met Lyle en Gina. Ik herinner me niet dat je boven was, bij ons. Jij en Riek hadden niets met de drugs te maken.'
Grant huivert. Het lijkt wel of hij zich schuldig voelt, alsof de enorme diensten die hij me heeft bewezen en de risico's die hij voor me heeft genomen niets betekenen. Het punt is dat ik me sowieso moet houden aan wat ik in 1979 heb verklaard. Dat is het verhaal dat me mijn vrijheid moet geven.
Ik bedank hem en loop de gang door. Ik blijf even bij de werkplek van Cathy, mijn secretaresse, staan om te kijken of er nog post voor me is, wat me even de kans geeft de ergste spanning te laten wegvloeien. Uit het kantoor van senator Tully komt herrie, het geluid van diverse dossiers die door de kamer vliegen en tegen de muur klappen.
Zevenendertig
Vandaag is het donderdag. Mijn proces begint over een kleine week. Bennett is niet al onze voorbereidende acties bezig geweest, dus die zat tot over zijn oren in het werk. Ik weet niet waar de tijd is gebleven, maar dit is het laatste stadium en we hebben niet veel om mee te werken. Bennett heeft de theorie van een andere doodsoorzaak verder uitgewerkt, maar onder de diverse patholoog-anatomen die hij heeft geraadpleegd, was er niet een die denkt dat zijn theorie waarschijnlijker is dan de voor de hand liggende: dat Dale is gewurgd.
Ik heb nog niet met Ben over Lyle Cosgrove gepraat. Het heeft me enige tijd gekost te accepteren dat het allemaal in elkaar zit zoals het in elkaar zit, dat Lyle me waarschijnlijk chanteerde met mijn verleden en dat Dale Garrison hem daarbij in de weg stond. Ik vermoed dat ik zowel mezelf als Grant Tully beschermde door te proberen het allemaal weg te stoppen. Maar het is nu wel duidelijk dat ik geen keus heb, en Grant heeft me zijn zegen gegeven.
Terwijl ik 's middags met de was bezig ben - na vijf weken opsparen heb ik nu alleen nog schoon ondergoed met scheuren en gaten - hoor ik de mopsen boven helemaal uit hun dak gaan. Ze rennen door de gang en hun nagels krassen over de tegels. Hun geblaf, dat meestal nogal gedempt is, klinkt nu heel hoog. Met andere woorden: er is iemand aan de deur. Eerst reageer ik er niet op, omdat het waarschijnlijk iemand is die iets aan me kwijt wil waar ik geen interesse in heb. Maar de honden blijven tekeergaan als ik boven aan de trap ben, dus ik laat de wasmand vol schoon ondergoed vallen en ga naar de deur.
Het is Bennett Carey en hij ziet er afgepeigerd uit. Ik duw de deur open. 'Hoi.'
Ben heeft waanzinnig hard aan mijn zaak gewerkt: hij heeft sporen gevolgd en stukken geschreven en bij de rechtbank ingediend om bepaald bewijsmateriaal buiten de rechtszaak te houden. Het grootste deel ervan bevat niets kritisch, zegt hij. Deze zaak gaat in wezen om mijn geloofwaardigheid en het beschuldigen van Lyle Cosgrove. Het enige belangrijke stuk bewijsmateriaal dat Ben erbuiten probeert te houden, is de chantagebrief. Er is niets dat Dale Garrison met die brief in verband brengt, dus is hij niet van belang.
'Je zei dat ik vandaag bij je langs moest komen,' zegt hij. 'En ik wilde er even tussenuit.'
'Ja, het komt goed uit.' Ik ga hem voor naar de zitkamer. Hij bedankt als ik hem iets te drinken of te eten aanbied. Ik laat de honden in de tuin zodat ze ons niet afleiden.
'Nou, zeg het maar,' zegt hij terwijl hij zijn handen in elkaar slaat als ik binnenkom.
'Lyle Cosgrove.' Ik ga op de bank tegenover zijn stoel zitten.
'Daar moeten we het over hebben.'
'Goed.' Ongetwijfeld ziet Ben aan mijn gezicht hoe het ervoor staat. Hij berekent de kansen. Hij heeft zich waarschijnlijk al die tijd al afgevraagd of ik een lijk in de kast heb, iets waar die chantagebrief mee te maken zou kunnen hebben.
'Ik had je dit eerder willen vertellen,' begin ik. 'Dat had ik moeten doen, dat besef ik. Eerst wist ik niet zeker of ik het zou doen, want ik wist dat jij die informatie volledig zou benutten. En ik wist niet of ik dat wel wilde. Maar dat is nu geregeld.'
Ben maakt een afwachtend gebaar. Hij lijkt er niet op te rekenen dat hij blij zal zijn met wat ik hem ga vertellen. Hij geeft zijn reactie op ietwat ijzige toon. 'Laat maar horen.'
Ik veeg mijn handen af aan mijn broek. 'Ik heb hier nooit over gepraat,' zeg ik. 'Ik... ik heb een verleden met Lyle Cosgrove.'
Bennetts mond gaat een stukje open, maar hij wacht tot ik verderga. Zo te zien gaat zijn tong heftig in zijn mond tekeer. Het is geen goed nieuws wat ik hem ga meedelen.
Ik begin met de basisgebeurtenissen van juni 1979, dat wil zeggen voorzover ik ze kwijt wil. Grant en ik reden naar Summit County om te feesten. We liepen Lyle Cosgrove tegen het lijf, en een knaap die Riek heette, en Gina Mason. Ik laat weg dat de enige reden dat we naar Summit County gingen was dat Grant als zoon van een senator in zijn eigen omgeving geen cocaïne kon gebruiken, en blijkbaar iemand had gevonden in een andere staat.
'Hoe dan ook,' ga ik verder, 'we zijn op dat feest. Lyle, Gina en ik gaan naar boven. We beginnen met wiet. We worden lekker stoned, ik in ieder geval want ik heb niet veel ervaring met dat spul. Dan komt Lyle met coke op de proppen. Om een lang verhaal kort te maken, het volgende dat ik me weer herinner is dat het na middernacht is. Het feest is afgelopen. Ik ben een wrak.'
'En waar is 1?' vraagt Ben met samengeknepen ogen.
'Grant was naar huis.'
'Grant was naar huis.' Ben denkt erover na. 'Zonder jou?'
'Ja.'
'En die andere knaap, die Riek?'
'Die was met Grant mee. Heeft hem thuisgebracht.'
'En waar ging jij heen, Jon?'
'Nou, ik... ging met Lyle mee. Naar Gina's huis.'
Bennetts hoofd nijgt ietsje opzij. Hij is gebiologeerd, zijn blik gespannen, zijn handen omklemmen de stoelleuningen terwijl hij zich vooroverbuigt.
'Ze verwachtte me,' zeg ik. 'Ik... ik ging haar slaapkamer in en we...' - ik draai een vinger rond - 'we hadden seks.'
'Ze verwachtte je.'
'Dat zei ik toch, Bennett. Ze verwachtte me.' Ik verman me even, negeer het zweet op mijn voorhoofd. Ik stop het trillen van mijn hand. 'Dat was het. We hadden seks, ik ging terug naar de auto en Lyle bracht me naar huis.'
Mijn advocaat is nog even gespannen. Mijn verhaal is vast nog niet uit.
'Tja, en diezelfde nacht is ze blijkbaar gestorven.'
'Is ze gestorven?'
'Ze is gestorven. Ik denk dat ze een overdosis heeft genomen. De lijkschouwer dacht dat dat het meest waarschijnlijk was.'
Ben gaat verzitten, zijn strakke blik is streng. 'Waarschijnlijk?
Dacht?'
'Er waren ook mensen die dachten dat ze misschien was vermoord. Misschien wel verkracht en daarna vermoord.'
