1

maandag 18.00 - dinsdag 10.00 uur

 

Het regende in Plymouth, een lauwe Atlantische regen waardoor de citadel, de Hoe, verhuld werd en de langs glijdende boten in de Roads vervaagden. In het begin van hun gevangenschap hadden de drie mannen in de bovenste suite van Hotel Majestic nog uit het raam gekeken. Dat hadden ze allang opgegeven. Nu lagen ze in leunstoelen rond een lage tafel met twee lege brandyflessen en drie overvolle asbakken, mannen die hun eerste jeugd achter de rug hadden en zelfs hun tweede, mannen met donkerbruin gebrande gezichten en holle ogen, een gevolg van de slopende uitputting in deze oorlog. Gekleed in kaki gevechtspak zonder distinctieven. De eerste was een reus met zwart haar. De tweede was lang en mager en had de harde kaaklijn en de kalme ogen van een bergbeklimmer. De derde was een slungelig type met een droefgeestig gezicht, een glas brandy in zijn hand en een sigaret in zijn mond. Het was de derde man die sprak. 'Dit is niet bepaald wat ik vakantie noem.' De derde man heette Miller. En hij had een rang, hij was korporaal bij de Amerikaanse Militaire Intendance. Bovendien was hij dé explosievenexpert van de geallieerden. De man die er als een bergbeklimmer uitzag knikte, stak een sigaret op en ging met zijn eigen gedachten verder. Van hem kon je je voorstellen dat hij zo nodig eeuwig kon wachten, iemand met een totale zelfbeheersing. Het was kapitein Mallory, de Nieuw-Zeelander die voor de oorlog een wereldberoemde bergbeklimmer was geweest en die sindsdien meer schade aan Hitlers legers had toegebracht dan het hele garderegiment bij elkaar. 'Beter dan door een kogelregen te worden neergemaaid,' zei hij. Daar dacht Miller over na. 'Zal wel,' zei hij. Hij leek nog niet zo overtuigd. 'Binnenkort,' zei de reus,'is er werk aan de winkel.' Zijn accent was Grieks. Zijn stem was zacht maar sonoor en legde een deken van stilte over de kamer. Andrea was een beer van een man met slaperige ogen, zo donker dat hij er altijd uitzag alsof hij zich moest scheren. Zijn bovenlip werd geteisterd door zwarte stoppels van een snor die weer aangroeide. Hij zag eruit als een weinig respectabele bandiet, één bonk vadsige losbandigheid. Die indruk had vele vijanden misleid en was de meesten fataal geworden. In werkelijkheid was Andrea een echte kolonel van het Griekse leger. Bovendien was hij zo sterk als een hijskraan, zo snel en lichtvoetig als een kat en zo bezadigd als een advocaat uit Edinburgh. Als hij sprak, en dat was niet vaak, gaven de mensen hem hun volledige aandacht. Miller en Mallory sloten zich af voor het geluid van de zachte regen op het raam. 'Ze denken dat we spionnen zijn,' zei Andrea. 'Ze denken dat we met iemand een deal hebben gesloten en de benen hebben genomen. Dat is geen onredelijke verdenking. Kun je ze dat kwalijk nemen?' Miller nam een slok uit zijn glas. 'Ze hebben ons gevraagd de kanonnen van Navarone uit te schakelen,' zei hij. 'Dat hebben we gedaan. Ze hebben ons gevraagd de Neretvadam te vernietigen. Weg met de Neretvadam. Ze hebben ons achter de Werwolf-onderzeeërs aan gestuurd. De Werwolf-onderzeeërs zijn verwoest.' Zijn lange gezicht stond treurig. 'En nu zeggen ze dat ze nóg een klus voor ons hebben, pakken ze ons op in de Golf van Biskaje, brengen ons naar Plymouth en om hun eeuwige bewondering te tonen sluiten ze ons op in een vlooienhotel en zetten wachtposten voor de deur.' Hij hoestte langdurig, droog en akelig. 'Uiteraard neem ik ze dat kwalijk.' 'Vanaf de Werwolf-overval is er voortdurend zware bewolking geweest,' zei Mallory. 'Ze hebben geen fotoverkenning kunnen doen en het feit is niet bevestigd door een onafhankelijke derde. En misschien weet je nog dat het geen gemakkelijke klus was.' 'Dat weet ik nog,' zei Miller grimmig. 'Dus moet je het zo zien,' zei Mallory. 'Ze hebben ons hier opgesloten omdat ze niet geloven dat we ons karwei geklaard hebben. Maar wij weten dat het wel zo is. Dus hebben wij gelijk en zij niet en als ze dat ontdekken, krijgen ze heel veel spijt. Dus eigenlijk is het een heel leuk compliment.' 'Ik wil geen complimenten,' zei Miller. 'Ik wil wat te drinken, iets behoorlijks te eten en wat vrouwelijk gezelschap. Godsamme, Jensen weet toch wat we kunnen? Waarom vertelt hij hun dat niet?' Andrea vouwde zijn handen. 'Wie weet wat Jensen weet?' Er viel een korte stilte. Toen zei Mallory:'Ik denk dat we met hem moeten gaan praten.' 'O ja,' zei Miller. 'Erg geestig. Er staan dertig commando's voor de deur.' 'Maar,' zei Mallory,'ik heb geen commando's op de vensterbank gezien.' Opeens werd Millers gezicht een masker van afgrijzen. 'O nee?' zei hij. Andrea glimlachte, een zuivere onschuldige glimlach, een en al beminnelijkheid. 'Kapitein Jensen drinkt om tien over zes een borrel in de mess. De mess is in het souterrain van dit hotel. Het is nu vijf over.' 'Hoe weet je dat?' 'Ik heb op mijn horloge gekeken.' 'Dat van die borrel.' 'Er is hier een kamermeisje dat uit Roumeli komt,' zei Andrea poeslief. 'Ik heb met het arme meisje gepraat. Dat vond ze heel fijn - zijn we klaar?' De ruimte vulde zich met vochtige buitenlucht. Mallory had het raam omhooggeschoven. Hij leunde met zijn handen op de vensterbank en keek langs de steile gevel van het hotel. 'Kinderspel,' zei hij. 'Kom op.'

