1
25 juli 1989
Cook Kreek, Alaska
Zwarte wolken rolden dreigend over de zee van Kodiak Island en veranderden het diepgroene oppervlak in loodgrijs. De oranje gloed van de zon werd als een kaarsvlam gedoofd. Anders dan de meeste stormen vanaf de Golf van Alaska die winden veroorzaakten van 90 tot meer dan 200 kilometer per uur, gaf deze een zacht briesje. Het begon te regenen, eerst zacht en daarna werd het een zondvloed van water die de zee wit sloeg.
Op de brug van de kustwachterCatawba keek luitenant ter zee 2de klasse Amos Dover door een kijker, spande zijn ogen in om de regen te doorboren. Het was net of je door een schitterend toneelgordijn keek. Het zicht ging niet verder dan 400 meter. De regen viel koud op zijn gezicht en voelde nog kouder aan toen het water langs de opstaande kraag van zijn regenjas in zijn nek sijpelde. Ten slotte spuwde hij een doordrenkte sigaret over de reling en ging de droge warmte van het stuurhuis in.
'Radar!' riep hij bars.
'Contact 650 meter recht vooruit en sluiten,' antwoordde de radarman zonder zijn ogen van de kleine beeldjes op de buis af te houden.
Dover knoopte zijn jas open en veegde met een zakdoek het water van zijn nek. Moeilijkheden waren het laatste dat hij verwachtte bij matig weer.
Er raakte maar zelden een boot van de vissersvloot of een pleziervaartuig verloren midden in de zomer. De winter was het seizoen waarin de Golf naar en rancuneus ging doen. De kille arctische wind die in aanraking kwam met de warmere lucht van de Alaska-Stroom deed ongelooflijke winden ontstaan en huizenhoge zeeën, die rompen en beijsde dekken kraakten tot een schip topzwaar werd, slagzij maakte en zonk als een baksteen.
Er werd een noodsein opgevangen door een schip dat zelf de Amie Marie heette. Een snelle SOS gevolgd door een opgave van de positie en de woorden ' . . . denk dat allen sterven.'
Herhaalde oproepen om verdere informatie werden uitgezonden, maar de radio aan boord van de Amie Marie bleef zwijgen.
Van zoeken vanuit de lucht kon geen sprake zijn voordat het weer verbeterd was. Elk schip binnen honderd mijl veranderde zijn koers en voer met volle kracht in antwoord op de noodsignalen. Door haar grotere snelheid schatte Dover dat de Catawba de eerste zou zijn die het getroffen schip zou bereiken. Haar grote dieselmotoren hadden haar al voorbij een kustvaarder gestuwd en een heilbot-beugvissersboot die ze schommelend in haar kielzog achterliet.
Dover was een beer van een vent die zijn sporen bij het zeeredden had verdiend. Hij had twaalf jaar in de noordelijke zeeën doorgebracht, had hardnekkig zijn schouders tegen elke sadistische gril van de Noordelijke IJszee gegooid. Hij was taai en verweerd, langzaam en houterig in zijn fysieke bewegingen, maar hij bezat een rekenkundig verstand dat zijn bemanning altijd weer ontzag inboezemde. In minder tijd dan nodig was om de computers van het schip te programmeren had hij de windkracht berekend en de stroming, de positie waar het schip zich bevond en het wrak, of ook overlevenden gevonden zouden worden - en hij had het precies bij het rechte eind gehad.
Het gonzen van de machines onder zijn voeten leek een koortsachtige sterkte aan te nemen. Als een losgelaten hond leek de Catawba de geur van haar prooi te volgen. Iedereen scheen door een voorgevoel gegrepen te zijn. Zonder op de regen te letten stonden ze op de dekken en de brug.
'400 meter,' schalde de radarman.
Daarna begon een zeeman die zich aan de boegspriet vasthield energiek in de regen te wijzen.
Dover boog zich uit het stuurhuis en riep door een scheepshoorn: 'Drijft ze nog?'
'Ze drijft als een rubber eendje in een badkuip,' riep de zeeman met de handen aan zijn mond terug.
Dover knikte tegen de officier van de wacht. 'Minder kracht.'
'Motoren eenderde,' bevestigde de officier terwijl hij een rij hefbomen op de automatische console van het schip overhaalde.
De Amie Marie kwam langzaam vooruit door de neerslag. Ze verwachtten dat het schip half vol water, in zinkende toestand zou zijn. Maar het dreef trots op het water op de lichte golven, zonder ook maar een teken van nood. Er hing een stilte omheen die onnatuurlijk leek, bijna spookachtig. De dekken waren verlaten en de roep van Dover door de hoorn bleef onbeantwoord.
'Het lijkt me een krabbenvisser te zijn,' mompelde Dover tegen niemand in het bijzonder. 'Stalen romp, ongeveer 37 meter lang. Waarschijnlijk van een werf in New Orleans.'
De radioman hing uit de verbindingshut en zwaaide naar Dover. 'Van het scheepsregister, meneer. De Amie Marie is van schipper Carl Keating. De thuishaven is Kodiak.'
Weer riep Dover naar de vreemd vredige krabbenschuit en nu riep hij Keating bij zijn naam. Er kwam nog geen antwoord.
De Catawba draaide langzaam en naderde tot op een honderd meter. Daarna stopten haar machines en dreef ze langszij.
De stalen krabbenmanden waren netjes opgestapeld op het verlaten dek en er kwam een vleugje rook uit de schoorsteen wat erop leek te duiden dat de motoren in vrijstand liepen. Er was geen menselijke beweging te ontdekken door de patrijspoorten of de ramen van het stuurhuis.
De entergroep bestond uit twee officieren, luitenant ter zee 3de klas Pat Murphy en luitenant Marty Lawrence. Zonder de gebruikelijke praatjes trokken ze hun beschermende kleding aan tegen het koude water als ze per ongeluk in zee zouden vallen. Ze wisten niet meer hoe vaak ze al routine-onderzoeken hadden gedaan op buitenlandse schepen die binnen de 200-mijlszone van Alaska verdwaald raakten. Maar nu was er niets van routine bij dit onderzoek. Er stond geen bemanning van vlees en bloed aan de reling om hen te begroeten. Ze klommen in een kleine rubber Zodiac die aangedreven werd door een buitenboordmotor en gooiden los.
Het duurde nog maar een paar uur voor het donker zou worden. De regen was druilerig geworden, maar de wind was toegenomen en de zee werd hoger. Het werd vreemd stil op de Catawba. Niemand zei wat; het was alsof ze bang waren om iets te zeggen, tenminste totdat de betovering van het onbekende was verbroken.
Ze zagen hoe Murphy en Lawrence hun bootje aan de krabbenboot bonden, zich op het dek hesen en door een deur in de hoofdcabine verdwenen.
Verscheidene minuten gingen langzaam voorbij. Zo nu en dan verscheen een van de onderzoekers op het dek, om dan weer door een luik te verdwijnen. Het enige geluid in de stuurhut van de Catawba kwam van de storing uit de luidspreker op het schip.
De zender was luid en afgestemd op een noodfrequentie. Opeens, en zo plotseling dat zelfs Dover tweemaal knipperde van verrassing, weerklonk Murphy's stem in de stuurhut.
'Catawba, dit is de Amie Marie.'
'Spreekt u maar, Amie Marie,' antwoordde Dover in een microfoon.
'Ze zijn allemaal dood.'
De woorden klonken zo koud, zo kortaf, dat ze eerst tot niemand doordrongen.
'Herhaal.'
'Geen teken van leven in een van hen. Zelfs de kat is erbij.'
De entergroep had een dodenschip gevonden. Het lichaam van schipper Keating lag op het dek, zijn hoofd rustte tegen een schot onder de radio. Verspreid door de hele boot, in de kombuis, de eetzaal en de hutten lagen de lijken van de bemanning van de Amie Marie. Hun gezichtsuitdrukkingen waren bevroren in verwrongen doodsangst en hun armen en benen verdraaid in groteske houdingen, alsof ze de laatste ogenblikken met geweld van zich afgeslagen hadden. Hun huid had een vreemde zwarte kleur gekregen en uit al hun openingen was bloed gelopen. De Siamese kat van het schip lag naast een wollen deken die ze in haar doodsstrijd had verscheurd.
Het gezicht van Dover verried eerder verwarring dan geschoktheid door Murphy's beschrijving. 'Kun je een oorzaak vaststellen?' vroeg hij.
'Ik kan er zelfs niet naar raden,' was Murphy's antwoord. 'Er is geen teken van strijd. Geen tekens op de lichamen en toch hebben ze gebloed als geslachte varkens. Het lijkt erop dat wat hen doodde hen allen tegelijk heeft getroffen.'
'Blijf paraat.'
Dover keerde zich om en keek naar de gezichten om hem heen tot hij de scheepsarts ontdekte, de ijverige Isaac Thayer.
Dokter Thayer was de populairste man aan boord. Als oudgediende van de Kustwacht had hij de pluche kantoren en het hoge inkomen van een geneesheer aan land al lang opgegeven voor het harde leven van de zeeredder.
'Wat denk je ervan, dok?' vroeg Dover.
Thayer haalde zijn schouders op en glimlachte. 'Het lijkt me beter dat ik een visite afleg.'
Dover liep ongeduldig over de brug heen en weer, terwijl dokter Thayer in een tweede Zodiac ging en de ruimte tussen beide schepen overstak. Dover gaf de man aan het roer opdracht
de Catawba in positie te brengen om de krabbenboot op sleeptouw te kunnen nemen. Hij concentreerde zich nu op de manoeuvre en merkte niet de radioman op die naast hem stond.
'Er komt net bericht binnen, meneer, van een piloot die voorraden brengt naar een groep wetenschappers op Augustine Island.'
'Nu niet,' zei Dover bruusk.
'Het is urgent, kapitein,' hield de radioman aan.
'Goed, lees de inhoud voor.'
'"Wetenschappelijke groep allen dood." Dan iets onverstaanbaars en wat klinkt als "Red me".'
Dover keek hem wezenloos aan. 'Is dat alles?'
'Ja meneer. Ik probeerde hem weer op te roepen, maar er kwam geen antwoord.'
Dover hoefde niet op een kaart te kijken om te weten dat Augustine een onbewoonde vulkaan was op slechts dertig mijl van de positie die hij nu had. Een plotseling misselijkmakend besef schoot door hem heen. Hij greep de microfoon en riep erin: 'Murphy! Ben je daar?'
Niets.
'Murphy . . . Lawrence . . . hoor je me?'
Weer geen antwoord.
Hij keek door het raam en zag dokter Thayer over de reling van de Amie Marie klimmen. Dover bewoog zich snel voor een man van zijn reusachtige afmetingen.
'Dok! Kom terug, kom van die boot af!' bulderde zijn stem over het water.
Het was te laat. Thayer was al een luik ingegaan en verdwenen.
De mannen op de brug keken hun kapitein met niet begrijpende blikken aan. Zijn gezicht stond strak en hij had iets wanhopigs over zich toen hij terugsnelde naar de stuurhut en de microfoon greep.
'Dok, hier Dover, hoor je me?'
Er gingen twee minuten voorbij, twee eindeloze minuten, terwijl Dover zijn mannen op de Amie Marie naar boven probeerde te krijgen. Zelfs het oorverdovende gillen van de sirene van de Catawba bracht geen antwoord.
Ten slotte klonk Thayers stem met een vreemde ijskoude kalmte over de brug.
'Tot mijn spijt moet ik rapporteren dat luitenant ter zee 3de klas Murphy en luitenant Lawrence dood zijn. Ik kan geen tekens van leven vinden. Wat de oorzaak ook moge zijn, het zal mij treffen voordat ik kan ontsnappen. Je moet deze boot in quarantaine nemen. Versta je mij, Amos?'
Dover kon niet bevatten dat hij plotseling zijn oude vriend zou verliezen. 'Ik begrijp je niet, maar ik zal aan het verzoek voldoen.'
'Goed. Ik zal de symptomen beschrijven zoals ze zich voordoen. Begin me al licht in het hoofd te voelen. Pols neemt toe tot 150. Kan de oorzaak opgelopen hebben door de huid. Pols 170.'
Thayer pauzeerde. Zijn volgende woorden kwamen met tussenpozen.
'Steeds misselijker . . . Benen . . . kunnen niet. . . meer. Intens brandend gevoel ... in sinusstreek. Inwendige organen . . . voelen aan alsof ze . . . zullen ontploffen.'
Iedereen op de brug van de Catawba kwam dichter bij de luidspreker staan, niet in staat te begrijpen dat een man die ze kenden en respecteerden op zo korte afstand stervende was.
'Pols . . . boven de 200. Pijn . . . ondraaglijk. Alles wordt zwart.' Er was een hoorbaar gekreun. 'Zeg . . . zeg tegen . . . mijn vrouw
De luidspreker werd stil.
Je kon de schok ruiken, zien in de wijdopen ogen van de bemanning die daar vol afschuw stond.
Dover keek als verlamd naar de graftombe genaamd Amie Marie. Zijn handen hield hij hulpeloos en wanhopig op zijn rug.
'Wat is er aan de hand?' mompelde hij toonloos. 'Waardoor gaat iedereen in godsnaam dood?'
2
'Hang die klootzak op!'
'Oscar, let een beetje op je woorden met de meisjes erbij.'
'Die hebben wel erger gehoord. Het is krankzinnig. Dat uitvaagsel vermoordt vier kinderen en de een of andere idioot van een rechter seponeert de zaak omdat de verdachte te veel onder de drugs zat om toerekeningsvatbaar te zijn. God, geloof jij dat?'
Carolyn Lucas schonk haar man de eerste kop koffie in van die dag en bracht snel hun twee dochtertjes naar de halte van de schoolbus. Hij gebaarde dreigend naar de tv alsof het de schuld was van de nieuwslezer dat de moordenaar vrij rondliep.
Oscar Lucas praatte met zijn handen op een manier die weinig leek op de gebarentaal voor doven. Hij zat met gebogen schouders aan tafel, een houding die zijn slungelachtig lichaam van een meter tachtig camoufleerde. Zijn hoofd was zo glad als een biljartbal op een paar grijzende lokjes aan zijn slapen na en zijn borstelige wenkbrauwen hingen over een paar bruine ogen. Hij hoorde niet bij de brigade van Washington DC in hun blauwe streepjeskostuums en droeg een sportpantalon en sport colbert.
Hij was begin veertig en leek eerder een tandarts of boekhouder dan de agent die speciaal belast was met de presidentiële beschermingsafdeling van de Geheime Dienst. Gedurende zijn twintig jaar als agent had hij velen gefopt met zijn voorkomen van aardige buurman, van de presidenten van wie hij de levens bewaakte tot de potentiële moordenaars die hij een spaak in het wiel had gestoken voordat ze de kans hadden iets te doen. Bij zijn werk was hij ernstig en niet erg agressief, maar thuis was hij doorgaans erg kwajongensachtig en humoristisch, behalve natuurlijk als hij onder invloed kwam van het journaal van acht uur.
Lucas nam een laatste slok koffie en stond van tafel op. Hij hield zijn jas open - hij was linkshandig - en trok de heupholster recht met de Smith and Wesson .357 Magnum Model 19 met 6,35 cm-loop. Het standaardpistool had hij van de Dienst gekregen toen zijn opleiding voorbij was en hij als nieuw agentje begon in de buitendienst in Denver met het zoeken naar valsemunters en vervalsers. Hij had het twee keer moeten trekken, maar had de trekker buiten schootsafstand moeten overhalen.
Carolyn haalde de vaatwasser leeg toen hij achter haar kwam staan. Hij trok een waterval van blond haar opzij en gaf haar een kusje in haar nek. 'Ik ga.'
'Vergeet niet dat het vanavond kaarten is aan de overkant bij de Hardings.'
'Dan ben ik wel thuis. De baas gaat vandaag het Witte Huis niet uit.'
Ze keek hem aan en glimlachte. 'Zorg ervoor dat het niet gebeurt.'
'Ik zal de president meteen vertellen dat mijn vrouw kwaad is als ik laat moet werken.'
Ze lachte en legde haar hoofd even tegen zijn schouder. 'Zes uur.'
'Goed,' zei hij quasi vermoeid en ging de achterdeur uit.
Lucas reed zijn gehuurde dienstauto, een luxe Buick sedan, achteruit de straat op en ging richting stad. Voordat hij aan het eind van de straat was riep hij het centrale commandokantoor van de Geheime Dienst op met zijn autoradio.
'Crown, met Lucas. Ik ben op weg naar het Witte Huis.'
'Goede reis,' antwoordde een metaalachtige stem.
Hij begon al te transpireren. Hij zette de airconditioning aan. De zomerhitte in de hoofdstad leek nooit minder te worden. De vochtigheidsgraad was boven de negentig en de vlaggen langs Embassy Row aan Massachusetts Avenue hingen slap en levenloos in de zwoele lucht.
Hij minderde vaart en stopte bij het toegangshek aan West Executive Avenue en bleef even staan terwijl een geüniformeerde wacht van de Dienst knikte en hem doorliet. Lucas parkeerde de auto en ging de westelijke hoofdingang van de benedenverdieping van het Witte Huis in.
Bij de GD-commandopost met de codenaam W-16 bleef hij staan om een praatje te maken met de mannen die een rij elektronische verbindingsapparaten bedienden. Daarna nam hij de trap naar zijn kantoor op de tweede verdieping van de oostelijke vleugel.
Het eerste dat hij 's morgens deed nadat hij achter zijn bureau was gaan zitten was het nakijken van de agenda van de president en de van tevoren gemaakte rapporten van de agenten die belast waren met de planning van de veiligheid.
Lucas bekeek voor de tweede keer de lijst met de toekomstige gangen van de president en zijn gezicht toonde steeds meer ontsteltenis. Er was een onverwachte toevoeging, een belangrijke. Hij smeet de lijst geïrriteerd neer, draaide zijn stoel en keek naar de muur.
De meeste presidenten waren gewoontedieren, hielden zich aan strakke schema's. Op het komen en gaan van Nixon kon je de klok gelijkzetten. Reagan en Carter weken zelden van vastgestelde plannen af. Maar de nieuwe man in het Ovale Kantoor niet. Hij beschouwde de afdeling van de Geheime Dienst als een last, en wat erger was, hij was zo onvoorspelbaar als het maar kon.
Voor Lucas en zijn ondergeschikten was het een vierentwintiguursspel om te proberen de 'Man' een stap voor te blijven, te raden waar hij plotseling besloot heen te gaan en wanneer, welke bezoekers hij zou uitnodigen zonder genoeg tijd te geven voor behoorlijke veiligheidsmaatregelen. Het was een spel dat Lucas vaak verloor.
Binnen een minuut was hij beneden in de westelijke vleugel en stond hij tegenover de machtigste man van de leiding, stafchef Daniël Fawcett.
'Goedemorgen Oscar,' zei Fawcett en glimlachte welwillend. 'Ik dacht wel dat je nu binnen zou komen rennen.'
'Er staat een nieuw uitstapje op de agenda,' zei Lucas op zakelijke toon.
'Sorry, maar er komt een belangrijke stemming over de hulp aan de Oostbloklanden en de president wil zijn charmes aanwenden op senator Larimer en de voorzitter van het Huis Moran om hun steun te krijgen voor zijn programma.'
'Dus hij neemt ze mee op een boottocht.'
'Waarom niet? Iedere president sinds Herbert Hoover heeft het presidentiële jacht gebruikt voor conferenties op hoog niveau.'
'Ik discussieer niet over de reden,' antwoordde Lucas vastberaden. 'Ik protesteer tegen het tijdschema.'
Fawcett keek hem vol onschuld aan. 'Wat is er verkeerd aan vrijdagavond?'
'Je weet heel goed wat er niet goed is. Dat is al over twee dagen.'
'En?'
'Voor een tocht over de Potomac met een overnachting bij Mount Vernon heeft mijn voorbereidingsafdeling vijf dagen nodig om de veiligheidsmaatregelen te treffen. Er moet daar een compleet communicatie- en alarmsysteem geïnstalleerd worden. De boot moet onderzocht worden op explosieven en afluisterapparatuur, de oevers moeten uitgekamd worden - en de Kustwacht eist tijd van tevoren om voor een schip te zorgen voor het escorteren op de rivier. In twee dagen kunnen we ons werk niet behoorlijk doen.'
Fawcett was een opgewonden, vurig persoon met een scherpe neus, een vierkant rood gezicht en felle ogen; hij leek altijd op een sloper die naar een leeg gebouw kijkt.
'Vind je niet dat je erg overdrijft, Oscar? Moordaanslagen gebeuren in drukke straten of in theaters. Wie heeft ooit gehoord dat een staatshoofd aangevallen is op een boot?'
'Het kan overal gebeuren en altijd,' zei Lucas met een onverbiddelijke blik. 'Ben je die vent vergeten die we pakten toen hij probeerde een vliegtuig te kapen waarmee hij Air Force one te pletter wilde vliegen? Het is een feit dat de meeste moordaanslagen gebeuren als de president van zijn gewone gangen afwijkt. '
'De president staat op de dag,' zei Fawcett. 'Zolang je voor de president werkt doe je wat je opgedragen wordt, net als ik. Als hij in een roeiboot alleen naar Miami zou willen, is dat zijn zaak.'
Fawcett had de verkeerde snaar geraakt. Het gezicht van Lucas werd strak en hij ging vlak voor de stafchef van het Witte Huis staan.