'Door wie?' Bennett weet het antwoord al.
'Nou, door mij.' Ik puf. 'Maar de bewijzen waren niet sluitend. Ze hebben het onderzocht en de zaak gesloten. Ik ben niet aangeklaagd. Er is niemand aangeklaagd.'
'Nou, vertel maar wat dat betekent.' Bennett schudt met zijn vuisten, smekend of in woede, of misschien beide.
'Nou, ik denk dat Lyle Cosgrove...'
'Jou chanteerde.' Bennett knikt. Alle kleur is uit zijn gezicht weggetrokken. Hij slikt heftig. 'Hij dreigt alles bekend te maken. Als jij de oorlogskas van de senator niet plundert, komt hij midden in de campagne met een smerig geheim op de proppen.'
'Zoiets ja.'
'En hoe past Garrison daarin?'
Ik tuit mijn lippen. 'Wil je een glas water of zo?'
'Nee, dank je. Hoe past Garrison erin?'
'Garrison was toen Cosgroves advocaat.'
Bennett knippert met zijn ogen. De ontboezemingen komen nu achter elkaar, en het proces is dichtbij. 'Dus Cosgrove is ook onderzocht, toen?'
'Ja, inderdaad. In het begin. Maar ze wisten dat ik seks met haar had gehad. Ik was een makkelijk doelwit.'
Ben laat zich in zijn stoel terugvallen met zijn blik naar het plafond. 'Deed Garrison toen minderjarigen?'
'De Tully's hebben hem erbij gehaald, Ben.'
Hij trekt een gezicht. 'Dus Cosgrove was bevriend met Grant...'
'Nou nee, dat niet,' onderbreek ik hem. Ik wil hier voorzichtig te werk gaan, maar mijn advocaat moet wel weten wat er op de loer ligt. Om een of andere reden ga ik zachter praten. 'De Tully's haalden hem erbij om mij te beschermen.'
Bens ogen, die nog op het plafond zijn gericht, gaan dicht. Ik heb hem heel veel verteld. Hij legt zijn handen op zijn hoofd en zucht. 'Hoe officieel was dat onderzoek?'
'Ze noemden het een officieel onderzoek.'
'Dus het was officieel.'
'Ik neem aan van wel.'
'Genotuleerd,' zegt Ben. 'Bewijsmateriaal dat in het dossier is opgenomen. En jij bent gearresteerd.'
'Alles, behalve het laatste. Ik ben nooit gearresteerd.'
Zijn wenkbrauwen gaan omhoog. 'Nou, dat was wel heel erg aardig. Ik wil niet eens weten hoe dat geregeld is.'
'Dat kan ik me voorstellen. Eerlijk gezegd weet ik het zelf ook niet.'
Bennett komt eindelijk bij uit zijn trance. Hij kijkt me recht aan. De licht verwijtende toon is nog niet helemaal verdwenen.
'Heeft Cosgrove daarover een verklaring afgelegd?'
'Ja.'
'Wat heeft hij verklaard?'
'Dat er niks aan de hand was. Dat hij me bij Gina heeft afgezet en dat ik naar binnen ging. Dat hij me ging halen toen hij ongeduldig werd en dat ik haar gedag kuste.'
'Haar gedag kuste?'
'Dat zei hij.'
'Maar is het waar?' vraagt Ben door. 'Je zei dat je dacht dat ze nog leefde toen je wegging. Dan neem ik aan dat je haar niet gedag hebt gekust.'
Ik wapper met een hand. 'Het punt is, Ben, dat ik het me niet herinner. Ja? Ik herinner het me niet. Ik herinner me nog wel dat ik bij haar was, dat we seks hadden, weet je, min of meer, tenminste. En ik herinner me dat ik door het slaapkamerraam kroop. Ik knalde ergens met mijn knie tegenaan, dat weet ik nog. Maar wat ertussenin is gebeurd, weet ik niet. Ik herinner het me niet.'
Bennett bekijkt me, probeert tussen de regels te lezen terwijl hij tegelijkertijd al deze informatie indrinkt. 'Wat herinner je je dan wel weer?'
'Dat ik 's morgens wakker werd.'
'Nee,' zegt hij meteen.
'Ja. Echt waar.'
'Vertel je me echt de waarheid, Jon? Herinner je je echt niets van wat daarna is gebeurd?'
'Echt niet, Ben.'
Hij maakt een gebaar alsof hij iets gladstrijkt. 'Heb je me echt alles verteld? Heb je niets weggelaten?'
'Jezus, Ben, ik zweer het je.'
'Je herinnert je dat je door het raam kruipt en het volgende dat je je herinnert is dat je 's morgens in je bed ligt?'
'Precies.'
Bennetts ellebogen komen op zijn knieën terecht, zijn vingers in elkaar gevlochten. Een biddende man. Zijn tong glijdt langs zijn lippen.
'Je bent bang dat ik geen effectief verweer heb tegen de dingen die Cosgrove gaat zeggen.'
Ben reageert niet. Hij is zijn gedachten nog aan het ordenen. Gedachten over de gevolgen die deze informatie op het proces zal hebben. Gedachten over zijn vriend, die de afgelopen jaren zijn baas was. Hoe diep moet ik in tien minuten tijd in zijn ogen wel niet zijn gevallen. Eindelijk staat Ben op. Hij staat er schutterig bij, weet niet goed wat zijn volgende zet moet zijn.
'Ben,' zeg ik. 'Het spijt me dat ik je dit niet eerder heb verteld. Maar ik weet niet zeker of we erover zijn uitgepraat.'
Bennett keert zich naar het raam, hoewel hij nergens naar lijkt te kijken. 'Misschien kunnen we straks verderpraten,' stel ik voor. 'Ik kom vanavond nog wel langs, op kantoor.'
Bennett knikt afwezig maar zegt niets. Voorzichtig opent hij de deur, langzaam loopt hij naar de oprit. Door het raam zie ik hoe hij naar zijn auto gaat. Hij stapt in maar kijkt omhoog naar het huis en zoekt oogcontact met me. Hij vraagt zich ongetwijfeld af wie degene is die terugkijkt. Ben rijdt weg en ik pak mijn draadloze telefoontoestel en toets een nummer in. Cal Reed neemt bij het derde signaal op.
'Cal, met mij. Ik heb nog wat voor je. Je moet iemand voor me zoeken. Ja, Bennett weet ervan. Dit is een lastiger klus, dus ik betaal je. Ik sta erop. Je gewone tarief. Ik weet zijn achternaam niet, dat is het punt. Ik ben zelfs niet zeker van zijn voornaam. Wie weet is hij wel dood. Of zit hij in de bak. Ik kan je maar een paar feiten geven.'
Ik hoor Cal in zichzelf mompelen terwijl hij potlood en papier pakt.
'Summit County,' zeg ik. '1979. Voornaam: Riek. Bijnaam: Ricochet.'
Achtendertig
Bennett Carey ziet er beter uit als ik hem die avond om zeven uur op zijn kantoor opzoek. Dat wil niet zeggen dat hij er heel erg goed uitziet - dat lukt niet als je veertien uur per dag bezig bent met de voorbereidingen van een moordproces van een vriend, om maar te zwijgen van het verhaal dat ik hem eerder die dag heb verteld - maar hij verkeert tenminste niet in shocktoestand.
'Ik heb wat aantekeningen gemaakt,' zegt hij ter begroeting.
'Ik heb wat ideeën, en wat vragen.'
Ik pak een stoel. 'Het spijt me dat ik het je niet eerder heb verteld. Ik wist niet zeker of het verband hield met 1979, en ik was bang dat jij het, als ik het je vertelde, zou gebruiken. Ik wist niet zeker of ik dat wel wilde.'
'Dat heb ik begrepen,' zegt Ben. 'Het was een stomme zet, maar ik heb er begrip voor.'
