19

d.gife naam Thomas Dwyer klonk serieus en weinig opvallend. Zelfs Dwyers titel, doctor in de theoretische natuurkunde, wekte het stereotiepe beeld van een pijprokende academicus op. Een intellectueel of een man die een tot in de puntjes geregeld bestaan leidde. Maar schijn bedroog.

Dwyer was de aanvoerder van een dartsteam in het café op de hoek, reed in de weekenden autorally's en maakte alleenstaande vrouwen het hof met een volharding die op zijn veertigste nog geen zwaktes vertoonde. Dwyer leek qua uiterlijk sprekend op de acteur Jeff Goldblum en kleedde zich meer als een filmproducent dan als een wetenschapper, en las bovendien bijna twintig dagbladen en tijdschriften per dag. Hij was intelligent, creatief en doortastend, en was als een echte modekenner op de hoogte van de allernieuwste trends.

Toch duidde het beroep dat hij uitoefende ook op een serieuzere kant van zijn persoonlijkheid. Op zijn visitekaartje stond: Central Intelligence Agency, Thomas W. Dwyer (TD) wetenschappelijk hoofdmedewerker Theoretische Toepassingen. Dwyer was een geheim agent, vermomd als wetenschapper.

Op dat moment hing Dwyer in antizwaartekracht laarzen ondersteboven aan een stang die in de deuropening naar zijn kantoor was bevestigd. Zo rekte hij zijn rug en zijn gedachten.

'Meneer Dwyer,' zei een ondergeschikte wetenschapper timide.

Dwyer keek in de richting waaruit de stem klonk. Hij zag een paar versleten bruinieren schoenen en witte sportsokken onder een broek met een net iets te brede omslag. Door zijn rug te krommen hief hij zijn hoofd net ver genoeg op om te kunnen zien wie hem aansprak.

'Ja, Tim?'

'Ik heb een opdracht gekregen die voor mij toch iets te hoog gegrepen is, denk ik,' zei de wetenschapper rustig.

Dwyer hief zijn armen op en greep de stang in de deuropening beet. Vervolgens draaide hij zich als een turner om, haakte zijn enkellaarzen van de stang en sprong met een vloeiende beweging op de grond.

'Deze draai heb ik op de Olympische Spelen gezien,' zei Dwyer glimlachend. 'Hoe vind je 'm?'

'Mooi,' zei de jongere man zachtjes.

In zijn kantoor ging Dwyer achter zijn bureau zitten en boog voorover om de laarzen uit te trekken. De jongere wetenschapper, die hem gedwee volgde, had een map in zijn hand met het opschrift 'Echelon A-l'. Nadat Dwyer zijn laarzen had uitgetrokken, gooide hij ze in een hoek en stak zijn arm uit om de map van Tim over te nemen. Hij scheurde een sticker van het voorblad en zette er haastig zijn paraaf op, waarna hij het strookje aan de jonge wetenschapper teruggaf.

'Nu is het mijn zorg,' zei hij glimlachend. 'Ik bekijk het wel en dan schrijf ik een rapport.'

'Bedankt, meneer Dwyer,' zei Tim.

'Zeg maar TD,' zei Dwyer, 'dat doen ze hier allemaal.'

Thomas 'TD' Dwyer zat in zijn kantoor met zijn voeten op zijn bureau.

In zijn hand had hij een proefschrift over de natuurlijke vorming van Buckminster-fullereneen, beter bekend als buckyballs, bij meteorieten. Deze perfect sferische bollen - genoemd naar de beroemde Amerikaanse architect R. Buckminster Fuller, die zijn roem vooral te danken heeft aan de door hem ontworpen geodetische koepel - zijn de meest ronde en symmetrische moleculen die men kent. Sinds ze in 1985 bij een ruimtevaartexperiment met koolstofmoleculen werden ontdekt, hebben wetenschappers zich steeds weer over buckyballs verbaasd.

Wanneer men de holle ruimte in de bollen met cesium vult, werken ze als de beste organische halfgeleider die men ooit heeft getest. Experimenten met zuivere koolstof-buckyballs hebben een smeermiddel vrijwel zonder weerstand opgeleverd. De toepassingsmogelijkheden zijn ongekend en beslaan uiteenlopende gebieden als de ontwikkeling van schone motoren, gedoseerde toediening van medicijnen en precisie apparatuur in de nanotechnologie.

Hoewel toekomstig gebruik interessant is, ging Dwyers belangstelling daar niet naar uit. Het heden was belangrijker voor hem. In de kraters van ingeslagen meteorieten waren in de natuur gevormde buckyballs aangetroffen. Uit onderzoek was gebleken dat de holle ruimte van de bollen met de gassen argon en helium waren gevuld.

Dwyer dacht hier enige tijd over na.