***

De bar van Hotel Majestic in Plymouth was in de jaren dertig een modieus trefpunt voor de hele streek geweest, grotendeels omdat het de enige bar was in Plymouth, een stad die verder qua amusement slechts het wat rauwere genre cafés te bieden had. De bar was uitstekend geschikt voor gebruik in oorlogstijd. Ten eerste bevond de ruimte zich hoofdzakelijk onder de grond, een prettige omstandigheid wanneer mensen hun zaken niet wilden laten verstoren door de nazibommen die grote delen van de stad hadden verwoest. Verder was er de nabijheid van de marinehaven waardoor de barkeeper, een kwieke man uit Devonshire die Enrico heette, bevoorrecht was omdat hij toegang had tot de bodemloze voorraden gin die voor Zijne Majesteits oorlogsschepen net zo'n onontbeerlijke brandstof waren als de conventionelere stookolie. Om zes uur zat er het gebruikelijke gezelschap: voor het merendeel mannen, allen in uniform, die met afgetobde gezichten van het harde werken en gebrek aan lichaamsbeweging zachtjes zaten te praten. Om vijf over zes liep kapitein Jensen naar zijn gebruikelijke tafeltje, een kleine man in marine-uniform met gouden kapiteinsgalons op zijn mouw, een sardonische glimlach en een opmerkelijk zachtmoedige blik, behalve als niemand keek, want dan leken zijn ogen meer op die van een hongerig soort haai. Bij hem aan tafel zat een gezette man met een blozend gezicht en het zware goudgalon van een admiraal. 'Onderzeeërs,' zei de admiraal. 'Vervloekt laf, hogelijk overschat naar mijn mening.' Hij sloeg zijn pink gin achterover en bestelde er nog een. 'Ja?' zei Jensen, en hij nam een microscopisch slokje van zijn eigen gin. 'Interessante visie.' 'Niet populair, dat geef ik toe,' zei de admiraal, die Dixon heette. 'Maar al die modes, nu eens zus dan weer zo. Slagschepen, ja. De rest, och... Onderzeeboten, vliegdekschepen, vandaag zijn ze in morgen weer uit.' Jensen trok beleefd een wenkbrauw op. Het gezicht van de admiraal was vlekkerig van de drank. De man was kort geleden benoemd tot commandant Speciale Operaties Middellandse-Zeegebied nadat hij in Het Kanaal aan de kant was gezet voordat hij echte schade had kunnen aanrichten. Jensen was geïnteresseerd in het Middellandse-Zeegebied en had zelf een paar Speciale Operaties uitgedacht en geleid. Het was redelijkerwijs te verwachten dat hij gepikeerd zou zijn over het feit dat een bureaucratische conservatieveling als Dixon tot zijn superieur was benoemd. Maar als hij enige rancune koesterde, liet hij dat niet merken. Jensen was een subtiel mens, zoals zijn vijanden tot hun schade hadden ontdekt. Na informatie van Jensen hadden twee Japanse infanteriedivisies elkaar drie vervloekte dagen lang bevochten, beide met het idee dat de ander onder commando van Orde Wingate stond. Een Duitse pantserdivisie was spoorloos verdwenen in de Pripet-moerassen omdat ze een weg gevolgd hadden op een kaart die was getekend volgens de cartografische gegevens van Jensens agenten. Andere agenten van Jensen waren vanaf het begin van de oorlog de leveranciers geweest van de sigaren die door de belangrijkste man van Groot-Brittannië werden gerookt. Jensen had overal een vinger in de pap. Hij had veel zorg besteed aan de voortgang van zijn eigen carrière, maar nog meer zorg aan het winnen van de oorlog. Zowel in de Tweede als in de Eerste Wereldoorlog stond hij bekend als meedogenloos - een feit dat voor een intelligentere man dan Dixon een reden tot bezorgdheid zou zijn. Maar Dixon kon niet over zijn eigen gewichtigheid heen kijken. Dixons hoofd kon maar één ding tegelijk bevatten. En op dat ogenblik was dat gin. 'Kostelijk, een borrel na een zware dag op kantoor,' zei de admiraal, en hij stak zijn hand op voor een derde pink gin. 'De Werwolf-verkenningsfoto's,' zei Jensen. 'Ik heb ze gezien. Volledig geslaagd.' 'Ja,' zei de admiraal. 'Waar is die vervloekte serveerster?' 'Krijg ik uw toestemming om mijn mannen vrij te laten?' 'Mannen?' 'De mannen die u in hun kamer hebt laten opsluiten.' 'In godsnaam, morgen graag. Tijdens kantooruren.' 'Enige vrijheid vóór de missie zullen ze wel op prijs stellen.' 'Ze doen wat hun bevolen is, verdomme. Juffrouw!' Jensens smalle, harde gezicht verloor niets van zijn vriendelijkheid, maar hij voelde een trilling van verwachting. Hij kende Mallory, Miller en Andrea goed, had hen zelf uitgezocht uit de hardste mannen die er bestonden. Hij wist dat ze uitstekende militairen waren. Maar hij wist ook dat dit soort manschappen voor de admiraal onbekend was. Het was niet zo tactisch om ze onder zware bewaking in een hotelkamer op te sluiten omdat je niet het voorstellingsvermogen bezat het ongelooflijke succes van hun laatste missie te onderkennen. Mallory, Miller en Andrea waren er niet aan gewend om superieuren in de buurt te hebben. Natuurlijk, ze volgden de bevelen tot de laatste letter op. Maar toch, Jensen had duidelijk het gevoel dat er moeilijkheden op komst waren... Er was enige opschudding bij de ingang.

