15 juli 1966
De Stille Zuidzee
Het meisje beschutte met de hand haar bruine ogen tegen de zon en keek naar een grote stormvogel die boven de achterste laadboom van het schip zweefde. Ze bewonderde een paar minuten de zwevende gratie van de vogel. Daarna ging ze verveeld rechtop zitten waarbij evenwijdige rode strepen op haar bruine rug zichtbaar werden die daarin geëtst waren door de latten van een oude scheepsstoel.
Ze keek om zich heen of er iets te ontdekken viel van het dekpersoneel, maar dat was nergens te zien en schichtig verschoof ze haar borsten in een gemakkelijker positie in het bovenstukje van haar bikini.
Haar lichaam was warm en zweterig van de vochtige tropische lucht. Ze wreef met haar hand over haar stevige buik en voelde het zweet door de huid komen. Ze leunde weer achterover in haar stoel, tevreden en ontspannen. Het trillende gestamp van de motoren van het oude vrachtschip en de drukkende hitte van de zon maakten haar weer slaperig.
De angst die in haar woelde toen ze aan boord kwam, was geleidelijk verdwenen. Ze lag niet langer wakker met bonzend hart of zocht op de gezichten van de bemanningsleden naar verdachte blikken. Ze zat er ook niet meer op te wachten dat de kapitein haar grimmig mee zou delen dat ze onder arrest stond. Ze zette langzamerhand haar misdaad uit haar hoofd en begon aan de toekomst te denken. Ze was opgelucht te merken dat schuld tenslotte een voorbijgaande emotie was.
Vanuit haar ooghoeken zag ze het witte jasje van de oosterse bediende die een kajuitstrap afkwam. Hij kwam schuw dichterbij met zijn ogen naar het dek gericht, alsof hij te verlegen was om naar haar bijna naakte lichaam te kijken.
'Neemt u me niet kwalijk, juffrouw Wallace,' zei hij. 'Kapitein Masters laat beleefd vragen of u vanavond met hem en zijn officieren wilt dineren, als u zich tenminste beter voelt.'
Estelle Wallace was blij dat haar bruiner geworden kleur haar blos verborg. Ze had sinds ze in San Francisco aan boord kwam
ziekte voorgewend en al haar maaltijden alleen in haar hut gebruikt om elk gesprek met de scheepsofficieren te vermijden. Ze had besloten dat ze niet altijd een kluizenaar kon blijven. De tijd was gekomen om een huichelachtig leven te gaan leiden.
'Zeg kapitein Masters dat ik me veel beter voel. Ik zal graag met hem dineren.'
'Hij zal blij zijn dat te horen,' zei de bediende met een brede glimlach die een groot gat toonde in zijn bovengebit. 'Ik zal ervoor zorgen dat de kok iets speciaals voor u klaarmaakt.'
Hij keerde zich om en schuifelde weg op een manier die Estelle een beetje te kruiperig voorkwam, zelfs voor een Aziaat.
Zeker van haar beslissing staarde ze doelloos naar het drie dekken hoge middenschip van de San Marino. De lucht was opmerkelijk blauw boven de zwarte rook die uit de enige schoorsteen kronkelde en sterk contrasteerde met de afbladderende witte verf op de buitenwanden.
'Een stevig schip,' pochte de kapitein toen hij haar de kapiteinshut binnenleidde. Hij haalde geruststellend de geschiedenis van het schip en de statistieken aan, alsof Estelle een bange passagier was op haar eerste kanotocht in stroomversnellingen.
In 1943 gebouwd volgens het standaard Liberty-ontwerp, had de San Marino militaire goederen over de Atlantische Oceaan naar Engeland vervoerd. Zestien keer had het schip die overtocht gemaakt. Toen het eens van het konvooi af was gedwaald, was het door een torpedo getroffen, maar het wilde niet zinken en voer op eigen kracht naar Liverpool.
Sedert de oorlog had het onder Panamese vlag over de oceanen van de wereld gezworven, als een van de dertig schepen die eigendom waren van de Manx Steamship Company in New York, van de ene naar de andere. Het schip mat 147 meter in lengte, met een gehavende voorsteven en de achtersteven van een kruiser, ploegde ze met elf knopen door de deining van de Stille Zuidzee. Het schip had nog maar enkele nuttige jaren voor zich en de San Marino zou ten slotte eindigen als oud ijzer.
Er kwamen strepen roest over de stalen huid. Ze zag eruit als een slet, maar in de ogen van Estelle Wallace was ze een schone maagd.
Estelles verleden begon al te vervagen. Met elke omwenteling van de versleten motoren werd de afstand groter tussen Estelles saaie leven van zelfverloochening en haar zo fel begeerde fantasie.
