HEREXAMEN

Ik heb op het punt gestaan om Karen te verlaten. Maarten moet toen een jaar of zes geweest zijn. Het had niets met Nina te maken, want die bestond toen nog niet in mijn leven. Er was Karen, er was het kind en dan was ik er ook nog. Elke dag weer. We hadden alles om gelukkig te zijn. Zo zagen we er ook uit: als een ‘schoon gezin’ in reclamespots voor boter die goed is voor je hart, of drink-yoghurt. Liefdevolle, mooie mensen in een perfect comfortabel huis, die graag voor elkaar zorgen. Op de achtergrond schalt liftmuziek uit de gordijnen, het huisparfum vernieuwt zichzelf volautomatisch, in de tuin schijnt de zon en in de keuken ruikt het altijd naar vers brood of koekjes. De mama licht gebronsd, blond en lachend, sexy in haar casual jeans en losse kabeltrui. De papa in een geruit hemd met opgerolde mouwen, hout hakkend in een siertuin ten bewijze van zijn mannelijkheid. Dankzij hun boterloze boter waren ze verzekerd van een lang leven. Wanneer ze koffie drinken, kijken ze elkaar over de rand van hun elegante espressokopje en het hete oppervlak van de mokka diep in de ogen. Daar komt vuurwerk tussen de lakens van, zo heet als die koffie dampt. De man heeft oog voor elk pondje dat zijn vrouw verliest door de juiste ontbijtvlokken te eten, de vrouw snuift aan zijn hemden en strijkt door zijn pasgewassen, roosloze haar. Harmonie.

 

Tussen Karen en mij brandde het vuur toen op een bijzonder laag pitje. Ik voelde mij in de rol van ideale schoonzoon gedwongen. Ons leven was zoutloos, saai en braaf. We moesten in de eerste plaats goede ouders zijn. Ik moest bovendien ook nog eens flink hard werken om geld te verdienen voor vrouw en kind. Hoe vaak Karen er ook over mijmerde, haar diploma verpleegkunde heeft ze heeft nooit meer gehaald. Ook geen ander diploma. Ze had genoeg werk met ons, zei ze. Op mijn aandringen is ze ooit een cursus Spaans gaan volgen. Dat moet haar goed gedaan hebben, want ze heeft het jaren volgehouden. Voor ze zwanger werd had ze gefulmineerd tegen de generatie van haar moeder, die het ‘mannelijke kostwinnermodel’ heel gewoon vond. Maar toen het eenmaal zover was, leek ze zich daar best mee te kunnen vereenzelvigen. Sterker nog: volgens Karen was het haar bereidheid om thuis te blijven die mij de vrijheid schonk om mij professioneel te ontplooien.

 

Ik moet bekennen dat de strakke rolverdeling die de noodzaak om buitenshuis te presteren als eerste en enige punt op de to do lijst van de man zette, mijn carrière inderdaad ten goede kwam. Er stond mij immers niets in de weg om lange dagen te werken. Op een of andere rare manier word je als family man op het werk eens ook veel meer au sérieux genomen, word je als een stuk betrouwbaarder beschouwd. Zo kreeg ik van mijn architectenbureau steeds vaker prestigeprojecten toebedeeld. Tot een shopping mall in Dubai toe. Het was super om je idee steen te zien worden. Het voelde echt als creëren. Iedereen was er toen vol van.

 

Mijn versteende dromen vervulden al mijn professionele verwachtingen – en overtroffen ze. Misschien was het daarom, bij wijze van contrast, dat ‘thuis’ steeds meer aanvoelde als een grote leegte. Karen die me begroette met de mededeling dat de afvoer verstopt was, dat Maarten koorts had gemaakt. Dit kon mijn wereld niet zijn. Ik had net gezwommen tussen de haaien, in het grote geld, en dat had ik niet alleen triomfantelijk overleefd, ik had genoten van de adrenaline-opstoot. Dat gaf mij het recht op een paradijselijke thuiskomst bij dertig haremmeisjes om mij te helpen ontspannen… Ik besefte het toen natuurlijk niet, maar ik kwam als een late puber in opstand tegen mijn volwassen status. Ik wilde wel de grote man zijn, maar de consequenties wilde ik niet opnemen. Nog niet. Ik wilde eerst nog allerlei andere dingen doen. De wereld zien, zo veel mogelijk indrukken opdoen, het stof van onze kleinsteedse jeugd van onze hielen schudden, zoals we dat toch hadden afgesproken, Karen en ik. Ik voelde me erin geluisd.

