VANDAAG IS ROOD

Bij de les blijven, Nuyens. Vandaag zetten we Nina en de hele trouwerij uit ons hoofd. Dat is voor volgende week. Vandaag gaan we met Karen naar een benefiet. Beschaafd een peperduur glaasje drinken in het lokaal van de golfclub hier in Keerbergen en daarna met een gerust hart gaan slapen, in de wetenschap dat ons geld naar tien gehandicapten gaat die graag eens willen gaan zeilen. Dromen worden waar, een mooi gebaar, Ik mag geen al te gulle weldoener zijn, want dan word ik te dronken en kom ik in de gevarenzone. In dronken toestand kan ik mijn twee werelden niet zo goed uit elkaar houden, dan lijkt het soms één pot nat. Dan sluipt het gevaar dichterbij dat ik Karen Nina ga noemen en de verkeerde mensen enthousiast een uitnodiging bezorg voor het huwelijksfeest in Mechelen. Drank heeft een gelijkaardige uitwerking op mijn libido en dan bestaat het – louter hypothetische – risico dat ik me op Karen stort en met haar het Ninamenu afwerk. Daar zou ze van opkijken. Wellicht zou het niet eens in goede aarde vallen, want Karen houdt niet van ‘gepruts tussen haar dijen’ zoals ze mijn eerlijke pogingen tot orale bevrediging wel eens heeft genoemd. Niet echt flatterend voor mijn mannelijke ego maar er is mij in de marge ook meegedeeld dat ik dit niet persoonlijk moet nemen. Soms vraag ik mij af wie van ons beiden eigenlijk het meest getraumatiseerd is door de bevallingen. Als vrouw is Karen sterker uit haar moederschap gekomen, maar als minnares is ze veel onzekerder geworden. Met die knip is er toen wel iets geknakt. Terwijl ik haar nochtans zou kunnen garanderen dat er voor mij absoluut niets fundamenteels veranderd is. Alleen haar houding, eigenlijk. Karen heeft een mooi lichaam, ze is elegant, heeft van die eindeloze benen,

 

Ik kom thuis en de kinderen zijn er niet. Ze logeren bij vriendjes. Hoewel, hun ‘vriendjes’ zijn bijna altijd vriendinnetjes, zowel in het geval van Hanne alsdat van Maarten. Er staat een jazzy muziekje op. ‘Karen?’ Geen reactie. ‘Karen, hoe laat moeten we vertrekken en hoe moet het met het eten? Eten we hier iets of gaan we eerst nog ergens iets eten?’ Karen komt van achter een hoek tevoorschijn. Ze geeft een spectaculair staaltje multitasking ten beste: ze houdt een telefoon tussen oor en schouder geklemd, probeert intussen met één hand een gesp van haar schoen dicht te maken en in de andere hand houdt ze een glas cava vast, waar ze af en toe van nipt. Ben ik dan al te laat voor het feestje? Ze praat luider dan anders en af en toe kirt ze van de pret. Op slag voel ik mij buitengesloten. Rationeel is het niet te verklaren, maar in een primitieve reflex vraag ik mij onmiddellijk af wie mijn vrouw zo gelukkig maakt dat ze kippengeluiden produceert en op één hoge hak door de kamer hopt. Haar battledress wekt in mij nog minder vertrouwen. Ze draagt een rode jurk met onbestaande schouderbandjes. Gewoon een hoop transparante flodders eigenlijk, die zwierig rond haar ranke lijf gedrapeerd zijn. Door wie, als ik dat mag vragen? Hoewel, als er een etiketje in zit is het gewoon prêt à porter en zijn er behalve een tiental kleine vlugge vingertjes in een sweatshop in Hong Kong geen handelingen aan te pas gekomen, laat staan ongeoorloofde manipulaties van het bewonderenswaardige lichaam van mijn vrouw. Rood doet iets met mij. Bizar maar waar. Karen loopt hinkend, met één vastgegespt en één wankel loshangend schoentje op mij toe, kust me vluchtig en gebaart dat ik haar rits moet dichtmaken.

 

Tegelijk maakt ze een einde aan haar telefoongesprek: ‘Ach schat, zo’n vaart zal het niet lopen, ik moet gaan nu, OK?… feestje!’