***

Het Majestic was zo'n hotel met aan de voorkant een netwerk van sierlijsten, kroonlijsten en slingers met vruchten. Mallory had de vochtige zeelucht opgesnoven en twee ramen verderop de brandtrap in zicht gekregen. Toen had hij zich van de vensterbank laten zakken op de kalkstenen pruimen die de latei van het raam eronder versierden. Daar was hij even blijven staan en had een sprong genomen naar de volgende. Inwendig vloekend haalde Miller diep adem en ging achter hem aan. Zes verdiepingen lager snuffelde een kat ter grootte van een vlo in een berg lege blikken. Miller zette zijn voeten op de vruchten. Hij haalde nog een keer adem en sprong naar de volgende latei. Die was hooguit twintig centimeter breed. Mallory was er zachtjes en zelfverzekerd op geland alsof dit het dek van een vliegdekschip was. In Millers ogen bood een kinderwenkbrauw ongeveer evenveel plaats. Tijdens de sprong werd zijn mond kurkdroog. Hij voelde dat zijn laars contact maakte en zijn teen houvast kreeg maar uitgleed. Zijn maag kromp ineen en terwijl hij wankelde en begon te vallen, dacht hij maar één ding. Navarone, Joegoslavië, de Pyreneeën en het einde komt hier in Hotel Majestic in Plymouth. Stompzinnig...  Toen greep een stalen hand zijn pols, Mallory's stem zei: 'Hou je vast', en hij stond op de latei. Hij ademde diep in om te zorgen dat zijn hart minder snel bonsde. De nevelen van de brandy en de sigaretten losten ineens op en hij kreeg het gevoel dat er weer iets op gang was gekomen, als een auto die meer toeren kreeg en de goede weg op reed. De aarzeling was weg. Denken en handelen werden één. Hij stapte op de twee volgende lijsten. Op de overloop van de brandtrap keek hij om. Andrea zweefde als een reusachtige schaduw langs de voorgevel. De Griek landde licht als een veertje naast hen. In looppas gingen ze de ijzeren trappen af en even gedisciplineerd als in de afgelopen weken verspreidden ze zich. Elkaar dekking geven, zichzelf dekken... Op weg naar de drank. Ze renden de brandtrap af, het straatje door naar de voorkant van het hotel en de majestueuze trap naar de lobby op. De baliebediende zag drie mannen in kakigevechtspak zonder distinctieven. In het burgerleven was hij portier geweest en moeilijkheden herkende hij in één oogopslag. Te midden van de onberispelijke officieren in de lobby, vielen deze mannen op als wolven bij een poedeltentoonstelling. Hun laarzen waren smerig, hun ogen bloeddoorlopen en ze liepen met een roofdiergang waarvoor hij zich zo snel mogelijk uit de voeten zou willen maken. In zijn hoofd begonnen alarmklokken te luiden. Deserteurs, dacht hij, gevaarlijke lui. Het kwam niet bij hem op dat deserteurs zich waarschijnlijk niet in chique hotels ophielden. Van deze mannen werd hij te zenuwachtig om te kunnen nadenken. Zijn hand ging naar de telefoon. Het nummer van de militaire politie kende hij uit zijn hoofd. Hij zei tegen de telefoniste wat hij wilde. Maar toen hij opkeek, waren de mannen verdwenen. Voorgoed, dacht hij, en met een schone zakdoek depte hij het zweet van zijn bleke voorhoofd. Ze hadden niet de tijd gehad om last te veroorzaken en ze kwamen niet langs de wachtposten bij de bar. Hij belde af. Maar de mannen waren niet weg en ze waren wel degelijk langs de wachtposten gekomen. Het gebeurde zo: drie mannen in gevechtspak zonder distinctieven hadden getracht de bar binnen te gaan. Toen ze werden tegengehouden had een van hen 'Geef acht' tegen de wachtposten geblaft, een bevel dat de wachtposten (om redenen die ze zelf niet goed begrepen) onwillekeurig hadden opgevolgd. Een andere man, een hele grote man met zwart krulhaar, had met de zelfverzekerdheid van een zachtmoedige vader die een gevaarlijk speeltje afpakt van een ondeugend kind, hun geweer afgenomen. De derde was, na het plaatsen van enkele weinig complimenteuze opmerkingen aangaande hun kledij en de properheid van hun wapens die hij had geïnspecteerd, zijn twee metgezellen gevolgd door de heilige poorten. Starend naar de gesloten deur beseften de wachtposten dat ze hadden gefaald. Uiteraard hadden ze geen kans van slagen gehad, aangezien ze waren overrompeld. Maar dat zou hun uitleg aan de sergeant er niet gemakkelijker op maken. Het werd een zeperd, dat stond vast. Als één man stapten de twee wachtposten de zaal binnen. Door de rook heen konden ze hun prooi zien. De drie mannen stonden bij een kleine marinekapitein. Stram in de houding. De kleine kapitein keek de schildwachten aan en wuifde hen weg. 'O, o,' zei hij zachtaardig tegen de drie mannen. 'Jullie lijken wel vogelverschrikkers.' 'We dachten, kom, we gaan wat drinken,' zei Mallory. Jensen trok een wenkbrauw op. Dertig commando's, zei die wenkbrauw, en ik hoop dat jullie ze alle dertig ongedeerd hebt gelaten. 