Vijf
Lord Worth zat, met een glas whisky in zijn ene en een illegale Cubaanse sigaar in zijn andere comfortabel in een diepe fauteuil in het van veel pluche voorziene kantoor van de onderminister van Buitenlandse Zaken. Hij zou tevreden en ontspannen moeten zijn: hij was daarentegen hoogst ontevreden en zeer gespannen. Hij begon zich langzaam maar zeker steeds kwader te maken, op iedereen in het algemeen en op de vier andere personen in de kamer in het bijzonder. Die vier bestonden uit Howell, de onderminister, een lange, magere man met een spits gezicht en een bril met een metalen montuur, die er uitzag als een professor van de Yale universiteit, wat hij oorspronkelijk ook was. De tweede was zijn privé-secretaris, wiens naam aan Lord Worth was ontschoten, wat niet zo vreemd was, want hij straalde de grijze anonimiteit van de topambtenaar uit. De derde was luitenant-generaal Zweicker, en alles wat je van hem kon zeggen was dat hij er van top tot teen uitzag als een generaal. De vierde was een stenografe van middelbare leeftijd, die notities van het gesprek scheen te maken wanneer dat haar zo uitkwam, wat niet zo vaak bleek te zijn. Hoogstwaarschijnlijk had jarenlange ervaring haar geleerd dat het meeste wat op een vergadering werd gezegd, de moeite van het noteren niet waard was. Lord Worth zei: ‘Ik ben een zeer vermoeid man, die zojuist van de Golf van Mexico hierheen is komen vliegen. Ik heb hier vijfentwintig minuten gezeten en het schijnt dat ik mijn tijd verknoeid heb. Wel heren, ik ben niet van plan mijn tijd te verknoeien. Mijn lijd is even belangrijk als de uwe. Correctie: de mijne is een verdomd stuk belangrijker. "Afpoeieren" noemen ze dit geloof ik. ‘Hoe kunt u dit afpoeieren noemen? U zit in mijn kantoor en generaal Zweicker is hier. Hoeveel andere burgers genieten een dergelijke behandeling?’’Hoe groter de façade, hoe groter de afpoeiering. Het is niet mijn gewoonte met ondergeschikten te onderhandelen. Ik ben gewend direct met de top te onderhandelen, die ik nog niet bereikt heb, maar dat gaat wel gebeuren. Deze koele, diplomatieke diepvriesbehandeling gaat niet op. Ik ben geen herrieschopper maar ik ga tot het uiterste om mijn recht te krijgen. U kunt mij niet achter uw diplomatieke behangetje plakken, meneer Howell. Ik heb u kort geleden verteld dat er internationale dreigementen tegen de Zeeheks bestonden, en u gaf er de voorkeur aan om me niet te geloven of me te negeren. Ik kom nu bij u met aanvullend bewijsmateriaal dat ik bedreigd word: drie marineschepen die koers zetten naar de Zeeheks en u stelt zich nog steeds voor geen actie te ondernemen. En ik wil u er en passant nog even op wijzen dat als u nog niet buiten mij om bent ingelicht over de bewegingen van deze schepen, het tijd wordt dat u zorgt voor een nieuwe inlichtingendienst.’ ‘We zijn op de hoogte van die bewegingen,’ zei Zweicker. ‘Maar tot nu toe zien we geen rechtvaardiging voor het ondernemen van welke actie dan ook. U kunt niet bewijzen dat wat u beweert waar is. U spreekt alleen maar verdenkingen uit. Verwacht u nu in alle ernst van ons dat wij vlooteenheden en een squadron jachtbommenwerpers in staat van alarm brengen op grond van niet bewezen en waarschijnlijk ongegronde verdenkingen van een gewoon burger?’ ‘Dat is het in een notendop,’ zei Howell. ‘En ik mag u er misschien aan herinneren, Lord Worth, dat u geen Amerikaans staatsburger bent.’ Lord Worth ging met zeer zachte stem in de aanval. ‘Nog geen Amerikaans staatsburger.’ Hij richtte zich tot de stenografe. ‘Ik reken erop dat u hiervan aantekening maakt.’ Hij hief zijn hand op toen Howell het woord wilde nemen. ‘Te laat, Howell. Te laat om je blunder te herstellen. Een blunder, mag ik wel zeggen, van grootse afmetingen. Geen Amerikaans staatsburger? Ik wil je erop wijzen dat ik het afgelopen jaar meer belasting heb betaald dan al jullie dierbare oliemaatschappijen in de Verenigde Staten bij elkaar - en dat nog los van het feit dat ik de goedkoopste olie aan de Verenigde Staten lever. Als het niveau van de competentie van Buitenlandse Zaken maatgevend is voor de wijze waarop dit land wordt geregeerd, dan kan ik me alleen maar verheugen over het feit dat ik nog steeds een Brits paspoort heb. Eén wet voor Amerikanen en een andere voor de heiden die vanachter de grenspalen komt. Onpartijdige rechtspraak. "Geen Amerikaans staatsburger." Dat zal een bijzonder sappige kluif worden voor de persconferentie die ik onmiddellijk na mijn vertrek hier zal beleggen.’ ‘Een persconferentie?’ Howell vertoonde onmiskenbaar tekenen van onrust. ‘Natuurlijk.’ De toon van Lord Worth was even grimmig als zijn gezicht. ‘Als jullie me niet willen beschermen, bij God, dan zal ik mezelf beschermen.’ Howell keek naar de generaal en toen weer naar Lord Worth. Hij trachtte een officiële en intimiderende ondertoon aan zijn stern te geven, ik herinner u eraan dat alle gesprekken die hier plaatsvinden strikt vertrouwelijk zijn.’ Lord Worth wierp hem een kille blik toe. ‘Het is altijd droevig een man te aanschouwen die zijn roeping misgelopen is. Je had komediant moeten worden, Howell, en geen vooraanstaand lid van de regering. Vertrouwelijk. Dat is een goeie. Hoe kan je me herinneren aan iets dat je me nog nooit verteld hebt? Vertrouwelijk. Als er geen dame in ons gezelschap was dan zou ik je vertellen wat ik werkelijk vind van je ezelachtige opmerking. Mijn God, het is schitterend, een dergelijke opmerking van de nummer twee van een departement dat zo’n prachtige staat van dienst heeft op het gebied van hel laten uitlekken van staatsgeheimen aan journalisten die graag in troebel water vissen, ongetwijfeld in ruil voor een redelijk quid pro quo. Hypocrisie is iets dat ik niet kan uitstaan. En dat is trouwens alweer een sappige kluif voor de persconferentie - het ministerie van Buitenlandse Zaken trachtte mij de mond te snoeren. Kolossale blunder nummer twee, Howell.’ Howell zei niets. Hij keek alsof hij de raadzaamheid overwoog van het wringen van zijn handen ik zal de pers informeren over de besluiteloosheid, tegenwerking, inertie, incompetentie en heel die angsthazerige twijfelmoedigheid van een ministerie van Buitenlandse Zaken dat verantwoordelijk zal zijn voor het verlies van een booreiland ter waarde van honderd miljoen dollar, het stopzetten van goedkope brandstofvoorraden voor het Amerikaanse volk, de grootste olieplas op zee in de geschiedenis en het mogelijke - nee, ik moet zeggen zeer waarschijnlijke - begin van een derde wereldoorlog. In aansluiting op deze persconferentie zal ik TV- en radiozendtijd kopen, de hele situatie uiteenzetten en voorts verklaren dat ik gedwongen ben tot het nemen van deze uitzonderlijke stappen door de weigerachtigheid en de onbekwaamheid van Buitenlandse Zaken om mij te beschermen.’ Hij dacht even na. ‘Dat was tamelijk dom van me. Ik heb mijn eigen TV- en radiozenders. Het zal zulk gloeiend heet nieuws worden dat de drie grote TV- en radiozendmaatschappijen er bovenop zullen springen en het zal me geen cent kosten. Tegen de avond zal ik de naam van Buitenlandse Zaken, en in het bijzonder de namen van jou en je baas, zo niet geheel zwart gemaakt dan toch op zijn minst ontluisterd hebben, tegenover het hele land. Ik ben een wanhopig man, heren, en ik ben bereid om wanhopige methoden te gebruiken.’ Hij wachtte even op hun reactie. Wat hun gelaatsuitdrukking betrof had hij ze al waar hij ze wilde hebben. Howell, zijn medewerker en de generaal realiseerden zich maar al te zeer dat Lord Worth elk woord dat hij zei meende. De gevolgen zouden te verschrikkelijk zijn om aan te denken. Maar niemand zei iets dus nam Lord Worth de draad van het gesprek weer op. ‘Ten slotte, mijne heren, baseert u uw kleinzielige weigering om maatregelen te nemen op het feit, dat ik geen bewijs van boze opzet heb. Ik heb zo’n bewijs wel degelijk en het is nog keihard ook. Ik zal dit bewijs niet aan u overleggen omdat het duidelijk is dat ik hier niets bereik. Ik moet iemand hebben die beslissingen kan nemen en de minister heeft de reputatie zo iemand te zijn. Ik stel voor hem hier te halen.’ ‘De minister halen? Howells haren rezen te berge bij het aanhoren van deze majesteitsschennis. ‘Men haalt de minister niet even erbij. Men maakt een afspraak, dagen, ja weken van tevoren. Bovendien zit hij in een zeer belangrijke bespreking.’ Lord Worth bleef onbewogen. ‘Haal hem. De bespreking die hij beter met mij kan hebben, zal de belangrijkste van zijn leven zijn. Als hij verkiest om niet te komen dan is hij waarschijnlijk bezig met de laatste bespreking van zijn politieke loopbaan. Ik weet dat hij hier nog geen twintig meter vandaan is. Haal hem.’ ‘Ik… ik geloof echt niet…’ Lord Worth stond op. ‘Ik hoop dat jullie onmiddellijke opvolgers - en ik bedoel inderdaad "onmiddellijke" - in het belang van het land meer gezond verstand en meer innerlijke kracht zullen vertonen dan waarover jullie beschikken. Zeg de man die, door jullie grove nalatigheid en lafhartige weigering om de feiten onder ogen te zien, primair verantwoordelijk zal worden gesteld voor het uitbreken van de volgende oorlog, dat hij vanavond naar de TV moet kijken. Je hebt je kans gehad, zoals het notitieblok van je stenografe zal aantonen en je hebt die kans weggegooid.’ Lord Worth schudde bijna meewarig zijn hoofd. ‘Er is niemand zo blind als hij die niet wil zien - zeker als het gaat om een brandende lont die naar een kruitvat voert. Ik wens u een goededag, heren.’ ‘Nee! Nee!’ Howell verkeerde in een staat van zeer aanzienlijke opwinding. ‘Ga zitten! Ga zitten! Ik zal zien wat ik doen kan.’ Hij vloog bijna de kamer uit. Tijdens zijn tamelijk langdurige afwezigheid - hij bleef exact dertien minuten weg - was de conversatie in de kamer minimaal. ‘Meent u werkelijk wat u zegt?’ zei Zweicker. ‘Twijfelt u aan me, generaal?’ ‘Nee, niet meer. Bent u werkelijk van plan die dreigementen uit te voeren?’ ‘Ik denk dat het woord waar u naar zoekt "beloften" is.’ Na dit duidelijke einde aan de conversatie viel er een onbehaaglijke stilte in de kamer. Alleen Lord Worth leek zich in het geheel niet onbehaaglijk te voelen. Hij was, of leek althans, kalm en ontspannen, wat een hele prestatie was, omdat hij wist dat het verschijnen of het niet verschijnen van de minister betekende dat hij gewonnen of verloren had. Hij had gewonnen. De minister, John Belton, zag er, toen Howell hem zenuwachtig binnenleidde, helemaal niet uit overeenkomstig zijn reputatie, welke die van een harde, scherpzinnige, nuchtere onderhandelaar was, meedogenloos wanneer de situatie dat vereiste en die zich niet veel gelegen liet liggen aan het raadplegen van zijn collega’s in het kabinet als het op het nemen van besluiten aankwam. Hij zag eruit als een welvarende boer en straalde warmte en jovialiteit uit - hetgeen Lord Worth, die zelf grossierde in warmte en jovialiteit, geen moment om de tuin leidde. Met hem had Lord Worth inderdaad heel ander vlees in de kuip dan met Howell. Dit was een waardig tegenstander. Lord Worth stond op. Belton schudde hem warm de hand. ‘Lord Worth! Het is een buitengewoon voorrecht om, vergeef me de weinig originele uitdrukking, Amerika’s oliebaron nummer één op bezoek te hebben.’ Lord Worth was hoffelijk maar niet onderdanig, ik zou willen dat het onder betere omstandigheden was geweest. Aangenaam, meneer de minister. Het is heel vriendelijk van u dat u een paar minuten voor me wilt uittrekken. Vijf minuten, meer niet. Dat beloof ik u.’ ‘Neemt u gerust de tijd,’ glimlachte Belton. ‘U heeft de reputatie dat u geen woorden verspilt.’ ‘Dank u.’ Hij keek naar Howell. ‘Dertien minuten over veertig meter.’ Hij wendde zich weer tot de minister. ‘Heeft de heer Howell u… eh… op de hoogte gebracht van de situatie?’ ‘Ik heb een vrij duidelijk verslag gekregen. Wat verlangt u van ons?’ Lord Worth hield zich in om niet te gaan stralen: dat was een man naar zijn hart. John Belton ging verder. ‘We kunnen natuurlijk de ambassadeurs van de Sovjet-Unie en Venezuela benaderen, maar dat is hetzelfde als het benaderen van een paar marionetten. Al wat ze kunnen doen is onze verdenkingen en bedekte dreigementen aan hun regeringen rapporteren. Ze hebben geen enkele macht, werkelijk niet. Zo’n tien jaar terug nog waren ambassadeurs belangrijke mensen. Ze konden onderhandelen en besluiten nemen. Nu niet meer. Ze zijn, zonder dat ze daar zelf iets aan kunnen doen, gezichtloze en inhoudloze mensen geworden die consequent worden gepasseerd bij onderhandelingen van staat tot staat. Zelfs hun hulpchauffeurs die doorgaans getrainde spionage-agenten zijn, hebben meer macht dan de ambassadeurs zelf. Daar staat tegenover dat we de betreffende regeringen direct kunnen benaderen. Maar daarvoor hebben we bewijzen nodig. Ik twijfel niet aan uw woord, maar dat is niet genoeg. We moeten in staat zijn om concrete bewijzen van, laten we zeggen, snode plannen te overleggen.’ Lord Worth antwoordde onmiddellijk: ‘Dat bewijs kan ik aanvoeren en ik kan het u nu wel vast in grote lijnen schetsen. Ik noem slechts zeer ongaarne namen, omdat het de positie van een vriend van mij in gevaar zou brengen. Maar als het moet zal ik dat doen. Of ik deze namen aan u of in het publiek bekend zal maken hangt helemaal van de reactie van uw departement af. Als ik geen toezegging tot actie krijg nadat ik u deze schets gegeven heb, dan blijft me niets anders over dan het benaderen van de openbare mening. Dit is geen chantage. Ik ben in de hoek gedreven en de enige oplossing is dat ik me eruit vecht. Als ik van u, en ik hoop oprecht dat het zo is, een gunstige reactie krijg dan zal ik u vanzelfsprekend een lijst met namen geven, die naar ik hoop niet door uw departement gepubliceerd wordt. Geheimhouding, met andere woorden. Dat behoeft u natuurlijk niet te beletten om de FBI in te schakelen op het moment waarop ik aan boord van mijn helikopter stap.’ ‘Het grote, warme hart van het Amerikaanse publiek versus het incompetente geklungel van Buitenlandse Zaken.’ Belton glimlachte. ‘Ik begin te begrijpen waarom u miljonair, pardon, miljardair bent.’ ‘Eerder deze week is er een hoogst geheime bijeenkomst geweest in een vakantieoord aan een meer in het westen. Tien man, allen zeer vooraanstaande lieden uit de oliewereld waren op deze vergadering aanwezig. Vier van hen waren Amerikanen, die vele van de belangrijkste oliemaatschappijen in de Verenigde Staten vertegenwoordigden. De vijfde kwam uit Honduras. De zesde kwam uit Venezuela en de zevende uit Nigeria. Nummer acht en nummer negen waren oliesjeiks uit de Perzische Golf. De laatste kwam uit de Sovjet-Unie. Aangezien hij de enige was die geen enkel belang had bij de olieleveranties aan de Verenigde Staten, kan men alleen maar aannemen dat hij er was om zoveel mogelijk moeilijkheden te kweken.’ Lord Worth keek de vijf mensen in de kamer een voor een aan. Hij had hun volledige aandacht. Tevreden ging hij verder. ‘De bijeenkomst had uitsluitend en alleen ten doel om mij ten koste van alles uit te schakelen. Juister gezegd, zij wilden de oliestroom van de Zeeheks - dat is de naam van mijn booreiland - uitschakelen, omdat ik aanzienlijk onder hun prijzen zat en daardoor allerlei fiscale problemen veroorzaakte. Als er al gedragsregels of ethische begrippen in de oliehandel bestaan, dan moet ik ze nog tegenkomen. Ik denk dat de onderzoekcommissies van uw Congres voor de volle honderd procent met me zouden instemmen. Tussen twee haakjes, naar Worth Hudson - dat is de officiële naam van mijn onderneming - is nog nooit een onderzoek ingesteld. De enige afdoende manier om de oliewinning stop te zetten is het vernietigen van de Zeeheks. Halverwege de vergadering haalden zij er een professionele troubleshooter bij, een man die ik goed ken, een zeer gevaarlijk iemand bovendien. Om redenen die ik niet uiteen wil zetten alvorens ik de een of andere garantie van u heb gekregen dat u me wilt helpen, koestert hij een diepe en bittere Wrok tegen mij. Hij is, heel toevallig natuurlijk, een van de grootste experts - zoal niet de allergrootste - in het gebruik van explosieven. Na de bijeenkomst nam deze troubleshooter de afgevaardigden van Venezuela en de Sovjet-Unie terzijde en vroeg hun om steun van hun marine. Deze werd hem toegezegd.’ Lord Worth keek het gezelschap aan zonder een spoortje enthousiasme. ‘Misschien geloven de heren me nu. Ik wil er nog aan toevoegen dat deze man mij zo zeer haat dat hij waarschijnlijk het karwei voor niets zou doen. Hij heeft echter gevraagd om een beloning van een miljoen dollar en die heeft hij gekregen. Hij verlangde ook nog eens tien miljoen dollar voor "uitvoeringskosten" en die heeft hij eveneens gekregen. Wat betekent tien miljoen dollar voor u anders dan het gebruik van ongelimiteerd geweld?’ ‘Krankzinnig. Ongelooflijk.’ De minister schudde het hoofd. ‘Het moet natuurlijk waar zijn. U bent uitzonderlijk goed geïnformeerd, Lord Worth. U schijnt over een inlichtingendienst te beschikken die even goed is als de onze.’ ‘Beter. Ik betaal meer. De oliehandel is een jungle waarin alleen de handigsten overleven.’ ‘Industriële spionage?’ ‘Zeer zeker niet.’ Misschien geloofde Lord Worth dit nog werkelijk ook. ‘Die vriend van u, wiens positie…’ ‘Ja.’ ‘Geef me alle bijzonderheden, inclusief een lijst met namen. Zet een kruisje achter de naam van uw vriend. Ik zal ervoor zorgen dat hij er niet bij betrokken wordt en dat alleen ikzelf die lijst in handen krijg.’ ‘U bent heel vriendelijk, meneer.’ ‘Van mijn kant zal ik dan overleg plegen met Defensie en het Pentagon.’ Hij dacht even na. ‘Dat is eigenlijk helemaal niet nodig. Ik kan u persoonlijk voldoende steun vanuit de lucht en vanaf zee toezeggen tegen elk concreet of zelfs te verwachten gevaar.’ Lord Worth twijfelde niet aan hem. Belton had de reputatie een man van onwankelbare integriteit te zijn. Wat belangrijker was, hij had de terecht verdiende reputatie dat hij de onmisbare rechterhand van de president was. Belton was een man van zijn woord. Lord Worth besloot om zich niet al te opgelucht te tonen, ik kan u niet zeggen hoe dankbaar ik ben.’ Hij keek naar de stenografe en vervolgens naar Howell. ‘Als ik van de diensten van deze dame gebruik zou kunnen maken…’ ‘Natuurlijk’ De stenografe sloeg een nieuw blad van haar steno- Moe op en wachtte af met haar pen in de aanslag. Lord Worth zei: ‘De plaats: Lake Tahoe, Californië. Het adres:…’ De telefoon rinkelde. De stenografe glimlachte verontschuldigend naar Lord Worth en nam de hoorn van de haak. Howell zei tot de minister: ‘Verdomme, ik heb de strengste instructies gegeven…’ Het is voor Lord Worth.’ Ze keek Belton aan. ‘Een meneer Mitchell uit Florida. Zeer dringend.’ De minister knikte en de stenografe stond op en overhandigde de telefoon aan Lord Worth. ‘Michael? Hoe wist je dat ik hier was… Ja, ik luister.’ Hij luisterde zonder te onderbreken. Terwijl hij dat deed trok de kleur uit zijn getaande kaken weg en bleef een ziekelijk vale kleur achter. Belton stond op en schonk een glas cognac in voor Lord Worth, die het blindelings aanpakte en de niet onaanzienlijke inhoud in één teug doorslikte. Belton nam het glas weer uit zijn hand en vulde het opnieuw. Toen hij ermee terugkwam pakte Lord Worth het glas aan maar liet de inhoud onaangeroerd. In plaats daarvan reikte hij de telefoon over aan Belton en wreef met zijn linkerhand over zijn stijfgesloten ogen. Belton sprak in de telefoon. ‘Buitenlandse Zaken. Met wie spreek ik?’ De stem van Mitchell was zwak maar duidelijk. ‘Michael Mitchell, vanuit het huis van Lord Worth. Spreek ik… spreek ik met de heer Belton?’ ‘Ja. Lord Worth schijnt een behoorlijke klap gekregen te hebben.’ ‘Ja. Zijn twee dochters zijn gekidnapt.’ ‘Hemelse goedheid.’ Beltons gebruikelijke onverstoorbaarheid kreeg een behoorlijke deuk. Niemand had hem ooit geschokt gezien. Misschien kwam het door de abruptheid van de mededeling. ‘Weet u dat zeker?’ ‘Ik zou er alles voor over hebben als het niet zo was, meneer.’ ‘Wie bent u?’ ‘Wij - mijn partner John Roomer en ik - zijn privé-detectives. Maar we zijn hier niet beroepshalve. We zijn hier omdat we buren en vrienden zijn van Lord Worth en zijn dochters.’ ‘Heeft u de politie gewaarschuwd?’ ‘Ja.’ ‘Wat wordt er gedaan?’ ‘We hebben afgesproken dat alle ontsnappingswegen door de lucht en over zee worden geblokkeerd.’ ‘Heeft u persoonsbeschrijvingen?’ ‘Weinig. Vijf man, zwaar bewapend, gemaskerd, nylon kousen over het hoofd.’ ‘Hoe denkt u over de plaatselijke politie?’ ‘Niet veel bijzonders.’ ‘Ik zal de FBI inschakelen.’ ‘Ja, meneer. Maar aangezien er geen spoor van de bandieten gevonden is, is er geen aanwijzing dat ze de grens van de staat gepasseerd zijn.’ ‘Naar de hel met staatsgrenzen en reglementen. Als ik zeg dat ze worden ingeschakeld, dan gebeurt dat. Blijf even hangen. Ik geloof dat Lord Worth nog wat wil zeggen.’ Lord Worth pakte de telefoon aan. Er was weer wat kleur op zijn kaken, ik ga nu weg. Binnen vier uur, denk ik. Ik houd elk halfuur radiocontact vanuit de Boeing. Wacht me op bij het vliegveld.’ ‘Ja, meneer. Commandant Larsen wil graag weten…’ ‘Vertel het hem maar.’ Lord Worth plaatste de hoorn weer op de haak en nam nog een teug van zijn cognac. ‘Niemand is zo dwaas als een oude dwaas en alleen een blinde dwaas kon zo’n voor de hand liggende manoeuvre over het hoofd zien. Dit is oorlog, al is er dan geen officiële oorlogsverklaring, en in oorlog is alles geoorloofd. En dan te bedenken dat het zo ver moest komen voordat u onweerlegbare bewijzen had dat ik bedreigd werd. Onvergeeflijk. Mijn dochters onbewaakt achter te laten was gewoonweg onvergeeflijk. Waarom ben ik niet op het idee gekomen om ze door Mitchell en Roomer te laten bewaken?’ Hij keek naar zijn glas dat nu leeg was en de stenografe haalde het weg. Belton reageerde hierop lichtelijk sceptisch. ‘Vijf bewapende mannen?’ Lord Worth keek hem gemelijk aan. ‘Ik was vergeten dat u deze mensen niet kent. Mitchell bijvoorbeeld zou ze helemaal in zijn eentje de baas kunnen. Hij is dodelijk.’ ‘Dus zij zijn vrienden van u en u acht hen hoog. U moet niet kwaad worden, Lord Worth, maar is het niet mogelijk dat ze hierbij betrokken zijn?’’Ben je gek?’ Lord Worth, nog steeds gemelijk, nipte van zijn derde glas cognac. ‘Sorry. Ik ben mezelf niet. Natuurlijk zouden ze graag mijn dochters willen kidnappen, bijna net zo graag als mijn dochters door hen gekidnapt zouden willen worden.’ ‘O, zit dat zo?’ Belton scheen lichtelijk verbaasd. Voor zover hij wist hielden de dochters van miljardairs zich gewoonlijk niet op met het lagere volk. ‘Zo zit dat. En mijn antwoord op uw twee volgende vragen is: Ja, ik vind het goed, en nee, ze interesseren zich helemaal niet voor mijn geld.’ Hij schudde bevreemd het hoofd. ‘Het is uiterst merkwaardig. En ik zal u dit voorspellen, meneer de minister. Als Marina en Melinda bij me teruggebracht worden dan is het niet dank zij de goede diensten van de plaatselijke politie of door uw geduchte FBI. Mitchell en Roomer zullen ze terugbrengen. Ik hoop niet dat het overdreven dramatisch klinkt, maar zij zijn bereid letterlijk hun leven te geven voor mijn dochters.’ ‘En, als gevolg daarvan, zouden ze alles neermaaien wat hun voor de voeten kwam?’ Voor de eerste keer sinds het telefoongesprek glimlachte Lord Worth, al was het dan flauwtjes. ‘Daar durf ik mijn hoofd onder te verwedden.’ ‘Ik zou die toonbeelden van volmaaktheid wel eens willen zien.’ ‘Als het dan maar niet vanachter de verkeerde kant van Mitchells pistool is.’ Hij stond op, liet zijn glas halfleeg staan en keek de kamer rond. ‘Ik moet er vandoor. Mijn dank voor uw vriendelijke onthaal en uw medeleven, en niet te vergeten, voor uw geduld.’ Hij verliet de kamer met de minister aan zijn zijde. Toen de deur achter hen dichtviel stond generaal Zweicker op en schonk een glas cognac voor zichzelf in. ‘Zo. Wat je de ontvoering van de eeuw zou kunnen noemen verbleekt tot een onbenulligheid vergeleken met de mogelijkheid dat de Russen ons te grazen nemen.’ Hij nam een slok. ‘Ga me nou niet vertellen dat ik de enige ben die het duivelse brouwsel ziet dat Lord Worth voor ons heeft klaargemaakt.’ Het was duidelijk dat alle drie zijn toehoorders het brouwsel duidelijk voor zich zagen. Howell zei: ‘We kunnen Lord Worth niet eens helemaal ongelijk geven toen hij zei dat hij blij was, dat hij zijn Britse paspoort nog had. De herrieschoppers zijn onze eigen landgenoten: de heiligste der heilige grote Amerikaanse oliemaatschappijen, die Lord Worth willen kruisigen en hun eigen land in de waagschaal van hun blinde stompzinnigheid willen stellen.’ ‘Het kan mij niet schelen wie de schuld heeft.’ De stem van de stenografe klonk klagelijk. ‘Weet iemand misschien waar ik een goedkope atoomvrije schuilkelder kan vinden?’ Belton begeleidde Lord Worth langs een reeks trappen tot aan het zonovergoten veld waar de helikopter wachtte. Belton zei: ‘Ooit geprobeerd om de woorden te vinden waarmee je iemand je medeleven duidelijk kan maken?’ ‘Weet ik uit ervaring. Probeer het maar niet. In ieder geval bedankt.’ ‘Ik zou onze persoonlijke arts met u mee kunnen laten gaan naar Florida.’ ‘Nogmaals mijn dank. Maar ik voel me best nu.’ ‘En heeft u al geluncht?’ Belton was duidelijk iemand voor wie gewone conversatie iets zeer ingewikkelds was. ‘Aangezien ik niet zo gesteld ben op plastic lunches van plastic schotels, heb ik een uitstekende Franse kok aan boord van mijn vliegtuig.’ Weer een flauwe glimlach. ‘En twee stewardessen, die alleen zijn aangenomen omdat ze er zo appetijtelijk uitzien. Maar ik heb geen trek.’ Ze bereikten het trapje van de helikopter. Belton zei: ‘U heeft noch de tijd, de aandacht of de gelegenheid gehad om mij die lijst met namen te geven. Op het moment is dat niet van doorslaggevend belang. Ik wil alleen dat u weet, dat mijn toezegging om u te beschermen van kracht blijft.’ Lord Worth drukte hem zwijgend de hand en klom het trapje op.
***
Rond deze tijd was Conde, aan boord van de Roamer, bij de Zeeheks aangekomen en de grote kraan van de boorinstallatie loste het zware wapentuig en de mijnen van het wapendepot uit Louisiana. Het was een traag vorderend en moeilijk karwei, want de top van de laadboom van de installatie stak zestig meter hoven de oppervlakte van de zee uit en alles bij elkaar zou het overladen zo’n drie uur in beslag nemen. Voor elke tweeloops luchtdoelmitrailleur die aan boord kwam zocht Larsen de plaats uil waar deze moest staan en hij zag erop toe dat Palermo en enige van zijn mannen ze in de juiste positie vastzetten: dat werd gedaan door gaten te boren in het betonnen platform, waarna het onderstel van de mitrailleurs werd verankerd door middel van pennen die met een voorhamer werden vast geslagen. De mitrailleurs werden geacht zonder terugslag te werken, maar