4

De volgende ochtend stond Tiffany eerder dan Loreen en Abbey op om de kleren naar Finola Pims terug te brengen. Toen ze net de kamer uit wilde lopen met de tassen, zag ze dat Jacob Murphy en Parker Walsh probeerden het raam open te maken terwijl Kate vlakbij tv zat te kijken.

“Wat zijn jullie aan het doen, jongens?” vroeg Tiffany en ze wist dat het antwoord niet iets eenvoudigs zou zijn.

De jongens draaiden zich naar haar om met bleke gezichten van schrik. “Niks,” zei een van hen. Het maakte niet uit wie het zei, het tegenovergestelde was van hun gezicht af te lezen.

“Jacob heeft met Parker gewed dat hij iemand recht op zijn hoofd kan raken met een waterballon,” zei Kate.

“Kate!” protesteerde Jacob.

“Dat gaan jullie niet menen!” zei Tiffany. “Hoe komen jullie eigenlijk aan een ballon?”

“We hebben geen ballon,” zei Jacob.

Parker keek alsof hij zojuist iets verkeerds had gegeten.

Hierop maakte Kate haar blik los van het tv-scherm. “Welles. Lieg niet tegen mijn moeder.” Ze wendde zich tot Tiffany. “De mevrouw die hier gisteravond was, heeft ons ballonnen en chocola gegeven.”

Wow. Dat had ze eerst wel even aan de ouders mogen vragen, vond Tiffany. Wat als een van de kinderen allergisch was voor chocola? Of voor latex? “Geef me die ballon,” zei ze terwijl ze haar hand uitstak.

Zowel Parker als Jacob haalde een kleine platte ballon tevoorschijn en gaf hem af.

“Dank je.” Tiffany stopte ze in haar tas. “Goed, ik moet even naar beneden…” Ze hield op met praten. Ze kon deze knaapjes echt niet alleen laten terwijl Loreen en Abbey nog lagen te slapen. God wist wat ze dan weer zouden uitspoken. “En jullie gaan mee.”

“Gaan we naar het casino?” vroeg Jacob enthousiast.

“Nee. Naar een winkel.”

“Oh, man!”

“Kom op.” Ze dreef ze bij elkaar, krabbelde een briefje voor de anderen dat ze de kinderen had en ging richting Finola Pims op de benedenverdieping.

Het waren maar drie kinderen, maar ze allemaal in het oog houden in de chaos van het hotel bleek moeilijker dan Tiffany gedacht had. De lichten en het lawaai leken hen allemaal te hypnotiseren en aan te zetten tot allerlei onstuimige gedragingen.

Het was: “Jacob! Kate! Hou eens op met tikkertje spelen, jullie botsen tegen mensen op!”

Of: “Waar is Parker?”

En: “Jacob en Parker, dat is niet grappig. Ophouden, nu!”

De vijf minuten in de lift en naar de winkels leken een eeuwigheid te duren. Toen ze bij de Finola Pims-winkel aankwamen, verzamelde Tiffany de kinderen voor de ingang van de winkel.

“Luister allemaal,” zei ze hard fluisterend, terwijl ze voor hen bukte. “Jullie moeten echt heel erg stil zijn binnen, begrepen? Sta zo stil als een standbeeld en laat geen kik horen. Als dat wel gebeurt, zweer ik jullie dat ik naar het schoolbestuur stap en ervoor zorg dat de zomervakantie compleet wordt afgeschaft.” Ze keek naar de wezenloze gezichtjes om te zien of daar tekenen van verschrikking en aanvaarding op te zien waren.

“Wat betekent ‘afschaffen’?” vroeg Jacob.

“Dat het er niet meer zal zijn,” zei ze met opgetrokken wenkbrauw. “De school zal het hele jaar doorgaan zonder zomervakantie.” Ze knikte erbij om haar woorden kracht bij te zetten.

Dat werkte. Nu zag ze de angstige, bleke snoetjes die ze wilde zien; de rechte ruggen, de gesloten monden. Dat leek er meer op.

“Mooi.” Ze stond op. “We gaan naar binnen.”

