VIJFDE HOOFDSTUK
Het was Bas' bedoeling geweest om eens lekker uit
te slapen en minstens tot negen uur onder de wol te blijven. Maar
hij had pech, want toen hij wakker werd, was het al negen uur. Dat
vond hij erg jammer, want hij kon nu niet meer dan een half uur of
een uur blijven nasudderen. Uitslapen was pas fijn als je er weet
van had — wanneer je zo half en half wakker was en wist dat het
eigenlijk tijd was om op te staan. Bas kreeg daar haast nooit de
kans voor en de mogelijkheid, die er nu was geweest, had hij aan
zijn neus voorbij laten gaan. En hij voelde er niets voor om later
dan negen uur op te staan. Het was laat genoeg.
Hij maakte zich snel klaar om naar beneden te gaan. Met een gevoel
van verwachting betrad hij de eetzaal. Hij had zo al eens de nodige
verhalen gehoord over de uitgebreide wijze waarop de Engelsen
plegen te ontbijten. Als het allemaal waar was wat ze daarover
vertelden, aten ze in Engeland 's morgens al zoveel, dat je er heel
de dag op zou kunnen teren. Hij was dus erg benieuwd.
Door een kelner, die gekleed ging in een rood jasje en een grijze
broek, werd hem een tafeltje gewezen. Daar begon Bas het menu te
bestuderen. Er prijkte een hele lijst op en hij meende dan ook dat
hij er een keus uit zou moeten maken. Maar tot zijn verbazing
ontdekte hij dat dit een overzicht van het ontbijt was en als hij
daar prijs op stelde, zou hem heel de collectie geserveerd worden.
Nou, dat wou hij wel eens zien en hij zei dus dat hij heel het
ontbijt wenste. De kelner scheen dat heel gewoon te vinden en men
begon de lijst af te werken.
Het begon met een glas sinaasappelsap. Nou, daar had Bas natuurlijk
niet de minste moeite mee. Toen kwam er een bord pap, dat er mocht
zijn. De havermout was zo stijf gekookt dat Bas zich afvroeg of hij
die soms met mes en vork moest eten. Hij kreeg heel het bord naar
binnen, maar toen had hij toch wel het gevoel of zijn maag gevuld
was met gewapend beton. Ze zouden het hier nou maar bij moeten
laten. Maar dat deden ze niet. Bas kreeg een echt Engels ontbijt en
dus werd er nu een nog warme, gerookte haring op zijn bord
gedeponeerd. Hij zat er een beetje moeilijk naar te kijken, maar
komaan, op die betonnen onderlaag van de havermout zou het beest
wel geen kwaad meer uitrichten.
Daarmee was hij er nog niet, want nu droegen ze gebakken eieren met
spek en brood aan. Meteen werd er een pot koffie bij hem neergezet.
En als hij soms mocht denken dat hij er nu was, dan vergiste hij
zich toch. Want voor de heel kleine gaatjes, die er misschien nog
hier of daar in zijn binnenste te vinden zouden zijn, kon hij
gebruik maken van de toast met jam en honing, die men hem tot slot
bracht.
Als Bas haast had, presteerde hij het wel om in vijf minuten klaar
te zijn met zijn ontbijt. Maar hier in Engeland zou hem dat nooit
lukken. Zo'n ontbijt was compleet zware arbeid en dat al zo vroeg
op de morgen.
Hij werkte zich braaf door alles heen, maar toen moest hij toch
echt nog even blijven zitten om uit te blazen. Hèhè, zuchtte hij en
hij had een gevoel of hij voor de rest van de week genoeg had.
Onwillekeurig keek hij om zich heen of ze soms een of andere
medaille van verdienste zouden aandragen omdat hij klaargekomen was
met zo'n reusachtig ontbijt. Maar het scheen helemaal niets
bijzonders te zijn en niemand keurde hem een blik waardig. Die
Engelsen zaten allemaal heel onbewogen voor zich uit te kijken. Bas
kon zich dat best begrijpen. Veronderstel dat hij iedere morgen
gerookte bokking at — daar moest je gezicht toch naar gaan staan .