 

Televisie kijken naast elkaar op de bank, op bezoek bij Karens ouders… Het meest losbandige dat er op onze gemeenschappelijke agenda stond was een schoolfeestje in de namiddag. Ik kon het niet opbrengen. Ooit heb ik Karens vader hier zelfs over in vertrouwen genomen. Hij begreep me, had ook zo’n fase doorgemaakt als dertiger. ‘C’est la vie’ concludeerde hij. Hij zei ook dat het wel zou overgaan, en dat ik intussen misschien mijn eigen horizon wat kon verbreden? Ja, hij had in die fase zelf een affaire gehad. Ssst, mondje toe, niemand wist daarvan. Was dat echt het enige dat hij zijn schoonzoon kon aanraden: zijn dochter te bedriegen?

 

Niet dat die optie nog niet spontaan bij mij was opgekomen. Ik ging de vrouwen in mijn omgeving met andere ogen bekijken. Secretaresses op kantoor, stewardessen op mijn vluchten naar onze werven in het buitenland, verkoopsters in de taxfree shops op de luchthaven, waar ik mijn schuldgevoelens omwille van mijn lauwe gevoelens tegenover Karen met behulp van zijn kredietkaart probeerde te milderen … maar net zo goed: moeders aan de schoolpoort, op de zeldzame dagen waarop ik Maarten oppikte. Ik vroeg me af of deze vrouwen wél in staat zouden zijn om mij dat gevoel van opwinding, mijn heilig vuur, mijn onbezorgde jongensachtige mannelijkheid konden teruggeven. Ik probeerde mij voor te stellen hoe ze in bed zouden zijn, de geur van hun vlees, de rondingen van hun kont… In mijn dagdromen gingen we geen van allen onze kinderen ophalen, maar nodigden al die jonge moeders mij uit om naar Maison Milord te gaan, een rendez-vous hotel in de buurt. Daar zouden we dan voor een paar uur een kamer huren, champagne laten aanrukken en genieten van zoveel verboden pret met elkaar…

 

Soms, als mijn fantasie weer eens op hol sloeg, vroeg ik mij af of andere vaders Karen misschien in hun dagdromen ook een MILF-rol toebedeelden. Zou ze dan ook te moe zijn? ‘Zotteke!’ tegen hen zeggen als ze haar wilden likken tot ze klaarkwam? Zou ze hen afwimpelen, Maarten opwachten en meteen huiswaarts keren om aan de moordende routine te beginnen van eten, bad, bed? Volgens mij wel. Goede nacht, slaap zacht, licht uit. Ik was mijn Karen kwijt en de eenzaamheid maakte me werkelijk gek.

 

Ik, Mark Nuyens, begon na het laatste programma op de reguliere televisiezenders, uren nadat Karen discreet geeuwend naar boven was gegaan, naar de superbelachelijke spotjes voor sekslijnen te kijken. Ik zat in onze langzaam afkoelende zitkamer te gapen naar stomme wijven die als dolle koeien met hun tong zaten te draaien en op derdehands sofa’s zaten te kroelen, liever dan naar mijn eigen bed te gaan. Het had niet veel gescheeld of ik had zo’n troela gebeld, om dan als gek te gaan zitten rukken terwijl zij er aan de telefoon in schabouwelijk Nederlands een hoop nonsens uitsloeg die moest suggereren dat ze heet en wel in haar eigen broekje zat te graaien en niet alleen in mijn portefeuille… Allemaal in de hoop dat Karen het zou horen, dat ze naar beneden zou komen en de bom zou barsten! Ik wilde niets liever dan een heftig conflict, om de situatie te klaren, de lucht te zuiveren, ons te bevrijden uit onze relatie zonder verstandhouding, ons huwelijk zonder seks. Was mijn geluk dan niet belangrijk, of draaide alles alleen om de gezondheid van het kind?