'We hebben de brandtrap genomen,' zei Mallory. 'We hadden zo'n dorst.' In admiraal Dixons brein had het idee postgevat dat er iets ongepasts gebeurde. Hij ging er niet vanuit dat zijn avonden verstoord konden worden door soldaten, vooral niet door soldaten die er zo slonzig en eerloos uitzagen als dit stel. Zijn verwondering nam toe toen hij kapitein Jensen hoorde zeggen: 'Nou, goed. Nu jullie er toch zijn, kan ik je zeggen dat we de kiekjes hebben. Volledig geslaagd. Prima gedaan. Briefing om 23.00 uur.' Admiraal Dixon zei met een stem als van een omlaag stortende gletsjer. 'Wie zijn deze mannen?' 'Sorry,' zei Jensen. 'Kapitein Mallory. Korporaal Miller. Kolonel Andrea, Griekse leger, 19de divisie motorrijders. Admiraal Dixon, commandant Speciale Operaties, Middellandse-Zeegebied.' De admiraal liet zijn groenige ogen even op de drie mannen rusten. Miller keek naar de aderen in 's mans hals en vroeg zich achteloos af hoeveel druk een bloedvat kon verdragen alvorens te barsten. 'Waarom,' vroeg de admiraal, 'zijn ze incorrect gekleed?' 'Schandelijk,' zei Jensen streng. 'Maar zoals u zich zult herinneren, hebben ze net een missie afgewerkt. Ze zijn op hun kamer opgesloten op verdenking van samenzwering met de vijand, dus hebben ze niet de kans gehad bij de kleermaker langs te gaan. Met het oog op de verkenningsrapporten over het resultaat van hun missie, denk ik dat we hun het voordeel van de twijfel kunnen gunnen. Tenzij u het gevoel hebt dat er een onderzoek nodig is?' 'Hm,' zei de admiraal met een paars gezicht. 'Missie of geen missie, dit soort nonsens kan ik niet...' 'Muren hebben oren,' zei Jensen liefjes. 'U hebt een briefing vastgesteld voor 23.00 uur. Dat is het moment om hierover te discussiëren. Goed, heren. Iets dorstlessends?' 'Ik dacht dat die vraag nooit zou komen,' zei Miller. Er kwam een serveerster. Jensen gaf de bestelling op. De drie mannen hieven hun glas op naar Jensen en daarna naar de admiraal. 'Proost,' zei Miller. 'Insgelijks,' zei Jensen. De admiraal gromde oncharmant. Hij sloeg zijn gin achterover en liep weg. 'Zo, heren,' zei Jensen. 'We zijn erg met jullie ingenomen, in ieder geval de meesten van ons.' Hij glimlachte zijn blinkende roofdierglimlach. 'Jullie worden om 22.45 uur opgehaald. Tot die tijd wens ik jullie welterusten.' 'Welterusten?' zei Miller. Het was nog geen zeven uur. 'Ik vind altijd dat een dutje heel verfrissend kan zijn vóór een zware klus.' 'Klus?' vroeg Mallory. Maar Jensen was verdwenen. 'Slapen?' vroeg Mallory. 'Of drinken?' Andrea schoof zijn glas naar voren. 'Slapen kun je in vliegtuigen,' zei hij. 'Drinken dus,' zei Mallory.

***

Een auto, bestuurd door een luitenant derde klas, raasde met hen door de verduisterde straten van Plymouth. De stad bewoog zich als een reusachtig geheimzinnig dier. De wielen omzeilden bergen puinbrokken en wierpen sproeiregens op uit diepe plassen. Ze kwamen bij twee hoge hekken van draadgaas waarnaast marineschildwachten stonden die zware jassen en broeken met wijd uitlopende pijpen droegen. Achter het hek was het donkere silhouet te zien van een laag gebouw met een ingang die met zandzakken was afgeschermd. Een schildwacht liep voor hen uit door een zware stalen deur een naar desinfectiemiddel ruikende gang in, een betonnen trap af, en nog een en nog een. Mallory voelde de diepte en de stilte op zich drukken. Opeens was hij moe, doodmoe. De vermoeidheid van twee maanden speciale operaties en de maanden ervoor... Maar er was geen tijd om moe te zijn, want er was een volgende stalen deur opengezoefd en ze bevonden zich in een groen en crème geverfde ruimte. Er stonden stoelen en er hing een schoolbord. Alles was anoniem. Niets wees op hun eventuele eindbestemming. Er bevonden zich drie marineofficieren in de kamer, fris en bruingebrand. Een beetje apart zat een slanke man met een Sam Browne over een perfect gesneden uniformjasje. Hij rookte een dikke sigaret die Turks rook, staarde vanonder onnodig lange wimpers naar de brandinstructies achter het podium en plukte aan zijn dunne snorretje. Mallory moest aan Hollywood denken. Een vreemd samenraapsel dat je niet zo'n dertig meter onder Plymouth verwachtte aan te treffen. Admiraal Dixon en kapitein Jensen kwamen de kamer binnen. Met geschuifel van stoelpoten gingen de mannen in de houding staan. 'Goedenavond,' zei Jensen. 