noch Larsen, noch Palermo had behoefte aan het nemen van risico’s. De dieptebommen werden in drie series geplaatst, elk halverwege tussen de drie poten van de driehoek. Dat dit niet zonder risico was begreep Larsen verdraaid goed: een verdwaalde - of misschien niet zo verdwaalde - kogel of granaat zou het explosiemechanisme van een van de dieptebommen in werking kunnen stellen, wat ongetwijfeld de solidaire ontploffing van de overige bommen zou veroorzaken. Maar het was een risico dat genomen moest worden, al was het alleen maar omdat er geen andere plaats was waar ze voor onmiddellijk gebruik konden worden opgeslagen. En wanneer de lijd voor hun gebruik was aangebroken dan zouden ze onmiddellijk nodig zijn. Het boorpersoneel keek toe bij het werk van Palermo en zijn mensen, waarbij hun gelaatsuitdrukkingen varieerden van onverschilligheid tot instemming. Niemand van de ene groep sprak met iemand van de andere groep. Larsen was geen fanatiek voorstander van verbroedering. Alles ging goed. Het verdedigingssysteem werd langzaam maar zeker opgebouwd. De kerstboom, de merkwaardige naam waarmee men de installatie aanduidt die de toevoer van olie regelt vanuit het reeds aangeboorde reservoir, stond wijd open en gestadig werd de olie in de grote opslagtank gepompt, terwijl de boor van de boortoren steeds dieper in de onderlagen van de oceaanbodem werd gedreven om tot nu toe nog niet aangeboorde nieuwe olievoorraden te ontdekken. Alles ging goed, er waren geen zichtbare tekens van een aanval of voorbereidingen daartoe vanuit de lucht of vanaf zee, maar Larsen voelde zich niet helemaal gerust, zelfs ondanks het feit dat ze nog steeds elk half uur de ‘juiste koers - juiste tijd’ rapporten van de Torbello ontvingen. Hij voelde zich niet helemaal op zijn gemak omdat de Questar niet bestond. Hij had kort tevoren vanuit Galveston vernomen dat er geen vaartuig met de naam Questar voorkwam in de registers van de marine of de kustwacht. Toen had hij gevraagd of men de registratie van particuliere schepen kon nagaan en men had hem verteld dat dat zonde van de tijd zou zijn. Het zou uren en misschien wel dagen duren om een dergelijk onderzoek uit te voeren en privé-vaartuigen kwamen, tenzij ze volledig verzekerd waren, noch in officiële registers noch in die van de grote scheep- vaartverzekeringsmaatschappijen voor. Er bestond geen wet, die verzekering voorschreef en de eigenaars van oudere en meer bouwvallige schepen peinsden er niet over hun vaartuig te verzekeren: er bestond ten slotte ook nog zoiets als afschrijving van de belastingen. Larsen kon niet weten dat zijn poging geen enkele kans van slagen had. Toen Mulhooney in eerste instantie de Questar had overgenomen, heette deze nog de Hammond, welke naam hij zorgvuldig had laten overschilderen en op weg naar Galveston had vervangen door de naam Questar. En omdat Cronkite sindsdien die naam weer had gewijzigd in Georgia, had zowel de Hammond als de Questar opgehouden te bestaan. Maar waar Larsen zich de meeste zorgen over maakte, was zijn overtuiging dat er iets helemaal fout zat. Hij was in de verste verte niet in staat om aan te duiden wat dat zou kunnen zijn. Hij was in hoofdzaak een practicus van de bovenste plank, maar hij was tevens iemand die zwaar tilde aan instinct en intuïtie. Hij was een man die af en toe krachtige voorgevoelens had, die Vaker wel dan niet werkelijkheid waren geworden. En daarom werd hij, toen de luidspreker bulderde ‘commandant Larsen naar de radiohut, commandant Larsen naar de radiohut,’ bevangen door de onmiddellijke zekerheid dat zijn voorgevoel zou worden bevestigd. Hij liep vrij rustig naar de radiohut, gedeeltelijk omdat het niet bij commandant Larsen paste dat hij waar dan ook in angstige haast zou worden gezien, en gedeeltelijk ook omdat hij helemaal geen haast had om het slechte nieuws aan te horen waarvan hij overtuigd was dat hij het zou horen. Hij zei tot de telegrafist dat hij dit gesprek privé wilde voeren, wachtte tot de man weg was, sloot de deur achter hem en nam toen de telefoon op. ‘Commandant Larsen.’ ‘Mitchell. Ik had beloofd te bellen.’ ‘Bedankt. Wat van Lord Worth gehoord? Hij had beloofd contact te houden, maar ik heb nog geen woord van hem gehoord.’ ‘Geen wonder. Zijn dochters zijn gekidnapt.’Larsen reageerde niet direct. Naar de witte knokkels te oordelen, liep de telefoon gevaar gekraakt te worden. Hoewel hij hoofdzakelijk bezorgd was voor zichzelf, had hij een vaderlijke genegenheid ontwikkeld ten aanzien van de dochters van Lord Worth, maar zelfs dat was onbelangrijk vergeleken met wat de ontvoering kon betekenen voor het welzijn van de Zeeheks. Toen hij sprak had hij zijn stem onder controle. ‘Wanneer is dat gebeurd?’ ‘Vanochtend. Spoorloos. We hebben elke ontsnappingsroute in het zuidelijk deel van de staat geblokkeerd. En er is geen enkel bericht van een haven, een luchthaven of een heliport over een ongebruikelijk vertrek daarvandaan sinds het tijdstip van ontvoering.’ ‘Totaal van de aardbodem verdwenen?’ ‘Verdwenen wel, ja. Maar niet van de aardbodem, denk ik. Het is zelfs aannemelijker dat ze de vaste grond niet verlaten hebben. Wij denken dat ze ergens in een of andere schuilplaats in de buurt verborgen zitten. Maar dat is slechts een veronderstelling.’ ‘Geen contact, geen eisen van de kidnappers?’ ‘Helemaal niets. Dat maakt het juist zo moeilijk.’ ‘Denk je dat het om losgeld gaat?’ ‘Nee.’ ‘De Zeeheks ‘Ja.’ ‘Weet je waarom Lord Worth naar Washington ging?’ ‘Nee, maar ik zou het graag weten.’ ‘Om bescherming van de marine te krijgen. Vanmorgen vroeg zijn een Russische torpedojager en een Cubaanse onderzeeër uit Havana vertrokken, terwijl er ook een torpedojager uit Venezuela vertrok. Zij koersen in dezelfde richting. En die richting blijkt de kant van de Zeeheks uit te gaan.’ Het was even stil. Toen zei Mitchell: ‘Is dat zeker?’ ‘Ja. Wel, het ziet ernaar uit dat de lijdensbeker van Lord Worth goed volgeschonken is. De enige troost is dat hem hierna niet veel meer kan overkomen. Hou me op de hoogte.’ In de radiokamer van Lord Worth hingen Mitchell en Roomer hun ontvangers op. Mitchell vloekte even hartgrondig. ‘God, ik had nooit verwacht dat zijn vijanden zó ver zouden gaan.’ Roomer zei: ‘Ik ook niet. Ik weet nog niet eens zeker of ik het nu wel geloof.’ ‘Denk je dat Uncle Sam niet zal toestaan dat vreemde vloot- eenheden kat en muis gaan spelen in zijn eigen achtertuintje?’ ‘Zoiets. Ik geloof niet dat de Sovjets zo ver zouden gaan dat ze een confrontatie riskeren. Het zou bluf kunnen zijn, een afleidingsmanoeuvre. Misschien komt de werkelijke aanval ergens anders vandaan.’ ‘Het kan van alles zijn. Het kan zijn dat er dubbel gebluft wordt. Maar één ding is zeker: Larsen heeft gelijk als hij zegt dat de lijdensbeker van Lord Worth helemaal vol is. Je kan gerust zeggen dat hij overloopt.’ ‘Het ziet er wel naar uit,’ zei Roomer afwezig. Zijn gedachten waren duidelijk ergens anders. Mitchell zei: ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je intuïtie weer last van barensweeën heeft?’ ‘Ik weet het niet zeker. Toen jij zoëven met Larsen sprak had je het over "vaste grond". Vaste grond, droge grond. Wat denk je ervan als het geen droge grond zou zijn? Als hel nu eens onvaste grond zou zijn?’ Mitchell wachtte geduldig af. Roomer zei: ‘Als jij je zou willen verbergen, als je in Florida totaal zou willen verdwijnen, waar zou je dan heengaan?’ Mitchell behoefde nauwelijks na te denken. ‘Wat zijn we toch snugger. Onvast land, drassig land, hoe je het ook noemen wilt. De moerassen natuurlijk, waar anders?’’Je zou je daar een maand lang kunnen verbergen, en ze zouden je met een heel regiment nog niet kunnen vinden. En dat verklaart waarom de politie tot nu toe niet in staat is geweest om die bestelwagen van de kidnappers te vinden.’ Inmiddels hadden MacPherson en Jenkins namelijk een vrij duidelijke beschrijving van de bestelwagen van de kidnappers kunnen geven. ‘Ze hebben de hoofdwegen en de secundaire wegen gecontroleerd. Ik durf te wedden dat ze er geen moment aan gedacht hebben om de wegen naar de moerassen te controleren.’ ‘Wij dan wel?’ ‘Zoals je al zei, we zijn een snugger stel. Er gaan tientallen wegen naar de moerassen, maar de meeste ervan zijn erg kort en voordat je het weet zit je op een punt waar alles wat wielen heeft geen millimeter verder komt. Enkele tientallen politiewagens zouden de dichtstbijzijnde moerassen binnen een uur kunnen uitkammen.’ Mitchell wendde zich tot Robertson: ‘Bel commissaris McGarrity.’ Er werd op De half open deur geklopt en Louise, een van de jonge dienstmeisjes, kwam binnen. Ze had een kaartje in haar hand. Ze zei: ‘Ik was het bed van juffrouw Marina aan het opmaken en toen vond ik dit tussen haar lakens.’ Mitchell pakte het kaartje aan. Het was een gewoon visitekaartje, waarop Marina’s naam en adres stonden. ‘Aan de andere kant,’ zei Louise. Mitchell draaide het kaartje om en hield het zo dat Roomer kon meelezen. Met een balpen waren er de volgende woorden op geschreven: ‘Vakantie. Eilandje in de zon. Geen badpak.’ ‘Ken je het handschrift van juffrouw Marina, Louise?’ Mitchell realiseerde zich plotseling dat hij het zelf niet kende. Het meisje keek naar het kaartje. ‘Ja, meneer. Ik weet zeker dat het van haar is.’ ‘Bedankt, Louise. Dit zou wel eens heel belangrijk kunnen zijn.’ Louise glimlachte en verliet de kamer. Mitchell zei tegen Roomer: ‘Wat ben jij voor een lor van een detective. Waarom heb jij er niet aan gedacht de slaapkamer te doorzoeken?’ ‘Tja. Ik neem aan dat ze hun gevraagd heeft om de kamer uit te gaan terwijl ze zich aankleedde.’ ‘Je zou verwachten dat ze te bang geweest zou zijn om zoiets te doen.’ ‘Het handschrift is vast genoeg. Trouwens, ze is niet zo gauw bang. Behalve natuurlijk als je een pistool tussen haar ogen drukt.’ ‘Ik wou dat ik op ditzelfde moment een pistool tussen De ogen van iemand anders kon drukken. Een eilandje in de zon waar je niet kunt gaan zwemmen. Een al te vertrouwelijke kidnapper kan te veel praten. Denk jij wat ik denk?’ Roomer knikte. ‘De Zeeheks.’’
***
Op 10 000 meter hoogte beëindigde Lord Worth zojuist een lichte, maar uitstekende lunch, besproeid met een voortreffelijke Bordeauxwijn, speciaal voor hem gebotteld in een van de wijngaarden van Rothschild. Hij had zijn gebruikelijke kalmte herwonnen. Hij voelde zich bijna ontspannen. Hij had, vond hij, zijn dieptepunt bereikt. Alles wat kon gebeuren, was gebeurd. Evenals Larsen, Mitchell en Roomer was hij ervan overtuigd dat het noodlot hem niet erger kon treffen. Ze hadden alle vier volledig en verschrikkelijk ongelijk. Het ergste moest nog komen. Om precies te zijn, het was op ditzelfde moment aan het gebeuren.