 

Begrijp me niet verkeerd. Ik hield altijd al zielsveel van Maarten. Hoe weinig ik me tijdens Karens zwangerschap ook had kunnen voorstellen bij mijn toekomstig vaderschap, toen mijn zoon eenmaal het levenslicht zag, was ik meteen gek op hem. Op zo’n baby ben je onvoorwaardelijk verliefd. Je begrijpt niet waaraan jij zo’n wonder hebt verdiend. De eerste keer dat zo’n ventje ‘papa’ zegt, stapjes zet of op een draaimolentje zit… Ik wist niet dat ik zoveel ontroering in me had. Maar het zou unfair zijn te verwachten dat zo’n kind je hele leven vult. Nee, er moet meer zijn. Maar meer was er toen niet.

 

Ik had mijn gedachten zo laten opslorpen door mijn eigen ellende, dat ik pas na een hele tijd opmerkte dat Karen er ook al een poos pips en sip bijliep, maar toen haar weinig florissante toestand mij dan toch opgevallen was, besloot ik dat het tijd werd om iets te ondernemen. Ik sprak met Karens ouders af dat zij Maarten vrijdag van school zouden gaan halen om bij hen te komen logeren en nodigde Karen uit in ons lievelingsrestaurant. Voor één keer zou ik de wekelijkse – meestal lang uitlopende – ‘aperitiefsessie’ met de collega’s in het café dan maar eens overslaan en recht van kantoor naar La Toscana gaan. Ik zou haar die avond zeggen dat we elkaars beste vrienden zouden blijven, dat we co-ouders zouden zijn en dat het voor iedereen beter zou zijn. Gek, dat een mens net zoveel zenuwen heeft om ergens een punt achter te zetten als voor een eerste afspraakje.

 

Karen was te laat. Ik zat al aan de bubbels toen ze het restaurant binnenstapte. Ze had voor het eerst in maanden een mooie jurk aangetrokken. Ze zag er moe uit, maar mooi. Wilde ik zo’n vrouw dan echt verlaten? Ze bedankte voor de champagne. ‘Beter een bruiswater.’ De kelner knikte begrijpend, ik begreep er niets van, maar bedacht opeens dat ze misschien voelde aankomen dat dit niet zomaar een etentje zou zijn, maar één dat onze levens drastisch zou veranderen, en dat ze daarom het hoofd koel wilde houden. Ik had sinds haar komst een heel vreemd gevoel bij dit etentje, alsof we een blind date hadden. In onze hoofden zaten wij allebei driftig door onze verborgen agenda’s te bladeren. Ik zocht een onderwerp om luchtigjes over te babbelen voor we tot de kern van de zaak zouden komen, maar ik kon niets bedenken. Karen zat intussen rond te kijken met de blije verwachting van een kind dat voor één keertje wat langer mag opblijven. Mijn hart brak bij het zien van zoveel kwetsbaarheid. Ik was een zelfzuchtig monster. Een geperverteerde bovendien. Mocht dit hemelse wezentje wel de dupe worden van mijn vervroegde midlifecrisis? Moest dat echt?

 

‘Hier hebben we al dikwijls gezeten hè, schat?’

Foute intro – en dat ‘schat’ klopte ook niet. Maar ja, als koosnaampjes zo banaal zijn geworden onder de mokerslagen van alledag, wanneer en waarom moet je er dan mee ophouden ze te gebruiken? Moeilijke materie.

‘Ik denk een keer of vier… Om aan mijn ouders te zeggen dat Maarten op komst was, toen we het huis gekocht hadden, toen we 5 jaar samen waren en nu…’

Dat somde het zowat op. Ik dronk gulzig van de champagne, de fles bleek toch voor mij alleen te zijn. Wat was dit moeilijk. Het laatste dat ik wilde was Karen kwetsen. Ik wilde ook geen bruggen opblazen om dan mijn zoon te zien staan wuiven aan de overkant. Stilte. Tot de kelner het trio van vis kwam opdienen. Oef, daarmee hadden we iets om handen. Ik vatte nieuwe moed.

‘Eens wat anders, hè schat? Als een mens er zo eens uit is, dat geeft toch een andere kijk op de dingen, vind je ook niet…?’

‘Jij bent er vaak uit hé, Mark, ik ben het die altijd vast zit.’ Ik zag mijn kans en ik greep ze: ‘Dat weet ik en daar voel mij schuldig over. Jij zat vroeger zo vol dromen en meningen, Karen, en nu lijkt je leven nog het meest op dat van je moeder.’

Ik haalde diep adem, nam een teug champagne voor dat extra beetje moed en waagde het erop: ‘We zijn geen koppel meer, we zijn twee mensen met een kind… dat kan toch zo geen leven lang blijven?’