Ze marcheerden de winkel in als de Von Trappjes, in een zwijgende rij, rechtstreeks naar de kassa. Tiffany wachtte achter een vrouw die vol hing met sieraden die zo groot waren dat ze zich niet kon voorstellen dat ze echt waren. Aan de andere kant leek het totaal van haar aankopen wel aan te geven dat ze het echte werk kon betalen.

Al kon je natuurlijk hetzelfde over Tiffany’s aankopen zeggen.

“Kan ik u helpen?” vroeg een verkoopster, een lange spriet die eruitzag alsof ze een jaar of negentien was. Ze keek naar de tassen in Tiffany’s hand en de onmiskenbare hoop op een grote verkoopprovisie glinsterde in haar ogen.

“Ja.” Tiffany tilde de tassen op de balie. “Ik wil deze terugbrengen.”

Even leek het erop dat de verkoopster – op haar naambordje stond dat ze rayanne heette – dacht dat Tiffany een vreemde taal sprak.

“Ze zijn prachtig,” voegde Tiffany er snel aan toe voor het geval dat ze het meisje had beledigd. “Maar…” Ze ging niet toegeven dat ze ze niet kon betalen. “Ze passen gewoon niet zo goed bij me.”

“Jeetje, da’s jammer.” Rayanne knikte.

Tiffany glimlachte. “Ja, nou ja, met al die kinderen” – ze gebaarde – “dacht ik dat het aangenamer voor de andere klanten zou zijn als ik ze in mijn kamer paste om te kijken wat me stond.” Ze haalde het bonnetje eruit en stak haar hand uit om het aan het meisje te geven, dat er alleen maar met een vaag soort medeleven naar keek.

“En ze passen niet?” vroeg ze, zonder de indruk te wekken dat ze het bonnetje van Tiffany ging aannemen.

“Ze passen gewoon niet zo goed bij me.” Tiffany legde het bonnetje op de toonbank en schoof het richting Rayanne alsof het een bod bij een stille veiling was. “Dus als je het gewoon…terug kunt nemen.”

“Ik wou dat ik dat kon doen.” Ze schudde haar hoofd en liet de woorden zonder verdere verklaring neervallen.

“Oké, nou, kun je dan misschien iemand halen die dat kan?” vroeg Tiffany, die haar geduld begon te verliezen. De kinderen begonnen met hun voeten te schuifelen en ongedurig te worden. Ze wierp hun een waarschuwende blik toe en vormde zonder geluid te maken met haar lippen het woord ‘zomervakantie’.

“Dat kan niemand.” Rayanne wees naar een bordje dat Tiffany over het hoofd had weten te zien toen ze de aankopen deed. Er stond in dunne, sierlijke letters die moeilijker op te merken dan te missen waren: ALLE AANKOPEN DEFINITIEF, RUILEN OF RETOURNEREN NIET MOGELIJK. GEEN UITZONDERINGEN.

“Dat heb ik niet eerder zien staan,” mompelde Tiffany, alsof dat verschil zou maken.

“Het is ons beleid.”

“Maar…waarom? Ik bedoel, bij Nordstrom gaat het heel anders.”

Rayanne haalde haar schouders op. “Wij zijn Nordstrom niet.”

Er viel niets tegen in te brengen. “Kan ik met de manager spreken? Niet dat ik wil zeggen dat jij niet bekwaam bent.”

“Hij zal de spullen ook niet terugnemen.”

“Laat me zelf maar even met hem praten.”

Rayanne verroerde zich niet. “Hij doet het echt niet. Het is al vaker geprobeerd.”

Waardoor Tiffany zich even afvroeg of ze dat bordje stiekem weghaalden tijdens een transactie en weer terugzetten als de arme stakkers terugkwamen om het terug te brengen. Of misschien was het zoiets als de Brigadoon onder de bordjes en verscheen het alleen zo nu en dan en had Tiffany deze keer gewoon pech gehad. “Kun je hem alsjeblieft roepen zodat ik met hem kan praten?”

“Mama.” Er werd aan de achterkant van haar blouse getrokken.

“Sssst!” wierp ze over haar schouder.

Een paar tellen later werd er weer getrokken. “Maar mam.”

