Epiloog
De zon scheen helder op een smaragdgroen gazon waarop een croquetspel was uitgezet. Aan de rand van het gazon stond een kleine gestalte in een onberispelijk tropenuniform: kapitein Jensen, die geen kapitein meer was. In het heldere middaglicht fonkelden zijn mouwen en pet van het goudgalon. Bij hem stonden Andrea, Mallory, Miller en Wills. Wills leek niet helemaal op zijn gemak in de aanwezigheid van zoveel goudgalon. De anderen zagen er vermagerd en hologig uit en ze waren onrustig, alsof ze op iets wachtten. De debriefing was afgewerkt. De Enigma was al in een Hurricane met een uitgebreid en goed bewapend escorte op weg naar Tangmere. 'Nou,' zei Jensen. 'Dat is dan dat.' Mallory zei niets. Het was niet wellevend om over admiraal Dixon te beginnen. Carstairs' rol was al toegelicht. Maar Mallory voelde niets voor diplomatie. Carstairs was eerst een blok aan hun been en daarna een gevaar en een verrader gebleken. En Carstairs was de keus van admiraal Dixon geweest. Dus zei Mallory: 'We hadden verwacht admiraal Dixon hier aan te treffen.' Jensen grijnsde zijn alarmerende tijgergrijns. 'Ja, ja,' zei hij en Mallory wist, zoals zo vaak in het gezelschap van Jensen, dat hij door een meester schaakmat was gezet. 'Tussen haakjes,' zei Jensen, 'hij is niet meer admiraal. Hij is nu kapitein Dixon van de Koninklijke Marine. Buiten dienst.' Hij keek naar het goud op zijn mouw. Een brede band had zich bij de smallere galons gevoegd. 'Er is bij de marine slechts plaats voor een beperkt aantal admiraals,' zei hij. Ze keken hem aan. Andrea's omvangrijke gestalte hoog opgericht tegen de zon, Miller zo te zien half slaperig met zijn handen in zijn zakken en Mallory met een broodmager gezicht van honger en uitputting. Echt Jensen. Zij hadden gedacht dat ze een spel op Kynthos hadden gespeeld en dat ze het goed hadden gespeeld. Maar ze waren slechts pionnen in een ander spel geweest, het spel van intrigeren en aanvallen in de rug dat Jensen met Dixon had gespeeld... 'Zo gaat het nu eenmaal,' zei Jensen. Hij knikte naar Wills. 'Hij vindt het niet erg, al vinden jullie van wel.' Maar Wills luisterde niet. In gedachten was hij terug in de onderzeeboot. Hij stond in de toren, voelde de laatste druk van Clytemnestra's hand op de zijne en keek toe hoe ze met de sloep in de stinkende rook van de nacht naar Parmatia koerste. De woelingen van de oorlog hadden hen uiteengedreven, dat was waar. Maar als de kalmere tijden van de vrede aanbraken, ging hij terug... Jensen zei iets. 'Zo,' zei hij monter. 'Eind goed al goed, hè?' 'Ja, admiraal,' zei Mallory. 'En ik ben erg blij om jullie te zien. Heel erg blij. Vooral vandaag,aangezien ik toevallig...' 'O nee,' zei Miller zachtjes. 'Alsjeblieft niet.' Andrea stond Jensen geschokt aan te staren. Mallory deed zijn mond open om iets te zeggen, maar Jensen stak zijn hand op. '.. .een klusje voor jullie heb,' zei hij.'Een piepklein klusje, eigenlijk. En ik dacht, aangezien jullie drieën hier toch zijn...' Mallory zuchtte. 'We zijn een en al oor,' zei hij. 'Maar dan moeten we brandy hebben.' 'Grote hoeveelheden brandy,' zei Andrea. 'Vijf sterren,' zei Miller. 'Zet het vat maar neer.' 'Natuurlijk,' zei Jensen. 'En daarna beginnen we.'