9 METER 13 CENTIMETER

Hoe dicht heeft u al bij de dood gestaan? Ik kende tot nu toe alleen de warmtegolf die door je lichaam trekt als je op een nat wegdek de controle over je stuur verliest. De automatische survivalreflex wanneer je op een nachtelijk uur in een foute straat verzeild raakt en er plots drie grote schimmen op je pad verschijnen. Of de paniek, gevolgd door een reddende hoestbui, wanneer je achteloos een pinda in je mond hebt gegooid, die vast is komen te zitten in je luchtpijp. Banale staaltjes van sterfelijkheid die we allemaal wel eens ondervinden. Maar dit is totaal wat anders. Het voelt anders, het voelt echt. Er is geen angstzweet, geen survivalreflex, geen paniek. Er is alleen gelatenheid. Het is zover. Zonder waarschuwing.

 

Vandaag was begonnen als een perfect normale dag. Ik werd wakker naast Nina, mijn vrouw. Ze sliep nog. De haren warrig rond haar mooie gezichtje. De lippen licht geopend. Af en toe produceerde ze een klein zuchtje. Ik nestelde me tegen haar aan. Nog 5 minuutjes. Tijd voor de kleine zoentjes in haar hals, zodat ze zich omdraait en mij omhelst tot ons geknuffel naadloos overgaat in passionele seks. Wellicht de meest opwindende seks die ik ooit gekend heb. We zijn zo compatible, wat niet wil zeggen dat het allemaal een beetje computergestuurd lijkt. Integendeel, het is wild en onvoorspelbaar. Ze kan zo zichtbaar genieten van elke aanraking. Zelfs half slapend geeft ze zich volledig. Aan mij, een kerel die veertien jaar ouder is dan zij. Niet dat ons leeftijdverschil een rol speelt – en doe vooral geen moeite om achter onze relatie een sluimerend vadercomplex te vermoeden. Nina heeft een uitstekende band met haar vader. Bovendien had ik op mijn veertiende alleen nog maar wat gekust, en daar word je zelden vader door, haha. Nee, tussen Nina en mij is het voorbestemde liefde. Als je zo’n klik hebt samen, doet de verpakking er niet toe. Hoewel ik erg blij ben met de hare. Zoals haar ranke lijfje zich als een tijgerjong uitrekt, hoe ze haar benen om me heen slaat… Wow, we zijn wakker! Dit is een ochtendritueel waar elke fitnessroutine bij verbleekt. Wat kan gedisciplineerd zijn plots makkelijk worden… Ik hou van Nina, ik wil Nina. Niets deed vermoeden dat onze ochtendlijke vrijpartij de laatste zou zijn. Ik geloof het nog niet. Vanmorgen stapte ze ook nog bij me onder de douche. We stonden roerloos samen onder de harde, hete waterstraal. Ze zag er tegenop dat ik weer weg moest. Ze zou mij missen, ze hekelde mijn werk. Wat kon haar een werf in Milaan schelen. ‘Nog even…’ fluisterde ik haar toe. Nu ik erop terugkijk – ik had het ook moeilijk om afscheid te nemen. Veel zin om mijn vlucht dit keer te missen. Waarom wegvluchten van geluk? Maar in mijn Milaan riep de plicht loeihard. Mijn mensen hadden me nodig. Ik mocht niet alleen aan mezelf denken. Ik moest naar Karen en de kinderen. Het was hun tijd en die lijkt vaak sneller te vliegen dan in Ninaland. Maarten is plots geen jongetje meer. Ik ben vader van een man. Bijna achttien, je moet hem zien! Hij is een kop groter dan ik, zo’n knappe kerel. Als ik hem van school haal, zie ik altijd meisjes om hem heen zwermen. Dat is het moment waarop ik hem mijn autosleutels toewerp als teken dat hij mag rijden. Je moet die blikken van die grieten zien, ze eten hem op met hun ogen. Mijn zoon, die zich met gespeelde achteloosheid volvreet aan de egofood die ik hem op zo’n moment met graagte serveer. Ik weet dat iedereen die wat populaire boekjes over opvoeden heeft gelezen de vloer aanveegt met de gedoodverfde ‘vriend met je kind’- relatie, maar ik wou dat ik met mijn vader zo’n band had gehad. Dochters, dat is iets heel anders. Hanne is nog een kind, ze is pas elf. Nog net geen tiener, gelukkig nog geen puber. Ze vliegt me nog om de hals en krijgt nog over de lippen dat ze van me houdt. Zoals ik van haar. Ze is een beetje Karen in het klein. Schattig toch? Hanne maak je nog blij met zo’n giga Toblerone staaf of ‘iets van Twilight’ uit de taxfree shop. Maarten had ik een voetbalshirt van AC Milan beloofd. Niet dat hij levend gezien wil worden in iets anders dan een coole skateroutfit. Hij verzamelt gewoon al voetbalshirts sinds zijn twaalfde. Af en toe rommelen we samen wat in zijn collectie. Vooral als we iets moeilijks te bespreken hebben, want dat truitjesritueel haalt wat stoom van de ketel. Vandaar dat ik eerst even langs Erik op de werf moest voor ik Maarten van school oppikte. Erik reist twee keer per maand naar Milaan. Hij, niet ik. Hij brengt mijn souvenirs mee, mijn herinneringen. Ik bezorg ze in het juiste nest, en ze bezorgen mij mijn vrijgeleide. Iedereen blij. Er is niets mis met mijn gezin. Karen is perfect. Ze is nog steeds een mooie vrouw, ze doet aan Zumba, heeft smaak, is zorgzaam en intelligent. Bovendien houdt ze van mij en vertrouwt ze me. Ze verstikt me niet. Ik heb een mateloze bewondering voor de manier waarop zij in mijn afwezigheid de boel draaiende houdt. Dat heeft ze altijd gedaan. Op haar kan ik rekenen en dat is veel waard. Zo iemand laat je niet in de steek. Maar misschien is het net mijn respect dat ons als koppel de das omdoet. Ik zou in haar bijzijn bijvoorbeeld nooit een ranzig woord over mijn lippen krijgen, terwijl Nina zich graag wentelt in een gezonde portie sexy Tourette van mijnentwege. Je wil het niet weten, op welke zinnetjes zij kickt… Gek wicht. Nina en Karen zijn twee werelden, waartussen ik pendel als een ruimtereiziger. Het zinnetje ‘Kies dan, lafaard’ heeft jaren door mijn hoofd gespookt als een mantra, een bezwering. Maar niemand vraagt je toch ooit om te kiezen tussen kerstmis en nieuwjaar? Je viert ze allebei. Een week geleden nog, toen ik zag hoe blij Karen was om mij na een week terug te zien, besefte ik ten volle dat ik haar niet wilde missen. Al vertaalt dat gevoel zich niet naar een spontaan diner bij kaarslicht en zou het bij Karen niet opkomen om een bad voor ons tweeën te laten lopen. Stel je voor: Maarten die zonder kloppen binnenloopt, Hanne die in haar ‘seks bah’ fase zit… Kinderen verbouwen een relatie nu eenmaal tot een club. De graad van intimiteit moet je delen door het aantal leden. Maar in ruil voor die koehandel krijg je een aantal unieke voordelen. Wat je kinderen betreft is het een exclusieve link, ze hebben maar één echte vader en moeder. Je betekent dus sowieso iets voor iemand. Kinderen kunnen je met trots vervullen, ze kunnen je vertederen, je schaamteloos ontroeren. Emoties die zo puur zijn dat je niet wist dat je ze in je had. Er is ook dat heerlijke ‘alles aan boord’ gevoel, allemaal in de sofa voor de televisie, als schipbreukelingen. De kat op de leuning, overal chips tussen de kussens. Ik die indommel en steevast de ontknoping van de krimi mis. ‘Papa werkt hard’, fluistert Karen dan vergoelijkend. Ja, op mijn manier. Ik had me mijn leven als architect ooit anders voorgesteld. Ik zou mijn stempel drukken op urbanisatie. Landmarks zou ik neerpoten in het landschap. Uiteindelijk komt het erop neer dat ik mijn handtekening zet onder vrij banale passe-partout plannen, zodat de aannemer aan de slag kan en mijn bureau kan factureren. Niets is zoals ik dacht dat het zou zijn. Ik had ook niet gedacht dat ik ooit kinderen zou hebben. Verantwoordelijkheden leken ooit ver van mijn bed. Ik had niet gedacht dat ik zo lang bij een vrouw zou kunnen blijven als ik nu bij Karen ben. Achttien jaar, stel je voor. Ik had nog veel minder gedacht dat ik op een bepaald moment ook nog passie zou ontdekken en mij daar totaal zou aan overgeven. Trouwen zelfs, met zo’n jong ding. Onvoorstelbaar toch. Mijn leven is een vat vol verrassingen. Aangename en minder aangename verrassingen, maar ik heb ze allemaal met even grote honger eigenhandig uitgepakt. Ik leid in mijn eentje twee levens. Het gekke is dat mijn levens niet synchroon van start zijn gegaan, maar dat ze nu wel in één tel samen dreigen te eindigen.