'In de eerste plaats werk ik in opdracht van het Congres, niet voor de president. Ik werk voor het Ministerie van Financiën. Dus hij kan me niet vertellen dat ik moet opsodemieteren en zijn gang gaan. Het is mijn plicht hem op de beste manier te bewaken met zo weinig mogelijk ongerief voor zijn privé-leven. Als hij de lift neemt naar zijn woonkwartier, blijven mijn mannen en ik beneden. Maar vanaf het moment dat hij de lift uitkomt op de eerste verdieping tot hij weer teruggaat behoort hij aan de Geheime Dienst.'
Fawcett kende de persoonlijkheden van de mannen die bij de president werkten. Hij besefte dat hij bij Lucas te ver was gegaan en was zo verstandig verder geen ruzie te maken. Hij wist dat Lucas zijn werk met toewijding deed en dat hij boven alle twijfel verheven trouw was aan de man in het Ovale Kantoor. Maar het was niet mogelijk om dikke vrienden te zijn - beroepsbondgenoten misschien, gereserveerd en waakzaam tegenover elkaar.
'Je hoeft je niet op te winden, Oscar. Ik loop kans een standje te krijgen, maar ik zal de president op de hoogte brengen van je bezorgdheid. Ik betwijfel echter of hij van mening verandert.'
Lucas zuchtte. 'We zullen de tijd die we hebben zo goed mogelijk gebruiken. Maar het moet hem aan het verstand worden gebracht dat het noodzakelijk voor hem is om samen te werken met zijn veiligheidsmensen.'
'Wat moet ik zeggen? Je weet nog beter dan ik dat alle politici denken dat ze onsterfelijk zijn. Voor hen is macht meer dan een minnedrank. Het is of ze tegelijkertijd high en dronken zijn. Niets dat hun ego zo streelt als een massa mensen die roepen en dringen om hun hand te schudden. Daarom zijn ze allemaal kwetsbaar voor een moordenaar op de juiste plaats en de juiste tijd.'
'Vertel mij wat,' zei Lucas. 'Ik ben babysit van vier presidenten geweest.'
'En je hebt er geen verloren,' voegde Fawcett eraan toe.
'Met Ford scheelde het twee keer niet veel, en met Reagan ook een keer.'
'Je kunt het gedragspatroon niet precies voorspellen.'
'Misschien niet. Maar na al deze jaren in dit veiligheids gedoe ontwikkel je een voorgevoel in je buik. Daarom zit me die boottocht niet lekker.'
Fawcett verstijfde. 'Denk je dat iemand van plan is hem te vermoorden?'
'Er is altijd iemand die hem vermoorden wil. We ondervragen twintig mogelijke gekken per dag en we hebben een actuele lijst met 2000 personen die we gevaarlijk achten of in staat tot moord.'
Fawcett legde zijn hand op Lucas' schouder. 'Maak je niet bezorgd, Oscar. De tocht van vrijdag wordt pas vlak van tevoren aan de pers doorgegeven. Dat kan ik je wel beloven.'
'Dat is mooi, Dan.'
'Wat zou er trouwens kunnen gebeuren op de Potomac?'
'Misschien niets. Misschien iets onverwachts,' antwoordde Lucas met een vreemde wezenloze stem. 'Van het onverwachte krijg ik nachtmerries.'
Megan Blair, de secretaresse van de president, merkte dat Dan Fawcett in de deuropening van haar gezellige kantoortje stond en knikte hem toe over haar schrijfmachine. 'Hallo, Dan. Ik had je niet gezien.'
'Hoe is het vanmorgen met de Baas?' vroeg hij. Dat was zijn dagelijks ritueel om te weten te komen hoe de zaken erbij stonden voordat hij het Ovale Kantoor inging.
'Moe,' zei ze. 'De receptie ter ere van de filmindustrie duurde tot na 1 uur vannacht.'
Megan was een knappe vrouw van voor in de veertig met een levendige, kleinsteedse vriendelijkheid. Ze droeg een kort zwart kapsel en was een kilo of vijf te mager. Ze was dynamisch en hield van haar werk en van haar baas meer dan van iets anders in haar leven. Ze kwam vroeg, ging laat weg en werkte in de weekends. Ze was ongetrouwd, had twee oppervlakkige verhoudingen achter zich. Ze genoot van haar vrijgezellenleven. Fawcett was er altijd verbaasd over dat ze kon praten en typen tegelijk.
'Ik zal op mijn tenen lopen en zijn afspraken tot een minimum beperken zodat hij rustig aan kan doen.'
'Je bent te laat. Hij is al in gesprek met admiraal Sandecker.'
'Wie?'
'Admiraal James Sandecker. Directeur van NUMA, het Nationale Onderwater- en Zeebureau.'
Een blik van ergernis kwam over Fawcetts gezicht. Hij nam zijn rol als bewaker van de tijd van de president serieus en voelde zich beledigd als iemand binnen zijn territorium kwam. Iedere doorbraak van zijn beschermingsring was een bedreiging van zijn machtspositie. Hoe had die Sandecker in 's hemelsnaam hem kunnen passeren? vroeg hij zich af.
Megan peilde zijn stemming. 'De president heeft de admiraal laten komen,' legde ze uit. 'Ik denk dat hij jou bij de vergadering verwacht.'
Fawcett knikte enigszins gerustgesteld en liep het Ovale Kantoor in. De president zat op een bank verschillende papieren in te kijken die op een grote koffietafel verspreid lagen. Een kleine magere man met rood haar en een bijpassende Vandyke-baard zat tegenover hem.
De president keek op. 'Dan, ik ben blij dat je er bent. Ken je admiraal Sandecker?'
'Ja.'
Sandecker stond op en gaf een hand. De handdruk van de admiraal was stevig en kort. Hij knikte zonder iets te zeggen tegen Fawcett, nam slechts even notitie van zijn aanwezigheid. Dat was geen grofheid van de kant van Sandecker. Hij maakte de indruk van een man die recht door zee ging, zichzelf in een teruggetrokken positie plaatste en voor niemand boog. Ze hadden een hekel aan hem en waren jaloers op hem in Washington, maar hij werd er alom om gerespecteerd dat hij nooit partij koos en altijd deed wat van hem gevraagd werd.
De president wenkte Fawcett naar de bank door op een kussen naast hem te slaan. 'Ga zitten, Dan. Ik heb de admiraal gevraagd om me op de hoogte te brengen van een crisis die zich voordoet in de wateren voor Alaska.'
'Daar heb ik niets van gehoord.'
'Dat verbaast me niet,' zei de president. 'Ik hoorde er pas een uur geleden van.' Hij zweeg even en wees met de punt van zijn pen naar een met rood omcirkeld gebied op een grote zeekaart. 'Hier, 180 mijl ten zuidwesten van Anchorage in het gebied van de Cook Kreek, maakt een nog onbekende stof alles in zee dood.'
'Hebt u het over zoiets als olie?'
'Veel erger,' antwoordde Sandecker en leunde achterover op de bank. 'We hebben te doen met een onbekende stof die bij mensen en al wat leeft in zee na contact binnen een minuut de dood veroorzaakt.'
'Hoe is dat mogelijk?'
'De meeste giftige stoffen komen in het lichaam door de maag of door de longen,' legde Sandecker uit. 'De stof waar we hier mee te doen hebben doodt door huidcontact.'
'Het moet een hoge concentratie hebben in een klein gebied om zo krachtig te zijn.'
'Als je duizend vierkante mijl open water klein noemt.'
De president keek verbaasd. 'Ik kan me geen stof voorstellen met zo'n kracht.'
Fawcett keek de admiraal aan. 'Met wat voor gegevens hebben we te doen?'
'Een kustwachtkotter vond een vissersboot ronddrijven met de bemanning dood. Twee onderzoekers en een dokter werden aan boord gezonden en gingen ook dood. Een groep geologen op een eiland dertig mijl verderop werd dood gevonden door een piloot die voorraden bracht. Hij stierf terwijl hij een noodsignaal uitzond. Een paar uur later rapporteerde een Japanse visserstrawler dat er een school van bijna honderd grijze walvissen was gezien die plotseling op de rug dreven. Daarna verdween de trawler. Er werd geen spoor van gevonden. Krabbenbanken, zeehondenkolonies, alles weggevaagd. Dat is nog maar het begin. Er kunnen meer rampen zijn dan waarvan we tot nu toe gehoord hebben.'
'Als de verspreiding onverminderd doorgaat, wat is dan het ergste dat we kunnen verwachten?'
'De werkelijke uitroeiing van alle leven in de Golf van Alaska. En als het in de Japanse stroom komt en naar het zuiden gaat, kan het alle mensen, vissen, zoogdieren en vogels langs de westkust tot aan Mexico vergiftigen die het aanraken. Het menselijk dodental zou naar schatting in de honderdduizenden lopen. Vissers, zwemmers, alle mensen die vis aten - het is als een kettingreactie. Ik moet er zelfs niet aan denken wat er gebeuren zou als het in de atmosfeer verdampt en met de regen valt boven de binnenlandse staten!'
Het was Fawcett niet mogelijk de enorme omvang ervan te bevatten. 'Jezus, wat is het toch?'
'Het is nog te vroeg om dat te zeggen,' antwoordde Sandecker. -De milieubeschermingsorganisatie heeft de gegevens op computer en een opzoeksysteem dat gedetailleerde informatie bevat over 200 belangrijke eigenschappen van ongeveer 1100 chemische stoffen. Binnen een paar seconden kunnen ze de effecten determineren van riskante stoffen als die ontsnapt zijn, het handelsmerk, de formule, voornaamste producenten, wijze van transport en bedreiging voor het milieu. De besmetting in Alaska past in geen van de gegevens in hun computer.'
'Ze moeten toch wel énig idee hebben?'
'Nee meneer. Er is een heel geringe mogelijkheid - maar zonder lijkschouwingsrapporten is het slechts gissen.'
'Dat wil ik horen,' zei de president.
Sandecker haalde diep adem. 'De drie giftigste stoffen die we kennen zijn plutonium, dioxine en een chemisch oorlogsmiddel. De twee eerste passen niet in het schema. De derde - tenminste volgens mij - is het meest verdacht.'
De president keek Sandecker aan, wetenschap en geschoktheid op zijn gezicht. 'Zenuwgas S?' zei hij langzaam.
Sandecker knikte zwijgend.
'Daarom wilde de EPA er niets mee te maken hebben,' mijmerde de president. 'De formule is supergeheim.'
Fawcett wendde zich tot de president. 'Ik ben bang dat ik niet op de hoogte ben ...'
'Zenuwgas S was een onmenselijk middel dat de onderzoekers in het Rocky Mountain Arsenal ongeveer twintig jaar geleden hebben ontwikkeld.' legde de president uit. 'Ik heb de rapporten over de tests gelezen. Het was dodelijk, een paar seconden na contact met de huid. Het leek het ideale antwoord op de vijand met gasmaskers of beschermende apparaten. Het bleef overal aan hangen. Maar de eigenschappen waren te onstabiel - net zo gevaarlijk voor de troepen die het gebruiken als voor degenen tegen wie het gebruikt wordt. Het leger gaf het op en begroef het in de woestijn tussen Nevada en Alaska,' zei de president.
'Ik zie het verband niet tussen Nevada en Alaska,' zei Fawcett.
'Gedurende het transport per trein van het arsenaal bij Denver,' lichtte Sandecker hem in, 'verdween een container met bijna 4000 liter zenuwgas S. Het is nog steeds vermist.'
'Als het inderdaad dat gas is, en het wordt gevonden, hoe moet je het dan oplossen?'
Sandecker haalde zijn schouders op. 'Jammer genoeg is de huidige stand van manier van opslag en opruimingstechniek en de fysisch-chemische eigenschappen zodanig dat wanneer het eenmaal in water is, er weinig gedaan kan worden tegen het doordringingsvermogen. Onze enige hoop is dat we de bron kunnen afsluiten voordat deze genoeg vergif oplevert om de oceaan in een beerput zonder enig leven te maken.'
'Enige aanwijzing waar het vandaan komt?' vroeg de president.
'Naar alle waarschijnlijkheid is er een schip gezonken tussen Kodiak en het vasteland van Alaska,' antwoordde Sandecker. 'Onze volgende stap is op te sporen waar het vandaan stroomt en een zoekactie op touw te zetten.'
De president boog zich over de koffietafel en bekeek even de rode cirkel op de kaart. Daarna keek hij Sandecker vorsend aan. 'Als directeur van de NUMA, admiraal, hebt u de twijfelachtige taak om dit zaakje op te knappen. U hebt mijn toestemming om bij elk bureau of ministerie van de regering de nodige deskundigheid te vragen - het Nationaal Wetenschappelijk Bureau, het leger en de Kustwacht, de EPA of wat dan ook.' Hij zweeg even nadenkend en vroeg toen: 'Hoe sterk is zenuwgas S eigenlijk in zeewater?'
Sandecker zag er vermoeid uit. Zijn gezicht stond strak. 'Eén theelepel doodt alle levende organismen in 15.000.000 liter water.'
'Dan is het beter dat we het vinden,' zei de president met een spoor van vertwijfeling in zijn stem. 'En verdomd vlug ook!'
3
Diep onder de duistere wateren van de James bij de kust van Newport News in Virginia worstelden een paar duikers tegen de stroom en baanden zich een weg naar beneden door het vuil dat opgehoopt lag tussen de rottende romp van het wrak.
Ze hadden geen gevoel voor richting in de zwarte eindeloosheid van de vloeistof. Het zicht was maar enkele tientallen centimeters toen ze zich grimmig vastklampten aan de pijp van een luchtleiding die de dikke modder opzoog en in een bark spoot, vijfentwintig meter hoger in het zonlicht. Ze werkten op het gevoel; de enige verlichting kwam van een zwakke lichtglans van de onderwaterlampen die opgesteld waren op de rand van de krater die ze de afgelopen dagen langzaam uitgegraven hadden. Alles wat ze duidelijk konden zien waren deeltjes die langs hun gezichtsmaskers in het water dreven als door de wind gedreven regendruppels.
Ze konden zich moeilijk voorstellen dat er een wereld boven was, lucht en wolken en bomen die bewogen in de zomerbries. In die nachtmerrie van kolkende modder en voortdurende duisternis leek het nauwelijks mogelijk dat er 400 meter verder zich mensen en auto's bewogen op de trottoirs en in de straten van het stadje.
Er zijn mensen die zeggen dat je niet kunt zweten onder water, maar dat kun je wel. De duikers voelden het zweet door de poriën van hun huid naar buiten komen tegen de beschermende omhulling van hun droge pakken. Ze begonnen de greep van uitputting te voelen en toch waren ze pas acht minuten op de bodem.
Centimeter voor centimeter zochten ze zich een weg in het gapende gat aan de stuurboordboeg van het onttakelde schip. Het hout dat om de grotachtige opening zat was versplinterd en verdraaid alsof een reuzenvuist op het schip had geslagen. Ze begonnen voorwerpen te onderscheiden: een schoen, het hengsel van een oude kist, bronzen passers, gereedschappen, zelfs een kledingstuk. Het was een vreemd gevoel om door mensen gemaakte dingen aan te raken die niemand in 127 jaar had gezien.
Een van de mannen pauzeerde even om de luchtslangen te controleren. Hij berekende dat ze nog tien minuten konden werken en dan nog genoeg te ademen lucht hadden om de oppervlakte te bereiken.
Ze sloten de klep van de luchtpomp en stopten daarmee het zuigen, terwijl ze wachtten tot de rivierstroom opgedwarreld slik weggevoerd zou hebben. Behalve de uitlaat van hun ademregulateurs werd het heel stil. Er werd iets meer van het wrak zichtbaar. De dekplanken waren gekraakt en naar binnen gebroken. Bundels touw slingerden door de duisternis als met modderkorsten bedekte slangen. Het binnenste van het scheepswrak leek somber en afschrikwekkend. Ze konden bijna de rusteloze geesten voelen van de mannen die ten onder waren gegaan met het schip.
Plotseling hoorden ze een vreemd gezoem, niet het geluid van de buitenboordmotor van een bootje, maar zwaarder, als het verre gedreun van een vliegtuigmotor. Ze konden niet zeggen uit welke richting het kwam.
Ze luisterden enkele ogenblikken en het geluid werd harder, versterkt door de dichtheid van het water. Het was een geluid aan de oppervlakte en deed er voor hen niet toe, dus reactiveerden ze de luchtpomp en gingen weer aan het werk.
Nog geen minuut later stootte de zuigpijp tegen iets hards. Vlug sloten ze de luchtklep weer af en veegden opgewonden met hun handen de modder weg. Ze merkten al gauw dat ze geen hout raakten, maar een harder voorwerp, veel harder, en bedekt met roest.
Voor de ondersteuningsbemanning in de schuit boven het wrak leek de tijd omgedraaid te zijn. Ze stonden verwonderd te kijken naar een oude PBY Catalina-vliegboot die een schuine bocht maakte vanuit het westen, in de richting van de rivier vloog en het water raakte met de lompheid van een dronken gans. De zon schitterde op de blauwe verf van de aluminium romp en de letters NUMA werden groter terwijl het dreunende watervliegtuig naar de schuit taxiede.
Er verscheen een vrouw die met een lichte sprong op het gehavende houten dek neerkwam. Ze was slank, haar sierlijke lichaam was bedekt met een nauwsluitend bruin hemd, lang en los gedragen, laag op de heupen vastgehouden met een smalle ceintuur, over een wijd uitlopende broek van groene katoen. Ze droeg mocassinachtige bootschoenen. Ze was een jaar of vijfendertig en een meter achtenzestig lang. Het haar was goudkleurig en haar huid bronsbruin. Haar gezicht was knap, met hoge jukbeenderen, het gezicht van een vrouw met een geheel apart voorkomen.
Ze liep door een doolhof van kabels en reddingsmaterialen en bleef staan toen ze zich omgeven wist door een rij mannelijke blikken waaruit onverholen bewondering sprak. Ze deed haar zonnebril omhoog en keek hen met een paar bruine ogen aan.
'Wie van jullie is Dirk Pitt?' viel ze met de deur in huis.
Een ruig persoon, kleiner dan zij, maar met schouders die tweemaal zo breed waren als zijn middel, stapte naar voren en wees naar de rivier. 'U kunt hem daar vinden.'
Ze draaide zich om en haar ogen volgden de wijzende vinger. Een grote oranje reddingsboei schommelde op de kabbelende stroom met zijn kabel als een vislijn in de vuile groene diepte. Ongeveer tien meter daarachter kon ze de luchtbellen van de duikers aan de oppervlakte zien.
'Hoe lang duurt het voor hij bovenkomt?'
'Vijf minuten.'
'Juist,' zei ze en stond even na te denken. Daarna vroeg ze: 'Is Albert Giordino bij hem?'
'Daar spreekt u mee.'
Alleen gekleed in gymschoenen, afgeknipte broek en gescheurd T-shirt, paste Giordino's haveloze kledij bij zijn zwarte, krullerige verwaaide haar en baard van twee weken. Hij paste bepaald niet in de voorstelling die ze had van de onderdirecteur van de NUMA, afdeling speciale projecten.
Ze leek eerder geamuseerd dan van haar stuk gebracht. 'Ik ben Julie Mendoza, Milieubescherming. Ik heb een dringende kwestie met jullie beiden te bespreken, maar ik kan misschien beter wachten tot meneer Pitt boven is.'
Giordino haalde zijn schouders op. 'Zoals je wilt.' Hij liet een vriendelijke glimlach zien. 'We zijn niet van veel gemakken voorzien, maar we hebben wel koud bier.'
'Alstublieft.'
Giordino haalde een blikje uit een ijsemmer en gaf het haar. 'Wat doet een milieuman . . . eh vrouw in een NUMA-vliegtuig?'
'Een idee van admiraal Sandecker.'
Verder zei Mendoza niets, dus drong Giordino niet verder aan.
'Wat voor project is dit?' vroeg Mendoza.
'De Cumberland.'
'Een schip uit de burgeroorlog, niet?'
'Ja, van groot historisch belang. Het was een Amerikaans schip dat door de gepantserde Merrimack van de zuidelijken - of de Virginia zoals ze in het zuiden bekend stond - tot zinken werd gebracht.'
'Ik herinner me dat ze naar de kelder ging voordat de Merrimack met de Monitor vocht, en dat het het eerste schip was dat door een pantserboot werd vernietigd.'
'U kent uw geschiedenisles,' zei Giordino echt onder de indruk.
'En de NUMA gaat haar bergen?'
Giordino schudde zijn hoofd. 'Te kostbaar. We zijn alleen op zoek naar de ram.'
'Ram?'
'Het was een zwaar gevecht,' legde Giordino uit. 'De bemanning van de Cumberland vocht tot het water in de kanonlopen kwam, al schampten hun kanonschoten af tegen het pantserschip uit het zuiden als golfballen tegen een muur. Ten slotte ramde de Merrimack de Cumberland en joeg haar naar de kelder met de vlag nog in top. Maar terwijl de Merrimack zich terugtrok, bleef de wigvormige ram in het fregat steken en brak af. We zoeken nu naar die ram.'
'Wat voor waarde kan zo'n oud stuk ijzer nou hebben?'
'Misschien zien de mensen er geen dollars in zoals in de schatten van een Spaans galjoen, maar historisch gezien is het onbetaalbaar, een erfstuk van de Amerikaanse marine.'