..
Bas' gevoel van voldoening verdween, toen hij erover nadacht hoe
hij de rest van de dag zou moeten doorbrengen. De voetbalwedstrijd
begon pas vanavond om acht uur en het was nu bij tienen. Hij had
dus nog een uur of tien voor de boeg en wat moest hij daarmee
aan?
In elk geval kon hij eerst wel eens aangaan bij de KLM. Misschien
zou men hem nu wel iets meer kunnen vertellen over de Duitser, die
er vermoedelijk met de inhoud van zijn koffer vandoor was.
De bediende, die de koffer had aangenomen, bleek er inderdaad te
zijn. Hij kon Bas een vrij nauwkeurig signalement opgeven. Een
betrekkelijk kleine man was de Duitser geweest, nog niet een meter
vijfenzestig, schatte hij, en ongeveer vijfendertig jaar oud. Hij
had vrij licht haar en lichte ogen en droeg een donkere gabardine
jas en een bolhoed. Een ogenblik stond Bas in gedachten en toen
ging er een lichtje bij hem branden. Het was dezelfde man als hij
gisteren op Piccadilly Circus met zijn koffer had zien sjouwen. Hij
was toen natuurlijk op weg geweest naar het kantoor van de KLM.
Bas somde nog enkele uiterlijke kentekenen van 's mans kleding op
en ze bleken allemaal te kloppen. Het was hoogstwaarschijnlijk
dezelfde man, dat was nu wel duidelijk.
„Merkwaardig,” zei Bas tenslotte.
„Wat bedoelt u?” informeerde de bediende.
„De man was een Duitser en toch droeg hij een bolhoed. Daar kan ik
niet goed bij. Ik kan me alleen maar een Engelsman met een bolhoed
voorstellen, zeker als hij niet ouder is dan een jaar of
vijfendertig.”
„Ja, nu u daar de aandacht op vestigt,” beaamde de bediende, „moet
ik wel toegeven dat het inderdaad vreemd is. Het viel me trouwens
op dat de man voor een Duitser zo'n perfect Engels sprak, volkomen
vrij van enig accent. Nu zegt dat op zich nog niets, maar alles bij
elkaar was het toch wel zo, dat de man een typisch Engelse indruk
maakte en allerminst een Duitse.”
„Maar erg veel verder komen we niet met deze wetenschap,” merkte
Bas op. Hij probeerde zich te herinneren of hij de bewuste man
misschien gisteren in het vliegtuig naar Londen had gezien. Hij was
er echter vrijwel zeker van dat de man zich niet tussen de
passagiers had bevonden. Maar ook dat hielp hem weinig op weg. De
man was misschien een vliegtuig eerder in Londen gearriveerd en had
daar staan wachten tot Bas' koffer verscheen. Maar hoe had de man
geweten met welk vliegtuig Bas zou arriveren en welke koffer hij
bij zich zou hebben? Maar daar kon hij nou uren over gaan zitten
piekeren, hij zou dit mysterie toch niet oplossen. Trouwens, hij
maakte zich geen enkele illusie: de paperassen kreeg hij niet meer
in handen. Het enige wat hem te doen stond was zo spoedig mogelijk
naar Nederland terugkeren, om de tegenpartij een slag voor te
blijven. Wat jammer dat hij eerst nog naar die voetbalwedstrijd
moest. Hij verspeelde er een hele dag mee, die hij voor betere
dingen had kunnen gebruiken.
Maar 's avonds had Bas er geen spijt van dat hij gebleven was, want
het werd een onvergetelijke wedstrijd. Toen hij in Het eivolle
stadion, waar zo'n zestigduizend toeschouwers aanwezig waren,
arriveerde, keek hij met verbazing naar het voetbalveld. Uit de
kranten wist hij dat het in Engeland dagen achtereen geregend had
en ook de afgelopen middag was er weer het nodige omlaag gekomen,
maar moest een voetbalveld er ondanks al die regen dan zo uitzien?
Het was zwart van de modder en er was nauwelijks een grassprietje
te ontdekken. Dat beloofde wat voor de spelers.