'Mooi.' Ik klop op de leuning van mijn stoel. 'Wie begint er?
Jij of ik?'
'Ik.' Ben zit met een pen boven een schrijfblok. 'Leg uit waarom Lyle Dale Garrison heeft vermoord.'
'Dale heeft Lyle onlangs voorwaardelijk vrij gekregen. Dale was zijn advocaat. Dus ze hadden contact.'
'Hm.'
'En Dale wist wat er in 1979 was gebeurd. We zullen nooit precies weten wat er tussen advocaat en cliënt is besproken, maar Dale had de touwtjes waarschijnlijk stevig in handen.'
'Goed.'
'Dus toen Lyle uit de gevangenis kwam, bracht hij het onderwerp bij Dale ter sprake.'
Ben houdt zijn hand omhoog. Stop. 'Wil je daarmee zeggen dat Lyle het er met Dale over heeft gehad om jou te chanteren?'
'Ja. Niet met zoveel woorden. Maar wel zo dat Dale voelde wat hij wilde. En Dale heeft geprobeerd hem ervan af te bren-gen.'
'Dale heeft geprobeerd...' Ben kijkt me strak aan. 'Hoe weet j e dat, Jon?'
Ik maak mijn tas open en haal er de brief uit die ik heb gevonden, de brief van Dale aan Cosgrove. 'Een van de dingen die ik je had willen laten zien voordat jij in trance bij mij wegging.'
Ben pakt de brief aan en bekijkt het papier voor hij hem leest. Het is dik papier, in drieën gevouwen toen hij werd gepost. Het origineel. Ik heb een kopie gemaakt die ik zelf bewaar. Mijn advocaat kijkt me aan, op het punt me te vragen hoe ik eraan ben gekomen, maar ik zeg: 'Lees hem nou maar.' En hij doet wat ik zeg.
Meneer Cosgrove,
Het was me een genoegen u vandaag te ontmoeten. Nogmaalsgelukgewenst met uw voorwaardelijke vrijlating. Ik schrijfslechts om iets te verhelderen wat we vandaag hebben bespro-ken en wat me nog bezighoudt. U stelde me een nauwkeurigejuridische vraag - over de verjaringstermijn voor moord - enik heb u geantwoord dat er voor moord geen verjaringstermijnbestaat. Maar door andere opmerkingen van u bleef ik zittenmet de vraag waarom u dat wilde weten.
'Cosgrove wilde weten of je nog kon worden vervolgd voor moord,' is Bens commentaar terwijl hij leest.
'En hij hoorde dat dat nog kon,' voeg ik eraan toe. U hebt geen moment verklaard wat uw bedoelingen waren ofwaarom u die informatie wenste te hebben, en het was niet ge-past om u dat te vragen. Maar ons gesprek over het verre verle-den maakte me nieuwsgierig naar wat u met die informatie vanplan bent.
Ik raad u ten sterkste af te proberen iets van twintig jaar gele-den op te rakelen. U hebt toen tegenover mij verklaard, en ikheb u toen geloofd, dat Jon Soliday die jonge vrouw niet totseks heeft gedwongen en dat ze in leven was toen hij haar huisverliet. Ik heb u geloofd toen u me dat vertelde, en u hebt hetonder ede bevestigd. De aanklagers hebben uw verklaring on-der ede aanvaard, en andere bewijzen hebben die verklaringbevestigd.
'Jezus,' mompelt Ben. 'Hij probeert Cosgrove aan zijn toenmalige verklaring te houden. Hij maakt Cosgrove duidelijk dat niemand hem zou geloven als hij jou erbij zou willen betrekken.'
'Klopt,' stem ik in. 'Omdat hij in 1979 onder ede iets ander heeft verklaard en omdat "ander bewijsmateriaal" die verklaring steunde.'
Als u zou proberen nu een andere verklaring af te leggen, steltu zich bloot aan vervolging wegens een aantal misdaden, waar-onder meineed, belemmering van de rechtsgang en knoeienmet bewijsmateriaal. Ik moet u er tevens op wijzen dat jeugd-zaken vertrouwelijk zijn en dat openbaarmaking van iets dater verband mee houdt eveneens tot strafvervolging kan leiden.Ik heb de wetten met betrekking hierop niet geraadpleegd,maar ik moet u op die mogelijkheid wijzen.
'Hij bedreigt Cosgrove,' gaat Ben verder.
'Met lulkoek,' antwoord ik. 'Cosgrove kan niet meer voor een van die misdaden worden berecht. De verjaringstermijn voor meineed en hinderen van de rechtsgang is allang verstreken.'
'Ja, Dale bluft inderdaad, Maar hij heeft gelijk als hij schrijft dat jeugdzaken vertrouwelijk zijn. Je kunt in de problemen komen als je daarmee rommelt.'
Laat me herhalen wat ik vandaag bij mij op kantoor al heb ge-zegd: onze gesprekken waren beschermd onder mijn geheim-houdingsplicht, maar die geldt niet voor gesprekken over toe-komstige misdaden. Als ik zou merken dat u een misdaadpoogt te plegen die verband houdt met de gebeurtenissen van1979, zou ik verplicht zijn ons gesprek nog eens na te gaan ente bepalen of we vandaag bij mij op kantoor een toekomstigemisdaad hebben besproken. In dat geval zou ik gedwongenzijn de inhoud van ons gesprek openbaar te maken. Op ditmoment heb ik echter niet de indruk dat u plannen voor eentoekomstige misstap hebt, dus tenzij er iets gebeurt waardoorik van gedachten verander, ben ik door mijn geheimhoudings-plicht gedwongen ons gesprek vertrouwelijk te blijven behan-delen.
Ben knikt onder het lezen. 'Niemand heeft Dale ooit beschul-digd van domheid. En hij heeft gelijk. De geheimhoudingsplicht strekt zich niet uit tot gesprekken over toekomstige misdaden. Dale zegt hier: "Als jij probeert om Jon Soliday te chanteren, ga ik naar de politie.'"
'Dale heeft zijn best voor me gedaan, en moet je zien wat hij ervoor heeft teruggekregen.'
Ben legt de brief op zijn bureau. 'Mag ik je nu vragen waar je die vandaan hebt?'
Ik vermijd oogcontact. 'Stel dat ik zou zeggen dat ik die in Dales dossiers heb gevonden, de dossiers die we van het OM
hebben gekregen?'
'Dan zou ik zeggen dat je fout zit. Er staat geen nummerstempel op.' Onder aan elke pagina die het OM ons heeft gegeven is een nummer gestempeld, zodat elke pagina geïdentificeerd kan worden. Een standaardprocedure wanneer partijen documenten delen. 'Bovendien is dit een origineel, geen kopie.'
'Klopt.'
'Dus waar heb je dit vandaan, Jon?'
'Stel dat tijdens het kopiëren van de documenten die voor ons bestemd waren, dit document door de kieren is gegleden zodat door hun toedoen een origineel in onze dossiers is terechtgekomen?'
'Jon.' Bennett schudt het hoofd. 'Deze brief is gevouwen geweest. Die komt uit een envelop. Die heeft nooit bij Dale op kantoor gelegen. Dit exemplaar is op de post gedaan en...' Bennetts hoofd schiet naar achteren. Er ontsnapt een lang, zacht gekreun aan zijn keel. Mijn gelaatsuitdrukking wordt zachter, niet om te slijmen, maar om aan te geven dat hij op het goede spoor is.
'Je hebt hem bij Cosgrove weggehaald,' zegt hij.
'"De huisbaas laat iedereen binnen die het woord reclassering laat vallen.'"
'O nee. Jon, ik probeerde niet je te vertellen hoe j e moest...'
'Weet ik. Dat weet ik. Ik moest gewoon weten hoe de vork in de steel zat.'