Mendoza wilde nog iets vragen, maar haar aandacht werd afgeleid door twee zwartgehelmde hoofden die naast de schuit bovenkwamen. De duikers zwommen, klommen de roestige ladder op en schudden hun zware uitrusting van zich af. Het water stroomde van hun duikpakken die glommen in het zonlicht.
De langste van de twee zette zijn helm af en haalde zijn handen door een dikke bos zwart haar. Zijn gezicht was donkerbruin en de ogen waren zo levendig groen als Mendoza nog nooit gezien had. Hij zag eruit als iemand die gemakkelijk en vaak lacht, die het leven een uitdaging vindt en die voor- en tegenspoed gelijkelijk accepteert. Als hij rechtop stond was hij tegen
de twee meter en het lenige harde lichaam onder het duikpak deed de naden spannen. Mendoza wist zonder het te vragen dat dit Dirk Pitt was.
Hij zwaaide naar de naderende bemanning. 'We hebben hem gevonden,' zei hij met een brede grijns.
Giordino klopte hem verheugd op zijn schouder. 'Goed gedaan, maat.'
Iedereen begon de duikers te bestoken met vragen die ze beantwoordden tussen slokken bier. Ten slotte herinnerde Giordino zich Mendoza en beduidde haar naar voren te komen.
'Dit is Julie Mendoza van Milieuzaken. Ze wil ons spreken.'
Dirk Pitt stak zijn hand uit en schonk haar een goedkeurende blik. 'Julie.'
'Meneer Pitt.'
'Als u een ogenblik wacht terwijl ik me uitkleed en afdroog ..."
'Ik ben bang dat het te laat wordt,' interrumpeerde ze. 'We kunnen in de lucht praten. Admiraal Sandecker dacht dat het vliegtuig sneller zou zijn dan een helikopter.'
'Ik kan u niet volgen.'
'Ik heb geen tijd om het uit te leggen. We moeten onmiddellijk weg. Alles wat ik kan zeggen is dat u een nieuw project opgedragen is.'
Haar stem had iets stoers dat Pitt intrigeerde, niet echt mannelijk, maar een stem die op zijn plaats zou zijn in een roman van Harold Robbins. 'Waarom zo gek haastig?' vroeg hij.
'Niet hier en nu,' zei ze en keek om zich heen naar de reddingsbootbemanning die het gesprek volgde.
Hij zei tegen Giordino: 'Wat vind jij, Al?'
Giordino wendde verbijstering voor. 'Moeilijk te zeggen. De dame ziet er vastberaden uit. Anderzijds voel ik me best thuis op deze schuit. Ik heb eigenlijk niet zo'n zin om te gaan.'
Mendoza werd rood van woede toen ze merkte dat de mannen een spelletje met haar speelden. 'Alstublieft, de minuten gaan voorbij.'
'Vindt u het erg om te zeggen waar we heen gaan?'
'Langley Air Force Base, waar een militair straalvliegtuig staat te wachten om ons naar Kodiak in Alaska te brengen.'
Ze had net zo goed kunnen vertellen dat ze naar de maan gingen. Pitt keek haar in de ogen, zocht naar iets waarvan hij niet zeker wist of hij het zou vinden. Alles wat hij zag was haar dodelijke ernst.
'Ik denk dat we voor alle zekerheid beter een bevestiging aan de admiraal kunnen vragen.'
'Dat kunt u doen op weg naar Langley,' zei ze op ontoegeeflijke toon.
'Ik heb al voor uw persoonlijke dingen gezorgd. Uw kleren en wat u nog meer nodig kunt hebben voor een operatie van twee weken is al ingepakt en aan boord.' Ze zweeg en keek hem recht in de ogen. 'Genoeg gekletst, meneer Pitt. Terwijl wij hier staan sterven er mensen. Dat kon u niet weten. Maar gelooft u mij op mijn woord. Als u ook maar half de man bent die men zegt dat u bent, blijft u niet langer hier rondhangen en gaat u in het vliegtuig . . . nu!'
'U pakt de zaak flink aan, hè dame?'
'Dat moet ik wel.'
Er was een ijzige stilte. Pitt haalde eens diep adem en blies die toen uit. Hij keek Giordino aan.
'Ze zeggen dat Alaska erg mooi is in deze tijd van het jaar.'
Giordino produceerde een dromerige blik. 'We moesten maar eens gaan kijken in een paar mooie kroegen in Skagway.'
Pitt gebaarde naar de andere duiker die zijn duikerspak uittrok. 'Hij is helemaal voor jou, Charlie. Ga maar door en breng die ram van de Merrimack naar boven en geef hem aan het conserveringslab.'
'Ik zal ervoor zorgen.'
Pitt knikte en liep naast Giordino naar de Catalina. Ze praatten met elkaar alsof Julie Mendoza niet langer bestond.
'Ik hoop maar dat ze mijn visspullen ingepakt heeft,' zei Giordino met een effen stem. 'Er zit daar veel zalm.'
'Ik wil wel eens op een kariboe rijden,' ging Pitt verder. 'Ik heb horen zeggen dat ze harder lopen dan een sledehond.'
Terwijl Mendoza achter hen liep moest ze steeds denken aan de woorden van admiraal Sandecker: 'Ik benijd je niet dat je die twee duivelse kerels moet hoeden, vooral Pitt. Hij zou een grote witte haai over kunnen halen om vegetariër te worden. Kijk dus heel goed uit en houd je benen over elkaar.'
4
James Sandecker werd in vrouwelijke kring van de Washingtonse gemeenschap als een goede partij beschouwd. Een overtuigd vrijgezel van wie de enige meesteres zijn werk was. Hij knoopte zelden langer dan een paar weken contact aan met de andere sekse. Sentiment en romantiek, de eigenschappen waarop vrouwen gedijen, waren zaken waar hij buiten stond. In een vorig leven was hij misschien een kluizenaar geweest, of zoals enkelen veronderstelden, Ebenezer Scrooge.
Achter in de vijftig en verslaafd aan lichaamsoefening had hij nog een goed figuur. Hij was klein en gespierd en zijn rode haar en baard hadden nog maar een spoortje grijs. Hij bezat een hooghartigheid en grofheid die vrouwen aansprak. Velen gooiden een visje uit, maar hij beet nooit.
Bonnie Cowan, advocate van de meest gerespecteerde firma's in de stad, achtte zichzelf bevoorrecht een afspraak voor een etentje van hem afgedwongen te hebben. 'Je ziet er somber uit vanavond, Jim,' zei ze.
Hij keek haar niet direct aan. Zijn blik dwaalde over de andere eters die te midden van het rustige decor van het Company Inkwell restaurant zaten. 'Ik vroeg me af hoeveel mensen er uit eten zouden gaan als er geen visgerechten waren.'
Ze keek hem vragend aan en lachte toen. 'Na de hele dag met saaie wetsmensen van doen te hebben gehad, moet ik toegeven dat het een verademing is om in het gezelschap van iemand te zijn die in doelloze kringetjes ronddraait.'
Zijn blik keerde over de kaars op tafel naar haar ogen. Bonnie Cowan was vijfendertig jaar en buitengewoon aantrekkelijk. Ze had lang geleden geleerd dat schoonheid een voordeel voor haar carrière was en probeerde die nooit te verbergen. Ze had fijn zijdeachtig haar dat over haar schouders viel. Haar borsten waren klein maar mooi gevormd, evenals haar benen die ruimschoots uitgestald werden onder een korte rok. Ze was ook zeer intelligent en stond haar mannetje voor elke rechtbank. Sandecker voelde zich te kort schieten in zijn onoplettendheid.
'Dat is een verdomd leuke jurk,' zei hij in een zwakke poging om attent te lijken.
'Ja, ik denk dat de rode stof goed past bij mijn blonde haar.'
'Ja, het past heel mooi bij elkaar,' antwoordde hij vaagjes.
'Je bent hopeloos, Jim Sandecker,' zei ze en schudde haar hoofd. 'Je zou hetzelfde hebben gezegd als ik hier naakt had gezeten.'
'Hè?'
'Als je het weten wilt, de jurk is bruin en mijn haar ook.'
Hij schudde zijn hoofd alsof hij de spinnewebben eruit wilde hebben. 'Het spijt me, maar ik heb je gewaarschuwd dat ik armzalig gezelschap zou zijn.'
'Je hebt je hoofd er helemaal niet bij.'
Hij stak zijn hand bijna verlegen over de tafel en hield de hare vast. 'De rest van de avond zal ik mijn gedachten helemaal bij jou houden, dat beloof ik je.'
'Vrouwen zijn alleen maar goed voor kleine jongens die bemoederd moeten worden. En jij bent het zieligste jongetje dat ik ooit gezien heb.'
'Let op je woorden, dame. Admiraals vinden het niet leuk om voor zielige jongetjes aangezien te worden.'
'Goed, grote vent, wat denk je dan van een hapje eten voor een hongerend matroosje?'
'Ik doe alles om muiterij te voorkomen,' zei hij en hij glimlachte die avond voor het eerst.
Hij bestelde roekeloos champagne en de duurste zeebanketgerechten van de spijskaart, alsof het zijn laatste kans was. Hij vroeg Bonnie naar de zaken waar ze mee te maken had en verborg zijn gebrek aan belangstelling toen ze de laatste roddels over het Hooggerechtshof en het gedoe van het Congres met de wet vertelde. Ze hadden het voorgerecht op en vielen aan op de in rode wijn gekookte peren toen een man met het uiterlijk van een verdediger van Denver Bronco de eetzaal binnenkwam, om zich heen keek en toen hij Sandecker herkende, naar hun tafel kwam.
Hij lachte even tegen Bonnie. 'Neem me niet kwalijk dat ik stoor, mevrouw.' Daarna fluisterde hij iets in Sandeckers oor.
De admiraal knikte en keek droevig over de tafel. 'Vergeef me alsjeblieft, maar ik moet weg.'
'Regeringszaken?'
Hij knikte zwijgend.
'Nou ja,' zei ze gelaten. 'Tot het toetje had ik je tenminste voor mij alleen.'
Hij boog zich naar haar over en gaf haar een broederlijke kus op haar wang. 'We doen het nog wel eens over.'
Hij betaalde de rekening, vroeg de ober een taxi voor Bonnie te bestellen en verliet het restaurant.
De auto van de admiraal stopte bij de speciale tunnelingang van het Kennedy Center voor uitvoerende kunst. De deur werd opengedaan door een ernstig uitziende man in een officieel zwart pak.
'Wilt u mij alstublieft volgen, meneer?'
'Geheime Dienst?'
'Ja meneer.'
Sandecker stelde verder geen vragen. Hij stapte uit zijn auto en volgde de agent door een beklede gang naar een lift. Toen de deur weer openging werd hij boven langs de logeboxen van de operazaal naar een kleine vergaderzaal gevoerd.
Daniël Fawcett die als altijd een versteende uitdrukking op zijn gezicht had, stak eenvoudig zijn hand op als begroeting.
'Neem me niet kwalijk dat ik uw afspraak moest onderbreken, admiraal.'
'De boodschap luidde: dringend.'
'Ik heb net weer een verslag ontvangen uit Kodiak. De toestand is erger geworden.'
'Weet de president ervan?'
'Nog niet,' antwoordde Fawcett. 'We kunnen beter wachten tot na de pauze. Als hij plotseling zijn loge verlaat tijdens de tweede akte van Rigoletto is dat alleen maar voedsel voor wantrouwige geesten.'
Een lid van de staf van het Kennedy Center kwam met een blad koffie de kamer binnen. Sandecker schonk zichzelf in terwijl Fawcett door de kamer ijsbeerde. De admiraal kreeg een aanvechting om een sigaar aan te steken.
Na acht minuten wachten verscheen de president. Het applaus aan het eind van de akte hoorde je in het korte ogenblik dat de deur geopend was. Hij was gekleed in zwarte avondkleding met een blauw doekje keurig in het borstzakje van zijn jasje.
'Ik wou dat ik kon zeggen dat het fijn was u weer te zien, admiraal, maar elke keer als we elkaar zien zitten we tot onze nek in een crisis.'
'Daar lijkt het wel op,' zei Sandecker.
De president wendde zich tot Fawcett. 'Wat is je slechte nieuws, Dan?'
'De kapitein van een autotransportschip sloeg de orders van de Kustwacht in de wind en voerde zijn schip langs de normale route van Seward op het vasteland naar Kodiak. De boot werd een paar uur geleden gevonden. Hij was vastgelopen op Marmot Island. Alle passagiers en bemanningsleden waren dood.'
'Jezus!' bracht de president uit. 'Hoeveel mensen waren het?'
'312.'
'Dat doet de deur dicht,' zei Sandecker. 'Als de nieuwsmedia daar lucht van krijgen, breekt de hel los.'
'We kunnen niets doen,' zei Fawcett hopeloos. 'Het bericht wordt al door de radio uitgezonden.'
De president liet zich in een stoel zakken. Op het tv-scherm leek hij een grote man. Hij gedroeg zich ook zo, maar hij was slechts vijf centimeter groter dan Sandecker. Zijn haarlijn liep wat naar achteren en hij werd grijs. Zijn smalle gezicht had een vastberaden en ernstige uitdrukking, zoals hij slechts zelden aan het publiek liet zien. Hij genoot geweldige populariteit, die voor een zeer groot deel gedragen werd door een warme persoonlijkheid en een aanstekelijke glimlach die het vijandigste gehoor vertederde. Zijn succesvolle onderhandelingen om Canada en de Verenigde Staten tot één staat te versmelten hadden hem een image bezorgd die immuun was voor kritiek van het verzet.
'We kunnen geen minuut meer wachten,' zei hij. 'De hele Golf van Alaska moet onder quarantaine komen en iedereen binnen 35 kilometer van de kust moet geëvacueerd worden.'
'Ik kan het daar niet mee eens zijn,' zei Sandecker rustig.
'Ik zou graag weten waarom niet.'
'Zover we weten is de besmetting beperkt tot open water. Er is geen spoor van op het land. Evacuatie van de bevolking zou een tijdrovende en massale operatie zijn. De mensen in Alaska zijn van een koppig soort, vooral de vissers die er wonen. Ik betwijfel of ze bereid zouden zijn om onder deze omstandigheden te vertrekken, en zeker als ze bevel krijgen van de landsregering.'
'Een stel stijfkoppen.'
'Ja, maar niet dom. De vissersbonden hebben er alle in toegestemd om hun schepen in de havens te houden en de blikfabrieken zijn begonnen met het verbranden van alle vangsten van de laatste dagen.'
'Ze zullen economische bijstand moeten hebben.'
'Dat denk ik.'
'Wat raad je aan?'
'De Kustwacht heeft niet genoeg mannen en schepen om in de gehele golf te patrouilleren. De marine zal steun moeten geven.'
'Dat geeft moeilijkheden,' mijmerde de president. 'Het inzetten van meer mannen en schepen daar vergroot de kans op een groter aantal doden.'
'Dat hoeft niet,' zei Sandecker. 'De bemanning van de kustwachtboot die de besmetting het eerst ontdekte, ondervond geen kwalijke gevolgen doordat de vissersboot uit het dodelijke gebied was gedreven.'
'En de mannen die aan boord gingen dan, de dokter? Ze stierven.'
'De besmetting had de dekken al bedekt, de relingen, bijna alles wat ze aanraakten op het buitenste van het schip. In het geval van de autoveerboot was het hele middenstuk open voor auto's. De passagiers en de bemanning hadden geen bescherming. Moderne zeeschepen zijn erop gebouwd dat ze geheel afgesloten kunnen worden in geval van radioactiviteit door een nucleaire aanval. Ze kunnen met een klein, aanvaardbaar risico patrouilleren in de besmette wateren.'
De president knikte instemmend. 'Goed, ik geef opdracht voor bijstand van het ministerie van Marine, maar ik ben niet overtuigd wat het evacuatieplan betreft. Stijfkoppige Alaskanen of niet, we moeten ook aan de vrouwen en kinderen denken.'
'Mijn andere voorstel, meneer de president, of verzoek als u wilt, is een uitstel van achtenveertig uur voor de operatie begint. Dat zou mijn onderzoeksteam tijd geven om de bron op te sporen.'
De president zei even niets. Hij keek Sandecker met toenemende belangstelling aan. 'Wie hebben de leiding?'
'De coördinator ter plekke is de voorzitter van het Regionale Team voor Noodgevallen, dr. Julie Mendoza, een biochemisch ingenieur van de EPA.'
'Ik ken die naam niet.'
'Het wordt op het gebied van schade en bestrijding van gevaarlijke besmettingen in water als het beste van het land beschouwd,' zei Sandecker zonder aarzelen. 'Het zoeken naar het wrak dat naar wij geloven het zenuwgas bevat, zal geleid worden door mijn hoofd speciale projecten, Dirk Pitt.'
De ogen van de president werden groter. 'Ik ken meneer Pitt. Hij bleek van groot nut bij die Canadese zaak van een paar maanden geleden.'
Je bedoelt dat hij je eruit redde, dacht Sandecker voor hij vervolgde: 'We hebben bijna 200 andere milieuspecialisten te hulp geroepen. Alle experts van particuliere bedrijven is gevraagd om hun ervaring en technische kennis in dienst te stellen van een succesvolle schoonmaak.'
De president keek op zijn horloge. 'Ik moet het kort houden,' zei hij. 'Ze beginnen de derde akte niet zonder mij. Nou dan, u hebt achtenveertig uur, admiraal. Daarna beveel ik een evacuatie en verklaar ik de omgeving tot nationaal rampgebied.'
Fawcett begeleidde de president terug naar zijn loge. Hij ging zelf iets naar achteren zitten maar dichtbij genoeg dat ze zachtjes met elkaar konden praten, terwijl ze voorgaven interesse te hebben voor de uitvoering op het toneel.
'Wilt u de boottocht met Moran en Larimer laten vervallen?'
De president schudde onmerkbaar zijn hoofd. 'Nee. Mijn economisch herstelplan voor de Russische satellietstaten heeft boven alle andere zaken prioriteit.'
'Ik raad het ten zeerste af. U voert een hopeloze strijd voor een verloren zaak.'
'Dat heb je me al minstens vijf keer meegedeeld afgelopen week.' De president hield het programma voor zijn gezicht om een geeuw te verbergen. 'Hoe staat het met de stemmen?'
'Een golf van niet-partijgangers, steun voor de conservatieven, wint veld tegen u. We hebben vijftien stemmen nodig in het Huis en vijf, misschien zes in de Senaat, om de maatregel erdoor te krijgen.'
'We hebben voor zwaardere vuren gestaan.'
'Ja,' mompelde Fawcett droevig. 'Maar als we deze keer verliezen komt er geen tweede termijn voor uw regering.'
5
In het oosten begon het krieken van de dag en er verscheen een lage donkere lijn boven de horizon. Door het raam van de helikopter nam dat zwart een symmetrische, wigvormige tekening aan en werd al gauw een bergtop, omgeven door de zee. Er stond een bijna volle maan achter. Het licht veranderde van ivoor tot indigoblauw en daarna tot een oranje straling bij het opkomen van de zon en je kon zien dat er over de hellingen een mantel van sneeuw lag.
Pitt keek naar Giordino. Hij sliep. Dat was een toestand waarin hij in en uit kon komen als in een oude trui. Hij had al geslapen sinds ze uit Anchorage vertrokken. Vijf minuten nadat ze in de helikopter overgestapt waren viel hij prompt weer in slaap.
Pitt keerde zich naar Mendoza. Ze zat achter de piloot. De uitdrukking op haar gezicht was die van een meisje dat een optocht wil zien. Haar blik was op de berg gericht. In het vroege licht leek het Pitt dat haar gezicht zachter was geworden. Haar uitdrukking was niet zakelijk meer, de lijnen van haar mond hadden een tederheid die er eerder niet was.
'Vulkaan Augustine,' zei ze, zich er niet van bewust dat Pitts aandacht op haar gericht was en niet uit het raam. 'Zo genoemd door kapitein Cook in 1778. Je ziet het er niet aan, maar Augustine is de actiefste vulkaan in Alaska. Hij is de laatste eeuw zesmaal uitgebarsten.'
Pitt wendde zijn blik met tegenzin af en keek naar beneden. Het eiland leek gespeend van elke menselijke bewoning. Lange sliertende stromen lava liepen van de berghellingen tot in zee. Bij de top dreef een wolkje.
'Heel schilderachtig,' zei hij geeuwend. 'Misschien kun je er een ski-oord van maken.'
'Reken daar niet op,' lachte ze. 'De wolk die je boven de top ziet is stoom. Augustine is steeds actief. De laatste uitbarsting in 1987 was hoger dan die van de St. Helens in Washington. De regen van as en puin werd tot in Athene geregistreerd.'
Pitt moest wel vragen: 'Hoe is zijn status nu?'
'Recente gegevens bevestigen dat de hitte bij de top groter wordt, wat waarschijnlijk een op handen zijnde eruptie voorspelt.'
'Je kunt natuurlijk niet zeggen wanneer.'
'Natuurlijk niet.' Ze haalde haar schouders op. 'Vulkanen zijn onvoorspelbaar. Soms worden ze actief zonder de minste waarschuwing, een andere keer hebben ze maanden nodig om een spectaculaire climax te bereiken die dan nooit komt. Ze sputteren, rommelen een beetje en gaan dan weer slapen. De geologen over wie ik u vertelde en die stierven door het zenuwgas, waren op het eiland om de dreigende activiteit te bestuderen.'