'Rust. Roken toegestaan.' Dixon negeerde iedereen. Hij liet zich met een plof in een stoel vallen. Zijn ogen stonden glazig en hij ademde zwaar, waarschijnlijk door de inspanning van al die trappen aflopen. Mallory bedacht dat als het omlaag komen al zo moeilijk was, de man de trap óp gedragen zou moeten worden. Jensen daarentegen leek zo fris als een hoentje. Kwiek als een bantamgewichtbokser stond hij op de ballen van zijn voeten, terwijl een ordonnans kaarten uitrolde op het bord. Mallory wist dat in de kustlijnen en contouren van die kaarten hun lot beschreven lag. Daar waren de drie vingers van de Peloponnesos, blauwe zee, Kreta, de zwerm eilanden van de Dodekanesos. En kaarten op grotere schaal: een eiland. Een eiland dat hij niet herkende, maar toen hij een blik op Andrea wierp zag hij hem fronsend rechtop gaan zitten. 'Uitstekend,' zei Jensen toen de ordonnans klaar was. 'Ik zei dat ik een klus voor jullie had, een piepklein klusje eigenlijk. Er is een beetje haast bij, maar daar is niets aan te doen.' 'Haast?' vroeg Mallory. 'Alles op zijn tijd,' zei Jensen. 'We beginnen bij het begin. Admiraal Dixon kennen jullie al. Heren' - hier richtte hij het woord tot Mallory, Miller en Andrea - 'bepaalde mensen zijn erg tevreden met wat jullie vorige week hebben klaargespeeld.' Admiraal Dixon schudde zijn hoofd en zuchtte. 'Zo tevreden,' zei Jensen, 'dat ze jullie iets anders willen laten doen. Waarschijnlijk veel gemakkelijker.' Hij draaide zich om naar de kaart achter hem. Miller luisterde naar het zoemen van de ventilatoren. Leuk dat Jensen zei dat het gemakkelijk was. Hij was tenslotte niet de man op wie geschoten werd. Miller betwijfelde of Jensen de betekenis van dat woord wel kende. Op de middelste kaart was veel zee te zien en een eiland. Het had de vorm van een kever op een kindertekening: een dik lichaam met dicht op elkaar staande contouren en een hoofd dat met een smallere hals aan het noordoostelijke eind vastzat. 'Kynthos,' zei Jensen. 'Prachtig eiland. Heerlijke stranden. Erg weinig Duitsers, maar de weinigen die er zijn, zijn buitengewoon interessant, vinden wij.' Mallory en Miller lieten zich onderuitzakken. Wat hun betrof was de enige interessante Duitser een Duitser die zich een paar honderd kilometer uit hun buurt bevond. Maar Andrea zat nog steeds rechtop en zijn zwarte ogen fonkelden. Andrea was een Griek. De dingen die de Duitsers zijn land hadden aangedaan waren erg, maar nog lang niet zo erg als de dingen die de Duitsers zijn familie hadden aangedaan. Andrea vond Duitsers erg interessant. 'Ik zal bij het begin beginnen,' zei Jensen. 'Vorig jaar hebben we een plaats gebombardeerd die Peenemünde heet, in het Baltische gebied. Het schijnt dat de Duitsers daar een soort raketbom aan het bouwen waren: eerst V1's, akelige rotdingen, maar verondersteld werd dat er nog iets anders was. De Duitsers noemden het de A3. Als je het mag geloven gaat die de dampkring uit en komt patsboem sneller dan het geluid weer terug. Schiet een gat in je lijf voordat je het ding hebt horen aankomen. Goed wapen tegen burgers.' Mallory keek naar Jensens gezicht of hij er ironie in kon ontdekken, maar zag niets. 'Die kunnen we nu elke dag verwachten. En er is nóg iets: grotere versie, langere afstand, gevaarlijker, goed voor het gebruik tegen militairen. Vragen?' 'Waarom buiten de dampkring?' vroeg Miller. 'Denk aan een granaat. Hoe langer de afstand, hoe hoger het traject.' 'Je hebt wel een rotknal nodig om zo'n ding de ruimte in te krijgen.' Jensen glimlachte. 'Heel goed, Miller,' zei hij. 'Volgens ons zit het zo. Die A3's zijn raketten. Buiten de dampkring is er geen zuurstof om je brandstof te verbranden. Dus moet je raket zijn eigen lucht meenemen. Verondersteld wordt dat die A3's branden op een mengsel van methanol en vloeibare zuurstof. Een van onze onderzeeërs heeft kort geleden vlak bij Kynthos een schip tot zinken gebracht en is boven gekomen om, eh, overlevenden te zoeken. Het enige wat ze vonden waren zuurstofflessen. En de stank van alcohol.' 'Schnaps,' zei Miller. Jensen glimlachte en deze keer was de kunstmatige warmte uit het sneeuwwitte vertoon van tanden verdwenen. 'Bedankt, korporaal,' zei hij. 'Als dat alles is, geef ik het woord aan luitenant tweede klas, eh, Robinson.' Luitenant Robinson was een lange, gebogen man met een ronde schildpadbril en een schoolmeesterachtig uiterlijk.'Dank u,' zei hij.'Hm ja. Kynthos. Typische Vesuviaanse postvulkanische structuur, Santorini-reeksen, basalt, puimsteen, tuf met een asymmetrische centrale depositiezone...' 'Luitenant Robinson was docent geologie op Cambridge,' zei Jensen. 'Nog een keer, maar dan in gewone taal, graag, luitenant.' Robinson bloosde tot aan de randen van zijn bril 'Hm ja,' zei hij. 