Overal om zich heen hoorde Bas Engels spreken en hij had zo het
gevoel of hij de enige Nederlander in het stadion was. Toen het
elftal van Heracles het veld opkwam, klonk er aan de overkant van
de tribunes gejuich en Bas begreep dat daar de Nederlandse
supporters zaten. Een oorverdovend geschreeuw ging op, toen de
spelers van Liverpool verschenen en Bas keek een beetje benauwd om
zich heen. Hij was een nietige eenling temidden van duizenden en
duizenden Engelsen.
Liverpool trapte af en een orkaan van toejuichingen joeg de
'voorhoede als het ware naar het doel van Heracles. De kreten van
de Nederlanders verdronken in die stortvloed van geluid. De aanval
werd afgeslagen, de bal kwam naar het middenveld, waar wat heen en
weer werd getrapt. De Engelse midvoor probeerde van heel ver een
schot op het doel, maar het ging meters ver naast.
De keeper van Heracles gaf een verre uittrap. De spil, die de bal
opving, speelde hem onmiddellijk door naar De Vries, de Nederlandse
rechtsbuiten. En toen hield Bas zijn adem in. In Nederland kende
iedereen de razende snelheid van deze buitenman. Ook nu schoot hij
weer als een sneltrein voort. Maar ook de Engelsen wisten van hem.
Met twee man vingen ze De Vries op en toen hij toch nog langs hen
heen dreigde te komen, forceerde de back een hoekschop.
De Vries nam die zelf. De bal suisde op het doel af en daar stond
Leemans, de Nederlandse rechtshalf gereed. Hoog sprong hij en met
een machtige kopstoot sloeg hij de bal in het doel.
Toen vergat Bas dat hij alleen temidden van tienduizenden Engelsen
zat. Hij sprong overeind en met de armen ver boven het hoofd
schreeuwde hij het uit van geestdrift. Heracles leidde . . . Wie
had dat durven verwachten? Liverpool was immers veel sterker en
iedereen was ervan overtuigd geweest dat Heracles weinig kans zou
hebben deze wedstrijd te overleven en dat was toch wel nodig, wilde
Heracles in de halve finale om de Europabeker komen.
Er was nu een kwartier gespeeld en de meeste spelers waren al
ontoonbaar. Ze waren zwart van de modder en je kon zien dat het
zware veld het spel bemoeilijkte. Maar al probeerde Liverpool nog
zo fel door te breken en al waren ze ongetwijfeld technisch beter,
Heracles hield moedig stand. Ze gingen trouwens niet in de
verdediging. Keer op keer trok het weer ten aanval in een
stoutmoedige poging de voorsprong nog te vergroten.
De Vries ging er op een gegeven ogenblik weer vandoor, hij
passeerde zijn tegenstanders en waagde een prachtig schot op het
doel. Bas telde het reeds, maar het verdween in het zijnet. Rondom
hem was het stil op de tribune. De Engelsen moedigden nu en dan hun
spelers wel aan, maar het leek wel of het niet van harte ging. De
voorhoedespelers konden immers maar niet door die stevige
Nederlandse achterhoede heen-breken.
Pas na een half uur spelen werd het 1—1 en dat gebeurde door een
onnozel doelpunt. Een van de backs van Heracles kreeg een bal tegen
zijn schoen. In een zonderlinge boog schoot de bal in de richting
van het doel. De keeper werd er volkomen door verrast en daarmee
was de stand gelijk. Je kon aan de Engelsen merken dat ze helemaal
niet gelukkig waren met dat sof-doelpunt, maar de wedstrijd werd nu
natuurlijk uiterst spannend. Op en neer golfde het spel en de
uitslag bleef onzeker. Waren de Engelsen technisch ongetwijfeld
sterker, de Nederlanders waren veel geestdriftiger en ook sneller.
Met gelijke stand kwam de pauze. Een dankbaar applaus van het
Engelse publiek was de sportieve beloning voor het Nederlandse
team, dat zo voortreffelijk partij gaf. Met bezorgdheid zag Bas dat
het wat begon te misten en er druilden uit die nevel regendruppels
omlaag. Dat betekende dat het veld nog moeilijker te bespelen zou
worden, maar dat hield ook in, dat als de mist zwaarder zou worden,
er geen sprake van zou zijn dat hij vanavond nog terug zou kunnen
vliegen naar Nederland.
