Mellberg straalde toen hij de keuken op het politiebureau binnenstapte.
‘Wat zien jullie er moe uit!’
Patrik keek hem nijdig aan. ‘We hebben de hele nacht gewerkt.’
Hij knipperde met zijn ogen tegen de slaap. Hij kon ze nauwelijks openhouden omdat hij hele nacht niet had geslapen, maar hij vertelde in het kort aan Mellberg wat er was gebeurd en wat ze op de boerderij hadden gevonden. Mellberg ging op een van de harde spijlenstoelen aan de keukentafel zitten.
‘Maar dat klinkt alsof de zaak is opgelost.’
‘Nou, het heeft niet helemaal opgeleverd wat we hadden gehoopt.’ Patrik speelde met zijn koffiekopje. ‘Er zijn nog te veel losse eindjes, Marta en Molly worden vermist, Helga lijkt verdwenen en god mag weten waar Jonas is. En het verband met de moord op Ingela Eriksson voelt heel erg vaag. We kunnen er bijna zeker van zijn dat Jonas vier van de meisjes heeft ontvoerd die de afgelopen jaren zijn verdwenen, maar hij was nog maar een kind toen Ingela werd vermoord. En dan hebben we nog de moord op Lasse Hansson. Als Victoria een relatie had met Marta, heeft Marta hem dan vermoord, en in dat geval: hoe? Of heeft ze Jonas verteld dat ze werd gechanteerd en heeft hij toen het heft in eigen handen genomen?’
Mellberg had een paar keer iets willen opmerken, maar Patrik had hem de kans niet gegeven. Nu schraapte hij zijn keel en keek er tevreden bij.
‘Ik heb misschien het verband tussen de zaak-Ingela Eriksson en Victoria gevonden, naast de verwondingen dus. Jonas is niet de schuldige. Of ja, misschien gedeeltelijk.’
‘Wat bedoel je?’ Patrik rechtte zijn rug en was ineens klaarwakker. Was het mogelijk dat Mellberg echt iets had ontdekt?
‘Ik heb het onderzoeksmateriaal gisteravond nog een keer doorgelezen. Weet je nog dat Ingela Erikssons man had gezegd dat ze die dag bezoek hadden gehad van iemand die op een advertentie had gereageerd?’
‘Ja…’ zei Patrik en hij voelde dat hij naar voren wilde buigen om de woorden uit Mellbergs mond te trekken.
‘Het was een auto-advertentie. De man wilde hun oude auto kopen. Om hem op te knappen. Je begrijpt zeker wel wie ik bedoel?’
Patrik zag de schuur voor zich waar hij de afgelopen nacht uren had doorgebracht.
‘Einar?’ zei hij ongelovig.
Hij voelde hoe de radertjes langzaam in beweging kwamen en een theorie vorm kreeg. Een verschrikkelijke theorie, maar niet onaannemelijk. Hij stond op.
‘Ik ga het de anderen vertellen. We moeten terug naar de boerderij.’ Zijn moeheid was op slag verdwenen.
Erica reed over de weg die sinds de sneeuwstorm van de afgelopen nacht nog niet was schoongeveegd. Ze reed waarschijnlijk veel te hard, maar ze had op dit moment moeite om zich op het rijden te concentreren. Het enige waar ze aan kon denken was wat Laila haar had verteld en dat Louise leefde.
Ze had geprobeerd Patrik te bellen om door te geven wat ze te weten was gekomen, maar hij nam niet op. Gefrustreerd probeerde ze zelf haar indrukken op een rijtje te zetten, maar er was steeds één gedachte die sterker was dan de andere: als Molly bij Louise was – of Marta, zoals ze zich tegenwoordig noemde – dan verkeerde ze in gevaar. Erica vroeg zich af waarom ze juist die naam had gekozen en hoe zij en Jonas elkaar hadden ontmoet. Hoe groot was de kans dat twee zulke disfunctionele mensen elkaar zouden tegenkomen? In de recente geschiedenis waren er weliswaar meer voorbeelden van fatale koppels: Myra Hindley en Ian Brady, Fred en Rosemary West, Karla Homolka en Paul Bernardo. Maar dat maakte het allemaal niet minder beangstigend.
Ze bedacht ineens dat Patrik en zijn collega’s Molly en Marta misschien al hadden gevonden, maar realiseerde zich vervolgens dat dat niet erg waarschijnlijk was. Nee, dan had hij wel gebeld om het te vertellen, al was het maar heel kort, daar was ze zeker van. Ze waren dus niet op de boerderij. Waar konden ze zijn?
Ze passeerde de noordelijke toegangsweg naar Fjällbacka via Mörhult en remde in de smalle bochten, waar de weg naar de rij nieuwe boothuizen schuin afliep. Je moest hier niet in volle vaart een tegenligger tegenkomen. Keer op keer nam ze in gedachten Laila’s verhaal over die verschrikkelijke dag door, over wat er in dat afgelegen huis was gebeurd. Het was al voordat de mensen het zo begonnen te noemen een huis van de angst geweest, voordat iemand de waarheid kende.