'Waar gaan we landen?'
'Ongeveer vijftien kilometer uit de kust,' antwoordde ze. 'Op de kustwachtboot Catawba.'
'De Catawba,' herhaalde hij alsof hij zich de naam herinnerde.
'Ja, hebt u over haar gehoord?'
'Ik ben zelf met een helikopter op haar geland, een paar jaar geleden.'
'Waar was dat?'
'In de Noordatlantische Oceaan, bij IJsland.' Hij keek nu op het eiland neer. Hij zuchtte en wreef over zijn slapen. 'Een goede vriend van me en ik waren op zoek naar een schip dat in een ijsberg zat.'
'Hebt u het gevonden?'
Hij knikte. 'Een uitgebrande romp. We waren de Russen maar nauwelijks voor. Later zijn we in de branding van de IJslandse kust gestort. Mijn vriend is daarbij omgekomen.'
Ze zag dat hij de gebeurtenissen in gedachten weer beleefde. Zijn gezicht kreeg een uitdrukking van verre droefheid. Ze veranderde van onderwerp.
'We moeten daar afscheid nemen, tijdelijk, ik bedoel, na de landing.'
Hij schudde het verleden van zich af en keek haar aan. 'U zegt we?'
'U en Al blijven op de Catawba om naar de herkomst van het zenuwgas te zoeken. Ik ga naar het eiland waar het plaatselijk verantwoordelijke team een informatiecentrum heeft ingericht.'
'En een deel van mijn werk is om watermonsters van het schip naar uw lab te sturen?'
'Ja, door het meten van sporen van de besmettelijke stof op verschillende dieptes kunnen we u de richting aangeven aan het oppervlak.'
'Het is net het volgen van broodkruimels.'
'Zo zou je het kunnen noemen.'
'Als we het gevonden hebben, wat dan?'
'Als het reddingsteam de vaten met het gas naar boven brengt, zal het leger er zich van ontdoen door het diep in de grond te injecteren, op een eiland bij de poolcirkel.'
'Hoe diep?'
'1250 meter.'
'Allemaal keurig netjes.'
De blik van bereid zijn tot zakendoen kwam weer terug in haar ogen. 'Het is nu eenmaal de meest efficiënte methode die ons ten dienste staat.'
'U bent optimistisch.'
Ze keek hem vragend aan. 'Wat bedoelt u?'
'De redding. Die kan maanden duren.'
'We kunnen ons nog geen weken veroorloven,' riposteerde ze op een bijna heftige toon.
'Je begeeft je nu op mijn terrein,' zei Pitt als het ware belerend. 'Duikers kunnen niet riskeren in water te werken waar één druppel op hun huid hen zal doden. De enige redelijk veilige manier is om onderwatervoertuigen te gebruiken - een verdomd langzame en vervelende manier van werken. En die dingen vereisen getrainde bemanningen en speciaal geconstrueerde vaartuigen als werkbases.'
'Ik heb al uitgelegd,' zei ze ongeduldig, 'dat de presidentiële macht ons carte blanche geeft voor alle materiaal dat we nodig hebben.'
'Dat is nogal gemakkelijk,' ging Pitt verder. 'Ondanks je aanwijzingen door watermonsters is het vinden van een scheepswrak als het zoeken van een naald in een hooiberg. En als we dan geluk hebben en het vinden, merken we misschien dat de romp in stukken is gebroken en de vracht verspreid, of de vaten zijn zo geroest dat ze niet verplaatst kunnen worden. De wet van Murphy kan ons op allerlei manieren tegenwerken. Een berging uit de diepzee is nooit eenvoudig.'
Mendoza's gezicht werd rood. 'Ik probeer uit te leggen . . .'
'Doe geen moeite,' kapte Pitt haar af. 'Ik ben niet de man voor een toespraak. Ik heb dat allemaal al eerder gehoord. Je hoort van mij geen lied van het gevecht van de Notre Dame. En spaar je adem maar voor de talloze levens die ervan afhangen-praatjes. Ik ben me ervan bewust, maar ik hoef er niet elke vijf minuten aan herinnerd te worden.'
Ze keek hem aan, geërgerd door zijn arrogante charme, ze voelde dat hij haar op de een of andere manier op de proef stelde. 'Hebt u ooit iemand gezien die in aanraking was gekomen met zenuwgas S?'
'Nee.'
'Dat is geen prettig gezicht. Ze verzuipen letterlijk in hun eigen bloed, daar hun inwendige vliezen barsten. Uit alle lichaamsopeningen lopen stromen bloed. Daarna wordt het lichaam zwart.'
'U beschrijft het nauwkeurig.'
'Het is voor u maar een spelletje,' raasde ze. 'Maar voor mij niet.'
Hij gaf geen antwoord. Hij knikte alleen in de richting van de Catawba die opdook door de ruit van de piloot. 'We gaan landen.'
De piloot merkte aan de wapperende scheepsvlag aan het vlaggetouw dat het schip met de boeg tegen de wind in was gedraaid. Hij bracht de helikopter boven het achterdek, bleef enkele ogenblikken hangen en landde op het platform. De rotorbladen stonden nauwelijks stil toen twee gedaanten, van top tot teen gekleed in astronautachtige pakken naderden en een ronde plastic buis afrolden die ongeveer anderhalve meter in doorsnee was en leek op een enorme navelstreng. Ze maakten hem vast aan de deur en klopten driemaal. Pitt deed de grendels open en trok de deur naar binnen. De mannen gaven hem mutsen met kijkglazen en handschoenen aan.
'Doe die maar op,' commandeerde een gedempte stem.
Pitt porde Giordino wakker en gaf hem een muts en een paar handschoenen.
'Verrek, wat zijn dat?' mompelde Giordino die uit de webben van de slaap te voorschijn kwam.
'Welkome geschenken van het ministerie van Gezondheid.'
Er kwamen nog twee mannen door de plastic tunnel en die pakten hun spullen. Giordino, nog half slapend, strompelde de helikopter uit. Pitt aarzelde en keek Mendoza in de ogen.
'Wat is mijn beloning als ik het vergif binnen achtenveertig uur vind?'
'Wat wilt u als beloning?'
'Ben je 20 hard als je je voordoet?'
'Harder, meneer Pitt, veel harder.'
'Dan mag jij het zeggen.'
Hij trok een ondeugende grijns en was verdwenen.
6
De wagens die de presidentiële autocolonne vormden stonden in een rij naast de zuidelijke toegangspoort van het Witte Huis. Zodra de afdeling van de Geheime Dienst opgesteld was, sprak Oscar Lucas in een kleine microfoon waarvan de kabel met een lus om zijn polshorloge door de mouw van zijn jas liep.
'Zeg tegen de Baas dat we klaar zijn.'
Drie minuten later stapte de president, vergezeld door Fawcett, kwiek de trap af en ging hij in de presidentiële limousine zitten. Lucas voegde zich bij hen en de auto's reden de zuidwestelijke poort uit.
De president ging gemakkelijk zitten op het leer van de achterbank en keek doelloos naar de gebouwen die ze passeerden. Fawcett zat met een open diplomatenkoffertje op schoot en maakte aantekeningen op het bovenste blad. Na een paar minuten stilte zuchtte hij, klapte het koffertje dicht en zette het op de vloer.
'Alstublieft, de argumenten van beide kanten, statistieken, CIA-beschouwingen en de laatste rapporten van uw economische raad over de schulden van het Oostblok. Alles wat u nodig hebt om Larimer en Moran over te halen tot uw denkwijze.'
'Het Amerikaanse publiek ziet niet veel in mijn plan, wel?' vroeg de president rustig.
'Om helemaal eerlijk te zijn, nee meneer,' antwoordde Fawcett. 'De algemene opinie is om de rooien te laten gaar smoren in hun eigen moeilijkheden. De meeste Amerikanen juichen het toe dat de Russen en hun satellieten het hoofd moeten bieden aan hongersnood en financiële ondergang. Ze beschouwen het als een bevestiging dat het marxisme een zielige grap is.'
'Het zou niet zo grappig zijn als de leiders van het Kremlin, in economisch opzicht met de rug tegen de muur, uit wanhoop toeslaan en door Europa marcheren.'
'Uw oppositie in het Congres denkt dat het risico tenietgedaan wordt door de reële dreiging van hongersnood, die de Russische capaciteit om oorlog te voeren zal ondermijnen. En er zijn ook mensen die rekenen op het afbrokkelende moreel van het Russische volk wat zich zou uitkristalliseren in actief verzet tegen de heersende partij.'
De president schudde zijn hoofd. 'Het Kremlin is fanatiek in de opbouw van het leger. Ze zullen die nooit verminderen ondanks hun economisch dilemma. En het volk zal nooit opstandig worden of massale demonstraties houden. Daarvoor lopen ze te veel in het gareel van de partij.'
'De laatste regel,' zei Fawcett, 'betekent dat zowel Larimer als Moran er fel tegen zijn de last van Moskou af te nemen.'
Het gezicht van de president toonde afkeer. 'Larimer is een zuiplap en Moran is volkomen corrupt.'
'Toch zit er niets anders op dan hen te winnen voor uw filosofie.'
'Ik kan hun meningen niet ontkennen,' gaf de president toe. 'Maar ik ben er zeker van dat als de Verenigde Staten het Oostblok redt van een bijna totale inzinking, ze zich van Rusland zullen afwenden en zich bij het Westen voegen.'
'Velen zeggen dat hier de wens de vader van de gedachte is, meneer de president.'
'De Fransen en de Duitsers zien het net als ik.'
'Zeker, en waarom niet. Zij eten van twee walletjes, ze rekenen op onze NAVO-strijdkrachten voor hun veiligheid en ondertussen breiden ze hun economische banden met het oosten uit.'
'Je vergeet dat er heel wat echte Amerikanen zijn die ook achter mijn plan staan,' zei de president met vooruitgestoken kin. 'Zelfs zij zien de mogelijkheid die het geeft om de nucleaire massamoord te vermijden en het IJzeren Gordijn voor altijd neer te halen.'
Fawcett wist dat het geen nut had te proberen de president van zijn voornemen af te brengen als hij in een kruistochtstemming was en er vurig van overtuigd was dat hij gelijk had. Het was een soort deugd om je vijanden te doden met vriendelijkheid, een waarlijk geciviliseerde tactiek die het geweten van redelijke mensen aansprak, maar Fawcett bleef pessimistisch. Hij verzonk in gedachten en bleef zwijgen toen de limousine van M-Street de Washingtonse marinebasis opreed en stopte bij een van de lange kaden.
Een donkere man met de harde trekken van een Indiaan kwam naderbij toen Lucas uit de auto stapte.
'Goedenavond, George.'
'Dag Oscar. Hoe is het met het golf?'
'Daar is het slecht mee gesteld,' antwoordde Lucas. 'Ik heb bijna twee weken niet gespeeld.'
Terwijl Lucas praatte keek hij in de doordringende ogen van George Blackowl, die hier het toezicht had en voorbereidingsagent van de reizen van de president was. Blackowl was ongeveer zo groot als Lucas, vijf jaar jonger en hij was een kilo of tien te zwaar. Hij was een fervent kauwgomgebruiker - zijn kaken werkten voortdurend - hij was half Sioux en werd steeds geplaagd met de rol die zijn voorouders speelden bij de Little Big Horn.
'Veilig aan boord?' vroeg Lucas.
'De boot is onderzocht op explosieven en afluisterapparatuur. De kikvorsmannen waren tien minuten geleden klaar met het inspecteren van de romp en de volgboot is bemand en klaar om te varen.'
Lucas knikte. 'Een schuit van 37 meter van de Kustwacht is paraat als je bij Mount Vernon komt.'
'Dan zijn we klaar voor de Baas, denk ik.'
Lucas bleef bijna een minuut rondkijken over het omringende havengebied. Hij ontdekte niets verdachts en deed de deur open voor de president. De agenten vormden een veiligheidsruit om hem heen. Blackowl liep voor de eerste man uit die vlak voor de president liep. Lucas, die linkshandig was en de ruimte nodig had voor het geval hij zijn pistool moest trekken, liep wat achter aan de linkerkant. Fawcett liep opzij en een aantal meters achter.
Bij de loopplank gingen Lucas en Blackowl opzij staan om de anderen door te laten.
'Zo George, hij is helemaal van jou.'
'Jij boft,' zei Blackowl lachend. 'Jij hebt het weekend vrij.'
'Dat is de eerste keer deze maand.'
'Ga je hiervandaan naar huis?'
'Nog niet. Ik moet nog naar kantoor om mijn bureau op te ruimen. Er waren wat haken en ogen op de laatste reis naar Los Angeles. Ik wil de planning herzien.'
Ze draaiden zich tegelijk om toen een tweede dienstauto de kade opreed. Senator Marcus Larimer stapte uit en schreed naar het presidentiële jacht, gevolgd door een adjudant die gedienstig een koffertje droeg.
Larimer had een bruin kostuum aan met een vest; hij droeg altijd een bruin pak met een vest. Een van zijn collega's had eens gezegd dat hij erin geboren was. Zijn haar was rossig en het was zo simpel mogelijk geknipt. Hij was groot en zwaar gebouwd, met het uiterlijk van een stenensjouwer die ongenodigd op een feestje van een beroemdheid komt.
Hij knikte alleen maar tegen Blackowl en groette Lucas op de gebruikelijke manier van politici: 'Leuk je te zien, Oscar.'
'U ziet er gezond uit, senator.'
'Een fles whisky geneest alles,' antwoordde Larimer met een bulderende lach. Hij bewoog zich snel de loopplank op en verdween in de grote salon.
'Veel plezier,' zei Lucas sarcastisch tegen Blackowl. 'Ik benijd je dit reisje niet.'
Een paar minuten later reed hij door de poort van de marinebasis M-Street op waar hij een kleine Chevrolet tegenkwam waar congreslid Alan Moran in zat. Lucas mocht de voorzitter van het Huis niet. Hij was lang niet zo briljant als zijn voorganger. Moran was een type dat niet zozeer geslaagd was door zijn intelligentie of scherpzinnigheid, maar door zich in te werken in de invloedrijke kringen in het Congres en meer gunsten verleende dan hij vroeg. Toen hij eens beschuldigd werd van het organiseren achter de schermen van het verlenen van olieconcessies op overheidsgrond, was hij aan een schandaal ontglipt door zijn politieke schuldenaars te hulp te roepen.
Hij keek rechts noch links toen hij voorbijkwam. Lucas leidde daaruit af dat hij manieren zat uit te broeden om te proberen de president iets van zijn autoriteit te ontfutselen.
Nog geen uur later toen de bemanning van het presidentiële jacht voorbereidingen trof voor de afvaart, kwam vice-president Margolin aan boord met een koffer met kleren bij zich. Aarzelend bleef hij even staan en kreeg toen de president in de gaten die alleen bij de achtersteven in een dekstoel zat te kijken hoe de zon boven de stad onderging. Een hofmeester bevrijdde Margolin van zijn koffer.
De president keek op en het leek alsof hij hem niet helemaal herkende.
'Vince?'
'Het spijt me dat ik zo laat ben,' verontschuldigde Margolin zich. 'Maar een van mijn assistenten legde je uitnodiging op een verkeerde plek en ik vond haar pas een uur geleden.'
'Ik wist niet of je zou kunnen komen,' mompelde de president vaag.
'Alles precies op tijd. Beth is op bezoek bij onze zoon in Stanford en komt pas dinsdag thuis. Ik had niets op mijn agenda dat niet verzet kon worden.'
De president stond op en lachte geforceerd vriendelijk. 'Senator Larimer en congreslid Moran zijn ook aan boord. Ze zijn in de eetzaal.' Hij knikte met zijn hoofd in hun richting. 'Ga maar naar ze toe en pak een borrel.'
'Die zou ik wel lusten.'
Margolin liep Fawcett in de deuropening tegen het lijf en ze wisselden een paar woorden.
Het gezicht van de president toonde zijn woede. Hoezeer hij en Margolin al verschilden in stijl en voorkomen - de vice-president was lang en goed gebouwd zonder enig vet op zijn lichaam, met een knap gezicht, heldere blauwe ogen en warme, stralende persoonlijkheid - ze verschilden nog meer in politiek opzicht.
De president hield zijn persoonlijke populariteit hoog door zijn inspirerende toespraken. Als idealist en man met een visie was hij vrijwel totaal bezig met het maken van programma's die de komende tien tot vijftig jaar nuttig zouden zijn voor de wereld. Jammer genoeg waren het voor het grootste deel programma's die niet pasten in de- zelfzuchtige realiteit van de binnenlandse politiek.
Anderzijds hield Margolin zich niet zozeer bezig met het publiek en de nieuwsmedia. Hij richtte zijn inspanningen meer op binnenlandse politieke kwesties. Zijn mening over het hulpprogramma van de president voor het communistische blok was dat het geld beter in eigen land uitgegeven kon worden.
De vice-president was een geboren politicus. Hij had de grondwet in zijn bloed. Hij had zich helemaal opgewerkt vanaf de overheid in zijn staat via gouverneur en later de Senaat. Toen hij zich eenmaal verschanst had in zijn kantoor in het Russell Building, omringde hij zich met een krachtcentrale van adviseurs die een fijne neus hadden voor strategische compromissen en voor nieuwe politieke gedachten. Terwijl het de president was die wetsvoorstellen deed, was het Margolin die alles regelde zodat ze door een doolhof van commissies in de wet en de politiek kwamen. Daarbij bleek maar al te vaak dat de staf van het Witte Huis maar een stel prutsers was, iets dat de president niet lekker zat en er de oorzaak van was dat er intern nogal wat strubbelingen waren.
Margolin was dan misschien de keus van het volk voor president, van de partij zeker niet. Daar keerde zijn integriteit en image als een 'man van de daad' zich tegen hem. Hij weigerde te vaak om het eens te zijn met de lijn binnen de partij als hij vond dat er een betere weg was; hij was een eenling die zijn eigen geweten volgde.
De president keek Margolin na toen deze in de grote salon verdween. Irritatie en jaloezie welden in hem op.
'Wat doet Vince hier?' vroeg Fawcett hem zenuwachtig.
'Verdomd als ik het weet,' snauwde de president. 'Hij zei dat hij uitgenodigd was.'
Fawcett leek perplex. 'Jezus, iemand van de staf moet de zaak belazerd hebben.'
'Nu is het te laat. Ik kan niet tegen hem zeggen dat hij ongewenst is en of hij maar weg wil gaan.'
Fawcett was nog verbijsterd. 'Ik begrijp het niet.'
'Ik ook niet, maar we zitten nu eenmaal met hem.'
'Hij zou het kunnen bederven.'
'Dat denk ik niet. Hoe we ook over Vince denken, hij heeft nooit een uitspraak gedaan die mijn image bezoedelde. Dat is meer dan veel presidenten kunnen zeggen van hun VP's.'
Fawcett berustte in de situatie. 'Er zijn niet genoeg hutten beschikbaar. Ik zal de mijne ter beschikking stellen en aan wal blijven.'
'Dat vind ik mooi van je, Dan.'
'Ik kan tot vanavond op de boot blijven en dan naar een motel in de buurt gaan.'
'Misschien zou het onder de omstandigheden,' zei de president bedachtzaam, 'beter zijn als je wat uit zicht bleef. Met Vince erbij wil ik niet dat onze gasten denken dat we tegen ze samenspannen.'
'Ik zal alle documenten die uw mening steunen in uw hut achterlaten, meneer de president.'
'Dank je. Ik zal ze voor het diner bekijken.' De president zweeg even. 'Tussen twee haakjes, is er nieuws over de toestand in Alaska?'
'Alleen dat het zoeken naar het zenuwgas aan de gang is.'
De president toonde een verontruste blik. Hij knikte en gaf Fawcett een hand. 'Tot morgen.'
Later stond Fawcett op de kade tussen de geïrriteerde agenten van de afdeling van de vice-president van de Geheime Dienst. Hij stond te kijken naar het oude witte jacht dat de Anacostia opvoer voordat het op de Potomac zou komen naar het zuiden. In zijn maag begon er iets samen te trekken.
Er waren helemaal geen uitnodigingen geschreven!
Hij begreep er niets van.
Lucas deed net zijn jas aan om naar kantoor te gaan toen de telefoon zoemde die verbonden was met de commandopost.
'Lucas.'
'Hier "Love Boat",' antwoordde George Blackowl die de codenaam van de tocht gebruikte.
De oproep was onverwacht en zoals een vader met een dochter die een afspraak heeft, vreesde Lucas meteen het ergste. 'Zeg het maar,' zei hij kort.
'We hebben een moeilijkheid. Het is geen noodgeval, ik herhaal, geen noodgeval. Maar er is iets bijgekomen dat niet bij de tocht hoort.'
Lucas slaakte een zucht van verlichting. 'Ik luister.'
'"Shakespeare" is op de boot,' zei Blackowl. Dat was de codenaam voor de vice-president.
'Waar is hij?' vroeg Lucas.
'Margolin kwam als uit het niets aan boord toen we net vertrokken. Dan Fawcett gaf hem zijn hut en ging aan wal. Toen ik de president een vraag stelde over de verandering van de passagierslijst op het laatste ogenblik, zei hij dat ik het maar moest laten lopen. Maar ik heb het gevoel dat de zaak belazerd wordt.'
