Fjällbacka 1975
De messen beangstigden haar nog het meest. Scherp en glimmend lagen ze plotseling op plekken waar ze niet thuishoorden. In het begin had ze ze gewoon opgepakt en teruggelegd in de keukenla, in de hoop dat haar uitgeputte, opgejaagde geest haar parten speelde. Maar daarna doken ze weer op: naast het bed, in de la met ondergoed, op de tafel in de woonkamer. Als macabere stillevens lagen ze daar, en ze begreep niet wat het betekende. Wilde het niet begrijpen.
Op een avond aan de keukentafel kreeg ze een snee in haar arm. De aanval kwam uit het niets en ze werd verrast door de pijn. Er gutste knalrood bloed uit de wond en ze keek er met verbazing naar voordat ze naar het aanrecht rende om een handdoek te pakken waarmee ze de bloedstroom kon stelpen.
Het duurde vrij lang voordat de wond was genezen. Hij raakte geïnfecteerd en als ze hem schoonmaakte deed het zoveel pijn dat ze op haar lippen moest bijten om het niet uit te schreeuwen. Eigenlijk had hij gehecht moeten worden, maar ze tapete hem zo goed en zo kwaad als het ging in. Ze hadden besloten hier in Fjällbacka zo min mogelijk naar de dokter te gaan.
Maar ze vermoedde dat dit slechts de eerste wond was en dat er meer zouden volgen. Het kon een paar dagen rustig zijn, maar dan brak de hel weer los. De woede-uitbarstingen en de haat waren onbeschrijflijk. De machteloosheid verlamde haar. Waar kwam het kwaad vandaan? Ze vermoedde dat die vraag nooit zou worden beantwoord. Om de simpele reden dat er geen antwoord bestond.