'Dus je hebt bij Cosgrove ingebroken en' - hij pakt de brief en zwaait ermee - 'die heb je daar gestolen?'
Ik haal mijn schouders op. 'Ik moest weten of hij me chanteerde.'
Met zijn armen zwaaiend komt Ben overeind uit zijn stoel. 'Ik bedoel... Besef je wel dat dit bewijs nooit in het proces kan worden ingebracht? Ja toch? We kunnen het niet toelaten.'
'Ja, dat had ik al bedacht. Op dat moment leek het me een goed idee. Ik was wat paniekerig.'
'En terecht.'
'Ben, luister nou even. Ik weet dat ik fout zat. Maar ik moet terechtstaan voor moord. Maar als ik alles op een rij zet, kan ik niet wakker liggen van het feit dat ik Lyle Cosgroves privacy heb geschonden.'
Mijn advocaat kijkt me een hele tijd aan. Alles overwegend staat mij een uitbrander geven niet boven aan zijn prioriteitenlijst. Hij heeft nog genoeg te doen voordat het proces begint.
'Dus Cosgrove moest Dale vermoorden om jou te kunnen chanteren. Want als Dale ervan had gehoord, zou hij Lyle hebben aangegeven.'
'Precies,' zeg ik. 'Niet dat ik denk dat Dale dat ooit had gedaan omdat hij de zaak net zomin aan de grote klok wilde hangen als ik.'
'Maar dat wist Cosgrove niet.'
'Zo, nu weet jij het, Ben. Cosgrove is de boosdoener.'
'Ja. Wauw.'
'Misschien moeten we ons nu met jouw vragen en commentaren gaan bezighouden,' stel ik voor. Ben knikt. Er is nu geen tijd om ons lot te bejammeren.
'Goed.' Hij kijkt op zijn schrijfblok. 'Ik wil het hebben over dat verhoor dat ze toen hebben afgenomen. Je zei dat Lyle Cosgrove daar een verklaring heeft afgelegd. Hij verklaarde dat jullie naar het huis van die j ongedame...'
'Gina,' zeg ik. 'Gina Mason.'
'Goed, jullie gingen naar Gina's huis en toen hij je later kwam ophalen, kuste Gina je gedag. Klopt dat?'
'Ja.'
'Heb jij een verklaring afgelegd, Jon?' Het lijkt wel of Bennett zijn adem inhoudt. Hij verlangt vermoedelijk niet naar een cliënt met zulke verklaringen. Zeker niet nadat ik eerder vandaag heb bekend dat ik me niets herinner.
'Ja. En ik heb inderdaad verklaard dat ik haar gedag kuste, om je volgende vraag te beantwoorden. Ik heb verklaard dat ze gezond en wel was en lachte en me nawuifde.'
Bennett maakt een kleine 'o' van zijn mond. Wauw. Een en al raadsels, die cliënt van hem.
'Je hebt onder ede gelogen.'
'Het is meineed als het gelogen is. Het kan waar zijn geweest.'
Ik trek een gezicht bij die rationalisatie. Bennett schiet me niet met een geruststellende opmerking te hulp. Zijn oordeel over me wordt steeds negatiever.
'Ik moet dat dossier bekijken,' zegt hij.
'Je hebt geluk,' zeg ik. Ik duik in mijn tas en haal er de kopieën van de drie pagina's uit, de enige drie pagina's die er over zijn van mijn dossier van 1979. Ik zie aan Bens gezicht wat hij denkt. 'Die heb ik Cal laten opgraven.'
'Natuurlijk.' Er komt geen eind aan de verrassingen.
'Aan de eerste twee bladzijden heb je niet veel.' Ik geef ze aan hem. 'Mijn verklaring. Niet fijn.'
Met stijgend afgrijzen op zijn gezicht leest hij de vragen en antwoorden van het jeugdstraf onderzoek. Zijn hand gaat naar zijn mond. 'Orale seks,' mompelt hij. 'Gina boven op je. Jij viel.'
Hij slikt. '"Neuk me harder"?'
'Dat heb ik gezegd. En je hebt het bij het goede eind: ik herinner me er niets van.'
'Je hebt het allemaal verzonnen.'
'Ja.'
'Je bent goed begeleid.' Hij zegt het zonder verwijt. Er is weinig tijd, doe het met wat je hebt, onder andere een klootzak van een cliënt die tot op het laatste moment informatie heeft achtergehouden. Bennett laat de papieren zakken.
'Dit is het deel waar je echt blij mee zult zijn,' zeg ik en geef mijn advocaat de laatste bladzijde. 'De onderzoeker heeft dit stuk geschreven en het in het dossier gestopt nadat het was samengesteld. Het lijkt erop dat hij het geheel heeft doorzien.'
Bennett pakt het aan en leest het hardop.
Ik heb ernstige reserves ten aanzien van de conclusies die uitdit onderzoek zijn getrokken. Ik ben van mening dat de ge-gevens van de lijkschouwing uiterst genereus zijn uitgelegd.Verder ben ik van mening dat de dode gezien haar intoxica-tie onder geen enkele omstandigheid kan hebben toegestemdin seks, zelfs als ik de versie van de gebeurtenissen die deheer Soliday aanvoerde zou accepteren, en dat doe ik niet. Ikben van mening dat de heren Soliday en Cosgrove hun ver-klaringen hebben gerepeteerd en vertrouwen op de afwezig-heid van andere getuigen om aan een aanklacht te ontko-men. Ik ben van mening dat Jon Soliday dient te wordengearresteerd en minimaal moet worden beschuldigd van ver-krachting.
Deze verklaring zou in de zaak meegenomen moeten zijn. Ikvoeg hem aan het dossier toe ondanks de weigering van deaanklager om hem erbij te betrekken.
'Hij heeft gelijk,' zegt Ben. 'Iemand die zwaar onder invloed is, kan niet toestemmen in seks.'
'Staat dat in de wet?'
'Ja.'
'Misschien was het toen anders. Eind jaren zeventig werd er veel meer bewijsmateriaal over een verkrachtingsslachtoffer toegelaten dan nu.' Ik weet dat van mijn werk in het wetgevend lichaam. Sinds ik daar werk, hebben we de wet 'bescherming verkrachte' tweemaal geamendeerd. Als iemand vroeger beweerde te zijn verkracht en als de aangeklaagde beweerde dat ze had toegestemd, had de jury het recht de hele seksuele voorgeschiedenis van het slachtoffer te horen. De theorie luidde dat iemand die zo onkuis was dat ze voorechtelijke seks had gehad allicht eerder had toegestemd in seks met de beklaagde. Het doet me denken aan het jeugdstraf onderzoek, toen de aanklager de verklaring oplas van degenen die met Gina Mason hadden geslapen. Tegenwoordig is dergelijk bewijsmateriaal volgens onze modernere opvattingen grotendeels ontoelaatbaar.
'Zo.' Bennett rekt zijn armen uit, met zijn handpalmen naar voren. 'Dit is niet goed, Jon.'
'Weet ik.'
'Hier komen ze achter bij het OM.'
'Ja.'
'Goeie god.' Hij zijgt ineen, somber peinzend, en verzamelt en verwerkt de informatie. Hij fronst zijn wenkbrauwen. 'Twee vragen. Ten eerste: hoe kan het dat een twintig jaar oude zaak die niet tot een strafvervolging heeft geleid, nog rondzwerft?'
'Cal vertelde dat ze dingen die ouder zijn dan vijftien jaar vernietigen, tenzij iemand opdracht geeft om het te bewaren.'
Nu spitst mijn advocaat zijn oren.
'Iemand heeft de opdracht "bewaren" op deze doos gezet,'
voeg ik eraan toe.
'Wie? Wie?' Bennett smeekt het bijna.