“Kate, echt, je móét even wachten, oké?” fluisterde Tiffany, in de hoop niet te veel aandacht op zich te vestigen. “Ik moet nog even met iemand praten, dan gaan we terug naar onze hotelkamer.”

“Maar mam…”

“Stü!”

“Jacob heeft in zijn broek geplast!”

Tiffany bleef recht voor zich uit kijken. Misschien had ze het verkeerd verstaan. Misschien had ze het verkeerd begrepen. Het kon toch niet waar zijn dat een jongen van negen net in zijn broek had geplast midden in een chique winkel?

Huiverig keek ze achterom alsof ze naar een autowrak keek. En dat was het ook. De voorkant van Jacobs broek was kletsnat en er lag een plasje op de witte marmeren winkelvloer.

Tiffany moest een vloekwoord inslikken. Meerdere zelfs.

Jacob haalde zijn schouders op.

Nou, hij had er in elk geval geen emotioneel trauma door opgelopen. Wat bij Tiffany wel op het punt stond te gebeuren. “Jacob, hoe kan dat nou?”

“Ik moest echt heel nodig.”

“Waarom heb je dat niet gezegd?”

Hierop begonnen ze allemaal tegelijkertijd te klagen ‘omdat je zei dat we niet mochten praten’ en ‘nooit meer zomervakantie’.

“Ik bedoelde niet dat…” Wat kon ze zeggen? En belangrijker: wat kon ze dóen? Er was maar één optie: de winkel uitglippen met de kinderen en voordat ze naar het vliegveld moesten, teruggaan terwijl iemand anders op de kinderen paste. “Oké jongens, vlug…”

“Hoe kan ik u helpen?”

Geschrokken draaide Tiffany zich snel om en ze zag een kleine man met een snor zo dun als een potloodlijntje die zijn beste imitatie van William Powell leek te doen, maar dan in miniatuur.

En zonder de vrolijke schittering in zijn ogen.

“Rayanne zei dat u de manager wilde spreken.”

Ze keek onzeker naar Jacob en schoof toen Kate voor hem om, hopelijk, de knoeiboel te verbergen. “Ja, ik wilde gewoon wat artikelen terugbrengen en Rayanne wees me erop dat jullie volgens jullie beleid niks terugnemen.” Ze probeerde een kwinkelerende lach te laten horen die moest zeggen: ik ben zo rijk en suf dat ik me dat niet had gerealiseerd! “Het probleem is alleen dat ik straks weer naar huis ga en hoopte dit meteen af te kunnen handelen.” Ze zweeg even en hij bleef haar met een onverschillige blik aankijken. “Zoals u ziet, zitten overal de prijskaartjes en zo nog aan.” Ze tilde de zogenaamde Kentucky Derby-hoed op en wees naar het prijskaartje.

“Mooi,” zei hij.

“O, godzijdank.” Tiffany glimlachte. “Ik was al bang dat u zich aan het beleid zou houden, wat natuurlijk begrijpelijk is, maar…”

“Nee nee, die hoed is mooi. Schitterend. Hij staat u vast prachtig.”

“Nou…niet zo erg. Daarom breng ik hem ook terug.”

“Het spijt me, mevrouw, maar ik kan niet om het beleid heen.” Hij vouwde zijn handen voor zich en schudde zijn hoofd. “Kon ik dat maar.”

“U bent de manager. Dat kunt u vast. Ik heb ze slechts een paar uur geleden gekocht, dus u kunt toch in de la het bonnetje opzoeken en de koop ongedaan maken?”

“Nou…”

“Ik zou u ontzettend dankbaar zijn.”

Hij zuchtte hard en overdreven. “Misschien kan ik wel…” Hij onderbrak zichzelf om een geluid voort te brengen dat klonk als Scooby-Doo die een spook tegenkwam en sloeg zijn hand voor zijn mond.

“Meneer…?” Tiffany realiseerde zich dat hij zich niet had voorgesteld. “Gaat het wel?”

Hij wees met een bevende vinger achter haar. “Horen die bij u?”

Ze sloot even haar ogen voordat ze zich omdraaide om achter zich te kijken en zich ervan te verzekeren dat hij het over de kinderen had en niet over bijvoorbeeld een meute zwerfhonden die de winkel in waren komen lopen.