Erica trapte op de rem. De auto slipte en haar hart ging tekeer terwijl ze haar uiterste best deed om de wagen onder controle te krijgen. Toen sloeg ze met haar hand op het stuur. Wat was ze toch een sukkel! Ze trapte het gaspedaal weer in, reed langs hotel-restaurant Richter, dat in de oude conservenfabriek gehuisvest was, en moest zich inhouden om niet als een dolleman over de winterse en lege maar zeer smalle straten van Fjällbacka te rijden. Toen ze het dorp uit was, durfde ze weer wat meer gas te geven, maar ze dwong zichzelf het rustig aan te doen vanwege de gladheid.
Met haar blik strak op de weg gericht belde ze Patrik weer. Hij nam niet op. Ze probeerde ook Gösta en Martin te bereiken, maar tevergeefs. Ze waren kennelijk druk bezig en ze had graag geweten waarmee. Na enige aarzeling belde ze Patriks nummer nog een keer en sprak een boodschap in op zijn voicemail. Ze vertelde in het kort wat ze te weten was gekomen en waar ze naartoe ging. Hij zou vermoedelijk ziedend worden, maar ze had geen keus. Als ze gelijk had maar niets deed, kon dat catastrofale gevolgen hebben. En ze zou voorzichtig zijn. Ze had in de loop van de jaren wel íéts geleerd. En ze moest om haar kinderen denken, ze zou geen risico’s nemen.
Ze parkeerde een eindje verderop zodat de motor niet te horen was en sloop vervolgens naar het huis. Het zag er volkomen verlaten uit, maar er waren verse bandensporen in de sneeuw, dus er was onlangs iemand geweest. Ze opende de voordeur zo zacht ze maar kon. Ze spitste haar oren. Aanvankelijk leek het doodstil, maar toen meende ze een zwak geluid te horen. Het leek van beneden te komen en het klonk alsof iemand om hulp riep.
Op slag was ze vergeten dat ze zich had voorgenomen voorzichtig te zijn. Ze rende naar de kelderdeur en trok die open.
‘Hallo? Wie is daar?’ Ze hoorde de paniek in de stem. Die leek van een oudere vrouw te zijn. Koortsachtig probeerde ze zich te herinneren waar de schakelaar zat.
‘Ik ben Erica Falck,’ zei ze. ‘Wie zijn er beneden?’
‘Ik,’ hoorde ze. Die angstige stem moest van Molly zijn. ‘En oma.’
‘Rustig maar. Ik probeer eerst het licht aan te doen,’ zei Erica en ze vloekte voordat ze uiteindelijk de schakelaar vond. Opgelucht draaide ze hem om en deed een schietgebedje dat de lamp het nog steeds deed. Toen hij aanging, kneep ze in een reflex haar ogen half dicht tot ze aan het felle licht gewend waren. Beneden in de kelder zag ze twee gedaantes die tegen de muur waren gekropen, beiden hielden beschermend hun handen voor hun ogen.
‘Mijn god,’ zei Erica en ze liep met snelle passen de steile trap af. Ze stormde op Molly af, die zich snikkend aan haar vastklampte. Ze liet het meisje even tegen haar schouder huilen en maakte zich toen los uit haar greep.
‘Wat is er gebeurd? Waar zijn je ouders?’
‘Ik weet het niet, het is allemaal zo vreemd…’ stamelde Molly.
Erica keek naar de handboeien die aan de grove ketting waren vastgemaakt. Ze herkende ze van de vorige keer dat ze in de kelder was geweest. Het was dezelfde ketting waarmee Louise jaren geleden aan de muur vastgeketend had gezeten. Ze draaide zich om naar de oudere vrouw en keek haar vol medelijden aan. Haar gezicht was vuil en ze had diepe rimpels.
‘Weet u of er sleutels zijn, zodat ik jullie los kan maken?’
‘De sleutel van mijn handboeien ligt daar.’ Helga wees naar een werkbank, die tegen de andere muur stond. ‘Als u mij losmaakt, zoeken we samen naar die van Molly’s handboeien. Er zijn twee verschillende sleutels en ik weet niet waar de andere is gebleven.’
Erica was onder de indruk van de kalmte van de oude vrouw en stond op om de sleutel te pakken. Achter haar klonk het ongecontroleerde gesnik van Molly, ze mompelde dingen die Erica niet verstond. Met de sleutel in haar hand liep ze terug en knielde neer bij de vrouw.
‘Wat is er gebeurd? Waar zijn Jonas en Marta? Hebben zij jullie hier vastgeketend? Mijn god, hoe kan iemand zoiets met zijn eigen kind doen?’
Ze ratelde maar door terwijl ze aan het slot prutste. Maar toen hield ze abrupt haar mond. Ze had het wel over Molly’s vader en moeder. Wie ze ook waren en wat ze ook hadden gedaan, het waren nog steeds haar ouders.