De eerste stap van de gedaanteverwisseling van Arta Casilighio tot Estelle Wallace was toen ze een verloren paspoort ontdekte dat tussen de bekleding van een stoel in een Wilshire Boulevard-bus zat, tijdens het spitsuur in Los Angeles. Zonder eigenlijk te weten waarom liet ze het in haar tasje glijden en nam het mee naar huis.
Dagen later had ze het nog niet aan de buschauffeur teruggegeven of aan de rechtmatige eigenaar teruggestuurd. Ze zat uren achtereen de bladzijden met de buitenlandse stempels te bestuderen. Het gezicht op de foto intrigeerde haar. Ofschoon het chiquer opgemaakt was vertoonde het een verrassende overeenkomst met het hare. Beide vrouwen waren ongeveer even oud, ze verschilden minder dan acht maanden. Het bruin van hun ogen kwam overeen en behalve het verschil in kapsel en een wat andere tint zouden ze voor zusters hebben kunnen doorgaan.
Ze begon zich op te maken om er als Estelle Wallace uit te zien, een alter ego dat, tenminste in gedachten, kon ontsnappen naar exotische plaatsen op de wereld waar de verlegen, muisachtige Arta Casilighio geen toegang had.
Op een avond na sluitingstijd van de bank waar ze werkte, merkte ze dat haar blik gericht was op de stapels pas gedrukte bankbiljetten die die middag afgeleverd waren door de Federale Reserve Bank in de binnenstad van Los Angeles. Ze was er de vier jaar dat ze dit werk deed zo aan gewend geraakt om met grote sommen geld om te gaan, dat ze immuun was geworden voor het zien ervan, een matheid die alle tellers vroeg of laat treft. Op onverklaarbare wijze bekoorden de stapels van het groen bedrukte betaalmiddel haar deze keer echter wel. In haar onderbewustzijn begon ze het als haar eigendom te zien.
Arta ging dat weekend naar huis en sloot zich op in haar appartement om haar voornemen vaster vorm aan te laten nemen en de misdaad te plannen die ze wilde begaan. Ze oefende elke beweging, elk gebaar tot ze haar gemakkelijk afgingen en zonder weifeling. De hele zondagnacht lag ze wakker tot de wekker afliep, badend in koud zweet, maar vastbesloten om door te zetten.
Het geldtransport kwam elke maandag per gepantserde auto en bedroeg gewoonlijk tussen de zes- en achtduizend dollar. Het werd dan herteld en bewaard tot de distributie op woensdag aan de bijkantoren van de bank die over het gebied van Los Angeles verspreid lagen. Ze had besloten dat de tijd waarop ze haar slag zou slaan de maandagavond was, als ze haar geldkist naar de kluis bracht.
's Morgens, nadat ze gedoucht en haar gezicht opgemaakt had, deed Arta een broekpanty aan. Ze wond een rol tweezijdig plakband om haar benen van het midden van de kuiten tot bovenaan haar dijen en liet de beschermende buitenste laag van het band zitten. Dit vreemde werkje werd bedekt door een lange rok die bijna tot haar enkels reikte en een eindje over het plakband heen viel.
Vervolgens nam ze een damestasje met buidelvorm en deed er keurige pakjes met pakpapier in. Op elk pakje zat een splinternieuw vijfdollarbiljet en het was gewikkeld in een echt blauw en wit bandje van de Federale Reserve Bank. Voor oppervlakkige blikken zouden ze echt lijken.
Arta stond voor een lange spiegel en herhaalde steeds weer: 'Arta Casilighio bestaat niet meer. Je bent nu Estelle Wallace.' De misleiding leek te werken. Ze voelde dat haar spieren ontspanden en dat ze langzamer en minder diep ging ademen. Ze zuchtte diep, rechtte haar schouders en ging op weg naar haar werk.
In haar bezorgdheid om gewoon te doen kwam ze onbewust tien minuten te vroeg bij de bank, een verbazingwekkende gebeurtenis voor allen die haar goed kenden, maar het was maandag en niemand lette erop. Toen ze eenmaal achter haar teltafel zat leek elke minuut een uur en elk uur een eeuw. Ze voelde zich op een vreemde manier los van haar bekende omgeving, maar elke gedachte om het gewaagde plan te vergeten verdrong ze snel. Goddank bleven angst en paniek onopgemerkt.