Toen de tweede helft van de wedstrijd begon, vergat Bas evenwel de
zorg om zijn vertrek, omdat de spanning zich weer volkomen van hem
meester maakte. Al in de eerste minuut trok de Nederlandse
rechtsbuiten er weer vandoor. In een lange ren stormde hij op het
doel af. Hij schoot, de keeper wist de bal weliswaar te vangen,
maar kreeg hem niet goed klemvast en plotseling viel de bal op de
grond. Meteen was De Vries erbij en keihard knalde hij de bal in —
te hard, want via de onderkant van de lat ketste de bal terug en
schoot het veld weer in, waar hij kon worden weggewerkt.
Tien minuten bleven de Nederlanders dapper aanvallen, maar toen kon
je reeds zien dat het zware veld, waarin ze steeds dieper in de
modder wegzakten, hun danig parten begon te spelen. Ze kwamen niet
zo snel meer vooruit en telkens weer gleden ze weg. In de
vijftiende minuut kwam het doelpunt, dat de wedstrijd besliste.
Door een fout in de Nederlandse verdediging kwam de midvoor van
Liverpool vrij voor het doel en hij miste de kans niet.
De Engelsen juichten geestdriftig, want het was een goed doelpunt.
Degenen, die rond Bas zaten, keken hem eens bemoedigend aan, als
wilden ze zeggen dat hij het maar niet te zwaar moest nemen. Er
gebeurde trouwens iets merkwaardigs. De Nederlanders vochten
verbeten om de achterstand ongedaan te maken en daarbij werden ze
aangemoedigd door een groot deel van het Engelse publiek dat volop
plezier kreeg in deze moedige en sportieve tegenstanders. Want
ondanks de grote belangen die er op het spel stonden, bleef de
strijd uiterst eerlijk.
Bas wist al wel wat de uitslag zou zijn: een overwinning voor
Liverpool. De conditie van die spelers was beter en kennelijk waren
zij ook veel meer gewend aan het zware veld.
Het zicht werd intussen steeds minder, omdat de mist toenam. De
laatste minuten waren haast niet meer te volgen. Bas zat op de
tribunes, die zich achter het Nederlandse doel bevonden en de
strijd speelde zich in de laatste fase voornamelijk aan de overkant
af. Dat betekende voor hem dat hij slechts de grauwe nevel zag. Aan
de kreten en de toejuichingen kon hij zo ongeveer raden wat er aan
de hand was. Hij kon bijna niet blijven zitten van de spanning. Zou
Heracles er misschien toch nog in slagen een tegenpunt te scoren?
Dan zou de wedstrijd met tweemaal een kwartier verlengd worden en
wie weet of er dan nog niet een kansje in zat.
Er klonk een langgerekte kreet van teleurstelling. Klaarblijkelijk
was er een bal overgeschoten. Kijk, daar kwam de witte bal uit de
mist aansuizen. De Engelse voorhoede probeerde nog een aanval op te
bouwen, maar hoe vermoeid de Nederlandse verdediging ook was, ze
wist de gevaarlijke midvoor tot stand te brengen en de bal schoot
nu weer de mist in. Hartstochtelijk moedigden de Nederlanders hun
landgenoten aan. Het was misschien de laatste mogelijkheid. Zou het
nog lukken? Nee, het zat er niet meer in, want daar floot de
scheidsrechter voor de laatste maal.
Het publiek juichte de Nederlanders toe, die vermoeid maar met
opgeheven hoofd het veld verlieten. Ze hadden met eer verloren. Een
van Bas' buren klopte hem bemoedigend op de schouder, als wilde hij
te kennen geven dat een elftal trots mocht zijn op zo'n roemrijke
nederlaag. Voor een Engelsman, die over het algemeen erg ingetogen
is en zich bepaald niet schuldig maakt aan uiterlijk vertoon, was
dit werkelijk al iets heel bijzonders.