'Iemand heeft er een handtekening op gekrabbeld. Cal kon hem niet ontcijferen, maar hij zei dat het vijf jaar geleden was. Ik dacht dat het niet relevant was.'
'Niet relevant,' herhaalt Bennett met een grauw.
'Je had nog een tweede vraag.'
'Ja.' Hij richt een vinger op het document. 'Waarom alleen deze drie pagina's?'
'Tja, die zijn uit het rechtbankverslag gevallen.'
'Goed, best. Maar waar is de rest van het verslag dan?'
' O.' Ik frunnik aan mijn oorlel, een nerveuze tic. 'Daar heb ik niet aan gedacht.'
'Dat is gejat. Iemand heeft het gejat.'
'Nu reageer je wel erg dramatisch, Ben. Ja, de mogelijkheid bestaat. Maar dat verslag kan nu overal zijn. Waarschijnlijk ligt het ergens begraven in een vuilnisbelt.'
Ben neemt het met een zwiep van zijn hand mee in zijn overwegingen.
'Zo staat het er dus voor, Bennett. Je weet nu hoe het plaatje eruitziet. En volgens dat plaatje ben ik ontzettend de lul.'
'Dat ben ik niet met je eens.'
'Nee? Zal ik het nog even voor je uittekenen? Er is iemand die ik met grote zekerheid kan aanwijzen als de moordenaar van Dale. Lyle is de dader. We weten dat hij de mobiele telefoon heeft gestolen waarmee ik naar het kantoor ben teruggehaald. We weten dat hij een wrok tegen Garrison koesterde omdat die twaalf jaar geleden zijn verdediging heeft verprutst. Hij heeft toch in appèl geklaagd dat Dale niet goed werkte?'
'Klopt.'
'En nu weten we dat hij mij wilde chanteren, maar dat Dale dreigde hem aan te geven als hij dat deed.'
'Allemaal waar,' stemt Ben in.
'Maar er zit een adder onder het gras. Als ik Lyle beschuldig, komen de gebeurtenissen van 1979 aan het licht.'
'Ja, dat zit erin.'
'En dan kan ik altijd nog worden vervolgd wegens moord. Ik ontkracht de ene moordaanklacht en krijg er een andere voor terug.'
'Dat is niet waarschijnlijk, Jon.' Ben veegt met zijn hand over de tafel. 'Ze hebben het toen niet kunnen bewijzen, en dat kunnen ze nu ook niet.'
'Wees daar niet al te zeker van. Weet je, toen... Ik heb mijn hoofd in het zand gestoken, maar ik weet heel zeker dat de Tully's toen aan behoorlijk wat touwtjes hebben getrokken. Volgens mij hebben ze met de lijkschouwer gepraat. Volgens mij hebben ze met de aanklager gepraat.'
'Dus jij denkt,' vat Ben samen, 'dat als ze nog eens naar het bewijsmateriaal zouden kijken, ze misschien alsnog tot vervolging zouden overgaan?'
'Ja, ik denk het wel. En bedenk ook wie onze county-aanklager is: Elliot Raycroft. Langdon Trotters knechtje. Die zou Summit County met alle liefde helpen zoveel hij kon. Hij brandt me volledig af, voorzover dat al niet is gebeurd. En de kansen die Grant in deze verkiezing nog had, zijn dan verkeken, weg. Omdat Grant me heeft geholpen. Of er in ieder geval bij was.'
Bennett gaat rechtop zitten, de beroepshouding. 'Eén ding tegelijk. Ten eerste: ja, ze zouden het onderzoek kunnen heropenen, maar ze zouden niet tot een veroordeling komen. Ten tweede, en ik zeg het niet graag, Jon, maar Grant Tully gaat deze verkiezing niet winnen. Heb je gehoord hoe hij er bij de laatste opiniepeiling voorstond?'
'Nee,' moet ik tot mijn schande bekennen. In gewone omstandigheden ben ik de eerste die dat weet. Hoeveel kunnen een paar maanden niet uitmaken.
'Hij staat twintig punten lager, met nog vijf weken te gaan,'
zegt Ben. 'Het gat zal tegen het eind wel wat kleiner worden, maar hij gaat Lang Trotter niet verslaan. Hij heeft het gehad.'
'Dat weiger ik toe te geven. En ik ben er ook niet zo van overtuigd als jij dat ik niet word veroordeeld voor een moord in 1979.'
'Jon, bedenk wel dat die chantagebrief, die brief van Garrison aan Cosgrove, alleen maar bewijst dat er in 1979 iets afschuwe-lijks is gebeurd. Zo afschuwelijk dat jij niet wilt dat het openbaar wordt gemaakt. Dat is reden genoeg voor chantage, maar het wil nog niet zeggen dat je die vrouw hebt vermoord.'
Hij klinkt net als Grant. 'Je schat mijn geloofwaardigheid te hoog in.' Ik ga met mijn hand door mijn haar. 'Ik heb niet de indruk dat je het helemaal doorhebt, Bennett.'
'Help me dan.'
Ik kauw er even op. Hij is mijn advocaat, ik kan het hem net zo goed allemaal vertellen. Het komt er vlot uit, een uitbraken van het ondenkbare. 'Denk hier eens over na, niet als een vriend die het beste van me denkt, maar als een objectieve advocaat. Als Cosgrove me alleen had willen chanteren met het kale feit van dat afschuwelijke voorval, dan had hij dat kunnen doen. Wat zeg ik, hij had er rechtstreeks mee naar de senator kunnen gaan. Dat had meer zin gehad. Dan had hij zijn aandacht niet alleen op mij gericht, zoals nu. En dan had hij de brief anders geformuleerd.'
'Hoe dan?'
'Weet je nog? Hij schrijft dat hij "de allerlaatste is" die het geheim nog kent. Hij schrijft dat hij er "altijd nog mee naar de senator kan gaan". Hij dreigt niet dat hij het geheim openbaar zal maken. Hij dreigt ermee naar Grant te gaan. En waarom doet hij dat, Bennett?'
Mijn advocaat haalt zijn schouders op.
'Omdat Grant dacht dat ik onschuldig was. Daarom. Dat heeft hij tegen zijn vader gezegd, dat heeft hij tegen mij gezegd, en dat heeft hij waarschijnlijk ook tegen Lyle gezegd. Maar Lyle kent de waarheid, en hij gokt erop dat ik hem een kwart miljoen betaal om er zeker van te zijn dat Grént er niet achter komt.'
'Hij dreigt de senator te vertellen dat jij die vrouw hebt gedood,' zegt Ben zachtjes. Het feit dat ik niet reageer zegt genoeg.
'En wie weet wat voor bewijs hij heeft om dat te ondersteunen,' zeg ik erbij. 'Misschien is het mijn woord tegen het zijne, misschien niet. Ik heb geen idee. Als ik een beschuldigende vinger naar hem uitsteek, geeft hij me vast en zeker een knauw. Ik ben grotelijks verneukt, Ben. De enige persoon van wie ik kan beweren dat hij Dale heeft gedood, is immuun. Tenzij ik bereid ben de gok te wagen en zijn uitdaging aan te nemen.'
Mijn verdediger zakt in, moet het punt toegeven. 'Tja, en wat betekent dat voor ons?'
'Dat wil ik jou juist vragen.' Ik ga ervoor zitten. 'Is er een manier om Lyle te beschuldigen zonder dat 1979 aan het daglicht komt?'
'Ik...' Ben wappert hulpeloos met zijn handen. 'Ik zou niet weten hoe.'
'De ex-gevangene-met-een-wrok-theorie? Hij had een motief: Dale heeft zijn proces verknald. Hij stal het mobieltje, wat zijn betrokkenheid bewijst. Hij is een gewelddadige misdadiger. Is dat niet genoeg?'