Karen prakte wat onbestemd in de tricolore puree op haar bord.

‘Wees gerust Mark, dat gaat zo niet blijven… alles gaat veranderen.’

Ik wist niet wat ik hoorde. Toen perste Karen plots haar ogen dicht, kokhalsde hoorbaar in haar servet en liep in de richting van de toiletten. De ober kwam meteen informeren of alles naar wens was. Liefst had ik geroepen dat je wel een complete lul moet zijn om nog maar het kleinste vermoeden te koesteren dat er ook maar iets naar wens zou kunnen zijn. Als dat zo was, zouden we daar toch niet zitten! Want blijkbaar gingen wij alleen naar ons lievelingsrestaurant als er kinderen op komst waren of huizen gekocht werden of als ons startschot herdacht werd. Maar nooit eens omdat wij samen lekker wensten te gaan eten. ‘Ja, overheerlijk,’ hoorde ik mezelf zeggen. Meer nog: ik maakte het handgebaar waarbij duim en wijsvinger een cirkel vormen die staat voor ‘excellent’. Die ober moet mij wel verdacht hebben van het volledige spectrum van autisme, want je moet toch al een totaal gebrek aan empathie hebben om te gebaren dat alles super is terwijl je vrouw net kotsend van je is weggelopen. Na enkele minuten verscheen Karen weer, lijkbleek en een beetje wankel. Ze ging terug tegenover me zitten, dronk een paar slokken water en sloot haar ogen. Ik wachtte ademloos af.

‘Mark, alles gaat veranderen, ik ben zwanger.’

Ze greep mijn hand vast en keek me niet aan. Wacht, wacht eventjes: dit scenario klopte niet. Karen had een spiraaltje in en voor zover ik wist had ze de laatste jaren nauwelijks seks gehad. Dit was een soort herexamen en dit keer mocht mijn antwoord niet zijn:’ Hoe weet je dat dan zo zeker?’ Als een vrouw een kind heeft gehad, weet ze het de volgende keer bovendien heel zeker als ze zegt dat ze zwanger is. Karen had al dagen met die wetenschap rondgelopen, maar nooit het geschikte moment gevonden om het mij te vertellen. Ze had zich die twijfel kunnen besparen, zei ze, want dit keer had ik het immers zelf blijkbaar ook al bij de eerste tekenen gemerkt!

‘Daarom was ik zo blij dat je me vroeg of we eens met ons tweetjes konden gaan eten.’

Ze beet op haar lip. Keek me afwachtend aan. Glimlachte blij, alsof ze een zalig geheim met mij deelde.

‘Zeg dan iets, Mark … papa van twee … zie je het zitten?’

‘Ik… ik had het totaal niet verwacht. Is dat niet gevaarlijk met dat spiraaltje en zo..?’

Tevergeefs zocht ik naar een achterpoortje, maar ook dat was gedekt.

‘Nee, dat zit wel goed. De dokter zegt dat je met een spiraaltje 5 kansen op 100 hebt om toch zwanger te raken en wij hebben prijs.’

Zeg dat wel. Ik voelde koud zweet op mijn voorhoofd parelen. Ik mocht niet flauwvallen. Moest bij de les blijven. Zo moeilijk was het niet, het was integendeel verbazend eenvoudig: al mijn zorgvuldig gesmede plannen kwamen te vervallen. Dit was geen déjà vu, maar een dejà vécu! Karen zou een kind van mij ter wereld brengen, een tweede kind van mij. Ik maakte daar en dan een deal met mezelf. Ik zou mijn mond houden over splitten, uit elkaar gaan, nieuwe levenspaden exploreren… maar in ruil daarvoor zou ik mezelf toestaan om mijn duistere kant te exploreren. Ik zou er zijn voor vrouw en kinderen, maar als de gelegenheid zich voordeed mocht papa wel op stap … zijn driften achterna.

De deal werd beklonken, champagne tegen bruiswater.

 

Vanaf dat moment waren we definitief gedoemd om het modale gezin met 2,4 kinderen te worden. Omdat vrouwen met moederdrift niet te vertrouwen zijn in de anticonceptieafdeling, beloofde ik mezelf dat ik de moed bijeen zou rapen om naar een arts te stappen en een mogelijke sterilisatie te bespreken.

 

Die resterende 0,4 zou ik zelf wel invullen met eigen infantiel gedrag.