Toen het dan eindelijk zes uur werd en een van de onderdirecteuren de zware voordeuren dichtdeed en afsloot, saldeerde ze vlug haar geldkist en ging snel naar het damestoilet waar ze de buitenste laag van het plakband verwijderde van haar benen en door de WC trok. Daarna nam ze de valse geldpakjes en maakte ze vast aan het plakband. Ze stampte met haar voeten om er zeker van te zijn dat er geen zou vallen als ze liep.
Toen alles tot haar tevredenheid klaar was, ging ze terug en bleef treuzelen in de gang tot de andere telsters hun geldkisten in de kluis gezet hadden en weggingen. Alles wat ze nodig had was twee minuten alleen zijn in die grote stalen kubus en die kreeg ze dan ook.
Ze deed vlug haar rok omhoog en verwisselde met precieze bewegingen de valse pakjes voor de pakjes met echte biljetten. Ze stapte de kluis uit en knikte glimlachend naar de assistent onderdirecteur toen hij haar via een zijdeur uitliet. Ze kon niet geloven dat het haar echt gelukt was.
Een paar seconden nadat ze haar appartement ingegaan was, trok ze haar rok uit, trok de pakjes geld van haar benen en telde ze. Ze kwam tot $51.000.
Dat was lang niet genoeg.
Teleurstelling welde in haar op. Ze had minstens tweemaal zoveel nodig om het land uit te kunnen en een minimaal welstandsniveau te kunnen handhaven, terwijl ze het leeuwedeel moest vergroten door het te beleggen.
Het gemak van de operatie had haar moed gegeven. Durfde ze het aan om nog een plundertocht te maken in de kluis? vroeg ze zich af. Het geld van de Federale Reserve Bank was al geteld en zou pas woensdag verdeeld worden over de bankfilialen. Morgen was het dinsdag. Ze had nog een kans om toe te slaan voor het verlies werd ontdekt.
Waarom niet?
De gedachte aan het tweemaal beroven van dezelfde bank in twee dagen wond haar op. Misschien had Arta Casilighio er de moed niet voor, maar Estelle Wallace hoefde niet overgehaald te worden.
Die avond kocht ze een grote ouderwetse koffer in een tweedehands winkel en maakte er een dubbele bodem in. Ze pakte het geld bij haar kleren in en nam een taxi naar Los Angeles Airport waar ze de koffer voor de nacht in een kluis sloot en kocht een ticket naar San Francisco voor dinsdagavond vroeg. Ze pakte haar ongebruikte maandagavondticket in een krant en gooide het in een prullenbak. Verder hoefde ze niets te doen, ze ging naar huis en sliep als een roos.
De tweede roof ging even gemakkelijk als de eerste. Drie uur nadat ze de Beverly-Wilshire Bank voor het laatst verlaten had, telde ze het geld nog eens in een hotel in San Francisco. Het totale bedrag was $128.000. Geen duizelingwekkend bedrag bij de huidige inflatie, maar meer dan voldoende voor haar behoeften.
De volgende stap was betrekkelijk eenvoudig. Ze zocht in de kranten naar vertrekkende schepen en vond de San Marino, een vrachtboot die naar Auckland in Nieuw-Zeeland ging, om half zeven de volgende morgen.
Een uur voor het vertrek ging ze de loopplank op. De kapitein beweerde dat hij zelden passagiers meenam, maar was zo vriendelijk haar aan boord te nemen tegen een wederzijds overeengekomen bedrag, waarvan Estelle het vermoeden had dat het in zijn eigen zak ging in plaats van de geldla van de stoombootmaatschappij.
Estelle stapte over de drempel van de kapiteinshut en bleef even onzeker staan toen ze de taxerende blikken zag van de zes mannen die er zaten.
Haar koperkleurig haar viel over haar schouders en had bijna dezelfde kleur als haar huid. Ze droeg een roze T-shirt pakje dat op de juiste plaatsen goed aansloot. Een wit benen halssnoer was het enige dat ze verder droeg. De eenvoudige elegance van haar verschijning veroorzaakte sensatie bij de officieren die opstonden.
Kapitein Irwin Masters, een grote man met grijzend haar, liep op haar toe en bood haar zijn arm. 'Juffrouw Wallace,' zei hij met een warme glimlach, 'ik ben blij dat ik u zo gezond zie.'
'Ik geloof dat het ergste voorbij is,' zei ze.
'Ik moet toegeven dat ik me bezorgd begon te maken. Dat u uw hut vijf dagen niet verliet deed me het ergste vrezen. Zonder dokter aan boord zouden we in grote moeilijkheden zijn gekomen als u medische hulp nodig zou hebben gehad.'
'Dank u,' zei ze zacht.
Licht verbaasd keek hij haar aan. 'Mij bedanken, waarvoor?'