 

Nog snel even langs de werf aan de kaai voor een constructiecheck en een briefing van de mannen. Karen maakt thuis het eten klaar. Thaise soep en daarna Vlaamse stoverij, mijn favoriete culinaire kakafonie. Het moet allebei uren staan pruttelen. ‘Ik blijf niet lang weg, schat’. Kus via de telefoon. Niet lang ruikt dit keer naar een eeuwigheid. Ik weet hoe je op een werf moet rondlopen. Waar wel, waar niet. Na al die jaren met zo’n gele helm op ben je geroutineerd in het nemen van hindernissen. Op automatische piloot loop je over bruggetjes en planken, terwijl je met je hoofd ergens anders zit en plannen maakt die niets met bouwen te maken hebben. Ik verheug me op Karens stoofpot. Eerst nog even Nina laten weten dat ik goed ben aangekomen: ‘Milaan heeft een Indian summer bui, love you xxx’. Indian summer daar, maar moessonregens hier. De planken die het trapgat van de toekomstige service-flats voorlopig moeten dichten, hebben te lang buiten gelegen. Ze zijn nat en glad. Ik voel ze als staafjes van een mikadospel van elkaar weg glijden. Mijn voet kiest de verkeerde plank om mij alsnog te redden. Een misstap die mij de das omdoet, dat is wel ironisch…

 

Ik ken de exacte afstand tussen dit gat en de betonlaag die straks een garagevloer moet worden: 9 meter en 13 centimeter. Ik heb het zelf berekend. Ik val, ik hoor mezelf ergens in de verte roepen, ik hoor mijn kreet echoën. De bodem blijft weg. Wanneer komt de klap? Is mijn lichaam al gevloerd? Ik kan alleen maar denken, aan alles tegelijk. Aan vroeger, aan nu en aan wat komen moet. ‘Ober, de rekening’, schiet door mijn hoofd. ‘Ja, doe maar alles samen. Allebei mijn levens.’