'Ja, Jon, in een vacuüm misschien. Maar wanneer we Lyle noemen, graven ze zijn criminele verleden op en wie weet wat dan? Misschien brengen ze hem met jou in verband. Denk je bovendien niet dat Lyle er zelf mee komt als hij voor de rechtbank wordt gesleept, door de aanklager als wij het niet doen. Dan zal hij zeggen dat Jon Soliday die vrouw in 1979 heeft vermoord. Ik heb toen gelogen omdat de advocaat die de Tully's voor me in de arm hadden genomen, Dale Garrison, dat van me verlangde. Maar Garrison en ik kenden allebei de waarheid, dat Jon de moordenaar is. Dus heeft Soliday Dale Garrison vermoord om het "geheim dat niemand kent" verborgen te houden. En hij heeft mij erin willen luizen. Hij heeft al die tijd dat ik in de gevangenis zat gewacht, en toen ik vrijkwam, heeft hij Dale vermoord en mij in de val gelokt.'
Een paar tellen stilte terwijl het bloed naar mijn gezicht stroomt. Hij heeft gelijk. Ik zit in de val zolang Lyle Cosgrove vrij rondloopt en de schuld op mij kan gooien.
Bennett stelt voor om over de zaak na te denken. Maar hij kent hem nog maar net, terwijl ik er al een tijd mee worstel. Ik kom steeds tot dezelfde conclusie. Hoe ik me ook wend of keer, ik zit klem, zolang Lyle Cosgrove rondloopt.
Negenendertig
Assistent-officier van justitie Daniel Morphew loopt de rechtszaal in met een vrouw naast zich. De stenografe, die aan haar tafel naast en aan de voet van de rechter zit, kijkt op en vraagt: 'Is iedereen aanwezig voor SolidayT
Bennett en ik gaan staan. Morphew komt naar ons toe en stelt ons voor aan zijn metgezellin.
'Bennett Carey, Jon Soliday' - en hij gebaart naar de vrouw 'Erica Johannsen.'
We schudden handen. Ze lijkt mijn handdruk niet anders te behandelen dan die van Ben. Ze is ongeveer even groot als ik bijna een meter tachtig - met kort asgrauw haar, een krachtig gezicht, en bruine ogen.
'Erica gaat deze zaak doen,' zegt Morphew. 'Ik blijk geen tijd te hebben.'
Bennett knikt zakelijk. Om een of andere reden doorstroomt me een gevoel van opluchting. Morphew zit hoog in de boom, en ook al heeft hij de laatste tijd niet zoveel rechtszaken gedaan, het feit dat hij de zaak niet langer doet wil wel wat zeggen. Niet dat ik iets van Erica Johannsen weet. Het is vandaag vrijdag 29 september. Mijn proces begint over drie dagen. We zijn hier om te praten over logistieke zaken, getuigenlijsten en dergelijke.
'De rechter wil u in de raadkamer spreken,' zegt de stenografe, een iele roodharige die over de bril tuurt die hoog op haar neus staat.
We lopen terug naar de raadkamer. De rechter wacht ons op in haar zwarte toga.
'Raadslieden,' zegt ze.
Daniel Morphew stelt mevrouw Johannsen voor aan de rechter. Rechter Bridges zegt: 'Fijn u weer te zien, mevrouw.' Ik vermoed dus dat ze elkaar al kennen, misschien oud-collega's bij het OM. Vandaar misschien de wisseling van aanklagers.
'Ik heb de voorbereidende processtukken gelezen,' zegt de rechter. 'Nog wijzigingen?'
'Niet dat wij weten,' zegt Johannsen.
De rechter leest de stukken die voor haar liggen. 'U roept de lijkschouwer, een beveiligingsbeambte, een rechercheur, ene mevrouw Joanne Souter en ene mevrouw Sheila Paul op.'
Joanne Souter is de vrouw wier tas is gestolen en wier mobieltje is gebruikt om mij naar het kantoor terug te halen. Sheila Paul is de secretaresse van Dale Garrison. Haar getuigenis zal hoofdzakelijk bestaan uit de mededeling dat ze zag dat Dale om vijf uur, toen ze naar huis ging, nog leefde, en het feit dat ik de tijd en plaats van de ontmoeting heb veranderd, en niet Dale.
Rechter Bridges kijkt op naar de officier. 'Was dat het, mevrouw Johannsen?'
'Ja, edelachtbare.'
'Dat kost niet meer dan enkele dagen, toch, de hoofdzaak?'
'Dat lijkt me correct.'
'Goed.' De rechter kijkt naar Bennett. 'Raadsman.' Ze kijkt naar de papieren. 'De verdediging heeft de beklaagde zelf op de lijst staan, evenals senator Tully, Gabriel Alucino...'
Gabriel Alucino is iemand die werkt voor de ziektekostenverzekeraar die Dale Garrison zou hebben verzekerd voor de behandeling van zijn longkanker. Ik zeg 'zou hebben' omdat Garrison zijn longkanker na de eerste diagnose en een mislukte chirurgische ingreep niet liet behandelen.
'... Dokter Roman Thorpe...'
Een oncoloog die Dale in eerste instantie voor kanker had behandeld.
'... En procureur-generaal Langdon Trotter.'
'Dat is correct, edelachtbare,' zegt Ben.
De rechter kijkt naar beide raadslieden. Beide kandidaten voor de gouverneurspost staan genoemd op de getuigenlijst.
'We willen wel graag op het juiste tijdstip worden gehoord,'
zegt Erica Johannsen. Ze doelt vooral op het feit dat wij procu-reur-generaal Trotter op de lijst hebben gezet. De rechter laat op dit moment nog geen argumenten aanvoeren over de toelaatbaarheid van die getuigenis, omdat we hem nog niet als getuige hebben opgeroepen. Het enige wat we hebben gedaan door hem als getuige op de lijst te zetten is het recht vastleggen om hem op te roepen. In feite hoeven we die keuze misschien niet te verdedigen. Ben heeft me uitgelegd dat de meeste rechters de verdediging in dit vroege stadium nog niet dwingen hun getuigen te rechtvaardigen omdat ze daarmee zouden worden gedwongen zich in de kaart te laten kijken. Rechters willen het recht van de verdediging respecteren zich niet bloot te geven. Een van de redenen is dat het een aansporing kan zijn om tot een schikking te komen.
'Dat begrijp ik,' zegt rechter Bridges. 'En ik ga het bevel uitvaardigen dat de getuigenlijst voorlopig verzegeld blijft. Meneer Carey, hebt u er moeite mee dat de u de getuigen die u op het oog hebt niet bekend mag maken?'
'Nee, dat is best,' zegt Ben.
'Verder nog iets?' vraagt de rechter.
Ben schraapt zijn keel. 'Rechter, mogen we de computer van de heer Garrison in de rechtszaal aanwezig laten zijn?'
De rechter kijkt de officier aan.
Erica Johannsen haalt haar schouders op. 'Prima,' zegt ze. Ze vertoont geen uiterlijke kenmerken van hysterie. Ik heb geen idee hoe lang geleden ze haar de teugels in handen hebben gegeven, maar ik durf er iets onder te verwedden dat ze niet veel voorbereidingstijd heeft gehad. Dat wil ik natuurlijk graag geloven, terwijl ik me beelden voor ogen haal van de kamer van de officier waar het toppunt van totale chaos heerst.
'Dus dit was het?'
'O ja, edelachtbare...' De officier kijkt in haar aantekeningen. 'Dat zou ik bijna vergeten. Neemt u me niet kwalijk. De verdediging verzoekt uitsluiting van de brief die we in het kantoor van beklaagde hebben gevonden.'
'De afpersingsbrief.'
'Inderdaad.'
'Mevrouw, ik zal de argumenten voor de verzoeken maandagmorgen aanhoren.'