Bas moest erom lachen, maar zijn gezicht werd bezorgd, toen hij na
een minuut of tien buiten het stadion stond. Het mistte nu
behoorlijk en al was het nog bij lange na niet de Engelse fog, die
zo zwaar kan zijn dat je geen meter ver ziet, hij vreesde dat er
toch geen vliegtuigen zouden kunnen vertrekken.
In lange rijen stonden de bussen klaar, die naar het vliegveld
gingen. Toen Bas 's middags bij de KLM een plaats was gaan
bespreken in een van de toestellen, die vanavond zouden vertrekken,
kreeg hij te horen, dat er zo'n vijftienhonderd Nederlanders met
extra-vliegtuigen naar Londen zouden komen om de veel besproken
wedstrijd bij te wonen. Hij zou met een van de bussen, waarmee de
mensen naar het stadion en later weer naar het vliegveld werden
gebracht, terug kunnen.
Hij stapte in en kwam terecht temidden van Nederlanders, die
opgewonden de wedstrijd bespraken. Het was vreemd zo plotseling
weer Nederlands te horen spreken en Bas was een ogenblik zo
verbouwereerd, dat hij in het Engels vroeg of hij even mocht
passeren. Meteen ging er een kreet op, want men dacht een Engelsman
voor te hebben en men wilde van hem weten hoe hij de wedstrijd
gevonden had en of ze in Londen geen betere velden hadden dan dit
afgedankte weiland. Toen Bas beschaamd zei dat hij een landgenoot
was, werd er natuurlijk behoorlijk met hem gespot. Hij hoefde zich
toch zeker niet te schamen omdat ze verloren hadden en of hij nou
maar Engelsman wilde worden, omdat Liverpool met dat kleitrappen
een wedstrijd had kunnen winnen ... Zo ging dat maar door.
Bas trok er zich niet zo heel veel van aan, hij luisterde zelfs
amper naar al die spottende opmerkingen. Er was één ding, dat veel
meer zijn aandacht opeiste. Hij keek namelijk voortdurend met een
bezorgd gezicht naar buiten, waar nog altijd de mist hing. Hij had
die wel weg willen kijken.
Toen ze nog in de stad reden, had hij gehoopt dat het buiten in het
open veld misschien minder zwaar zou misten. Maar juist het
tegendeel bleek het geval te zijn. De bus begon er zelfs langzamer
te rijden.
Zouden de vliegtuigen nog wel starten, vroeg Bas zich af. De mannen
om hem heen schenen zich daar weinig zorgen over te maken. Zij
hadden het nog altijd heel druk over de wedstrijd en uitvoerig
weidden ze erover uit wat er allemaal gebeurd zou zijn, als het
schot van De Vries, dat van de onderkant van de lat was
teruggeketst, een doelpunt was geworden. Voor hen stond het vast
dat Heracles dan de match gewonnen zou hebben ... Bas keek nog maar
eens naar buiten, en dan pakte hij zijn notitieblokje. Hij moest
alvast maar aan zijn reportage beginnen ...
Wat Bas had gevreesd bleek inderdaad het geval te zijn: er konden
geen vliegtuigen vertrekken omdat de mist te zwaar was. Bovendien
scheen ook Schiphol dicht te zitten zodat landen daar onmogelijk
was.
En daar stond Bas met zijn goede gedrag. Hij had zijn kamer het
hotel natuurlijk afgezegd. Hij voelde er trouwens hele-aal niets
voor naar Londen terug te gaan. Het was een reis in ruim een uur en
die zou hij dan morgenochtend weer opnieuw moeten maken. Niemand
kon hem bovendien zeggen wanneer er weer toestellen zouden
vertrekken. Het was het verstandigst om maar zo dicht mogelijk bij
de hand te blijven. Met het eerste het beste vliegtuig dat weer
naar Amsterdam op weg ging, zou hij dan wellicht mee kunnen, as was
niet alleen. Er stonden ruim zeshonderd Nederlands, die terug
wilden. De meesten van hen waren in de middag pas met
chartervliegtuigen vertrokken en ze moesten per vanavond nog terug
zijn, omdat ze geen dag van hun werk wilden of konden verzuimen.