 

Ze gooit lachend haar hoofd in haar nek, een glorieus, achteloos, elegant gebaar waarmee ze mij weliswaar een soort achterwaartse kopstoot bezorgt. Ze dropt haar gsm ergens in een zetel, keert zich om en neemt mijn hoofd tussen haar handen. Naast mijn rechteroor parelt nu een vervaarlijk scheefhangend koud glas cava. Een bevreemdende situatie is dit. Ze kust me op het puntje van mijn neus en giechelt.

 

‘Lieve schat van mij, je kleren liggen klaar op het bed. Ga even douchen en dan zijn we weg, goed? Maar… eerst krijg jij ook bubbels van mij.’

 

Ze drukt me een glas cava in de hand en we klinken.

‘Oeps! In mijn ogen kijken, anders… zeven jaar slechte seks!’

Weer dat gegiechel waarbij haar ogen kleine spleetjes worden. Telt dat ook als niet in haar ogen kijken? Ik heb argwaan. Wat heeft Karen in deze voor haar totaal onkarakteristieke mood gebracht? Is ze er achter gekomen dat ik nog een tweede leven heb? Dat ik binnen enkele weken ga trouwen met Nina? Zijn er op dit adres soms per ongeluk papieren in de bus gevallen die daarop wijzen? Heeft ze in mijn mailbox gesnuisterd en berichten gelezen die ik misschien heb vergeten te wissen? Is ze op straat iemand tegengekomen die haar proficiat heeft gewenst met haar nakende huwelijk? Weet ze iets, iets dat haar ertoe zou kunnen aanzetten om dit soort bizarre aanloop te nemen naar een grote hysterische woedebui? Of heeft ze vanmiddag naar Oprah Winfrey zitten kijken of naar Doctor Phil en zoals miljoenen vrouwen wereldwijd voor de buis hun raad gevolgd: ‘Spice up your life!’ Ik spring in het diepe zonder eerst de borst nat te maken.

‘Zo vrolijk, Karen, heb ik iets gemist? Cava… vieren we iets?’

Karen lacht en schenkt nog wat bij.

‘Allez, nu ben ik eens spontaan en speels …’

‘… en een beetje dronken…’

‘Dat was om de rem er wat af te halen. Een mens moet elke dag leven alsof het de laatste is, Mark.’

Hm, te ver in de scheurkalender vooruitgelopen? Ze kwam recht voor mij staan en werd plots heel ernstig.

‘Martine, ken je Martine nog. De moeder van Larsje, die bij Maarten in de kleuterschool zat. We waren samen versiermoeders, verzorgden de decoratie in de turnzaal als er feestjes werden gevierd. Zo’n toffe… er is een knobbeltje in haar borst ontdekt, te laat, het was al uitgezaaid. Drie maanden later: dood. Kinderen van de leeftijd van de onze. Dood, Mark, niet geleefd. Dat wil ik niet hoeven te zeggen.’

Ze was duidelijk door elkaar geschud. De plotse dood van die Martine, die ik mij niet eens herinner, heeft haar lelijk aangegrepen. Het voorval was blijkbaar een aanslag op haar eigen sterfelijkheid. Beter zo – van horen zeggen – tot besef komen, dan bij ondervinding. Arme Karen. Ik nam haar in mijn armen en drukte haar stevig tegen me aan. Ze haalde diep adem alsof ze levenbrengende lucht tankte in die geborgenheid.

‘Zullen we eerst iets gaan eten in dat leuke restaurantje in Haacht, we hebben nog tijd zat. Het is ook niet zo dat we er stipt op tijd moeten zijn, hè?’

Karen die nog eens spontaan een voorstel uit haar mouw schudde! Goed plan. Zo hoefden we niet alleen minder tijd door te brengen tussen die stijve harken van de golfclub, maar La Fourchette was bovendien een super sympathieke boîte.

 

‘Laat dat pak maar zo, je ziet er goed uit Mark… tenzij je toch wil douchen?’

 

Ik mocht het nieuwe, relaxte elan van Karen niet breken. Al was ik pas teruggekeerd van een langdurig verblijf in een steenkoolmijn, dan had ik dit nog niet het moment gevonden om mijn persoonlijke hygiëne voorrang te geven op haar no-fuss, no-pressure voorstel. We vertrokken zoals we waren. Zij helemaal opgetut en ik in mijn banale broek-met-blazer combo.