'Daar gaat het niet om, edelachtbare. We trekken de brief voorlopig als bewijsmateriaal terug.'
'U wilt hem niet gebruiken?'
'Edelachtbare, eerlijk gezegd zijn we niet in staat hem in verband te brengen met de moord. Zolang ons dat niet lukt, hebben we er niet veel aan.'
'Aangenomen dat ik hem überhaupt had toegelaten,' zegt de rechter.
'Ja, natuurlijk. We zijn hem nog altijd aan het onderzoeken. En we zouden willen vragen of we, als we een verband hebben kunnen leggen, een verzoek tot aanbieding als bewijsmateriaal mogen indienen. Ik wil gewoon niet dat iemand ons kan beschuldigen van overrompelingstechnieken. Als we de brief aan de moord kunnen koppelen, zullen we op dat moment het belang ervan aanvoeren. Zolang dat niet het geval is, zijn we niet van plan de brief te gebruiken.'
De rechter kijkt Bennett aan. 'Raadsman?' Een goede rechter zal nooit een aangevochten uitspraak willen doen als ze beide partijen het eens kan laten worden. Een hof van appèl kan haar beslissing niet terugdraaien als beide partijen ermee akkoord zijn gegaan.
'Dat is prima,' zegt Ben. En voegt er dan aan toe: 'Als de verdediging dezelfde mogelijkheid heeft.'
Erica Johannsen kijkt Ben verbaasd aan, schat ter plekke in wat dat betekent. Ben geeft aan dat hij de chantagebrief misschien wil opvoeren, wat in tegenspraak is met zijn verzoek van voor het proces om hem uit te sluiten. 'Natuurlijk, prima,' zegt ze uiteindelijk.
Bennett en ik hebben die kwestie besproken. We verwachtten dat ons verzoek om toelaatbaarheid van de brief sowieso zou worden afgewezen. Ben wilde de brief als bewijsstuk aanvoeren als de verdediging haar pleidooi zou voeren en Lyle er dan mee confronteren.
'Dat is dan geregeld,' zegt de rechter. 'De partijen komen overeen de toelaatbaarheid van de chantagebrief aan te voeren indien en wanneer daar aanleiding toe is. We zien u maandag.'
Het noemen van die dag brengt mijn maag in beroering. Er was een klein deel van mijn hersens dat wilde dat de rechter om een of andere reden de datum van het proces zou opschuiven, alleen maar om de mogelijkheid van een veroordeling met evenveel tijd uit te stellen. Maar hoe meer tijd de officier heeft om de bewijzen van 1979 boven water te krijgen, hoe sterker dat haar zaak tegen mij maakt. De kans bestaat dat ze er nooit achter komen. Ik was niet gearresteerd, laat staan vervolgd. Ik was onderwerp van een onderzoek, en ook nog in een zaak buiten deze staat. En hoe groot is de kans dat ze helemaal tot 1979
teruggaan in verband met zaken waar Dale aan heeft gewerkt?
Cal heeft die 'Riek' uit 1979 nog niet gevonden. Volgens mij was hij een echte drugsdealer die zich op de achtergrond hield, misschien zelfs onder een valse naam werkte. Hij zit nu waarschijnlijk opgeborgen in een cel of hij woont ergens in ZuidAmerika. Maar hij was toen bevriend met Lyle Cosgrove, en misschien hebben ze nog contact. Misschien was hij er op een of andere manier bij betrokken.
We lopen samen naar de rechtszaal. Bennett schrijft het bevel van de rechter uit - bij de staatsrechtbank zet de advocaat de bevelen op papier en legt ze dan ter ondertekening voor aan de rechter. Terwijl wij daarmee bezig zijn, kijkt Erica Johannsen over Bens schouder mee. Ik zeg niets. Daniel Morphew kijkt of hij te laat is voor een afspraak en hupt van de ene voet op de andere.
Samen lopen we naar de liften. Johannsen stapt eerder uit dan wij omdat ze naar een ander proces moet. Dus blijven we met Morphew achter. Ben wendt zich tot hem en steekt zijn hand uit. 'Ik had me erop verheugd,' zegt hij.
Morphew kijkt even naar Bens hand alsof hij niet zeker weet wat hij ermee heeft gedaan. Aarzelend neemt hij hem aan. Sommige aanklagers krijgen zo'n houding tegenover verdedigers.
'Van nu af aan moet je met Erica praten,' zegt hij. 'Ik trek mijn handen ervan af.' Hij draait zich naar mij toe en zegt: 'Het beste gewenst,' terwijl de liftdeuren op de vierde verdieping opengaan.
'Bizarre toestand,' zeg ik tegen Ben terwijl de deuren dichtgaan. Mijn verdediger knikt plechtig. 'Dat geldt voor de hele zaak,'
zegt hij.
Wanneer we over het plein voor het gerechtsgebouw lopen, merk ik dat ik sneller loop dan anders om Bennett Carey bij te houden. Het is een drukte van belang op het plein met al die mensen die van de late zomer genieten. Aan het zuidoosteinde van het plein staat iemand met honkballen te jongleren; voor hem staat een bekertje voor giften. Ik heb wat klein geld, dus gooi ik het erin.
Ik voorkom een ernstige verwonding door over een skateboard heen te stappen dat mijn pad kruist. 'Wat is er volgens jou zo bizar aan dit gedoe?' vraag ik.
Bennett schudt afwezig het hoofd. 'Wat ik al zei: alles. Zo meteen komt er een regeling uit de hoge hoed. En een verdomd goede.'
'Ze wilden een veroordeling,' zeg ik. 'Maakt niet uit hoe, op welke voorwaarden. Alles is beter dan verliezen. In het bijzonder voor Lang Trotter.'
'Dat lijkt mij ook.' Ben steekt bijna over op een punt waar het voetgangerslicht net op een onmiskenbaar 'Don't Walk' is gesprongen. Ik houd hem tegen en hij staat opeens weer op de aarde. 'Morphew doet de zaak niet. En hij wekt de indruk dat hij daarvan walgt. "Ik trek mijn handen ervan af." En ze laten de chantagebrief als een stuk vuil vallen. Ze hebben het er met geen woord over gehad. Een heel merkwaardige zaak.'
'Ja, oké, Ben. Vreemd misschien. Maar toch wel goed? Als ze met een voorstel komen, staan ze niet sterk. De grote baas stapt eruit, misschien omdat het een zinkend schip is.' Ik pak zijn arm om mijn argument kracht bij te zetten. 'Godsamme, zeg nou dat het gunstig is.'
Bennett blijft plotseling staan. Hij heft een hand op, balt hem tot een vuist. Gefrustreerd. 'Een strafpleiter houdt niet van verrassingen,' zegt hij. 'En wie weet liggen er nog honderd op de loer.' Het licht springt op groen, Bennett loopt de oversteekplaats op en laat mij staan.
Veertig
Duisternis. Een man zit rechtop, als een indiaan, doodstil in zijn lege, pikdonkere huis. Meditatie zou een goede gok zijn, maar ik ben nooit zo'n spiritueel figuur geweest. Ik heb nooit veel gezien in godsdienst, altijd gedacht dat ik wel zou worden beloond als ik een goed leven zou leiden.
Er zijn schaduwen in de duisternis. Is me nooit opgevallen. Kortdurende maar spectaculaire variaties in zwartheid. Een temperatuurdaling, intern zowel als extern. Een bevrijding van de geest. Het opduiken van mogelijkheden, bochten in de weg, nooit eerder vermoed. De beslissing zal niet van mijn verstand komen, maar van mijn hart. De logica is geheel doordacht. Het komt nu op het instinct aan, de drang tot overleven die ons tot in onze kern aangrijpt.
De telefoon gaat over. Ik ben niet van plan om op te nemen, maar ik loer even naar de nummeridentificatie en herken het nummer van de beller.