Maar ze konden hoog springen of laag, ze kwamen niet weg.
Waren we nou toch maar met de boot gegaan,” zei er een.
“Die doet er ook de hele nacht over,” antwoordde een ander.
“Maar je bent morgen aan de overkant. Weet jij veel of we hier over
twee dagen nog niet zitten? Als het in Londen mist, mist het ook
goed. Nee, dat kan nog wel eens een lang en een uur grapje worden,
wat ik je voorspel.”
Op het vliegveld was men er natuurlijk helemaal niet op berekend om
de meer dan zeshonderd gestrande Nederlanders een onderkomen voor
de nacht te bieden. Voor enkelen was er slaapgelegenheid, maar de
rest moest maar zien hoe ze de nacht doorkwamen. Er waren niet eens
voldoende stoelen en het meeste personeel was al naar huis. Maar de
Nederlanders wisten zich wel te behelpen en al gauw was iedereen
voor de nacht geïnstalleerd. Wie wilde slapen, zocht een rustig
hoekje op; de overigen zaten te kaarten en dronken het ene glas
bier na het andere om de lange uren van wachten te korten.
Bas had wel willen slapen, maar hij was te ongerust. Hij liep maar
wat te drentelen en telkens weer ging hij buiten kijken of de mist
al begon op te trekken. Maar die hing nog altijd even grauw en
ondoordringbaar boven het vliegveld. Je kon werkelijk niets zien.
Alle licht was verdronken in de mist.
Hij liep zich zorgen te maken wat hij met zijn verslag zou doen.
Hij had het in grote lijnen al op papier gezet. De lange rit in de
bus was daar goed voor geweest. Hij zou het aanstonds zorgvuldig
uitwerken. Maar zou het wel op tijd bij de krant komen? Als er
morgenochtend niet heel vroeg een vliegtuig ging, zou het te laat
arriveren. Dan kon hij het beste maar de redactie bellen en zijn
tekst telefonisch doorgeven. Dat werd wel een dure geschiedenis,
maar de krant zou dan toch in ieder geval een eigen verslag
hebben.
Bas had zeker al een uur rondgedrenteld, voor hij eindelijk ging
zitten om zijn verslag uit te werken. Hij had nu tenminste iets om
handen waardoor de uren vlugger voorbijgingen. Maar toen hij klaar
was en hij zijn tekst had nagekeken en nog eens gecontroleerd of
alles er nu wel zo duidelijk mogelijk in stond, begon hij weer te
piekeren. Hoe laat zouden ze morgenochtend — of liever gezegd
vanochtend, want het was intussen al twee uur geworden —
vertrekken? En zouden de lieden, die de paperassen uit de koffer in
hun bezit hadden, al in Nederland zijn? Zouden ze weten waar
Petershof lag, waarvan in de documenten steeds weer sprake was? Hoe
dat ook zij, hij zou moeten proberen binnen de kortste keren naar
Horstenberg te komen, want hij wist terdege waar je Petershof moest
zoeken en hij was in het bezit van het papier met de belangrijkste
gegevens. Alleen zou hij er Lagerwei nog van moeten overtuigen dat
het hoogst noodzakelijk was dat zijn jongste journalist, Bas
Banning geheten, voor enkele dagen naar het gehucht Horstenberg
ging. Bas zag zijn chef al kijken. Gemakkelijk zou het bepaald niet
gaan, maar a la, het was de moeite meer dan waard. Wanneer alles zo
liep als Bas het zich in zijn stoutste dromen voorstelde, dan zat
er in die geschiedenis van Petershof een fantastische reportage.
Maar voor die geschreven zou kunnen worden, zou er heel wat moeten
gebeuren. Onder meer het ompraten van Lager-wei. Dat was niet het
gemakkelijkste onderdeel, eerder het tegenovergestelde. Maar Bas
had al eens eerder voor hete vuren gestaan en hij hoopte dat hij
het ook dit keer weer voor elkaar zou krijgen.