Eerst stelde hij zich voor hoe twee geodetische koepels samen een bol vormden ter grootte van een voetbal, ofwel ongeveer dezelfde omvang als van de meteoriet op de foto. Vervolgens stelde hij zich voor dat de ruimte erbinnen met gassen was gevuld. Wanneer je met een spies in de bol prikte of er met een hakmes een stuk van afsloeg, zou het gas dat erin zat, eruit ontsnappen. En dan? Helium en argon waren ongevaarlijk en komen al in overvloed in de natuur voor. Maar als er nu eens een heel ander soort gas in zat? Iets wat op deze wereld helemaal niet voorkwam?

Hij raadpleegde een telefoonlijst in zijn computer, pikte er een nummer uit en liet de computer de verbinding tot stand brengen. Zodra de computer aangaf dat de bel aan de andere kant van de lijn overging, pakte Dwyer de hoorn van zijn telefoon op. Aan de andere kant van het land, drie tijdzones van hem verwijderd, liep een man naar de rinkelende telefoon.

'Nasuki,' zei een stem.

'Mike, ouwe boef, met TD.'

'TD, je Mensa heeft je er uitgegooid, hoe staat het met het spionnetje spelen?' vroeg Nasuki.

'Dat zou ik je wel willen vertellen, maar het is zo geheim, dat zou pure zelfmoord zijn.'

'Behoorlijk geheim dus,' moest Nasuki toegeven.

'Ik wil je om een gunst vragen,' zei Dwyer.

Miko 'Mike' Nasuki was een astronoom in dienst van de National Oceanographic and Atmospheric Administration. De NOAA is een onderdeel van het ministerie van Handel. Deze instelling had een heel breed terrein waarop ze wetenschappelijk onderzoek deden, maar ze hielden zich toch hoofdzakelijk bezig met hydrografische projecten.

'Is dit weer zo'n dit-gesprek-heeft-nooit-plaatsgevonden gunst?'

'Klopt,' antwoordde Dwyer, 'volstrekt hypothetisch en strikt vertrouwelijk.'

'Goed,' zei Nasuki, 'laat maar horen dan.'

'Ik ben bezig met meteorieten, en in het bijzonder met de vorming van buckyballs.'

'Dat ligt helemaal in mijn straatje,' zei Nasuki, 'behoorlijk actueel.'

'Weet je of er theorieën bestaan over de totstandkoming van de gassen in de bollen?' vroeg Dwyer. 'Waarom het meestal helium en argon zijn, bijvoorbeeld?'

'Omdat dat nu eenmaal de gassen zijn die het meest op andere planeten voorkomen.'

'Maar in principe,' zei Dwyer, 'is het mogelijk dat de bollen met een andere substantie gevuld zijn? Iets wat normaal niet op aarde voorkomt?'

Nasuki dacht een moment na. 'Jazeker,TD. Ik ben een paar maanden geleden op een symposium geweest waar iemand een lezing hield over de these dat de dinosauriërs door een virus uit de ruimte zijn uitgestorven.' 'Hiernaartoe gebracht door een meteoriet?' vroeg Dwyer.

'Precies,' antwoordde Nasuki. 'Maar er is één probleem.'

'En dat is?'

'Tot op heden is er op aarde nooit een meteoriet van 65 miljoen jaar oud gevonden.'

'Kun je je nog iets meer van die theorie herinneren?'

Nasuki groef diep in zijn geheugen. 'De kerngedachte was dat er bij de inslag buitenaardse bacteriën zijn vrijgekomen die in het helium zaten, en dat degene die niet waren verbrand al het leven dat toen bestond hebben vergiftigd. Er waren twee hoofdpunten,' vervolgde Nasuki. 'Het eerste was dat de bacteriën een virus vormden dat zich als een supergriep, SARS of aids razendsnel verspreidde en de dinosauriërs fysiek aantastte.'

'En het tweede punt?' vroeg Dwyer.

'Dat de stof die in het helium zat in feite ook de samenstelling van de atmosfeer zelf heeft aangetast,' zei Nasuki, 'en wellicht tot een verandering van de moleculaire structuur van de lucht heeft geleid.'

'Zoals?' vroeg Dwyer.

'Een uitdunning van de zuurstof, zoiets.'

'Dus dan zouden de dinosauriërs in feite gestikt zijn?' vroeg Dwyer ongelovig.

Nasuki grinnikte zachtjes. 'TD,' zei hij, 'het is maar een theorie.'

'Stel, je hebt een meteoriet die vrijwel geheel uit iridium bestaat,' zei Dwyer, 'en niet door de inslag is beschadigd, wat gebeurt er dan?'

'Iridium is, zoals je weet, extreem hard en tamelijk radioactief,' antwoordde Nasuki. 'Het zou een vrijwel perfect overdrachtssysteem voor een gasvormige ziekteverwekker zijn. Onder invloed van de straling zou het virus kunnen muteren en veranderen. Het zou sterker kunnen worden of anders, of wat dan ook.'

'Het is dus mogelijk,' zei Dwyer, 'dat er in de moleculen een gemuteerd virus zit, miljoenen jaren oud van miljarden kilometers hiervandaan?'

'Absolutemans,' zei Nasuki.

'Ik moet door,' zei Dwyer gehaast.

'Ik wist het,' zei Nasuki, 'ik wist dat je dat zou gaan zeggen.'