'Voor uw bezorgdheid.' Ze kneep hem lichtjes in zijn arm. 'Het is lang geleden dat iemand zich bezorgd maakte over mij.'
Hij knikte en knipoogde. 'Daar zijn kapiteins voor.' Daarna wendde hij zich tot zijn officieren. 'Heren, mag ik u voorstellen, juffrouw Estelle Wallace, die ons vereert met haar aanwezigheid tot we meren in Auckland.'
Iedereen stelde zich voor. Ze vond het grappig dat de meeste mannen waren genummerd. De eerste stuurman, de tweede stuurman ... zelfs een vierde. Ze schudden allen haar hand of die van fijn porselein was, allen behalve de machinist, een kleine zwaargeschouderde man met een Slavisch accent. Hij maakte een stijve buiging en kuste haar vingertoppen.
De eerste stuurman gaf een teken aan de bediende die achter een kleine mahoniehouten bar stond. 'Juffrouw Wallace, waarmee kan ik u een plezier doen.'
'Zou ik een daiquiri mogen? Ik heb zin in iets zoets.'
'Natuurlijk,' antwoordde de eerste stuurman. 'De San Marino is dan wel geen luxueus cruiseschip, maar we hebben de beste cocktailbar in dit deel van de Stille Oceaan.'
'Eerlijk blijven,' vermaande de kapitein vriendelijk. 'U vergeet te zeggen dat het waarschijnlijk het enige schip is in deze buurt.'
'Dat is van ondergeschikt belang,' zei de eerste stuur schouderophalend. 'Lee, een van je beroemde daiquiri's voor deze dame.'
Estelle keek met belangstelling hoe de bediende vakkundig de citroen perste en de ingrediënten toevoegde. Elke beweging was sierlijk. De koele drank smaakte goed en ze moest haar verlangen om alles achter elkaar op te drinken onderdrukken.
'Lee,' zei ze, 'je bent geweldig.'
'Dat is hij,' zei Masters. 'We zijn blij dat hij aangemonsterd heeft.'
Estelle nam nog een slokje van haar drankje. 'U blijkt een aantal oosterlingen onder uw bemanning te hebben.'
'Vervangers,' legde Masters uit. 'Tien bemanningsleden verlieten het schip nadat we aanlegden in San Francisco. Gelukkig kwamen Lee en negen landgenoten van hem uit Korea via het personeelskantoor voordat we vertrekken moesten.'
'Verdomd vreemd, als je het mij vraagt,' bromde de tweede stuur.
Masters haalde zijn schouders op. 'Bemanningsleden die in de haven van het schip gaan zijn er geweest sinds de Cro-Magnon mens het eerste vlot bouwde. Daar is niets vreemds aan.'
De tweede stuur schudde twijfelend zijn hoofd. 'Een of twee misschien, maar geen tien! De San Marino is een goede schuit en de kapitein hier is een eerlijke schipper. Er was geen reden voor zo'n massale uittocht.'
'Zo gaat het op zee,' zuchtte Masters. 'De Koreanen zijn nette, hardwerkende zeelui. Ik zou ze niet kwijt willen voor de helft van de vracht die we hebben.'
'Dat is nogal een prijs,' mompelde de machinist.
'Is het onbescheiden om te vragen wat voor vracht u vervoert?' waagde Estelle.
'Helemaal niet,' zei de heel jonge vierde stuur bereidwillig. 'In San Francisco waren onze ruimen geladen met...'
'Staven titanium,' kwam kapitein Masters tussenbeide.
'Ter waarde van 8 miljoen dollar,' voegde de eerste stuur eraan toe terwijl hij de vierde streng aankeek.
'Mag ik dan nog iets vragen, alstublieft,' zei Estelle, die haar lege glas aan de bediende gaf. Ze wendde zich tot Masters. 'Ik hoor over titanium, maar ik heb geen idee waar dat voor gebruikt wordt.'
'Als het op de juiste wijze vorm gegeven- wordt, is titanium sterker en lichter dan staal, een voordeel dat het veel gevraagd maakt bij bouwers van vliegtuigmotoren. Het wordt ook veel toegepast bij de productie van verf, rayon en plastic. Ik denk zelfs dat er iets in uw cosmetica zit.'
De kok, een bleekzuchtige oosterling met een spierwitte schort, keek door een zijdeur en knikte tegen Lee die op zijn beurt met een lepel op een glas sloeg.
'Het diner kan opgediend worden,' zei hij in zijn Engels met zwaar accent en zijn glimlach toonde weer het gat in zijn bovengebit.
Het was een geweldige maaltijd, één die Estelle nooit zou vergeten. Zes knappe mannen in uniform die allen attent waren om haar heen waren haast te veel voor haar vrouwelijke ijdelheid.