'Kynthos is, eh, bergachtig. Erg bergachtig. Er is een stad aan de zuidwestkant, Parmatia, eigenlijk meer een dorp, op een kleine alluviale vlakte. De weg vanuit de stad loopt over een verheven strand' - hij ving Jensens blik op -'volgt de kust, dat wil zeggen, voornamelijk op een soort richel in de rotsen. Er is geen weg naar het binnenland die geschikt is voor autoverkeer. Noordoostelijk van het bergmassief ligt een ander eiland, kleiner, Antikynthos, dat met het grote massief is verbonden door een vlakte van geërodeerde steenbrokken en alluvium' - Jensen kuchte - 'een stuk vlak land en moerassen. Dit kleinere eiland is zelf rotsachtig, heeft de vorm van een vulkaanprop met basalten tufmassa's en daarop staan een oude Turkse vesting en de overblijfselen van een dorp. "De Acropolis" wordt het genoemd, "de hooggelegen stad". Op Antikynthos is altijd een pier geweest. Die is kort geleden enorm verbeterd en de capaciteit van het vliegveld is vergroot. Volgens, eh, contactpersonen op het eiland wordt er de een of andere fabriek neergezet.' Hij haalde een foto uit een map en stopte die in de projector. Op het scherm verscheen het gezicht van een man: een rond gezicht, goedaardig, met zware oogleden achter een bril met metalen montuur. 'Sigismund von Heydrich,' zei hij.'Gewond tijdens het bombardement op Peenemünde. Uiterst talentvolle ballisticus' - weer Jensens blik - 'raketspecialist. Men heeft gezien dat hij in Triëst in een vliegtuig is gestapt en we weten dat het vliegtuig op Kynthos is geland. Ze hebben in de kelders onder de Acropolis werkplaatsen gebouwd. De militaire aanwezigheid daar is echter licht. Een aantal Wehrmacht-pelotons, maar voor zover wij weten niets ergers.' Jensen stond op. 'Dank u, luitenant,' zei hij. De luitenant keek teleurgesteld, alsof hij van plan was geweest nog een tijdje door te gaan. 'Zo, dat is het dus. Simpel gevalletje. We willen dat jullie op Kynthos landen en die Acropolis verkennen. Jullie worden nog gebrieft over de ontwikkeling van de V4, zoals ze dit ding noemen. Als er enig spoor van dat ding is, willen we dat het uit de weg geruimd wordt: luchtaanvallen zijn mogelijk, maar als de boel erg diep onder de grond zit, tja, Miller, we hebben het volste vertrouwen in jouw vermogen om de boel kapot te krijgen. Vragen?' 'Ja, kapitein,' zei Mallory. 'U zegt dat we al iemand op dat eiland hebben?' 'Bij wijze van spreken,' zei Jensen. 'Er was een zender.' 'Was?' 'De berichten zijn een week geleden opgehouden. Het kan zijn dat de Duitsers het ding hebben gevonden. Of het is evengoed mogelijk dat iemand het ding heeft laten vallen. Vreselijk harde stenen daar, zoals jullie weten.' Mallory ving Millers blik op en zag de waakzame berusting die hij zelf ook voelde. Jensen koos hen nooit uit voor gemakkelijke karweitjes. 'En natuurlijk is Carstairs er nog als jullie hulp nodig hebben. Als jullie vragen hebben, stel die dan nu, dan kunnen we de details doornemen.' Miller vroeg: 'Wie is Carstairs?' 'Hemeltjelief,' zei Jensen. 'Heeft niemand jullie voorgesteld? Erg nalatig. Misschien wil admiraal Dixon ons de eer aandoen. Admiraal?' Dixon hees zich overeind. 'Kapitein Carstairs, maak uzelf bekend,' zei hij, en zijn blik leek behoorlijk zelfgenoegzaam. De man in het schitterende uniform stond op en salueerde. Zijn haar was bruin en golvend, zijn snor in een volmaakte wenkbrauw geknipt. 'Heren, aangenaam,' zei hij. 'Kapitein Castairs is expert op het gebied van projectielen,' zei de admiraal. 'Bovendien heeft hij ervaring met speciale operaties. Vóór de oorlog heeft hij expedities over de Niger en door de Mato Grosso geleid. Hij is over de noord- en de zuidpool gevlogen en heeft de noordwand van de Nanga Parbat beklommen.' Andrea keek Mallory aan. Mallory's hoofd ging bijna onmerkbaar heen en weer. Nooit van die man gehoord, zei hij daarmee. 'Wauw,' zei Miller. De admiraal keek hem scherp aan, maar de ogen van de Amerikaan glansden vol eerlijke bewondering. 'Dus heb ik het genoegen,' zei de admiraal, 'te kunnen zeggen dat kapitein Carstairs een ideale commandant is voor deze expeditie.' Er viel een diepe stilte. De ventilator zoemde. Mallory keek Jensen aan. Jensen staarde naar de plek waar plafond en muur in elkaar overgingen. 'Nog vragen?' vroeg de admiraal. 'Ja, admiraal,' zei Mallory.'Wanneer beginnen we met de training?' De admiraal fronste. 'Training?' 'Die gaat een maand duren. Misschien zes weken.' Er zwol een ader op in de hals van de admiraal. 'Jullie gaan hier om 02.00 uur weg met een Liberator. Jullie worden overgebracht naar een MTB in de buurt van Bengasi. Morgen om 03.00 uur zijn jullie aan land om de operatie af te werken. Geen training.' 'MTB?' vroeg Mallory. 'Motor Torpedo Boot,' zei Dixon. 'Beetje indiscreet,' zei Mallory, die heel goed wist wat een MTB was. 'Luidruchtig.' 'Niets aan te doen,' zei Jensen. 