'Waar is Rhinemann?'
'Hier bij mij op het jacht.'
'Geef hem even.'
Het was even stil en toen kwam Hank Rhinemann, de chef van de afdeling van de Veiligheidsdienst voor de vice-president aan de lijn. 'Oscar, er is iets niet volgens plan.'
'Dat heb ik begrepen. Hoe ben je hem uit het oog verloren?'
'Hij kwam zijn kantoor uitrennen en zei dat hij een dringende vergadering met de president op het jacht moest bijwonen. Hij heeft me niet gezegd dat hij er overnachten zou.'
'Dat heeft hij verzwegen voor je?'
'"Shakespeare" is verrekt zwijgzaam. Ik had het kunnen weten toen ik het koffertje zag. Verdomd, Oscar, het spijt me.'
Een golf van teleurstelling ging door Lucas heen. God nog aan toe, dacht hij, de leiders van de supermachten van de wereld zijn net kinderen als het op hun eigen veiligheid aankomt.
'Het is nu eenmaal zo,' zei Lucas bitter. 'Dus moeten we er het beste maar van maken. Waar is jouw afdeling?'
'Die staat bij de haven,' antwoordde Rhinemann.
'Stuur ze naar Mount Vernon en versterk de groep van Blackowl. Ik wil dat het jacht zo dicht mogelijk door een kordon omringd wordt.'
'Doe ik.'
'Bij de geringste moeilijkheid bel je me. Ik breng de nacht in de commandopost door.'
'Heb jij ergens een vermoeden van?' vroeg Rhinemann.
'Niets tastbaars,' zei Lucas. Zijn stem klonk zo hol dat het leek of hij van ver klonk. 'Maar de wetenschap dat de president en de volgende drie pretendenten voor zijn functie met z'n allen op dezelfde plek zijn, jaagt me de stuipen op het lijf.'
7
'We zijn tegen de stroom in gedraaid.' Pitts stem was rustig, bijna achteloos, terwijl hij op het kleuren videoscherm keek op de Klein hydroscan sonar dat de zeebodem weergaf. 'Snelheid twee knopen hoger.'
Gekleed in gebleekte spijkerbroek, Ierse gebreide coltrui en bruine tennisschoenen, zijn geborsteld haar naar achteren onder een NUMA-baseballpet, zag hij er fris en op zijn gemak uit met een verveelde, onverschillige houding over zich.
Het stuur draaide langzaam onder de handen van de roerganger en de Catawba schoof lui de metershoge golven opzij, terwijl ze als een gazonmaaimachine heen en weer bewoog over de zee. Achter de achtersteven, als een blikje aan de staart van een hond, peilde de sensor van de sonar de diepten. Hij zond een signaal naar het videoscherm dat het vertaalde in een gedetailleerd beeld van de bodem.
Ze begonnen het zoeken naar de zenuwgasbron aan het zuidelijk einde van de Cook Kreek en ontdekten dat de sporen sterker werden naarmate ze verder westwaarts de Kamishakbaai invoeren. Elk halfuur werden er watermonsters genomen en per helikopter naar het lab op Augustine overgebracht. Amos Dover vergeleek het project filosofisch met een kinderspelletje waarbij je een snoepje dat verstopt was op moest zoeken, terwijl een ander 'warmer' of 'kouder' zei.
Bij het vorderen van de dag werd de nerveuze spanning die op de Catawba was ontstaan onverdraaglijk. De bemanning kon niet aan dek gaan om een luchtje te scheppen. Alleen de EPA-chemici was het toegestaan buiten de buitenste waterdichte schotten te komen en zij werden beschermd door luchtdichte pakken die hen geheel inkapselden.
'Heb je al iets?' vroeg Dover die over Pitts schouder naar het scherm tuurde.
'Geen voorwerpen door mensen gemaakt,' antwoordde Pitt.
'De bodemgesteldheid is ruw, oneffen, hoofdzakelijk lavarots.'
'Mooi duidelijk beeld.'
Pitt knikte. 'Ja, de details zijn heel scherp.'
'Wat is die donkere vlek?'
'Een school vissen. Het kan ook een troep zeehonden zijn.'
Dover keerde zich om en keek door de ramen van de brug naar de vulkaantop op Augustine, nu nog maar een paar mijl van hen af. 'We kunnen maar beter een andere koers nemen. We komen te dicht bij de kust.'
'Lab naar schip,' klonk Mendoza's vrouwelijke stem door de luidspreker op de brug.
Dover pakte de hoorn van de intercom. 'Hier schip, over.'
'Koers nul-zeven-nul graden. De sporen in die richting blijken sterker te worden.'
Dover wierp een bezorgde blik op het nabije eiland. 'Als we die koers twintig minuten aanhouden parkeren we op je stoep voor het eten.'
'Kom zo dichtbij mogelijk en neem monsters,' antwoordde Mendoza. 'Mijn aanwijzingen zijn dat u er bijna bovenop zit.'
Dover hing zonder verder iets te zeggen op en riep: 'Wat is de diepte?'
De officier van de wacht las een schaal op het instrumentenpaneel af. '47 meter en hij wordt minder.'
'Hoe ver kun je kijken op dat ding?' vroeg Dover aan Pitt.
'We lezen de zeebedding af over 600 meter aan beide kanten van de romp.'
'Dan bestrijken we een strook van 1200 meter.'
'Precies,' bevestigde Pitt.
'Dan hadden we het schip al moeten ontdekken,' zei Dover geïrriteerd. 'Misschien hebben we het over het hoofd gezien.'
'Je hoeft niet zenuwachtig te worden,' zei Pitt. Hij zweeg, boog zich over het toetsenbord van de computer en stelde het beeld bij. 'Niets op de wereld is moeilijker te vinden dan een scheepswrak dat niet in een positie is om gemakkelijk gevonden te worden. De moordenaar te ontdekken in een boek van Agatha Christie is kinderspel vergeleken bij het vinden van een verloren wrak onder honderden vierkante kilometers water. Soms heb je geluk en vind je het gauw. Maar meestal niet.'
'Heel poëtisch,' zei Dover droogjes.
Pitt keek even nadenkend naar het schot boven zijn hoofd. 'Hoe ver is het zicht onder water?'
'Veertig meter van de kust wordt het water kristalhelder. Bij
hoog water heb ik wel vijfendertig meter of verder kunnen kijken.'
'Ik zou graag je helikopter lenen en luchtfoto's nemen van dit gebied.'
'Wat let je?' zei Dover kortaf. 'Semper Paratus' altijd paraat is niet voor de flauwekul het motto van de Kustwacht.' Hij wees door een deur. 'We hebben kaarten met 3000 mijl kust van Alaska in kleur en ongelooflijk gedetailleerd, dank zij satelliet-verkenning.'
Pitt knikte tegen Giordino dat hij zijn plaats kon innemen voor de zeescanner en volgde de schipper van de Catawba naar een kleine ruimte die vol kasten stond met zeekaarten. Dover keek de nummerlabels na, trok een la open en zocht daarin. Ten slotte trok hij er een grote kaart uit waarop stond 'Satellietkartering nummer 2430A, zuidkust van Augustine.' Hij legde hem op tafel en spreidde hem uit.
'Bedoelde je dit?'
Pitt boog zich erover en bekeek de zee bij de kust van het vulkanische eiland in vogelvlucht. 'Prachtig. Heb je een vergrootglas?'
'Op de plank onder de tafel.'
Pitt vond de dikke vierkante lens en keek erdoor naar de kleine schaduwen op de fotokaart. Dover liep weg en kwam terug met twee mokken koffie.
'Je hebt geen enkele kans iets onregelmatigs te ontdekken in die nachtmerrie op de zeebodem. Een schip kan misschien nooit meer gevonden worden.'
'Ik kijk niet naar de zeebodem.'
Dover hoorde wel wat Pitt zei, maar begreep het niet. Een vage nieuwsgierigheid blonk in zijn ogen, maar voor hij de voor de hand liggende vraag kon stellen, kraakte de luidspreker boven de deur.
'Schipper, we hebben brandingsgolven vooruit.' De stem van de officier van de wacht klonk gespannen. 'De dieptemeter toont 10 meter water onder de romp - en de bodem rijst snel.'
'Alles stopzetten!', beval Dover. Het was even stil en toen klonk: 'Nee, motoren andersom tot de snelheid nul is.'
'Zeg hem dat hij de sonarvoeler binnen boord haalt voordat die de bodem raakt,' zei Pitt kortaf. 'Ik stel voor dat we daarna het anker laten vallen.'
Dover keek Pitt vreemd aan, maar gaf het bevel door. Het dek trilde onder hun voeten toen de tweelingschroeven de andere kant opdraaiden. Na enkele ogenblikken werd de trilling minder.
'Snelheid 0,' berichtte de officier van de wacht hem vanaf de brug. 'Ankers uitgooien.'
Dover bevestigde het bericht, ging op een stoel zitten, pakte de koffiemok tussen zijn handen en keek Pitt aan.
'Nou, wat zie je?'
'Ik heb het schip waar we naar zoeken,' zei Pitt langzaam en duidelijk. 'Dat kan niet anders. Je had in één opzicht ongelijk, Dover, en in een ander gelijk. Moeder Natuur maakt zelden rotsformaties die meer dan honderd meter in rechte lijn verlopen. Dientengevolge kan de lijn van een schip ontdekt worden tegen een onregelmatige achtergrond. Maar je had gelijk toen je zei dat onze kans om het op de zeebodem te vinden nihil was.'
'Wat bedoel je te zeggen?' zei Dover ongeduldig.
'Ons doel ligt op de kust.'
'Je bedoelt aan de grond in het ondiepe water?'
'Ik bedoel op de kust, hoog en droog.'
'Dat kun je niet menen.'
Pitt negeerde de opmerking en gaf het vergrootglas aan Dover. 'Kijk zelf maar.' Hij nam een potlood en trok een cirkel om een deel van de kliffen boven de getijdelijn.
Dover boog zich voorover en hield zijn oog tegen het glas. 'Ik zie alleen maar steen.'
'Beter kijken. Het vooruitspringende deel van het onderste stuk van de helling in zee.'
Dovers gezicht drukte ongeloof uit. 'O God, het is de achtersteven van een schip!'
'Je kunt het staartstuk en de bovenste helft van het roer zien.'
'Ja ja, en een stuk van het achterdekhuis.' Dovers teleurstelling was ineens weggevaagd door de groeiende opwinding van de ontdekking. 'Ongelooflijk. Ze is begraven met de boeg in de kust, alsof ze door een lawine bedekt is. Te oordelen naar de kruisersteven en het gebalanceerde roer zou ik zeggen dat het een oud Liberty-schip is.' Hij keek op en zijn blik was zeer geïnteresseerd. 'Ik vraag me af of het de Pilottown kan zijn?'
'Die naam komt me vaag bekend voor.'
'Een van de meer halsstarrige mysteriën van de noordelijke zeeën. De Pilottown voer tussen Tokio en de Westkust tot tien jaar geleden, toen haar bemanning seinde dat ze zonk tijdens een storm. Men ging op onderzoek uit, maar er werd geen spoor van het schip gevonden. Twee jaar later stuitte een Eskimo op de Pilottown die op 90 mijl ten noorden van Nome in het ijs zat. Hij ging aan boord en vond het schip verlaten, geen spoor van bemanning of lading. Een maand later, toen hij met zijn stam terugkeerde om eraf te halen wat nog van waarde was, was het weer verdwenen. Er gingen bijna twee jaar voorbij. Het schip werd drijvende gezien ten zuiden van de Beringstraat. De Kustwacht werd erop uitgestuurd, maar kon haar niet vinden. De Pilottown werd in acht maanden niet meer gezien. Ze werd toen geënterd door een vistrawler. Het schip werd in redelijk goede toestand aangetroffen. Daarna verdween ze voor de laatste keer.'
'Ik herinner me zoiets gelezen te hebben . . .' Pitt zweeg even. 'O ja, het Magische Schip.'
'Zo werd het schip in de pers genoemd,' bevestigde Dover. 'Haar verdwijning werd omschreven in de trant van: zo zie je ze, zo zie je ze niet.'
'Ze zullen een grote dag hebben als bekend wordt dat ze jaren ronddreef met een vracht zenuwgas.'
'Je kunt je niet voorstellen wat een verschrikking het was geweest als de romp door het ijs was gekraakt of te pletter was geslagen tegen de rotsen, waardoor het onmiddellijk lek zou zijn geweest,' voegde Dover eraan toe.
'We moeten in de laadruimten zien te komen,' zei Pitt. 'Roep Mendoza op, geef haar de positie van het wrak en zeg haar dat ze een groep chemici moet overvliegen naar de plek. Wij komen daar vanaf het water.'
Dover knikte. 'Ik zorg ervoor dat de sloep uit kan varen.'
'Laad de acetyleenuitrusting in voor het geval dat we ons in het schip een weg moeten snijden.'
Dover boog zich over de kaartentafel en staarde plechtig naar het midden van de aangegeven cirkel. 'Ik had nooit gedacht dat ik nog eens op het dek van het Magische Schip zou staan.'
'Als je gelijk hebt,' zei Pitt die in zijn koffiemok keek, 'staat de Pilottown op het punt haar laatste voorstelling te geven.'
8
De zee was kalm geweest, maar toen de sloep van de Catawba 450 meter van de eenzame, onaanlokkelijke kust was, zweepte een wind van twintig knopen het water op. Het sproeiwater, gekleurd door het zenuwgas, sloeg met de felheid van een zandstorm tegen de cabineramen. Maar waar het wrak lag, leek het water tamelijk rustig, beschut als het was door zaagtandachtige rotspunten die een honderd meter vanuit de kust als solitaire schoorstenen van verbrande huizen oprezen.
Ver verheven boven de woelige wateren leek de vulkaan Augustine kalm en sereen in de late namiddagzon. Het was een van de mooist gevormde bergen in de Stille Zuidzee en kon wedijveren met de klassieke contouren van de Fujiberg in Japan.
De sterke sloep gleed een ogenblik op een witgekopte golf voor hij over de schuimkop naar beneden dook. Pitt zette zijn voeten uit elkaar, greep met beide handen een reling terwijl hij de kust bestudeerde.
Het wrak helde twintig graden over en de achtersteven was overdekt met roest. Het roer was helemaal in stuurboordpositie gedraaid en bladen van de met eendemosselen overdekte schroef staken uit het donkere zand. De letters van de naam en thuishaven waren te onduidelijk om ze te kunnen lezen.
Pitt, Dover, Giordino, de twee EPA-wetenschappers en een van de jongere officieren van de Catawba waren allen gekleed in witte, geheel omsluitende pakken om hen voor de dodelijke sproeiing te beschermen. Ze stonden met elkaar in verbinding door middel van kleine zendertjes in hun beschermende hoofdbedekking. Aan hun riemen zaten ingewikkelde filtersystemen, ontworpen om schone, voor inademen geschikte lucht te produceren.
De zee om hen heen was bedekt met dode vissen van allerlei soort. Een paar walvissen rolden levenloos heen en weer met bruinvissen, zeeleeuwen en gevlekte zeehonden. Vogels dreven er bij duizenden tussen het dode afval. Niets dat in de omgeving had geleefd was ontkomen.
Dover baande zich kundig een weg met de sloep tussen de dreigende in zee stekende riffen met hun uitstekende rotspunten, de overblijfselen van een oude kustlijn. Hij minderde vaart, wachtte op een ogenblik dat de golf even kalm was. Hij keek nauwlettend in de diepte en wachtte het juiste moment af. Toen er een golf op de kust sloeg en de terugslag ervan tegen de volgende golf stortte, richtte hij de boeg naar de kleine landtong die zich om het wrak had gevormd en drukte de gashendel naar voren. Als een paard dat zich inspant voor de volgende hindernis bij de Grand National, rees de sloep op de golfkam en gleed daarop door het warrelende schuim tot de kiel over de grond schraapte.
'Een knap stukje werk,' complimenteerde Pitt hem.
'Alles precies op tijd,' zei Dover en er was een grijns achter het masker van zijn helm, 'Het is natuurlijk handig om bij laag tij aan land te gaan.'
Met hun hoofd achterover keken ze op naar het wrak dat boven hen uitstak. De vaag geworden naam op de achtersteven kon nu ontcijferd worden. Er stond Pilottown.
'Het is bijna jammer,' zei Dover eerbiedig, 'om een einde te maken aan een raadsel.'
'Hoe eerder hoe beter,' zei Pitt. Zijn stem klonk grimmig terwijl hij dacht aan de massa doden in het schip.
Binnen vijf minuten was de uitrusting uitgeladen, de sloep veilig vastgemeerd aan het roer van de Pilottown en deden de mannen hun best om de steile helling van de steven te beklimmen. Pitt ging voorop, gevolgd door Giordino en de anderen, terwijl Dover als laatste ging.
De helling was niet van harde rots maar slechts een combinatie van sintels en modder dat als grind aan elkaar hing. Hun laarzen worstelden om houvast te vinden, maar met elke drie stapjes vooruit gleden ze er twee terug. Het stof van de as dwarrelde op en bleef aan hun pakken zitten, bedekte hen met een grijze laag. Al gauw liep het zweet uit hun poriën en hun steeds luider schrapende ademhaling klonk door de koptelefoons in hun helmen.
Pitt liet halt houden op een smalle rand, ruim een meter breed en net lang genoeg voor de zes mannen om erop te kunnen staan. Vermoeid ging Giordino zitten en trok de riemen recht van de acetyleentank op zijn rug. Toen hij eindelijk een samenhangende zin kon uitbrengen, zei hij: 'Hoe is die oude roestbak in 's hemelsnaam hier terechtgekomen?'
'Ze dreef waarschijnlijk een wat toen, voor 1987, aflopende kreek was in,' antwoordde Pitt. 'Volgens Mendoza was dat het jaar dat de vulkaan voor het laatst uitbarstte. De explosiegassen moeten het ijs om de bergmantel gesmolten hebben en miljoenen liters water gevormd hebben. De modderstroom met de aswolk stortte neer van de berg tot de zee bereikt werd en het schip begraven werd.'
'Vreemd dat de achtersteven niet eerder ontdekt werd.'
'Niet zó merkwaardig,' antwoordde Pitt. 'Er is zo weinig van te zien dat het bijna niet mogelijk is hem te ontdekken vanuit de lucht, en verder dan twee kilometer van de kust vermengt het schip zich met de ruwe kustlijn en wordt welhaast onzichtbaar. De erosie veroorzaakt door de recente stormen is de enige oorzaak dat het schip nu pas ontdekt is.'
Dover stond op, drukte zijn gewicht tegen de steile wand om zijn evenwicht te bewaren. Hij wikkelde een dun touw met knopen van zijn middel en klapte een kleine enterhaak open die aan het einde vastgeknoopt was.
Hij keek neer op Pitt. 'Als jij mijn benen steunt, denk ik dat ik de haak over de reling kan gooien.'
Pitt greep het linkerbeen toen Giordino op zijn rechter bleef staan en voorzichtig opzij boog. De stoere kustwachter leunde verder over de rand, zwaaide de haak steeds verder in het rond en liet hem los.
De haak vloog over de reling van de achtersteven en pakte.
De rest van de beklimming duurde maar een paar minuten. Ze trokken zich met hun handen op en klommen snel aan dek. Dikke lagen roest gemengd met as vielen als vlokken weg onder hun voeten. Het weinige dat ze konden zien van de Pilottown was smerige, lelijke rommel.
'Geen teken van Mendoza,' zei Dover.
'Het dichtstbijzijnde vlakke stuk grond om op te kunnen landen met een helikopter is ongeveer 300 meter verderop,' antwoordde Pitt. 'Zij en haar team zullen verder te voet moeten komen.'
Giordino liep naar de reling naast de verroeste geuzenstok en keek naar het water beneden. 'Het vergif moet bij hoog water door de romp lekken.'
'Het is waarschijnlijk opgeslagen in het achterruim,' zei Dover.
'De vrachtluiken zijn bedolven onder tonnen van deze lavatroep,' zei Giordino met afschuw. 'We hebben een hele vloot bulldozers nodig om erdoor te komen.'
'Ben je bekend met Liberty-schepen?' vroeg Pitt aan Dover.
'Dat zou wel moeten. Ik heb er genoeg geïnspecteerd door de jaren heen, bij het zoeken naar illegale vracht.' Hij knielde neer en begon de contouren van een schip te zoeken onder het roest. 'In het achterdekhuis moet er een luik zijn naar een ontsnappingskoker die leidt naar de tunnel waar de schroefas in zit. Onderin is een kleine uitsparing. We kunnen van daar ons misschien een weg banen naar het scheepsruim.'
Ze bleven allen zwijgend staan toen Dover uitgesproken was. Ze zouden allen een gevoel van voldaanheid moeten hebben dat ze de bron van het zenuwgas gevonden hadden. Maar in plaats daarvan hadden ze een gevoel van bezorgdheid - een reactie, veronderstelde Pitt, die zijn oorsprong vond in een inzinking na de opwinding van het zoeken. Er was ook nog een verborgen angst voor wat ze werkelijk zouden vinden achter de stalen luiken van de Pilottown.
'Misschien . . . misschien kunnen we beter wachten op de labmensen,' stamelde een van de chemici.
'Ze halen ons wel in,' zei Pitt vrolijk, maar met een koude blik.