'Hé, hallo.'
'Dag,Tracy.'
'Hou je het een beetje vol?'
'Ja, hoor. Ik red het wel.'
'Mooi. Bennett is een goede advocaat.'
'Ja.'
'Je moet geloven in de overwinning.'
'Doe ik ook.'
'Gaat het echt goed met je?'
'Ik kom er wel uit.'
'Ik wilde je wat vragen.'
'Best.'
'Zou je het fijn vinden als ik langskwam?'
'Dat hoeft niet.' Had je me dat een paar dagen geleden gevraagd, dan had je een heel ander antwoord gekregen.
'Ik weet best dat het niet hoeft. Maar je... Het moet zwaar zijn om er alleen voor te staan.'
'Je denkt aan me. Je bidt voor me. Dat is genoeg.'
'Weet je zeker dat je het aankunt? Je klinkt raar.'
'Ik voel me prima.'
'Ik zou dolgraag wat mensen zien. Ik heb Jen en Krista en de anderen al maanden niet gesproken. Ik zal je niet afleiden. Ik zou een lang weekend kunnen komen. We zouden gewoon...'
'Ik wil niet dat je me zo ziet.'
Die uitspraak zegt zoveel meer, beseft ze, dan ze wellicht kan onderkennen. Ik luister geduldig naar Tracy's protesten, maar zorg dat ze een eind aan het gesprek maakt en leg de telefoon in mijn schoot. Dat was ik niet. Maar misschien is het mijn nieuwe ik. Ik staar in het duister, vecht vermoedens aan, denk het ondenkbare, rationaliseer en fantaseer tot ik langzaam in slaap val.
Als ik wakker word, trek ik mijn schoenen aan en ga naar beneden.
Eenenveertig
Dit ben ik niet. De woorden zijn onzinnig en griezelig herkenbaar, grijpen terug naar een tijd toen ik de consequenties van mijn gedrag nog niet ten volle kon overzien. Dit ben ik niet. Maar we zijn de som van onze delen. En niemand, niets is een contradictie. Er bestaat niet zoiets als een contradictie. Een van de onderliggende aannames moet onjuist zijn.
Dit ben ik wel. En misschien ben ik het altijd geweest. De resten van de avondregen druipen van de luifel van Avery's Apotheek. Alle klanten hebben de winkel verlaten. De verlichting voor in de zaak is uit en een van de medewerkers heeft de winkeldeur afgesloten.
Ik kijk op mijn horloge. Het is twee minuten over een 's nachts, een zaterdag. Lyle Cosgrove is om zes uur gisteravond begonnen en hij sluit nu af. Ik heb alleen maar een glimp van hem gezien, in de winkel. Het enige opvallende dat ik vanuit mijn auto aan de overkant van de straat kon zien, waren zijn rode krullen, samengebonden in een staartje dat tot op de kraag van zijn spijkerjack hing.
In 1979 was hij kaal. En groot en gespierd, alles bij elkaar een behoorlijk enge knaap. Deze avond kon ik op die afstand geen duidelijk beeld van hem krijgen, maar als hij de winkel in kwam, was er niets van bravoure in zijn loop. Een verblijf in de gevangenis kan iemand breken.
Een jonge vrouw, een oosters type, komt in haar eentje de apotheek uit. Ze hoort hier in deze wijk op dit tijdstip niet in haar eentje te lopen, maar het is maar een klein stukje van de apotheek naar haar auto die om de hoek staat.
Lyle Cosgrove komt de winkel uit en blijft staan, met zijn gezicht naar me toe maar zonder me te zien. Hij maakt een holletje van zijn handen en steekt een sigaret op, zet de kraag van zijn jack op en loopt verder in oostelijke richting. Hij doet het meeste met zijn rechterbeen, trekt duidelijk met zijn andere been.
Ik wacht tot hij de volgende hoek heeft bereikt voor ik de motor start. Ik raak hem niet kwijt. Ik weet waar hij heen gaat. Ik vouw het memo van Cal Reedy aan Bennett open waarin het criminele verleden van Lyle Cosgrove is samengevat. Geen jeugdstrafblad gevonden. Rijbewijs ingetrokken op 18-12-78 als gevolg van veroordelingen wegens rijden onder invloed op 24-02-78,29-08-78 en een derde aanhouding op 04-11-78. Heeft vonnis niet aangevochten. Heeft ingestemd met ontneming van rijbevoegdheid voor de duur van vijfjaar.
Gearresteerd wegens aanranding op 19-06-81. Heeft schuld bekend. Heeft celstraf in normaal beveiligde gevangenis uitgezeten.
Op 15-04-88 gearresteerd wegens gewapende overval. Veroordeeld op 28-08-88. Heeft twaalf jaar gezeten, voorwaardelijk vrijgelaten op 22-07-00. De logische verklaring zwemt door mijn hersens, hoezeer ik ook probeer die uit te sluiten. De diverse invalshoeken, de repercussies van elk, de wrede eerlijkheid die deel van de vergelijking moet worden. Alle wegen leiden tot één conclusie: Lyle Cosgrove heeft me door. Hij heeft mijn lot in zijn hand. Ik heb geen keuze.
En die klootzak heeft Dale vermoord. Dat moet ook verrekend worden. Ik knijp zo hard in het stuur dat mijn knokkels wit worden. De verwarring in mijn binnenste is groot, een combinatie van woede en frustratie en angst die mijn denken, mijn logisch redeneren vertroebelt. Het gaat ook gepaard met een zekere vrijheid, het verdwijnen van alle rationele barrières, de bereidheid me over te geven aan een impuls. Misschien is dit de manier waarop het gebeurt.
Ik heb de belofte gedaan dat ik mijn leven lang berouw zou hebben, dat ik de onuitgesproken belofte aan Gina Masons broertje zou waarmaken, dat ik een goed en fatsoenlijk leven zou leiden en anderen geen kwaad zou doen. In plaats daarvan ben ik Grant Tully gevolgd in de wereld van de verschroeideaarde-politiek waar wel morele beloningen te behalen zijn, maar alleen in de troebele zee van machtswellust en afgunst en onoprechtheid. En nu ik probeer de mantel aan te trekken van de ten onrechte beschuldigde, van de verdediger van goed en kwaad - nu dit.
Waar is het schuldgevoel? Waar is de bekommernis om wat er werkelijk met Gina Mason is gebeurd? Op welk moment is mijn overleven belangrijker geworden dan al het andere? Dat is een makkelijke vraag, die laatste. Het antwoord is juni 1979. Toen ik wist dat Grant Tülly me dekte, maar ik dat niet wilde accepteren. Toen ik loog in plaats van de waarheid te vertellen en de uitslag te nemen zoals die kwam.
Ik rijd nu door de straat en geef gas tot ik Lyle Cosgrove voorbijrijd. Hij loopt in zijn eentje op de stoep. Ik mompel in mezelf en beuk op het stuur. Ik rijd drie blokken door en scheur met piepende banden de parkeerplaats van een bank op. Ik ben niet terughoudend, niet voorzichtig, en ik vind het heerlijk. Ik rijd tot achter op de parkeerplaats, zover mogelijk van de weg en de stoep, en zet de motor af. Onbeweeglijk zit ik, zwaar ademend. Ik word door woede overspoeld; als ik uitstap kost het me de grootste moeite het portier niet dicht te slaan. Ik probeer het zwellen van mijn borstkas onder controle te krijgen terwijl ik door het duister van de parkeerplaats naar voren kruip, wanneer het licht op de stoep een stuk verderop wordt gebroken door de schaduw van een naderend persoon. Ik onderdruk de vraag die binnen in me om antwoord schreeuwt met zo'n kwaadaardige, schelle stem dat ik de stappen van de hinkende voetganger bijna niet hoor.
Wat overkomt me?