Hij bedoelde inderdaad de kinderen. En Kate was opzijgestapt zodat Jacob daar te zien was in vol ornaat.

“Ze zijn…hier.” Dat sloeg nergens op. Ze kon geen antwoord verzinnen dat zowel ergens op sloeg als de dingen oploste, dus ging ze voor de waarheid. “Ze zijn natuurlijk niet allemaal van mij, maar ik heb ze mee naar beneden genomen in plaats van ze alleen te laten in de hotelkamer.”

Hij luisterde niet. “Excuseert u mij.” Hij liep ontzet weg en hield zijn handen bij zijn gezicht terwijl hij vlot de winkel doorliep en riep: “Dweilen bij balie één. Vlug wat. Spit-spot!”

“Hé, dat zei Mary Poppins ook!” zei een van de kinderen.

“Mama, ben je klaar?”

“Ik denk het,” zei Tiffany en ze draaide zich ontmoedigd om om de kinderen mee naar buiten te nemen. Ze stapte over de plas heen en bleef lopen, zonder ook maar de moeite te doen om de kinderen tot stilte te manen. Ze had vijfduizend dollar aan kleding uitgegeven terwijl elke stuiver die zij en Charlie hadden in zorgvuldig samengestelde categorieën en behoeften was begroot.

Ze had waarschijnlijk een grote hap uit Kates eerste semester op de universiteit uitgegeven aan een belachelijke Kentucky Derby-outfit die ze nooit, maar dan ook nooit zou kunnen dragen.

Een uur later vertrokken Tiffany, Abbey en Loreen met de kinderen naar het vliegveld. De kinderstemming was uitbundig, vrolijk en opgewonden; die van de volwassenen uitgesproken somber.

Ten eerste droeg Tiffany de stomme, opzichtige hoed die ze gekocht had toen ze dronken was en hem leuk vond staan. Er was geen plaats voor in haar koffer. Ze had erover nagedacht om hem achter te laten voor het kamermeisje, maar kon alleen maar voor zich zien hoe een vermoeide, oude, cynische kamermeid binnen zou komen, de gekke hoed van 230 dollar zou passen en hem daarna in de vuilnisbak zou gooien. Dan hield Tiffany hem nog liever zelf. Zelfs als ze hem dan maar tijdens het tuinieren moest dragen.

En daarvoor aan tuinieren moest gaan doen.

“Mama, ik heb honger,” zeurde Kate terwijl ze talmend achter Tiffany richting de gate liep.

“Ik ook!” deed Jacob onmiddellijk mee.

“Gaan we iets eten?” vroeg Parker.

“O! Pizza!” Kate rende al richting een toonbank van een Sbarro.

“Kate, blijf staan!” riep Tiffany, maar Kate minderde zelfs niet eens vaart. “Katherine Dreyer, sta nu onmiddellijk stil!”

Ze stopte met rennen. Ze wist wat het betekende als haar ouders haar volledige naam gebruikten. Helaas wist Jacob Murphy dat niet, dus botste hij zo tegen haar op en vielen ze samen op het harde linoleum.

“Mijn knie!” piepte Kate.

Jacob kreeg een rood hoofd. “Sorry,” zei hij schuldbewust.

“Je hoefde niet over me heen te lopen!” snauwde Kate naar hem terug.

“Kate.” Tiffany ging naar hen toe en bukte zich om Kate omhoog te trekken. “Als je zo tegen Jacob tekeer kan gaan, ben je vast niet erg gewond. Laat me eens kijken.”

Kate jammerde en wees naar haar knie, die precies dezelfde lichte tint had als de andere.

“Niks aan de hand,” mopperde Jacob.

Parker hield zich op een afstandje, vast omdat hij uit de buurt van problemen wilde blijven.

“Ja, volgens mij ook,” zei Tiffany.

“En ik denk dat deze kinderen iets moeten eten zodat ze niet de hele reis terug naar D.C. lopen te zeuren,” voegde Loreen achter haar eraan toe. “Tegenwoordig serveren ze in vliegtuigen alleen nog maar crackers en pinda’s.”