Giordino haalde zwijgend een koevoet van het gereedschap dat op Pitts rug gebonden was en viel aan op de stalen deur naar het achterdekhuis. Tot zijn verbazing kraakte hij en bewoog. Hij zette zijn kracht erop, de protesterende scharnieren gaven zich over en de deur sprong open. Binnen was het volkomen leeg, geen installaties, geen gereedschap, zelfs geen spoor van rommel.
'Het lijkt wel of er hier verhuizers zijn geweest,' merkte Pitt op.
'Gek dat het nooit gebruikt werd,' mijmerde Dover.
'De ontsnappingskoker?'
'Deze kant op.' Dover leidde hen door een andere ruimte die ook helemaal leeg was. Hij bleef staan voor een rond luik midden in het dek. Giordino ging naar voren, wrikte de deksel open en deed een stap terug. Dover richtte zijn zaklamp in de gapende tunnel. De lichtstraal priemde door de duisternis.
'Dat kunnen we wel vergeten,' zei hij ontmoedigd. 'De tunneltoegang is geblokkeerd met puin.'
'Wat is er op het volgende dek beneden?'
'De ruimte voor de stuurinrichting.' Dover zweeg even en dacht na. Daarna dacht hij hardop: 'Net voor de stuurinrichting is een achterstuurruimte. Een overblijfsel van de oorlogsjaren. Het is mogelijk, heel misschien mogelijk, dat het toegang naar het ruim heeft.'
Ze gingen naar achteren en keerden terug naar de eerste ruimte. Het gaf hun een vreemd gevoel om over de dekken van een spookschip te lopen en ze vroegen zich af wat er met de bemanning gebeurd was die het schip verlaten had. Ze vonden toegangsluiken, gingen de ladder af naar de ruimte van de stuurinrichting en baanden zich een weg langs de oude, nog vette machines naar het voorste ruim. Dover zocht de stalen beplating af met zijn zaklamp. Plotseling stopte de zwaaiende lichtbundel.
'Barst!' gromde hij. 'Het luik zit er, maar het is dichtgelast.'
'Weet je zeker dat we op de goede plek zijn?' vroeg Pitt.
'Absoluut,' antwoordde Dover. Hij klopte met zijn gehand-schoende vuist tegen het schot. 'Aan de andere kant is vracht-ruim nummer vijf - de meest waarschijnlijke bergplaats voor het vergif.'
'En de andere ruimen?' vroeg een van de milieumannen.
'Die liggen te ver naar voren om in zee te kunnen lekken.'
'Goed, laten we het dan maar doen,' zei Pitt ongeduldig.
Vlug zetten ze de snijbrander in elkaar en sloten de zuurstof-acetyleenflessen aan. De vlam uit de punt van de brander siste toen Giordino het gasmengsel afstelde. Er schoot een blauwe vlam uit die de stalen plaat aanviel. Hij werd rood, daarna helder oranjewit. Er kwam een smal gat in dat langer werd. De plaat kraakte en smolt onder de intense hitte.
Terwijl Giordino een opening maakte die groot genoeg was om erdoor te kruipen, verscheen Julie Mendoza met haar groep labmensen, die bepakt waren met bijna 250 kilo instrumenten voor chemische analyse.
'U hebt het gevonden,' viel ze met de deur in huis.
'We weten het nog niet zeker,' waarschuwde Pitt.
'Maar onze monsters tonen aan dat het water in deze omgeving vol zit met zenuwgas S,' protesteerde ze.
'Je kunt zo gemakkelijk teleurgesteld worden,' zei Pitt. 'Ik verkoop nooit de huid voor ik de beer geschoten heb.'
Er werd niet verder gepraat toen Giordino achteruitstapte en de snijbrander doofde. Hij gaf hem aan Dover en pakte zijn beproefde breekijzer.
'Achteruit,' commandeerde hij. 'Dit ding is roodgloeiend en verdomd zwaar.'
Hij haakte de ene kant van de staaf in de getande gloeiende naad en duwde. Weerspannig draaide de stalen plaat weg van het schot en viel krakend met een zware klap en gespat van gesmolten metaal op het dek.
Er viel een stilte in het donkere ruim toen Pitt een zaklamp pakte en voorzichtig zich door de opening boog, ervoor zorgend dat hij niet tegen de gloeiend hete randen kwam. Hij scheen met de straal in het binnenste van het donkere vrachtruim van de ene kant naar de andere.
Het leek een hele tijd te duren voor hij weer rechtop ging staan en in de bizar beklede gezichten om hem heen keek.
'En?' vroeg Mendoza bezorgd.
Pitt antwoordde maar met één woord: 'Eureka!'
9
6500 kilometer verderop en vijf uur verder in de tijd was de vertegenwoordiger van Rusland in de Wereld-Gezondheidsorganisatie nog laat op zijn kantoor aan het werk. Er was niets overdrevens aan dit kantoor in het secretariaatsgebouw van de Verenigde Naties. De meubilering was goedkoop en Spartaans. In plaats van de gebruikelijke foto's van Russische leiders, levende en dode, was de enige wandversiering een kleine aquarel van een Russisch landhuis.
Er ging een lichtje aan en er kwam een zacht gerinkel uit zijn privételefoon. Hij keek er wantrouwig naar gedurende enige ogenblikken voordat hij de hoorn oppakte.
'Met Loegovoy.'
'Wie?'
'Aleksei Loegovoy.'
'Is Willie er?' vroeg een stem met het zware New Yorkse accent dat altijd onaangenaam aandeed in Loegovoys oren.
'Hier is geen Willie,' zei Loegovoy kortaf. 'U moet een verkeerd nummer gedraaid hebben.' Daarna hing hij direct op.
Het gezicht van Loegovoy was zonder uitdrukking, maar het had toch een zweem van bleekheid die er voor die tijd niet was. Hij wreef zijn handen, inhaleerde diep en keek wachtend naar de telefoon.
Het lichtje ging aan en de telefoon rinkelde weer.
'Loegovoy.'
'Weet u zeker dat Willie er niet is?'
'Willie is hier niet!' antwoordde hij terwijl hij het accent nadeed van degene die opbelde. Hij smeet de hoorn op het toestel.
Loegovoy zat bijna dertig seconden doodstil met zijn handen samengeknepen op het bureau, het hoofd voorover, de ogen starend. Hij wreef zenuwachtig met zijn hand over zijn kale hoofd en zette de bril met hoornen montuur recht op zijn neus.
Nog in gedachten verzonken stond hij op, deed plichtmatig de lichten uit en liep het kantoor uit.
Hij stapte de lift naar de hoofdgang uit en liep langs het glas-in-loodpaneel van Mare Chagall dat de strijd van de mens voor vrede symboliseerde. Hij negeerde het als altijd.
Er stonden geen taxi's op de standplaats voor het gebouw, dus hield hij er een aan op First Avenue. Hij gaf de chauffeur de bestemming op en zat stijf op de achterbank, te gespannen om gemakkelijk te gaan zitten.
Loegovoy was niet bang dat hij gevolgd zou worden. Hij was een gerespecteerd psycholoog, bewonderd om zijn werk in de geestelijke gezondheidszorg in de ontwikkelingslanden. Zijn geschriften over gedachtenprocessen en geestesreacties werden alom bestudeerd. Gedurende zijn zes maanden in New York bij de Verenigde Naties was hij onverdacht gebleven. Hij permitteerde zich niet aan spionage te doen en stond niet in direct contact met de geheime mensen van de KGB. Een vriend bij de ambassade in Washington vertelde hem discreet dat de FBI hem van weinig belang vond en hem slechts nu en dan bijna oppervlakkig liet nagaan.
Loegovoy was niet in de Verenigde Staten om geheimen te stelen. Zijn doel lag veel verder dan waarvan de agenten van de contraspionage ooit gedroomd hadden. Het telefoongesprek betekende dat het zeven jaar tevoren ontworpen plan uitgevoerd werd.
De taxi stopte in West en Liberty Streets voor het Vista International Hotel. Loegovoy betaalde de chauffeur en liep door de sierlijke foyer naar de tuinhal. Daar bleef hij even staan en keek naar de lelijke torengebouwen van het World Trade Center.
Loegovoy vroeg zich vaak af wat hij hier deed in dit land van glazen gebouwen, ontelbare auto's, altijd haastige mensen, restaurants en zelfbedieningswinkels in elke straat. Het was niet zijn soort wereld.
Hij liet zijn identiteitskaart zien aan een wacht die bij een privélift in de zuidelijke toren stond en ging naar de honderdste verdieping. De deuren gingen open en hij ging de open toegangshal binnen van de Bougainville Maritime Lines, Inc., waarvan de kantoren de hele verdieping in beslag namen. Zijn schoenen zakten in een dikke witte vloerbedekking. De wanden waren betimmerd met glanzend rozehout en de ruimte was rijk ingericht met oosters antiek. Vitrines met prachtige paarden van keramiek stonden in de hoeken en zeldzame exemplaren van doeken met Japanse motieven hingen van het plafond.
Een aantrekkelijke vrouw met grote donkere ogen, een fijn ovaal Aziatisch gezicht en gladde amberkleurige huid glimlachte bij zijn nadering. 'Kan ik u helpen, meneer?'
'Mijn naam is Loegovoy.'
'Ja, meneer Loegovoy,' zei ze, en ze sprak zijn naam goed uit. 'Mevrouw Bougainville verwacht u.'
Ze sprak zacht in een intercom en er verscheen een grote vrouw met gitzwart haar en Eurazische trekken in een hoog overwelfde deuropening.
'Wilt u mij alstublieft volgen, meneer Loegovoy?'
Loegovoy was onder de indruk. Zoals zoveel Russen wist hij niet veel van de westerse handelsmethoden en dacht ten onrechte dat het kantoorpersoneel speciaal voor hem na was gebleven. Hij volgde de vrouw door een lange gang waarin schilderijen hingen van vrachtschepen die door turkoois gekleurde wateren voeren onder de vlag van Bougainville Maritime. De gids klopte zachtjes op een overwelfde deur, opende hem en ging naar binnen.
Loegovoy stapte over de drempel en stond verstijfd van verbazing. De kamer was heel groot: een mozaïekvloer met blauw en goud patroon, grote conferentietafel ondersteund door tien uit hout gesneden draken die zich tot in het oneindige leken uit te strekken. Maar het waren de levensgrote terracotta krijgers in wapenuitrusting en de trots steigerende paarden die in stille pracht onder zachte belichting in nissen stonden die hem het meest ontzag inboezemden.
Hij herkende ze dadelijk als de bewakers van de tombe van de vroege keizer Tsj'in Sji Hoeang Ti van China. Het effect was verbijsterend. Hij vroeg zich verbaasd af of ze op de een of andere manier door de vingers van de Chinese regering geglipt waren en in particulier eigendom geraakt.
'Komt u naar voren alstublieft en ga zitten, meneer Loegovoy.'
Hij was zo van zijn stuk gebracht door de pracht van de kamer dat hij de broze oosterse vrouw niet opgemerkt had die in een rolstoel zat. Voor haar stond een ebbehouten stoel met goudkleurige zijden kussens en een tafeltje met een theepot en kopjes.
'Mevrouw Bougainville,' zei hij. 'Eindelijk ontmoeten we elkaar dan.'
De matriarch van de Bougainville redersdynastie was negenentachtig jaar en woog ongeveer veertig kilo. Haar glanzende grijze haar was van haar slapen af in een knot naar achteren
getrokken. Haar gezicht vertoonde vreemd genoeg geen rimpels, maar haar lichaam leek oud en breekbaar. Loegovoy werd geboeid door haar ogen. Ze waren diep blauw en hadden een felle gloed die hem verontrustte.
'U bent precies op tijd,' zei ze alleen. Haar stem was zacht en duidelijk zonder aarzeling die er meestal is op hoge ouderdom.
'Ik ben gekomen zodra ik het gecodeerde telefoontje kreeg.'
'Bent u gereed om uw hersenspoelingsproject uit te voeren?'
'Hersenspoeling is een lelijk woord. Ik geef de voorkeur aan interventie.'
'Of een woord wetenschappelijk juist is, doet niet ter zake,' zei ze onverschillig.
'Mijn staf is al maanden bijeen. Met de juiste voorzieningen kunnen we binnen twee dagen beginnen.'
'U begint morgenochtend.'
'Zo gauw al?'
'Ik heb van mijn kleinzoon vernomen dat er ideale omstandigheden zijn in ons voordeel. De overplaatsing zal vanavond plaatshebben.'
Loegovoy keek instinctief op zijn horloge. 'U geeft me niet veel tijd.'
'Het ijzer moet gesmeed worden als het vuur heet is,' zei ze vastbesloten. 'Ik heb een overeenkomst met uw regering en ik zal het eerste deel daarvan nu nakomen. Alles hangt van snelheid af. U en uw staf hebben tien dagen om de zaak van uw kant af te ronden
'Tien dagen!' bracht hij uit.
'Tien dagen,' herhaalde ze. 'Dat is de uiterste termijn. Daarna bemoei ik me niet meer met u.'
Loegovoy huiverde. Hij had geen volledige uitleg nodig. Het was duidelijk dat als er iets mis ging, hij en zijn mensen voor het gemak zouden verdwijnen . . . waarschijnlijk in zee.
De grote directiekamer werd in stilzwijgen gehuld. Madame Bougainville boog zich voorover in haar rolstoel. 'Wilt u thee?'
Loegovoy had een hekel aan thee, maar hij knikte. 'Alstublieft, mevrouw.'
'De fijnste melange van Chinese bladeren. Kost meer dan honderd dollar per pond op de detailmarkt.'
Hij nam de aangeboden kop aan en nam een beleefd slokje voor hij het op tafel zette. 'U weet, neem ik aan, dat mijn werk nog steeds in het onderzoekstadium is. Mijn experimenten zijn slechts in elf van de vijftien keer succesvol gebleken. Ik kan
binnen een bepaalde limiet geen perfecte resultaten garanderen.'
'Knappere geesten dan u hebben uitgerekend hoe lang adviseurs van het Witte Huis de nieuwsmedia kunnen ophouden.'
Loegovoy haalde zijn wenkbrauwen op. 'Ik had begrepen dat het een onbelangrijk congreslid zou zijn van wie de tijdelijke verdwijning niet opgemerkt zou worden.'
'U werd misleid,' legde ze nuchter uit. 'Uw secretaris-generaal en president vonden het het beste dat u de identiteit van de persoon pas te weten zou komen als we klaar zijn.'
'Als me de tijd gegeven was om zijn persoonlijke eigenschappen te leren kennen had ik me beter kunnen voorbereiden.'
'Ik zou een Rus eigenlijk geen lesje in veiligheid hoeven te geven,' zei ze en ze keek hem met vuur in haar ogen aan. 'Waarom, denkt u, hebben wij vóór vanavond geen contact met elkaar gehad?'
Hij wist niet zeker wat hij moest antwoorden, en daarom nam Loegovoy een lange teug van de thee. Voor zijn boerensmaak was het of hij verdund parfum opdronk.
'Ik moet weten wie ik moet behandelen,' zei hij ten slotte. Hij verzamelde weer moed en beantwoordde haar blik.
Haar antwoord was als een bom die in een grot ontploft. Het weerklonk in Loegovoys hoofd en deed hem verstomd staan. Hij voelde zich alsof hij in een bodemloze put was gegooid zonder enige kans om eruit te komen.
10
Na jaren door zeestormen gebeukt te zijn had het zenuwgas zich vrijgemaakt uit de vaten die waren losgeslagen uit de houten rekken en nu verspreid lagen over het dek van de vrachtvaarder. De standaardvaten van één ton, voorgeschreven door het ministerie van Verkeer, maten precies 207 cm in lengte en 77,5 cm in diameter. Ze waren hol aan het eind en zilver van kleur. Op de zijkanten stonden de codeletters van het leger 'GS'.
'ik tel twintig vaten,' zei Pitt.
'Dat stemt overeen met de inventarislijst van de vermiste vracht,' zei Mendoza. Er klonk opluchting in haar stem.
Ze stonden onder in het ruim dat nu helder verlicht werd door schijnwerpers die aangesloten waren op een draagbare generator uit de Catawba. Er stond bijna dertig centimeter water op het dek en de plassende geluiden die ze maakten bij het lopen tussen de dodelijke containers echoden tegen de roestige zijden van het ruim.
Een chemicus maakte een heftig gebaar met zijn gehandschoende hand. 'Daar is het vat dat verantwoordelijk is voor de lek!' zei hij opgewonden. 'De klep is van de draad gebroken.'
'Tevreden?' vroeg Pitt aan Mendoza.
'Daar kun je donder op zeggen,' riep ze blij. Pitt ging zo dicht naar haar toe dat hun maskers elkaar bijna raakten. 'Heb je nog aan mijn beloning gedacht?'
'Beloning?'
'Onze afspraak,' zei hij en hij probeerde ernstig te klinken. 'Ik heb het zenuwgas zesendertig uur eerder gevonden dan volgens het tijdschema.'
'U houdt me toch niet aan een belachelijk voorstel?'
'Dan zou ik wel gek moeten zijn.'
Ze was blij dat hij haar niet kon zien blozen onder de helm. Ze waren op een open radiofrequentie aangesloten en iedereen in de ruimte kon horen wat ze zeiden.
'U kiest wel vreemde plekken uit om een afspraak te maken.'
'Waar ik aan dacht,' ging Pitt verder, 'was een diner in Anchorage, cocktails gekoeld met ijs, gerookte zalm, elandrug, gebakken Alaska. Daarna
'Zo kan het wel,' zei ze en ze werd steeds verlegener.
'Ga je graag uit?'
'Alleen als het bij gelegenheid moet,' antwoordde ze en ze werd de situatie weer wat meester. 'En dat is in dit geval bepaald niet zo.'
Hij stak zijn armen in de lucht en liet ze ontmoedigd vallen. 'Een droevige dag voor Pitt, een goede dag voor NUMA.'
'Waarom NUMA?'
'De besmetting heeft plaats op het land. Er is geen onderwateronderzoek nodig. Mijn bemanning en ik kunnen inpakken en weg wezen.'
Haar helm knikte onmerkbaar. 'Een mooie zijsprong, meneer Pitt, om de problemen bij het leger in de schoot te gooien.'
'Weten ze ervan?' vroeg hij ernstig.
'Het Alaska Commando werd direct nadat u de ontdekking van de Pilottown rapporteerde gewaarschuwd. Een team van de opruimingsdienst chemische oorlogvoering is onderweg van het vasteland om de stof te verwijderen.'
'Tjonge, wat efficiënt allemaal.'
'U vindt het niet zo belangrijk, wel?'
'Natuurlijk is het belangrijk,' zei Pitt. 'Maar mijn werk is klaar en als je geen lekkages meer hebt en lijken, ga ik naar huis.'
'U bent een echte cynicus.'
'Zeg je "ja"?'
Stoot, afweer, uitval. Hij raakte haar op een ongedekte flank. Ze voelde zich gevangen, gespietst en was kwaad op zichzelf dat ze het fijn vond. Ze gaf antwoord voordat ze iets negatiefs kon denken. 'Ja.'
De mannen in het ruim stopten met het werk tussen genoeg vergif om de halve wereldbevolking te doden en klapten met hun handschoenen tegen elkaar, ze riepen en floten in hun zendertjes. Ze besefte plotseling dat ze populairder geworden was. Mannen bewonderden een vrouw die een smerig karwei kon klaarspelen zonder een kat te zijn.
Later vond Dover Pitt die een klein luikgat bekeek en er met zijn zaklamp in scheen. De gloed nam binnen af, reflecteerde op doffe glansplekken op het met olie bedekte water in het vracht-ruim.
'Wat denk je?' vroeg Dover.
'Ik dacht maar eens wat te gaan zoeken,' antwoordde Pitt.
'Je komt niet ver daar.'
'Waar komt dit op uit?'
'In de schroefastunnel, maar die staat tot bijna bovenin vol water. Je moet luchtflessen hebben om erdoor te komen.'
Pitt zwaaide zijn lamp naar de voorste wand tot het licht op een luikje viel boven aan een trap. 'En dat?'
'Moet uitkomen in laadruim vier.'
Pitt knikte alleen maar en begon de roestige treden van de trap op te lopen, met Dover vlak achter zich aan. Hij trok aan de grendels die het luik vasthielden, zwaaide het open en klauterde naar de volgende laadruimte, weer gevolgd door Dover. Een vlug onderzoek met de lamp maakte hun duidelijk dat het helemaal leeg was.
'De boot moet wel met ballast gevaren hebben,' veronderstelde Pitt hardop.
'Dat lijkt mij ook,' zei Dover.
'En nu?'
'Nog een ladder op naar de gang die loopt tussen de zoetwatertanks in de voorraadkamers van het schip.'
Langzaam zochten ze hun weg door de ingewanden van de Pilottown. Ze voelden zich als doodgravers die 's nachts opgravingen moeten doen op een kerkhof. Om elke hoek verwachtten ze skeletten te vinden van de bemanning. Maar er waren geen botten. De hutten van de bemanning zouden eruitgezien moeten hebben als een uitverkoopzaak: kleren, persoonlijke eigendommen, alles wat een bemanning die haastig het schip moest verlaten zou hebben laten slingeren. In plaats daarvan leek het pikdonkere interieur van de Pilottown op tunnels en kamers van een verlaten grot. Het enige dat ontbrak waren de vleermuizen.