 

Het restaurant zat afgeladen vol, maar er was nog een tafeltje vrij bij het haardvuur. De côte à l’os voor twee personen liet even op zich wachten, maar we troostten onszelf alvast met een uitstekend flesje wijn. Ik merkte hoe de mensen rondom ons tafeltje gecharmeerd glimlachten telkens ik hun blik kruiste. Alsof ze onze aanblik allemaal stilletjes met: ‘schoon koppel’ hadden gekwalificeerd. Karen zag er dan ook geweldig uit. Twee grote kinderen had ze en toch heeft ze haar mannequinmaatje weten te behouden. Ze babbelde druk over hoe fijn het was om nog eens in termen van een koppel te denken in plaats van een groep. Ja, dat kon ik me wel voorstellen. Twee mensen met één kind, dat laat zich nog een koppel met kind noemen. Maar als er een tweede kind bij komt, word je onvermijdelijk een groep.

 

Ik greep haar levendig gesticulerende handen vast en drukte er een kus op.

Côte à l’os, voor mevrouw en voor meneer. Ik schenk even wijn bij. Bon appétit.

De kelner verbrak onze verbinding met onze omgeving. Ik had alleen nog oog voor Karen. Zij bracht met een elegant handgebaar één vinger naar haar wimpers om haar mascara in bedwang te houden. Zo ontroerd was zij door mijn gebaar. Om eerlijk te zijn kon ik mij niet herinneren hoe lang het geleden was dat ik haar op die manier, spontaan en liefdevol, had aangeraakt. Ze moet al die tijd gedacht hebben dat ze mij als vrouw min of meer koud liet. Vreselijk.

‘Misschien moeten we eens zonder de kinderen op reis gaan, lieve, naar één of andere exotische bestemming.’

 

Ik meende het oprecht, maar ik dacht dat ik van tevoren al wist hoe ze zou reageren. Maar Karen repte met geen woord over onverantwoordelijke ouders, mogelijke hindernissen en praktische bezwaren. Ze knikte alleen maar, met een brede glimlach en glanzende ogen. Dankbaar dat we weer plannen maakten. Of het al dan niet realistisch was om een maand naar Buenos Aires te willen gaan of niet, dat deed er niet toe. Dat wij samen de hoofdrol speelden in die droom, dat was belangrijk. We dronken nog een pousse-café. Naar Haachtse normen was het intussen al behoorlijk laat geworden, en de kelners waren duidelijk aan het wachten tot wij eindelijk de plaat zouden poetsen. Wij waren de laatste gasten in het restaurant. Kwart over twaalf!

‘Jeezes, die benefiet Karen, helemaal niet meer aan gedacht! Het is gewoon middernacht voorbij. Ineens, de avond is voorbij gevlogen’.

‘Dit was onze eigen benefiet, Mark. Ik heb heel erg genoten, schat. Eigenlijk wil ik nog niet naar huis. Ik wil dansen!’

Dat was een moeilijke, dansen, waar deed een mens dat tegenwoordig in deze contreien?

‘Naar Leuven? Ergens aan de Oude Markt? Komaan, Dancing Queen, dat wil ik nog wel eens zien… ‘

We schaterden en liepen een beetje wankel naar de auto. Ik startte de motor… Karen legde haar hand op de mijne die op de versnellingspook rustte. Ze keek me aan met die blik die ik al bijna vergeten was van weleer, kuste mij vol op de mond.

‘Laten we naar huis gaan… we zijn alleen.’

Ik scheurde door de nacht. Thuis ontkurkten we nog een fles wijn. We hadden seks, wilde seks, voor het haardvuur in de woonkamer. Haar gulzigheid wond me op. Karen wilde mij en ik haar. Het voelde fantastisch, geil ook. Zie je wel: ik hield nog steeds van haar. Niet alleen als lieve moeder van mijn kinderen, als efficiënte bestuurder van onze huishouding, als warme gastvrouw en trouwe vriendin, maar als vrouw.

 

We besloten om niet banaal naar bed te gaan maar improviseerden een soort nest met massa’s donsdekens op het hoogpolig tapijt in de zitkamer. We waren op reis, weg uit onze regelmaat. Ik kon me totaal geen reden voorstellen om haar de volgende week weer in te ruilen voor een andere vrouw. Waarom moest ik trouwen met Nina?… als het zoveel eenvoudiger zou zijn dit telkens opnieuw te beleven met Karen, gewoonweg thuis. Hier moest ik ernstig over nadenken. Morgen, besloot ik. Morgen na de kater die diezelfde nacht al op de loer lag.