“Op de heenweg was er ook een kaasplankje,” merkte Tiffany op. “Al bestond dat alleen maar uit plakken kaas, gatenkaas en smeerkaas.”

“Ik ga wel mee pizza eten,” bood Abbey aan.

“Laten we met z’n allen gaan,” zei Tiffany. “Volgens mij kunnen we allemaal wel wat gebruiken.”

Dat deden ze en ze legden al hun overgebleven kleingeld bij elkaar voor pizza, salades en cola alvorens terug te gaan naar de gate om te wachten tot ze aan boord konden.

Loreen zat niet zo goed in haar vel, merkte Tiffany. Ze was gespannen, bleek en maakte geen oogcontact. Het leek alsof er iets aan de hand was, maar Tiffany nam maar aan dat het een kater was. Totdat Loreen naar haar toe kwam tenminste.

“Kan ik je even spreken?” vroeg Loreen dringend fluisterend.

“Natuurlijk, wat is…?”

De blik op Loreens gezicht weerhield Tiffany ervan om verder te vragen totdat ze alleen waren, op een paar meter afstand van de rest.

“Ik heb gisteravond een vreselijke fout begaan,” zei Loreen, bij wie tranen in haar ogen verschenen. “Ik kan het niet meer voor me houden.”

Ik ook, dacht Tiffany en ze stelde zich voor dat over een paar minuten hun lasten een stuk lichter zouden zijn omdat ze ze gedeeld hadden. “Waar gaat het over?” vroeg ze welwillend.

“Het gaat over…de creditcard van de ouderraad. Ik zag hem gisteravond voor de mijne aan. Ik heb een paar creditcards en alleen op mijn privécard staat mijn middelste initiaal, zo hou ik ze gewoonlijk uit elkaar. Maar gisteravond kon ik denk ik niet helder denken…”

Ze veegde ongeduldig haar tranen weg. “Tiffany, ik heb gisteravond de creditcard van de ouderraad gebruikt.”

Ah, wat schattig. Typisch iets voor de eerlijke Loreen om zich zo druk te maken omdat ze per ongeluk de verkeerde creditcard had gebruikt. Het zou natuurlijk wat papieren rompslomp geven en dat zou wel vervelend zijn, maar het was niet nodig om er zo over van streek te raken. “Dat geeft toch niet, lieverd, wat is de schade? Veertig?” Ze was in een gulle bui. “Vijftig?”

“Vijfduizend,” zei Loreen zonder aarzelen.

Wat Tiffany’s hart wél even deed overslaan. Vijfduizend! “Je maakt een geintje, toch?” Er verstreek maar een halve seconde voordat haar zenuwen zich strak schroefden als gitaarsnaren. “Loreen, zeg dat je een geintje maakt.”

Maar Loreen drukte alleen maar haar lippen op elkaar en schudde haar hoofd.

“Hoe?”

“Ik heb er de hele avond geld van afgehaald totdat ik uiteindelijk de limiet bereikte.” Loreen snufte. “Ik dacht dat ze mijn limiet hadden verhoogd of zo. Het is nooit bij me opgekomen dat ik de verkeerde creditcard gebruikte, want ik gebruik die van de ouderraad bijna nooit.”

“O, Loreen…” Ze hadden een groot probleem.

“Ik weet het. Het spijt me zo! Je weet niet half hoeveel. Ik betaal het natuurlijk terug, op de een of andere manier…” Ze werd bleek. “Ik weet niet hoe. Vijfduizend…maar ik dóé het wel. Meteen. Ik haal het gewoon van mijn andere creditcards…”

“We bespreken dit later wel.” Tiffany wilde niet kortaf doen tegen Loreen, maar dit, boven op haar eigen schuld, was gewoon te veel om over na te denken voordat ze in een paracetamolcapsule van ze wist niet hoeveel ton zouden stappen die op de een of andere manier de lucht in moest om hen naar huis te brengen.

Wanhopig en blut, en met het gevoel dat haar wereld instortte, deed Tiffany iets wat ze normaal gesproken alleen in noodgevallen deed.

Ze belde de enige persoon van wie ze wist dat die altijd haar zaakjes op orde had en altijd leek te weten wat ze moest doen.

Ze belde haar zus, Sandra.