De proviandkasten waren leeg. Er stonden geen borden of kopjes op de planken van de eetzaal van de bemanning. Op de toiletten lag zelfs geen papier. Brandblussers, deurgrendels, meubels, alles dat losgehaald kon worden of van enige waarde was, was verdwenen.
'Zeer merkwaardig,' mompelde Dover.
'Dat lijkt mij ook,' zei Pitt. 'Het schip is systematisch van alles ontdaan.'
'Er moeten rovers aan boord zijn gekomen die alles hebben weggehaald in de jaren dat het schip ronddreef.'
'Rovers laten rommel achter,' weerlegde Pitt. 'Degene die dit
gedaan heeft, is overdreven netjes.'
Het was een vreemde rondgang. Hun schaduwen fladderden over de donkere wanden van de gangen en bewogen zich langs de stille en verlaten machines. Pitt verlangde ernaar de lucht weer te zien.
'Ongelooflijk,' mompelde Dover nog steeds vol ontzag over wat ze hadden gevonden, of liever niet hadden gevonden. 'Ze hebben zelfs alle kleppen en slangen verwijderd.'
'Als ik een gokker was,' zei Pitt nadenkend, 'zou ik durven wedden dat we op een verzekeringsschandaal gestuit zijn.'
'Het zou niet het eerste schip zijn dat als vermist is opgegeven om uitbetaald te worden door Lloyds of Londen,' zei Dover.
'Je vertelde me dat de bemanning beweerde dat ze de Pilottown tijdens een storm verliet. Ze verliet haar wel, maar ze liet niets achter dan een lege, waardeloze dop.'
'Dat is gemakkelijk genoeg uit te zoeken,' zei Dover. 'Er zijn twee manieren om een schip op zee te laten zinken. Zet de buitenboordkranen open en laat het vollopen, of blaas de bodem op met explosieven.'
'Hoe zou jij het doen?'
'Laten vollopen door de buitenboordkranen kan wel vierentwintig uur of langer duren. Lang genoeg voor een passerend schip om een onderzoek in te stellen. Ik zou kiezen voor de springladingen. Dat gaat vlug en smerig; je zet het schip in tijd van minuten op de bodem.'
'Iets moet hebben voorkomen dat de explosieven afgingen.'
'Dat is maar een theorie.'
'Volgende vraag,' hield Pitt vol. 'Waar zou je ze plaatsen?'
'In de vrachtruimen, machinekamer, vooral op plaatsen dicht bij de rompplaten voor zover ze onder de waterlijn liggen.'
'Geen spoor van explosieven in de achterste ruimen,' zei Pitt. 'Blijven over de machinekamer en de voorste ruimen.'
'We zijn nu al zover gekomen,' zei Dover. 'We moeten maar verder gaan.'
'Dat gaat vlugger als we ieder apart gaan. Ik zal de machinekamer doorzoeken. Jij weet beter de weg op het schip dan ik . . .'
'Het zijn de voorste ruimen,' zei Dover die hem voor was.
De grote kustwachtman ging een kajuitstrap op en neuriede het lied van de strijd van de Notre Dame. Zijn beerachtige gang en kolossale gestalte tekenden zich tegen de wanden af door de zwaaiende zaklamp in zijn hand, werd kleiner en vervaagde ten slotte.
Pitt stelde een onderzoek in naar de doolhof van stoomleidingen die van de verouderde stoomturbines en ketels afkwamen. De looproosters boven de machinerie waren vrijwel doorgeroest en hij liep voorzichtig. De machinekamer leek tot leven te komen in zijn verbeelding: gekraak en gekreun en gemompel dat uit de ventilatoren kwam, fluisterende geluiden.
Hij vond een paar buitenboordkranen. De handwielen zaten vast in gesloten stand.
Dat was dus de open-kranentheorie, dacht hij.
Een ijzige kilte bekroop Pitt vanuit zijn nek over zijn hele lichaam. Hij besefte dat de batterijen van de verwarming in zijn pak bijna leeg waren. Hij deed het licht een ogenblik uit. De pikzwarte duisternis deed hem bijna stikken. Hij knipte het licht weer aan en scheen met de straal om zich heen alsof hij verwachtte een spookverschijning van de bemanning te zien die hem wilde grijpen. Maar er waren geen spoken. Niets dan de donkere ijzeren wanden en de versleten machines. Hij zou gezworen hebben dat hij de roosters voelde schudden alsof de motoren die onheilspellend boven hem hingen begonnen te draaien.
Pitt schudde zijn hoofd om de spoken uit zijn hoofd te verjagen en begon systematisch de zijden van de romp te onderzoeken. Hij kroop tussen pompen en met asbest geïsoleerde pijpen door die naar het duister en naar nergens leidden. Hij viel van een ladder af, in twee meter diep vet water. Hij worstelde zich weer naar boven uit de schijnbare klauwen van de dood en kwaad en smerig ruimwater, zijn pak nu zwart van de olie. Buiten adem hing hij daar een minuut en deed een bewuste poging om uit te rusten.
Toen merkte hij een voorwerp op dat vaag te zien was in het verste bereik van de lichtstraal. Een gecorrodeerde aluminium trommel zo groot als een twintig-litergasfles was vastgebonden aan een balk die aan de binnenplaten van de romp was gelast. Pitt had explosieven geplaatst bij zeereddingsoperaties en hij herkende snel de ontstekingseenheid die aan de bodem van de trommel was bevestigd. Een elektrische draad liep naar boven door de roosters naar het dek erboven.
Het zweet drong door zijn poriën terwijl hij huiverde van de kou. Hij liet de lading waar hij hem gevonden had en klom de ladder weer op. Daarna ging hij de machines en de ketels bekijken.
Er waren nergens tekens op, geen fabrikantennamen, geen stempels van controleurs. Overal waar een metalen identiteitsplaatje had gezeten was het verwijderd. Overal waar letters of cijfers in het metaal hadden gestaan waren ze weggevijld. Na in alle hoeken en gaten gekeken te hebben bij de machines, had hij geluk toen hij met zijn gehandschoende hand iets voelde uitsteken. Het was een plaatje dat gedeeltelijk onder vet verborgen zat op een van de ketels. Hij veegde het vuil weg en richtte het licht op het gestempelde oppervlak. Er stond:
DRUK : 220 psi
TEMPERATUUR : 450 F
VERHIT OPPERVLAK : 5017 sq. ft.
MANUFACTURED BY THE ALHAMBRA
IRON AND BOILER COMPANY
CHARLESTON, SOUTH CAROLINA
SER. 38874
Pitt leerde het serienummer van buiten en ging terug naar de plek waar hij vandaan kwam. Hij zakte vermoeid op het dek en probeerde te rusten terwijl hij leed onder de kou.
Dover kwam binnen een uur terug met een springlading onder zijn arm, zo onverschillig als was het een blik perziken. Luid en vaak vloekend als hij uitgleed over het oliegladde dek kwam hij met een plof naast Pitt zitten.
'Er zijn er nog vier tussen hier en de boeg,' zei Dover moe.
'Ik heb er ook een gevonden, ongeveer twaalf meter terug,' antwoordde Pitt.
'Ik vraag me af waarom ze niet ontploft zijn.'
'De ontsteking moet onklaar geraakt zijn.'
'Tijdontsteking?'
'De bemanning moest van het schip springen voordat de bodem opgeblazen werd. Volg de draden die van de blikken lopen en je zult vinden dat ze allemaal bij elkaar komen bij een tijdontstekingsapparaat dat ergens aan dek verstopt is. Toen de bemanning merkte dat er iets niet in orde was, moet het te laat zijn geweest om weer aan boord te gaan.'
'Of ze waren bang dat het zou ontploffen waar ze bij waren.'
'Dat kan ook,' gaf Pitt toe.
'En zo begon de Pilottown haar legendarische drijftocht. Een verlaten schip op een lege zee.'
'Hoe wordt een schip officieel geïdentificeerd?'
'Waar denk je aan?'
'Alleen nieuwsgierig.'
Dover nam dat aan en keek naar de schaduwen van de motoren. 'Nou, de identiteit kan bijna overal gevonden worden. Op zwemvesten, reddingboten, op de boeg en de achtersteven is de naam vaak gelast als omlijning van de geschilderde letters. Dan zijn er de plaatjes van de scheepsbouwer, een op de buitenkant van de romp, een in de machinekamer. En, o ja, het officiële scheepsnummer staat in een balk gebrand aan de buitenkant van de ruimluiken.'
'Ik wil wedden om een maandsalaris dat als je het schip onder de berg uit zou kunnen graven je het luiknummer afgebrand en het werfnummerplaatje verwijderd zou vinden.'
'Blijft er nog een over in de machinekamer.'
'Dat is ook weg,' zei Dover kalm.
'Verdomme, je hebt gelijk,' antwoordde Pitt plotseling. 'Er is met dit schip meer aan de hand dan verzekeringsbedrog.'
'Ik heb nu geen zin om mysteries op te lossen,' zei Dover die onhandig opstond. 'Ik bevries, verga van de honger en ben zo verrekte moe. Ik ben er voor om terug te gaan.'
Pitt zag dat Dover nog steeds het blik explosieven vasthield. 'Neem je dat mee?'
'Bewijs.'
'Laat het niet vallen,' zei Pitt met een vleugje sarcasme in zijn stem.
Ze klommen de machinekamer uit en gingen vlug door de laadruimen, vurig verlangend om de natte duisternis te verlaten en weer in het daglicht te komen. Plotseling bleef Pitt staan. Dover, die met zijn hoofdnaar beneden achter hem liep, botste tegen hem aan.
'Waarom blijf je staan?'
'Voel je het?'
Voor Dover kon antwoorden, trilde het dek onder hun voeten en kraakten de wanden onheilspellend. Wat klonk als het gedempte gerommel van een verre ontploffing kwam steeds dichterbij, snel gevolgd door een geweldige schokgolf. De Pilottown trilde onder de schok en de lasnaden kraakten en spleten onder de enorme druk. De schok wierp de beide mannen met geweld tegen de stalen wand. Pitt slaagde erin op de been te blijven, maar Dover die niet in balans was door zijn zware vracht, sloeg als een boom tegen het dek met het blik in zijn armen en de val dempend met zijn lichaam. Een gegrom van pijn kwam over zijn lippen toen hij zijn schouder ontwrichtte en een knie verwrong. Hij worstelde zich versuft in zittende positie en keek Pitt aan.
'Wat was dat in 's hemelsnaam?' hijgde hij.
'Vulkaan Augustine,' zei Pitt haast nuchter. 'Hij moet uitgebarsten zijn.'
'God, en wat nu?'
Pitt hielp de grote man op de been. Hij kon de stijve arm van Dover door het pak heen voelen. 'Bezeerd?'
'Een beetje verdraaid, maar ik geloof niet dat ik iets gebroken heb.'
'Kun je lopen?'
'Het gaat wel,' loog Dover tussen zijn opeengeklemde tanden. 'En het bewijs?'
'Denk er maar niet meer aan,' zei Pitt haastig. 'Laten we er als de bliksem vandoor gaan.'
Zonder verder iets te zeggen liepen ze door de ruimen en door de smalle gang tussen de zoetwatertanks. Pitt sloeg zijn arm om Dovers middel en trok hem half, droeg hem half door het donker.
Pitt dacht dat er geen eind aan de gang kwam. Zijn adem begon met stoten te gaan en zijn hart bonsde tegen zijn ribben. Hij worstelde om op de been te blijven toen de oude Pilottown schudde en zwaaide door de trillingen van de aarde. Ze bereikten vrachtruim nummer vier en daalden de ladder af. Hij verloor zijn greep en Dover viel op het dek. De kostbare seconden die verloren gingen om Dover naar de ladder aan de overkant te krijgen leken wel jaren.
Pitt had nauwelijks zijn voet op de schilferende sporten gezet toen er een klap als een donderslag klonk en iets langs hem op het dek viel. Hij richtte de lichtstraal omhoog. Op dat ogenblik bezweek het dek en tonnen gesteente en afval stortten in het ruim.
'Klim, verdomme klim!' gilde hij tegen Dover. Zijn borstkas hijgde en het bloed gonsde in zijn oren. Met een innerlijke kracht duwde hij de 100 kilo van Dover de trap op.
Plotseling klonk er een stem. In het lichtschijnsel stond een gedaante over het bovenste luik gebogen. Zijn handen grepen Dover en trokken hem op naar het achterruim. Pitt wist instinctief dat het Giordino was. De stoere kleine Italiaan had er een fijn gevoel voor om op de juiste tijd op de juiste plaats te zijn.
Pitt kwam boven en kroop in het ruim waar het zenuwgas was opgeslagen. Het dek erboven was nog intact doordat de oplopende bodem niet zo dicht bij de achtersteven was. Toen hij onder aan de ladder kwam hielpen bereidwillige handen Dover naar het achterdekhuis en de tijdelijke veiligheid. Giordino greep Pitt bij de arm.
'We hebben verliezen geleden tijdens de beving,' zei hij grimmig.
'Hoe erg?' vroeg Pitt.
'Vier gewonden, meest gebroken benen, en één dode.'
Giordino aarzelde en Pitt wist het.
'Mendoza?'
'Een van de vaten verbrijzelde haar been,' legde Giordino uit. Zijn stem klonk ernstiger dan Pitt ooit gehoord had. 'Ze had een samengestelde breuk. Een beensplinter drong door haar pak.' Zijn woorden verstierven.
'Het zenuwgas lekte op haar huid,' zei Pitt ten slotte met een gevoel van hopeloosheid. Er ging een schok door hem heen.
Giordino knikte. 'We hebben haar naar buiten gebracht.'
Pitt vond Julie Mendoza liggend op het achterdek van de Pilottown. Boven hem steeg een grote wolk vulkanische as op in een blauwe lucht en dreef toevallig naar het noorden, van het schip af.
Ze lag alleen en op haar zij. De niet-gewonden zorgden voor de levenden. Alleen de jongste officier van de Catawba stond naast haar en zijn hele lichaam schokte, terwijl hij overgaf in zijn helm.
Iemand had haar helm afgezet. Het haar waaierde uit over het dek en glansde oranje in de ondergaande zon. Haar ogen waren open en staarden in het niets, de kaak stak vooruit en was verstijfd in wat een onbeschrijflijke doodsangst moest zijn geweest. Het bloed stolde in door de zon beschenen koperkleurige stroompjes die uit haar gapende mond waren gelopen, uit haar neus en oren. Het was zelfs uit de randen van haar ogen gestroomd. Wat er nog van haar gezichtshuid te zien was werd al blauwachtig zwart.
De enige emotie van Pitt was kille woede. Die kwam in hem op terwijl hij naast haar neerknielde en hij sloeg steeds met zijn vuist op het dek.
'Dit had niet het einde mogen zijn,' grauwde hij bitter. 'Ik wil niet dat ze hier zo haar einde vindt.'
11
Oscar Lucas staarde somber op zijn bureau neer. Alles deprimeerde hem: de bittere koffie in een koud kopje, zijn goedkoop gemeubileerd overheidskantoor, de lange werkuren. Voor het eerst sinds hij speciale agent was van het presidentiële detachement, merkte hij dat hij ernaar verlangde met pensioen te gaan en te gaan skiën in Colorado, met zijn eigen handen een berghut te bouwen.
Hij schudde de fantasieën uit zijn hoofd, nipte van een voedingsdrankje en bestudeerde de plattegrond van het presidentiële jacht voor misschien wel de tiende keer.
Het was in 1919 gebouwd voor een welgestelde zakenman in Philadelphia. De Eagle werd in 1921 door het ministerie van Handel gekocht voor presidentieel gebruik. Sindsdien hadden dertien presidenten haar dek betreden.
Herbert Hoover speelde met pillen aan boord. Roosevelt mixte martini's en besprak er oorlogstactiek met Winston Churchill. Harry Truman speelde poker en piano. John Kennedy vierde er zijn verjaardagen. Lyndon Johnson ontving er de Britse koninklijke familie en Richard Nixon had er Leonid Brezjnev als gast.
Het schip had een ouderwetse, eenvoudige boeg. Het met mahoniehout afgezette jacht mat honderd ton, was 37 meter lang bij een breedte van 7 meter. De diepgang was 1,70 meter en ze kon met veertien knopen het water splijten.
De Eagle was oorspronkelijk gebouwd met vijf grote hutten, vier badkamers en een groot glazen dekhuis dat zowel voor eet- als woonkamer gebruikt werd. Een bemanning van dertien man van de Kustwacht was tijdens vaarten aan boord en die hadden hun kwartieren en kombuis in het vooruit.
Lucas keek de dossiers van de bemanning door, hun persoonlijke achtergronden, familiegeschiedenis, persoonlijke trekjes, de uitkomsten van psychologische onderzoeken. Hij kon niets vinden dat enige verdenking opleverde.
Hij ging achterover zitten en geeuwde. Het was 9 uur 20 namiddag op zijn horloge. De Eagle had drie uur bij Mount Vernon gemeerd gelegen. De president was een nachtmens en stond altijd laat op. Hij zou zijn gasten ophouden, daar was Lucas zeker van. Ze zouden in het dekhuis zitten, regeringszaken van alle kanten bekijken en er zou niet veel aan slaap gedacht worden.
Hij keek opzij uit het raam. Een opkomende mist was een welkom gezicht. Het verminderde zicht verkleinde de kansen voor een sluipschutter, het grootste gevaar voor het leven van een president. Lucas probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat hij achter spoken aanjoeg. Elk detail dat gedekt kon worden was gedekt.
Als er gevaar dreigde, ontging hem de bron en methode.
De mist had Mount Vernon nog niet bereikt. De zomernacht sprankelde nog helder en de lampen van de straten en boerderijen in de omgeving dansten op het water. De rivier werd op deze plaats breder, tot ongeveer een kilometer, met bomen en struiken langs de oevers. Een honderd meter van de oever lag een boot van de Kustwacht voor anker met haar boeg stroomopwaarts gericht en met draaiende radarantenne.
De president zat in een luie stoel op het voordek van de Eagle en probeerde ernstig zijn Oosteuropees hulpprogramma te verkopen aan Marcus Larimer en Alan Moran. Plotseling sprong hij op en liep naar de reling. Hij luisterde met geheven hoofd. Een kleine kudde koeien loeide in een nabije weide. Hij bleef even in gedachten verdiept staan; de landsproblemen verdwenen en hij was weer de boerenjongen. Na een paar seconden keerde hij zich om en ging weer zitten.
'Neem me niet kwalijk,' zei hij met een brede glimlach. 'Ik kwam even in de verleiding om een emmer te pakken en wat verse melk te halen voor ons ontbijt.'
'De nieuwsmedia zouden een goede dag hebben met een foto van u terwijl u midden in de nacht een koe melkt,' lachte Larimer.
'Of misschien,' zei Moran sarcastisch, 'zou u de melk voor een flinke prijs aan de Russen kunnen verkopen.'
'Dat is niet zo ver gezocht als het klinkt,' zei Margolin die wat terzijde zat. 'Melk en boter zijn er bijna niet meer in de Moskouse staatswinkels.'
'Dat is waar, meneer de president,' zei Larimer ernstig. 'De gemiddelde Rus krijgt nog slechts 200 calorieën per dag meer dan een hongerdieet. De Polen en Hongaren zijn nog slechter af. Verdomd waar, onze varkens krijgen beter te eten dan zij.'
'Precies wat ik bedoel,' zei de president met gloedvolle stem. 'We kunnen niet onverschillig blijven voor hongerende vrouwen en kinderen, alleen omdat ze onder communistische heerschappij leven. Hun positie is des te belangrijker voor de respons van de humanitaire gulheid van het Amerikaanse volk. Denk eens aan de voordelen die een dergelijk programma goodwill zal opleveren van de landen in de Derde Wereld. Bedenk hoe zo'n daad toekomstige generaties zou inspireren. De mogelijke gunstige gevolgen zijn niet uit te rekenen.'
'Ik ben zo vrij van mening te verschillen,' zei Moran koel. 'Volgens mij is wat u voorstelt dwaas, een potje flikflooien. De miljarden dollars die ze jaarlijks uitgeven om hun satellietlanden te steunen hebben hun financiële mogelijkheden bijna uitgeput. Ik wil wedden dat het geld dat ze zouden uitsparen met het door u voorgestelde borgprogramma direct op hun militaire begroting zou komen.'
'Misschien, maar als hun moeilijkheden ongebreideld voortduren worden de Russen gevaarlijker voor de V.S.,' argumenteerde de president. 'In de geschiedenis zijn meer volken met grote economische problemen zich te buiten gegaan in buitenlandse avonturen.'
'Zoals het grijpen naar de macht in de Perzische Golf?' zei Larimer.
'Ze dreigen steeds de Golf te zullen bezetten. Maar ze weten verdomd goed dat de westerse landen met kracht zouden ingrijpen om het bloed voor hun economie door te kunnen laten stromen. Nee Marcus, ze hebben het oog op een veel gemakkelijker doel. Een doel dat hun de kans zou geven het Middellandse Zeegebied te beheersen.'
Larimer keek verbaasd. 'Turkije?'
'Juist,' antwoordde de president kortaf.
'Maar Turkije is lid van de NAVO,' sprak Moran tegen.