Na een kopje espresso koffie excuseerde kapitein Masters zich en ging naar de brug. Een voor een verdwenen de officieren om hun plicht te gaan doen en Estelle maakte een ronde over het dek met de machinist. Hij onderhield haar met verhalen over bijgeloof op zee, gruwelijke monsters in de diepte en grappige nieuwtjes en geruchten over de bemanning die haar aan het lachen maakten.
Ten slotte kwamen ze bij de deur van haar hut en hij kuste galant weer haar hand. Ze stemde toe toen hij vroeg hem gezelschap te houden bij het ontbijt morgenochtend.
Ze ging de kleine hut binnen, deed de deur op slot en deed het licht aan. Daarna trok ze het gordijn goed dicht over de enige patrijspoort, trok de koffer onder het bed uit en deed hem open.
Bovenin zaten haar cosmetica en slordig door elkaar liggend ondergoed. Dat deed ze eruit. Daarna kwam er een aantal netjes opgevouwen bloezen en rokken. Die deed ze er ook uit en ze legde ze klaar om er later de kreukels uit te stomen onder de douche. Voorzichtig zette ze een nagelvijl onder de rand van de valse bodem van de koffer en drukte hem omhoog. Ze ging rustig zitten en zuchtte van opluchting. Het geld was er nog, opgestapeld en in pakjes van de Federale Reserve Bank. Ze had er nog nauwelijks iets van opgemaakt.
Ze stond op en trok haar jurk over het hoofd - heel gewaagd droeg ze er niets onder - en liet zich op het bed vallen, met de handen achter het hoofd.
Ze sloot haar ogen en probeerde zich de geschokte gezichten van haar superieuren voor te stellen toen ze de diefstal van het geld ontdekten en tegelijkertijd de betrouwbare Arta Casilighio misten. Ze had ze allemaal te pakken gehad!
Ze voelde een vreemde, bijna seksuele sensatie bij de wetenschap dat de FBI haar op de lijst van de meest gezochte misdadigers zou plaatsen. De speurders zouden al haar vrienden en buren ondervragen, alle plaatsen waar ze ooit kwam afzoeken, duizend en een banken controleren op plotselinge grote inleggen van in serie genummerde bankbiljetten. Maar ze zouden niets vinden. Arta, alias Estelle, was niet waar ze verwachtten dat ze zou zijn.
Ze deed haar ogen open en staarde naar de nu bekende muren van haar hut. Vreemd genoeg begon de wand van haar weg te glijden. Voorwerpen werden scherp en onscherp in een vage montage. Haar blaas waarschuwde haar dat ze naar het toilet moest, maar haar lichaam weigerde te gehoorzamen en ook maar één beweging te maken. Elke spier leek verstijfd. Toen ging de deur open en de bediende Lee kwam binnen met een ander oosters bemanningslid.
Lee glimlachte niet.
Dit kan niet waar zijn, zei ze bij zichzelf. De bediende zou niet durven om haar privacy te storen als ze naakt op bed lag. Het moest een gekke droom zijn door het vele eten en drinken, een nachtmerrie veroorzaakt door de koorts van indigestie.
Ze voelde zich los van haar lichaam alsof ze de nare scène vanuit een hoek van de hut zag. Lee droeg haar voorzichtig naar de deur, de gang door naar het dek.
Daar waren verschillende Koreaanse bemanningsleden, hun ovale gezichten verlicht door de grote lampen boven hun hoofden. Ze tilden grote bundels op en lieten die over de reling vallen. Plotseling keek een van de bundels haar aan. Het was het lijkwitte gezicht van de jonge vierde stuur, zijn ogen wijd open vol ongeloof en doodsangst. Daarna verdween ook hij overboord.
Lee boog zich over haar heen en deed iets met haar voeten. Ze voelde alleen een doodse dofheid. Het bleek dat hij een stuk roestige ketting om haar enkels bond.
Waarom zou hij dat doen? vroeg ze zich vaag af. Ze keek onverschillig toen ze opgetild werd. Daarna werd ze losgelaten en zweefde ze door het duister.
Iets gaf haar een grote klap en ontnam haar de adem. Een koude, meegevende kracht sloot zich boven haar. Een meedogenloze druk omgaf haar lichaam en trok haar naar beneden, kneep haar inwendige organen in elkaar als in een reusachtige bankschroef.
Er klonk geen geluid. De toenemende waterdichtheid drukte al gauw haar borstkas in elkaar. Haar levenloze lichaam dreef in de wachtende armen van de afgrond, 3000 meter diep.