‘Maakt u zich maar geen zorgen, de politie zal ze weten te vinden,’ zei ze zachtjes. ‘Wat uw zoon u en Molly heeft aangedaan is verschrikkelijk, maar ik beloof u dat hij wordt opgepakt. Ik weet genoeg om hem en zijn vrouw voor altijd achter de tralies te krijgen.’
Het slot ging open, Erica stond op en veegde haar knieën schoon. Toen stak ze een hand uit om de oudere vrouw overeind te helpen.
‘Dan moeten we nu de andere sleutel zien te vinden,’ zei ze.
Molly’s oma keek haar aan met een blik die ze niet kon duiden en langzaam voelde ze de angst in haar buik opkomen. Na een wonderlijke stilte zei Helga rustig, terwijl ze haar hoofd scheef hield: ‘Jonas is mijn zoon. Ik kan helaas niet toestaan dat u zijn leven verpest.’
Met onverwachte snelheid bukte ze zich, pakte een schop van de vloer en hief die omhoog. Het laatste wat Erica hoorde was Molly’s schelle geschreeuw, dat tussen de muren weerkaatste. Toen werd alles zwart.
Het was vreemd om op te boerderij terug te komen na alle uren die ze er hadden doorgebracht. In het licht van de schijnwerpers waren er dingen onthuld die geen mens zou moeten zien. Het was er stil en rustig. De paarden waren gevangen. Ze stonden echter niet in de stal, maar waren naar de omliggende boerderijen gebracht. De eigenaren waren er immers niet, dus er was geen andere oplossing.
‘We hadden de boel misschien moeten laten bewaken,’ zei Gösta toen ze over het verlaten erf liepen.
‘Mijn idee,’ zei Mellberg.
Patrik knikte. Achteraf was het altijd makkelijk praten, maar Gösta had gelijk. Verse autosporen leidden naar de woning van Einar en Helga, en ook daarvandaan. Er waren daarentegen geen auto- of voetsporen voor het huis van Marta en Jonas. Misschien hadden ze gedacht dat het huis werd bewaakt. Patrik voelde zijn onbehagen toenemen. Gezien de onbegrijpelijke theorie die zich had ontwikkeld was het onmogelijk te weten wat ze konden verwachten.
Martin opende de voordeur en stapte naar binnen.
Ze riepen niets, liepen stil door het huis en keken waakzaam om zich heen. Maar uit de leegte in de kamers maakte Patrik op dat de mensen die dat konden waren vertrokken. Dat was het volgende probleem: proberen de vier personen te lokaliseren die nog steeds vermist werden, sommige vrijwillig, andere niet. Hopelijk waren ze allemaal nog in leven, maar daar was hij niet helemaal zeker van.
‘Oké, Martin en ik gaan naar boven,’ zei hij. ‘De anderen blijven beneden voor het geval er onverhoopt iemand komt.’
Met elke pas die hij op de trap zette raakte Patrik er vaster van overtuigd dat er iets mis was, en het was alsof alles in hem zich verweerde tegen wat hij boven zou aantreffen. Maar zijn voeten bleven bewegen.
‘Wacht even,’ zei hij en hij stak zijn arm uit om Martin tegen te houden toen die hem wilde inhalen. ‘We kunnen maar beter het zekere voor het onzekere nemen.’
Hij pakte zijn pistool en ontgrendelde het. Martin volgde zijn voorbeeld. Met getrokken wapen slopen ze de laatste traptreden op. De eerste kamers, die op de gang uitkwamen, waren allemaal leeg en ze liepen door naar de achterste.
‘Allejezus.’ Patrik liet zijn wapen zakken. Hoewel zijn hersenen registreerden wat hij zag, kon hij het toch niet bevatten.
‘Allejezus,’ herhaalde Martin achter hem. Vervolgens liep hij een paar passen terug en Patrik hoorde hem in de gang overgeven.
‘We gaan niet naar binnen,’ zei Patrik. Hij was op de drempel blijven staan en keek naar het macabere tafereel voor hen. Einar lag half zittend in zijn bed. Zijn beenstompen lagen boven op de deken en zijn armen hingen slap langs zijn zij. Naast zijn ene arm lag een spuitje en Patrik vermoedde dat er ketamine in had gezeten. Einars oogkassen waren lege, bloederige gaten. Het leek haastig gedaan en het bijtende zuur had wonden op zijn wangen en borstkas veroorzaakt. Er liepen straaltjes bloed uit zijn oren en zijn mond was een rode kleverige grimas.
Links van het bed stond de tv aan en Patrik zag nu pas wat er op het scherm werd getoond. Zonder iets te zeggen wees hij ernaar en hij hoorde Martin achter zich slikken.
‘Wat is dat in godsnaam?’ zei hij.
‘Ik denk dat we een paar films uit de ruimte onder de schuur hebben gevonden.’