'Ja, maar gaat Frankrijk oorlog aan met Turkije? Of Engeland of West-Duitsland? Of vraag je liever af of wij Amerikaanse jongens daar de dood in zouden sturen. Dat deden we niet in Afghanistan. De waarheid is dat Turkije maar weinig natuurlijke grondstoffen heeft om voor te vechten. Het Russische leger zou het land in een week onder de voet kunnen lopen tot aan de
Bosporus en het Westen zou alleen met woorden protesteren.'
'U hebt het over onwaarschijnlijke mogelijkheden,' zei Moran, 'en niet over reële.'
'Dat ben ik met je eens,' zei Larimer. 'Volgens mij is er voorlopig weinig kans voor het Russische expansionisme gezien het falende systeem.'
De president stak protesterend zijn hand op. 'Maar dit is heel wat anders, Marcus. Een opstand in Rusland zal zeker de grenzen passeren, en zeker de westerse grenzen.'
'Ik ben geen isolationist, meneer de president. Mijn staat van dienst in de Senaat bewijst het tegendeel. Maar ik word er verdomd beroerd van hoe de Verenigde Staten zich steeds in alle bochten moeten draaien door de grillen van de Europeanen. We hebben onze portie doden in hun grond door twee oorlogen. Ik zeg, als de Russen de rest van Europa willen opeten, laat ze erin stikken, dan zijn we ze goddank kwijt.'
Larimer ging tevreden achterover zitten. Hij had zijn zegje gedaan dat hij niet in het openbaar durfde doen. Hoewel de president fel tegen was, moest hij er even aan denken hoeveel Amerikanen van het platteland die gedachten deelden.
'Laten we realistisch zijn,' zei hij rustig. 'Wij weten toch allebei dat we onze bondgenoten niet in de steek kunnen laten.'
'En wat denkt u van onze kiezers?' viel Moran weer uit. 'Hoe vertelt u ze het als u ze hun belastingdollars afneemt van een budget dat een te groot tekort vertoont, en ze gebruikt om de vijand te voeden en te steunen?'
'Ik zeg dat het humanitair is om dat te doen,' antwoordde de president vermoeid. Hij besefte dat hij tegen de bierkaai vocht.
'Neem me niet kwalijk, meneer de president,' zei Larimer die opstond, 'maar ik kan niet met een gerust geweten uw hulpplan voor het oostblok steunen. Als u het goedvindt ga ik nu naar mijn nest.'
'Ik ook,' zei Moran geeuwend. 'Ik kan mijn ogen nauwelijks openhouden.'
'Zijn jullie allemaal goed ondergebracht?' vroeg de president.
'Ja, dank u,' antwoordde Moran.
'Als ik nu nog niet zeeziek ben geworden,' zei Larimer met een lichte grijns, 'kan ik mijn eten erin houden tot morgenochtend.'
Ze wensten elkaar goedenacht en verdwenen gezamenlijk de trap af naar hun hutten. Zodra ze het niet meer konden horen wendde de president zich tot Margolin. 'Wat vind je ervan, Vince?'
'Om eerlijk te zijn, meneer, ik denk dat u tegen muren praat.'
'Denk je dat het hopeloos is?'
'Bekijk het eens van een andere kant,' begon Margolin. 'Uw plan behelst het kopen van graanoverschotten en andere landbouwprodukten om die aan de communistische wereld te geven voor prijzen die onze boeren op de exportmarkt zouden krijgen. Door slechte weersomstandigheden de laatste twee jaar en door de inflatiespiraal in de olieprijzen gaan er meer boeren failliet dan ooit sinds 1934 . . . Als u erop blijft staan om geld voor hulp te geven, raad ik u met alle respect aan het hier te doen, en niet in Rusland.'
'Het hemd is nader dan de rok. Bedoel je dat?'
'Wat anders? U moet bovendien bedenken dat u snel steun verliest binnen de partij ... en ten onder zult gaan bij de verkiezingen.'
De president schudde zijn hoofd. 'Ik kan niet werkeloos toezien terwijl miljoenen mannen, vrouwen en kinderen sterven van honger.'
'Een nobel standpunt, maar nauwelijks haalbaar.'
De trekken van de president werden zeer droevig. 'Begrijp je niet,' zei hij terwijl hij uitkeek over het donkere water van de rivier, 'als we kunnen aantonen dat het marxisme heeft gefaald, zal er geen guerrillabeweging ter wereld gerechtvaardigd zijn het als een oorlogskreet voor de revolutie te gebruiken.'
'Dat brengt ons op het laatste argument,' zei Margolin. 'De Russen willen uw hulp niet eens. Zoals u weet heb ik de minister van Buitenlandse Zaken, Gromyko, gesproken. Hij vertelde me in niet mis te verstane bewoordingen dat als het Congres uw hulpprogramma aanneemt, elk voedseltransport bij de grenzen tegengehouden zal worden.'
'Toch moeten we het proberen.'
Margolin zuchtte zacht in zichzelf. Elk argument was verspillen van tijd. De president kon er niet afgebracht worden.
'Als je moe bent,' zei de president, 'ga dan gerust naar bed. Je hoeft niet speciaal wakker te blijven om mij gezelschap te houden.'
'Ik ben niet in de stemming om te slapen.'
'Nog een cognacje dan?'
'Heel graag.'
De president drukte op een bel naast zijn stoel en er verscheen een gestalte in het witte uniform van kelner aan dek.
'Ja, meneer de president? Wat wenst u?'
'Breng de vice-president en mij alsjeblieft nog een glas cognac.'
'Ja meneer.'
De kelner draaide zich om om de bestelling te halen, maar de president stak zijn hand op.
'Een ogenblik.'
'Ja meneer?'
'Jij bent niet Jack Klosner die hier altijd kelner is.'
'Nee meneer de president. Ik ben matroos eerste klas Lee Tong. Matroos Klosner werd om tien uur afgelost. Ik heb dienst tot morgenochtend.'
De president was een van de weinige politici van wie de ego op mensen afgestemd was. Hij praatte even aardig tegen een jongetje van acht jaar als tegen een vrouw van tachtig. Hij hield er echt van om onbekenden aan het praten te krijgen en noemde ze bij hun voornamen alsof hij ze al jaren kende.
'Is jouw familie Chinees, Lee?'
'Nee meneer, Koreaans. Ze emigreerden naar Amerika in 1952.'
'Waarom ben je bij de Kustwacht gegaan?'
'Ik denk omdat ik van de zee houd.'
'Vind je het leuk om oude bureaucraten als ik te bedienen?'
Matroos Tong aarzelde, kennelijk niet op zijn gemak. 'Nou ... als ik het voor het kiezen had, zou ik liever op een ijsbreker werken.'
'Ik weet niet of het een eer is om tweede keus na een ijsbreker te zijn.' De president lachte goedgehumeurd. 'Help me er morgenochtend aan herinneren om bij commandant Collins een goed woordje te doen voor je overplaatsing. Hij is een oude vriend van me.'
'Dank u, meneer de president,' mompelde matroos Tong opgetogen. 'Ik breng u meteen de cognac.'
Vlak voor hij wegliep liet Tong een brede glimlach zien die een groot gat in zijn bovengebit toonde.
12
Er kwam een zware mist over de Eagle die haar romp in een vochtige, vreemde stilte hulde. Langzamerhand werden de rode waarschuwingslichten van een radioantenne op de andere oever minder zichtbaar en verdwenen. Ergens boven het schip krijste een meeuw, maar het was een gedempt, spookachtig geluid; je kon niet zeggen uit welke richting het precies kwam. De teakhouten dekken waren al gauw drijfnat en kregen een doffe glans onder de door mist omsluierde lampen die op de palen stonden van de oude krakende pier die verankerd was aan de oever.
Een legertje geheime agenten, gestationeerd op strategische posten op de begroeide helling die oprees naar George Washingtons sierlijke huis in koloniale stijl, bewaakte het bijna onzichtbare jacht. Ze stonden met elkaar in verbinding door middel van miniatuur kortegolfradio's. Om beide handen vrij te hebben droegen de agenten koptelefoons, batterijen aan hun riemen en microfoontjes op hun polsen.
Elk uur veranderden de agenten van positie en schoven op naar de volgende geplande posten, terwijl hun leider controleerde of het beveiligingsnetwerk goed functioneerde.
In een grote wagen die geparkeerd stond naast het oude landhuis, zat agent Blackowl naar een rij televisiemonitoren te kijken. Een tweede agent bediende het verbindingsmaterieel, terwijl een derde een serie waarschuwingslampjes in de gaten hield die verbonden waren met een ingewikkeld alarmsysteem om het jacht heen.
'Je zou verwachten dat de nationale meteorologische dienst een precies verslag zou geven over het weer op vijftien kilometer van hun gebouw,' mopperde Blackowl terwijl hij van zijn vierde kop koffie van die avond dronk. 'Ze zeiden "lichte mist". Als dit een lichte mist is, dan wil ik wel eens weten hoe ze een mist noemen die zo dicht is dat je hem kunt snijden.'
De verbindingsman draaide zich om en deed de koptelefoon
van zijn hoofd. 'De volgboot zegt dat ze niet voorbij de boeg kan zien. Ze vragen toestemming om aan te leggen.'
'Ik kan het ze niet kwalijk nemen,' zei Blackowl. 'Geef ze bevestigend antwoord.' Hij stond op en masseerde zijn nek. Daarna klopte hij de radioman op zijn schouder. 'Ik neem de radio wel over. Ga jij maar wat slapen.'
'Als voorhoedeagent zou ik zelf maar gaan liggen.'
'Ik ben niet moe. Ik kan trouwens toch geen moer zien op de Monitoren.'
De agent keek naar een grote digitale klok aan de muur. 'Een uur vijftig. Over tien minuten veranderen we weer van posten.'
Blackowl knikte en liet zich in de lege stoel glijden. Hij had maar nauwelijks de koptelefoon opgedaan, toen er een oproep kwam van de kustwachtboot die bij het jacht voor anker lag.
'Controle, hier rivierwacht.'
'Hier controle,' antwoordde Blackowl die de stem van de commandant van de boot herkende.
'We hebben moeilijkheden met ons zoekantennesysteem.'
'Wat voor moeilijkheden?'
'Een sterk signaal met dezelfde frequentie als onze radar stoort de ontvangst.'
Blackowls gezicht toonde een trek van bezorgdheid. 'Kan er iemand zijn die stoort?'
'Dat geloof ik niet. Het lijkt een kruisverbinding. Het signaal komt en gaat alsof er boodschappen worden uitgezonden. Ik heb het vermoeden dat een of andere radiogek per ongeluk op onze frequentie heeft afgestemd.'
'Heb je enig contact?'
'Het scheepvaartverkeer is op deze tijd van de nacht nihil,' antwoordde de commandant. 'De enige echo die we de laatste twee uur op de oscilloscoop hebben gezien kwam van een sleepboot van de vuilnisdienst die vuilnisboten naar zee trekt.'
'Hoe laat kwam die voorbij?'
'Dat kwam hij niet. De echo stopte bij de oever, een paar honderd meter stroomopwaarts. De schipper van de sleepboot heeft waarschijnlijk aangelegd om te wachten tot de mist voorbij is.'
'Goed, rivierwacht, houd me op de hoogte van je radarprobleem.'
'Ja controle. Rivierwacht uit.'
Blackowl leunde weer in de stoel en berekende uit zijn hoofd de kansen. Nu er geen verkeer was op de rivier, was er weinig
gevaar dat een ander schip met de Eagle in aanvaring zou komen. De radar van de boot van de Kustwacht, hoewel met tussenpozen, werkte wel. Elke aanval van de kant van de rivier was uitgesloten door het ontbreken van zicht; daardoor was het vrijwel onmogelijk om het jacht te treffen. De mist, zo leek het, was een zegen in vermomming.
Blackowl keek op naar de klok. Het was nog een minuut voor de posten gewisseld moesten worden. Hij las nog eens vlug het veiligheidsplan door waarop de namen van de agenten stonden, de gebieden waarin ze moesten patrouilleren en de tijden. Hij merkte op dat agent Lyle Broek op post nummer zeven moest staan, dat was het jacht zelf, terwijl agent Karl Polaski op post nummer zes, de pier, zou zijn.
Hij drukte de zendknop in en sprak in de kleine microfoon die aan de koptelefoon zat. 'Attentie alle stations. Tijd nul tweehonderd uur. Begeef je naar je volgende post. Herhaal: ga naar de volgende post volgens plan.' Daarna veranderde hij de frequentie en noemde de codenaam van de leider. 'Cutty Sark, dit is controle.'
Ed McGrath, een veteraan die al vijftien jaar in dienst was, antwoordde bijna onmiddellijk: 'Cutty Sark hier.'
'Vertel postnummers zes en zeven om scherp het oog te houden op de rivier.'
'Ze zullen niet veel zien in deze troep.'
'Hoe dicht is het bij de haven?'
'Zo erg dat je ons witte stokken met rode punten had moeten geven.'
'Doe het zo goed mogelijk,' zei Blackowl.
Er ging een lampje aan en Blackowl verbrak de verbinding met McGrath en beantwoordde de binnenkomende oproep.
'Controle.'
'Dit is rivierwacht, controle. Degene die onze radar in de war stuurt lijkt nu voortdurend uit te zenden.'
'Je ziet niets?' vroeg Blackowl.
'De geografische weergave op het scherm is voor veertig procent weg. In plaats van stippen ontvangen we een grote wig-vorm.'
'Goed, rivierwacht, ik zal het doorgeven aan de speciale agent. Misschien kan hij de storing opsporen en verdere uitzending ervan stoppen.'
Voor hij Oscar Lucas in het Witte Huis van het radar probleem op de hoogte bracht, draaide Blackowl zich om en keek nieuwsgierig naar de televisiemonitoren. Ze gaven geen duidelijk beeld, slechts vage schaduwen die spookachtig golvend flikkerden.
Agent Karl Polaski stak de voor het oor gevormde stekker weer op zijn plaats van zijn Motorola HT-220 radio-ontvanger en veegde het vocht van zijn Bismarcksnor. Na veertig minuten wacht op de pier voelde hij zich nat en diep ellendig. Hij veegde zijn gezicht droog en vond het vreemd dat het vettig aanvoelde.
Zijn blik ging naar de lampen boven hem. Ze straalden een gedimd gelige halo uit, maar de ronden ervan hadden een prismatisch effect en vertoonden de kleuren van de regenboog. Van de plek waar hij stond, ongeveer in het midden van de tien meter lange pier, was de Eagle volkomen verborgen in de mist. Zelfs de dek- en mastlampen waren onzichtbaar.
Polaski liep over de verweerde planken, bleef zo nu en dan staan en luisterde. Maar alles wat hij hoorde was het zachte gekabbel van het water om de palen en het lichte zoemen van de generatoren van het jacht. Hij was maar een paar stappen van het einde van de pier toen de Eagle eindelijk te voorschijn kwam uit de grijze tentakels van de mist.
Hij riep zacht tegen agent Lyle Broek die post zeven bemande op het schip: 'Hé Lyle. Hoor je me?'
Iets luider dan fluisterend antwoordde een stem: 'Wat is er?'
'Wat dacht je van een kop koffie uit de kombuis?'
'De volgende postenwisseling is over twintig minuten. Je kunt koffie krijgen als je aan boord komt en mijn plaats inneemt.'
'Dat duurt me te lang,' protesteerde Polaski zwakjes. 'Ik ben al nat tot op mijn hemd.'
'Pech gehad. Je zult nog langer moeten lijden.'
Polaski wist dat Broek onder geen enkele voorwaarde het dek kon verlaten, maar hij plaagde de andere agent een beetje. 'Wacht maar tot je mij eens nodig hebt.'
'Zeg, luister eens, ik weet niet meer waar ik van hier heen moet.'
Polaski keek verbaasd naar de gestalte in de schaduwen op het dek van de Eagle. 'Kijk dan op je lijst, stommeling.'
'Die is zo nat geworden dat ik hem niet kan lezen.'
'Post acht is vijfenveertig meter stroomafwaarts.'
'Dank je.'
'Als je wilt weten waar post negen is, kost je dat een kop koffie,' zei Polaski grinnikend.
'Stik jij. Dat zal ik onthouden.'
Later, tijdens de volgende postenwisseling, zwaaiden de agenten alleen tegen elkaar, twee onduidelijke gestalten in de mist.
Ed McGrath kon zich niet herinneren ooit zo'n dichte mist gezien te hebben. Hij snoof de lucht op en probeerde vast te stellen wat voor een vreemde geur overal hing. Ten slotte hield hij het erop dat het gewoon een olielucht was. Ergens in de mist hoorde hij een hond blaffen. Hij bleef staan, een oor naar voren. Het was niet het geblaf van een hond op jacht of het bange gejank van een of ander mormel, maar de felle kef van een hond die de aanwezigheid van iets onbekends bespeurt. Het was niet zo ver weg, te oordelen naar de sterkte van het geluid. Zeventig, misschien honderd meter voorbij de veiligheidsgrens, schatte McGrath.
Een potentiële moordenaar moest dronken zijn of zijn verstand verloren hebben, dacht hij, als hij blindelings in een vreemde omgeving rond zou strompelen in weer als dit. McGrath was gestruikeld en gevallen, tegen een onzichtbare tak opgelopen en had zijn wang gestriemd, was al drie keer verdwaald en was bijna neergeschoten toen hij per ongeluk op een wachtpost stuitte voordat hij zijn komst per radio kon laten weten.
Het blaffen hield plotseling op en McGrath veronderstelde dat een kat of een of ander wild dier de hond aan het blaffen had gemaakt. Hij bereikte een bekende bank naast een splitsing in een grindpad en hij liep naar de oever bij het schip. Hij sprak in zijn reversmicrofoon.
'Post acht, ik kom naar je toe.'
Er was geen antwoord.
McGrath bleef staan. 'Broek, hier McGrath, ik kom naar je toe.'
Nog niets.
'Broek, hoor je me?'
Post nummer acht bleef vreemd genoeg zwijgen en McGrath begon zich ongerust te maken. Hij liep heel langzaam verder, stap voor stap benaderde hij de plek van de wachtpost. Hij riep zacht door de mist, zijn stem werd vreemd versterkt door de zware dampen. Er was alleen stilte.
'Controle, hier Cutty Sark.'
'Zeg het maar, Cutty Sark,' konk Blackowls vermoeide stem.
'Ik mis een man op post acht.'
Blackowls stem klonk nu veel scherper: 'Helemaal geen teken van hem?'
'Nee.'
'Controleer op de boot,' zei Blackowl zonder aarzelen. 'Ik zie je daar nadat ik het hoofdkwartier ingelicht heb.'
McGrath zette zijn zender af en snelde langs de oever naar de pier. 'Post zes, ik kom eraan.'
'Aiken, post zes, komt u maar.'
McGrath zocht tastend zijn weg naar de pier en vond de plompe figuur van Aiken onder een lamp. 'Heb je Broek gezien?'
'Je maakt een geintje,' antwoordde Aiken. 'Ik heb geen sodemieter gezien sinds die mist er hangt.'
McGrath liep op een sukkeldrafje over de pier en herhaalde het waarschuwingsschema. Toen hij de Eagle had bereikt, was Polaski van het andere dek gekomen om hem te ontmoeten.
'Ik mis Broek,' zei hij kort.
Polaski haalde zijn schouders op. 'De laatste keer dat ik hem zag was toen we van post wisselden, een half uur geleden.'
'Goed, blijf hier aan de kant van de pier staan. Ik ga beneden-deks kijken. En kijk uit naar Blackowl, die komt van Controle af.'
Toen Blackowl door de vochtige ochtend liep, werd de mist dunner en kon hij vaag de sterren zien glanzen door de verdwijnende mist boven hem. Hij vond zijn weg van post tot post en ging hardlopen langs de pier toen het zicht verbeterde. Angst knaagde in zijn binnenste, een vrees dat er iets helemaal mis was. Agenten verlieten hun post niet zonder te waarschuwen, zonder reden.
Toen hij aan boord van het jacht sprong was de mist als bij toverslag verdwenen. De rode lichten van de radioantenne aan de overkant van de rivier fonkelden in de nu weer heldere lucht. Hij liep vlug langs Polaski en vond McGrath alleen zittend in het dekhuis, als het ware in trance in het niets starend.
Blackowl verstijfde.
Het gezicht van McGrath was zo wit als een dodenmasker van gips. Hij keek met zo'n afschuw in zijn ogen dat Blackowl onmiddellijk het ergste vreesde.
'De president?' vroeg hij.
McGrath keek hem dof aan, zijn mond bewoog, maar er kwamen geen woorden.
'In godsnaam, is de president in veiligheid?'
'Weg,' mompelde McGrath ten slotte.
'Wat zeg je daar?'
'De president, de vice-president, de bemanning, iedereen, ze zijn allemaal weg.'
'Je bent gek!' snauwde Blackowl.
'Waar . . . het is waar,' zei McGrath op doodse toon. 'Kijk zelf maar.'
Blackowl rende de dichtstbijzijnde kajuitstrap af en snelde naar de presidentshut. Hij gooide zonder kloppen de deur open. De hut was verlaten. Het bed was niet beslapen en er waren geen kleren in de kast, geen toiletartikelen in de badkamer. Het leek of zijn hart tussen twee blokken ijs werd geperst.
Als in een nachtmerrie rende hij van hut tot hut. Overal hetzelfde. Zelfs de hutten van de bemanning waren zonder enige uitzondering leeg.
Het afschuwelijke was realiteit.
Iedereen op het jacht was verdwenen alsof ze nooit geboren waren.