'Sorry van die training, sorry van die MTB. Maar het is een zaak van... nou ja, laten we het zo zeggen. Er is enige paniek. Die vervloekte raketten vormen een bedreiging voor onze achterhoede en onze flank in Italië. Ze kunnen drie ton explosieven afleveren met een precisie van vijftig meter. Ze moeten uit de weg worden geruimd voordat ze operationeel worden en wij denken dat dat spoedig zal zijn. We zouden jullie erheen vliegen, maar de Staf zegt dat het geen goede plek is voor een parachutesprong. Dus moet het een MTB worden. Tijd is de belangrijkste factor.' 'Onmogelijk,' zei Mallory. Opeens voelde hij Jensens ogen als ijspegels op zich rusten. De ader in de nek van de admiraal zwol weer op. 'Moet je luisteren,' zei hij. Het klonk als een onderdrukt gebrul. 'Het is tegen beter weten in dat ik zo'n impertinent stelletje als jullie een delicate operatie laat uitvoeren. Maar kapitein Jensen verzekert me dat jullie weten wat jullie doen en hij staat voor jullie in. Zo, laat ik het even duidelijk zeggen: als jullie mijn orders en de orders van kapitein Carstairs niet opvolgen, worden jullie binnen de kortste keren beschuldigd van muiterij - dus wat doen jullie?' Mallory was al overeind, en Miller en Andrea ook. Stram in de houding. 'Verlof om te spreken, admiraal,' zei Mallory. 'Roept u uw krijgsraad maar bijeen, admiraal.' De admiraal staarde hem met open mond aan.'Bij God,' zei hij.'Bij God, ik zal jullie...' Jensen schraapte zijn keel. 'Neem me niet kwalijk, admiraal,' zei hij. 'Mag ik een voorstel doen?' De admiraal scheen sprakeloos. 'Deze mannen werken als een eenheid. Hun staat van dienst is uitstekend. Mag ik voorstellen dat ze, in plaats van binnen een hiërarchische structuur te opereren, aan kapitein Carstairs worden toegevoegd als waarnemers? Zodat kapitein Carstairs het commando heeft over zijn eigen eenheid maar zonder specifieke verantwoordelijkheid voor deze mannen, die zodoende wel met hem samenwerken, maar als een afzonderlijke groep. Dit zou de noodzaak voor speciale training ondervangen en een vice versa samenwerkingsverband stimuleren in plaats van een intra-unitaire reactie op ad hoe en de facto commandostructuren te bewerkstelligen.' De mond van de admiraal zakte nog verder open. 'Wat?' vroeg hij. 'Mallory heeft meer dienstjaren,' zei Jensen. 'En uiteraard hebben we een kolonel in de groep.' 'Wie is hier kolonel?' 'Ik,' zei Andrea. Nu was het Carstairs' beurt om te staren. Andrea moest nodig naar de kapper en was aan zijn tweede scheerbeurt van die dag toe. Zijn uniform kon een wasbeurt gebruiken. Carstairs trok een wenkbrauw op. 'Kolonel?' zei hij, en Miller kon zijn lip horen krullen, al was het niet te zien. De atmosfeer in de kamer was zwaar geladen. 'Griekse leger,' zei Andrea. 'Thans onder commando van kapitein Mallory, voor operationele doeleinden.' 'Eh,' zei de admiraal en hij zag eruit als een man die zojuist op een redelijk grote mijn had getrapt. Jensen zei: 'Kom even mee naar buiten, jullie,' en hij marcheerde naar de gang. Daar zei hij: 'Jullie werken met Carstairs, of je het leuk vindt of niet. Ik wil dat jullie deze missie uitvoeren. Ik beveel jullie om hem mee te nemen.' 'En zijn neus af te vegen.' 'En zijn schoenen, als het nodig is.' Jensens ogen waren felblinkende schijfjes staal. 'Onder mijn commando,' zei Mallory. 'Ik ben bekend met projectielen,' zei Miller. 'Ik weet meer van projectielen dan wie dan ook. We hebben die vent niet nodig. Die loopt ons voor de voeten. We zullen hem moeten dragen, hij gaat...' 'We zouden het erg boeiend vinden om jullie mening te horen,' zei Jensen met ijzige stem. 'Een andere keer evenwel, vrees ik.' 'Wie heeft die vent nodig?' 'Als je kapitein Carstairs bedoelt, de admiraal wil dat hij meedoet. Punt uit, heren. Vooruit, naar binnen.' Ze kenden Jensen. Dus gingen ze naar binnen. De admiraal zei:'Kapitein Carstairs zal als afzonderlijke eenheid functioneren en hij krijgt zijn orders rechtstreeks van mij.' Carstairs glimlachte een gladde, introverte glimlach. Technisch gesproken was Mallory zijn superieur. Het enige wat de admiraal deed, was de sfeer nog verder vertroebelen. Met versteende gezichten bleven ze staan, terwijl de mogelijke rampen als een filmjournaal langs hun geestesoog trokken. 'En dan het laatste punt,' zei Jensen. 'Plaatselijke hulp. Luitenant.' Robinson stond op met glimmende brillenglazen. 'Er is verzetsactiviteit op het eiland,' zei hij. 