De nacht ging voorbij, maar Bas kon dat alleen aan zijn horloge
zien. Buiten bleef het nog even donker en ondoorzichtig. Of wacht
eens, je kon toch wel enigszins zien dat de mist dunner begon te
worden. Maar dat was natuurlijk niet voldoende, het zicht bleef
slecht.
Met slaperige en verveelde gezichten zaten de zeshonderd mannen nu
voor zich uit te kijken. Zo'n nacht zonder slaap gaat je niet in de
koude kleren zitten. En degenen, die wel kans hadden gezien te
slapen, waren er niet eens veel beter aan toe. Ze hadden hun kleren
niet uit gehad en hadden in ongemakkelijke houdingen de nacht
doorgebracht. Nee, van de geestdriftige groep van gisteravond was
niet veel overgebleven. Het gezelschap leek nog het meest op een
korenveld na een zware wind en regenbui.
De stemming werd er natuurlijk niet beter op, toen bleek dat er
voorlopig nog geen sprake van was dat er vliegtuigen zouden
vertrekken.
„Dan zeggen ze nog dat vliegen zoveel tijd bespaart,” zeiden ze
schamper. „Met een roeiboot waren we eerder aan de overkant
geweest.”
Bas had intussen zijn verslag over de voetbalwedstrijd doorgebeld.
De verbinding was niet zo best geweest en de nodige keren had hij
zo ongeveer woord voor woord zijn tekst moeten spellen, omdat men
hem eenvoudig niet verstond.
„Wilt u nog eens herhalen?” klonk geduldig de stem van de
stenograaf, die Bas' tekst moest opnemen. En dan begon Bas de
laatste zin weer voor te lezen.
„Wilt u dat laatste woord even spellen?” hoorde hij dan. Of: „Hoe
heette die speler, zei u?”
Eindelijk was het dan toch klaar en Bas hoopte nu maar dat de
stenograaf het allemaal goed had opgenomen, zodat het verslag, dat
vanavond in de krant zou verschijnen, de feiten inderdaad naar
waarheid zou weergeven.
Zijn maag rammelde van de honger. Maar nu kwamen ze niet met zo'n
uitvoerig Engels ontbijt opdraven. Er werd voor een kop koffie
gezorgd en voor wat biscuits en daar moesten ze het dan maar mee
doen.
De lokalen, waar de gestrande passagiers verbleven, zagen
langzamerhand blauw van de rook. Het leek wel of de nevel er
binnengedrongen was en hier en daar kon je maar enkele meters ver
zien zo dicht hingen de rookwolken er. Het was wel een bewijs
hoezeer de mannen zich begonnen te vervelen: ze rookten de ene
sigaret na de andere. En ze keken maar of de mist al minder begon
te worden. Maar dat was nog altijd niet het geval.
Om elf uur precies vertrok eindelijk het eerste toestel naar
Schiphol. Maar Bas zat er niet in. Heel zijn verblijf in Londen was
vervuld geweest van pech en het einde ervan werd opnieuw pech.
Achtereenvolgens vertrokken namelijk de chartervliegtuigen met de
bezoekers van de voetbalwedstrijd. Men zei hem toe dat hij met zo'n
chartertoestel mee zou mogen, als er nog plaats over was. Men
meende dat dit wel het geval zou zijn, maar hij zou moeten wachten
tot het laatste toestel. Dan immers had men pas zekerheid. En er
gaat wel even tijd mee heen, voor er twaalf vliegtuigen vertrokken
zijn.
Maar tenslotte was het laatste toestel aan de beurt en er was
inderdaad plaats vrij. Met een zucht van opluchting stapte Bas in.
Hij was blij toe toen het vliegtuig de begane grond verliet. Hij
wilde voorlopig geen uur langer meer in Londen zijn. Hij had er
alleen maar tegenslag gehad en tijdens zijn verblijf, waar hij zich
zo op had verheugd, had hij eigenlijk nauwelijks iets van de stad
gezien.
Een volgende keer beter, dacht hij grimmig, maar hij hoopte dat die
volgende keer wel even weg zou blijven, want voorlopig kon Londen
hem gestolen worden.