TIJD
Het is tijd.
Stemmen vervagen.
Kleuren verbleken.
Mijn blik breekt.
Voor het eerst zie ik glashelder.
Wat is en niet is.
Wat was en zal zijn.
Het is zo. Meer niet.
Waarom al die moeite.
Er trekt een enorme koude over mij heen.
Mijn vlees voelt niet meer.
Mijn geest kiest het ruime sop.
In zijn zog kwijnen alle kleine gedachten weg.
Verlangens, frustraties, angsten…
Het zijn nog slechts minuscule motorische storingen
Zo verholpen
Want de stekker gaat er onverbiddelijk uit.
Laat me los nu
Ik moet nu gaan.
De afstand tussen mij en jullie wast.
Mijn mededogen groeit.
Ik hou van jullie
Zoals ik immer deed.
Altijd al
Was het
Liefde die mij dreef.
- Eindelijk… hier ligt hij. Waar bleven jullie?
- Heeft hij nog iets gezegd?
- Nee, niets.
- Hij was direct bewusteloos. Hij ademde nog dat wel.
- Hm, te laat. Geen pols meer.
- Doemme hé!
- We moeten zijn vrouw verwittigen.
- Dat zal de politie wel doen.
- Uit de weg mannen, één, twee en heffen.
- Straf zo ineens boenk baf uw licht uit.
- Kom mannen den blok erop voor vandaag, we gaan een pint pakken om te bekomen.
- En hij heeft niks meer gezegd?
- Geen woord.