'Maar we willen dat uw operatie daar los van blijf staan. Represailles tegen burgers, eh, doen niemand goed.' Andrea's gezicht was als een donderwolk. Hij had de lichamen van zijn ouders gevonden op een zandbank in de Drava. Ze waren samengebonden en in de rivier gegooid om te verdrinken. Hij wist alles van represailles, net als de Duitsers die de daad hadden gepleegd, nadat hij met hen had afgerekend. Robinson ging verder: 'We zetten jullie in Parmatia van boord. Een heer die Achilles heet woont in de Mavrocordatostraat nummer drie in Parmatia. Hij zal voor jullie transport over het eiland naar de Acropolis zorgen. We hebben donderdag-, vrijdag- en zaterdagnacht een onderzeeboot klaarliggen op een positie die jullie om middernacht krijgen. Als het zover is moet je als sein een gele visserslantaarn ophangen. Zo niet... nou ja, hij wacht tot 00.30 uur zaterdagnacht, daarna moeten jullie het alleen uitzoeken. Begrepen?' 'Begrepen.' 'Maar vermijd alle andere contacten. We willen dat jullie de zaak overrompelen. Een bliksemactie. Tussen haakjes de naam van de operatie is Operatie Bliksemlicht.' 'Weerkundig?' vroeg Miller. 'Hoe raad je het zo?' zei Jensen. 'De vorige keer ook al,' zei Miller. Jensen scheen het niet te horen. 'Zo,' zei hij. 'De details.' De eerstvolgende twee uur bestudeerden ze samen met de geoloog en een man van de SOE de details. 'Goed,' zei Jensen, terwijl ze hun kaarten opvouwden. 'Op naar de wapenkamer.' De wapenkamer was de gebruikelijke helverlichte ruimte met rekken vol Lee Enfields. De wapenmeester was een manke marinier die aan verbale incontinentie leed. 'Hij zei dat jullie Schmeissers willen,' zei de marinier, terwijl hij dozen tevoorschijn trok. 'Heel goed, heel goed, niet van die vervloekte stens, die ontploffen net zo snel als de moffen, vooruit, kijk even, ja korporaal? O, ik zie dat u wat kieskeuriger bent, granaten, hè?' Maar zelfs zijn woordenstroom kon niet op tegen de grimmige stilte die in de kleine ruimte hing. Mallory en Andrea gingen op het bankje zitten en haalden allebei een Schmeisser uit elkaar, vakmensen die het gereedschap van een dodelijk handwerk onder de loep namen. De stilte werd gevuld met metalige klikjes. Andrea sloeg twee van de machinepistolen af alvorens een wapen te nemen dat hem zinde en daarna nam hij er nog een. Miller zat intussen in een hoekje van de ruimte bij een kast ter grootte van een sigarenbevochtiger. Hij had een speciale kist, die met hout beslagen en vanbinnen gevoerd was en waarin hij met chirurgische precisie bruine blokjes kneedbom, felgekleurde tijdbuizen en een hele ijzerwarenwinkel vol andere pakjes en flesjes stapelde. Mallory zette zijn tweede Schmeisser weer in elkaar. 'Voor jou, Carstairs,' zei hij. Carstairs keek traag op van het vizier van een Mauser. 'Die raak ik nooit aan, ouwe jongen.' 'Je zult er een nodig hebben.' 'Dat beoordeel ik zelf,' zei Carstairs, en hij tikte met een Turkse sigaret op zijn gouden koker. Een Browning met geluiddemper lag op zijn knieën. 'Afstand houden is mijn motto. Werkt bij impala's. Werkt bij Duitsers. Zeg, sergeant, hebt u hier een hard etui voor?' Hij hield de Mauserkarabijn omhoog en een Zeiss 4X-telescoop. Er zouden verscheidene Mausers naar Kynthos gaan - het waren robuuste karabijnen, essentieel voor het langeafstandswerk. Maar het telescoopvizier was zo verfijnd als de tutu van een ballerina - heel iets anders dan het soort rouwdouw-spul dat je kon verwachten als je een holle berg vol raketten moest bestormen. Toen ze de wapenkamer verlieten, kwam Andrea naast Mallory lopen. 'Wat denk jij?' vroeg hij. 'Ik denk dat we onze ogen open moeten houden.' 'Precies, Keith.' Zwijgend liepen ze verder. 'En wat is die Nanga Parbat?' 'Een berg. In de Himalaja. In 1938 is er een expeditie geweest om hem te beklimmen.' Mallory zweeg even. Wat er nu kwam, vond hij vervelend. 'Een Duitse expeditie.' 'In 1938 was er nog geen oorlog.' 'Nee.' Maar opeens was Mallory's maag een gespannen bal. Er was iets mis. Het was hetzelfde gevoel dat hij had gehad op het zuidelijke ijsveld van Mount Cook toen hij toekeek hoe zijn rechterlaars omhoog, voorwaarts en weer omlaag ging, maar vanwege het gevoel in zijn maag had hij er niet zijn volle gewicht op gezet. Wat maar goed was. Want toen het ijs het gewicht van die laars voelde - donkerbruin leer, pas ingevet, kruiselings gespannen veters - stortte de wereld opeens in en gleed weg. Wat glad ijs had geleken bleek een overhangende sneeuwmassa boven een ravijn, een massa die onder hem was ingestort en hem zou opslokken. Maar hij had gehoor gegeven aan de waarschuwing van die knoop in zijn maag, had zijn gewicht teruggehouden, de ijsbijl ver naar achteren gezwaaid, gevoeld hoe die zich vastbeet en hij had zichzelf uit de kaken van de dood gehesen, terug op het ijs. En hij had de berg beklommen. Die knoop in zijn maag was geen angst, of in ieder geval niet uitsluitend angst. Het was een waarschuwing. Daar moest naar geluisterd worden.