***
Kolonel Farquharson, luitenant-kolonel Dewings en majoor Breckley waren in werkelijkheid niet de mensen die ze volgens hun identiteitskaarten waren. En dat om de eenvoudige reden dat er geen officieren van die rang met overeenkomstige namen bij de Amerikaanse strijdkrachten voorkwamen. Maar deze strijdkrachten waren tamelijk uitgebreid en van niemand, zelfs niet van de officieren, mocht men verwachten dat ze meer dan een klein gedeelte van hun mede-officieren bij naam kenden. Ook hun gezichten waren niet hun gewone gezichten, hoewel men ze moeilijk als zwaar vermomd zou kunnen beschrijven. De man, die voor de gelaatsverandering verantwoordelijk was, was een kunstenaar op het gebied van make-up in Hollywood geweest die aan subtiliteit de voorkeur gaf boven valse baarden. De mannen waren alle drie gekleed in gedistingeerde en goed gesneden kostuums. Farquharson overhandigde zijn kaart aan de korporaal bij De receptie. ‘Kolonel Farquharson. Ik kom voor kolonel Pryce.’ ‘Het spijt me, maar die is er niet.’ ‘Dan de vervangende officier, man.’ ‘Ja, kolonel.’ Hen minuut later zaten ze tegenover een jonge en beschroomde kapitein Martin, die zojuist een vrij aarzelende en zeer plichtmatige controle van hun identiteitskaarten beëindigde. Farquharson zei: ‘Dus kolonel Pryce is naar Washington geroepen. Ik kan me voorstellen waarom.’ Hij hoefde zich niets voor te stellen. Hij had zelf het misleidende telefoontje gepleegd dat geleid had tot het overhaaste vertrek van Pryce. ‘En waar is de plaatsvervangend commandant?’ ‘Griep.’ Martin klonk verontschuldigend. ‘In deze tijd van het jaar? Wat vervelend. Vooral vandaag. U weet zeker wel waarom we hier zijn?’ ‘Ja, kolonel.’ Martin keek enigszins ongelukkig. ‘Veiligheidscontrole. Ik ben opgebeld over die inbraken in de wapendepots van Florida en Louisiana.’ Dewings was verantwoordelijk voor dat telefoontje. ‘Ik ben ervan overtuigd dat u alles in orde zult vinden.’ ‘Ongetwijfeld. Ik heb al iets ontdekt dat niet in orde is.’ ‘Wat bedoelt u?’ Er klonk nu duidelijk vrees door in de stem van Martin. ‘Veiligheidsmaatregelen. Weet u dat er letterlijk tientallen zaken zijn waar ik, volkomen legaal, een generaalsuniform kan kopen? Dat zijn die speciaalzaken die voornamelijk leveren aan de filmen toneelwereld. Als ik in zo’n uniform zou binnenstappen, zou je dan aannemen dat ik degene was waarvoor ik me uitgaf?’ ‘Ik denk van wel, kolonel.’ ‘Doe dat niet. Doe dat nooit meer.’ Hij wierp een blik op zijn identiteitskaart, die op het bureau lag. ‘Het is helemaal niet moeilijk om zo’n ding in elkaar te flansen. Als er een vreemdeling verschijnt op een plaats als deze, die in de hoogste mate beveiligd dient te zijn, trek dan altijd, altijd, zijn identiteit na bij het territoriaal commando. En praat dan altijd uitsluitend met de commandant.’ ‘Ja, kolonel. Weet u hoe hij heet? Ik ben nieuw hier.’ ‘Majoor-generaal Harsworth.’ Martin liet zich door de korporaal bij de receptie doorverbinden. Bij het eerste gerinkel werd er opgenomen. ‘Territoriaal commando.’ De stem kwam in werkelijkheid helemaal niet van het territoriaal commando. Ze kwam van een man die zich op niet meer dan een halve kilometer afstand bevond, gezeten onderaan een telegraaf- paal. Hij had een ontvanger bij zich, die gevoed werd door batterijen. Een geïsoleerde koperen draad leidde van daar naar een klemmetje dat aan een van de telegraaflijnen bevestigd was. Martin zei: ‘Netley Rowan Arsenaal, kapitein Martin. Mag ik generaal Harsworth?’ ‘Ogenblikje.’ Er volgde een reeks klikken, dan een stilte van enige seconden, toen zei dezelfde stem: ‘Ik verbind u door, kapitein.’ Martin zei: ‘Generaal Harsworth?’ ‘Spreekt u mee.’ De man bij de telegraafpaal had zijn stem met een octaaf verlaagd. ‘Problemen, kapitein Martin?’ ‘Ik heb hier kolonel Farquharson bij me. Hij staat erop dat ik zijn identiteit bij u natrek.’ De stem aan de andere kant was vol medeleven. ‘Krijgt u een lesje in veiligheidscontrole?’ ‘Ik vrees van wel, generaal.’ ‘Hij is zeer fel op veiligheid, de kolonel. Hij heeft zeker luitenant- kolonel Dewings en majoor Breckley bij zich?’ ‘Jawel, generaal.’ ‘Wel, het zal echt niet het eind van uw loopbaan betekenen. Maar hij heeft gelijk, weet u.’ Farquharson nam zelf plaats achter het stuur van de wagen voor de rit van vijf kilometer. Een ontnuchterde, gedweeë Martin zat rechtop naast hem. Het wapendepot was omgeven door een hekwerk van elektrisch geladen prikkeldraad van viereneenhalve meter hoog. Het wapendepot was een laag grijs gebouw zonder ramen, dat bijna tweeduizend vierkante meter grond besloeg. Een schildwacht met een machinegeweer versperde De toegang tot het complex. Hij herkende kapitein Martin, stapte opzij en salueerde. Farquharson reed door tot aan De enige deur die het depot rijk was en stopte daar. De vier mannen stapten uit. Farquharson zei tot Martin: ‘Majoor Breckley is nog nooit eerder in een TNO-depot geweest. Zou u enig voorlichtend commentaar willen geven?’ Dat zou dan ook voorlichtend zijn voor Farquharson zelf. Hij was nog nooit van zijn leven in wat voor wapendepot dan ook geweest.’ la, kolonel, TNO betekent Tactisch Nucleaire Oorlogvoering. De muren hier zijn bijna een meter dik en bestaan uit verschillende lagen staal en gewapend beton. De deur is van vijfentwintig centimeter dik wolframstaal. Zowel de muren als de deur zijn bestand tegen granaten die veertienduims pantserstaal kunnen doorboren. Via dit glazen paneel worden wc opgenomen op de band van een videorecorder. Dit rooster hier is een tweeweg luidspreker die ook onze stemmen op De band vastlegt.’ Hij drukte op een knop die in het beton verzonken was. Er kwam een stem door het rooster. ‘Identificatie, alstublieft.’ ‘Kapitein Martin met kolonel Farquharson voor een veiligheidsinspectie.’ ‘Wachtwoord?’ ‘Geronimo.’ De massieve deur ging langzaam open en ze konden het zoemen van een krachtige elektrische motor horen. Het duurde tien volle seconden voordat de deur helemaal open was. Martin ging hen voor naar binnen. Een korporaal salueerde bij hun binnenkomst. Martin zei: ‘Veiligheidsinspectie.’ ‘Jawel, kapitein.’ De korporaal zag er niet al te gelukkig uit. Farquharson zei: ‘Wordt je geweten soms ergens door geplaagd, korporaal?’ ‘Nee, kolonel.’ ‘Dat zou wel zo moeten zijn.’ Martin zei: ‘Is er iets niet goed, kolonel?’ Hij was zichtbaar nerveus. ‘Er zijn vier dingen niet goed.’ Martin boog zijn hoofd zo diep dat Farquharson niet kon zien dat hij moest slikken. Eén ding zou al erg genoeg geweest zijn. ‘In de eerste plaats behoort De toegang bij de schildwacht permanent gesloten te zijn. Die zou alleen geopend moeten worden na een telefonische afspraak met uw hoofdkwartier en door een elektronische verbinding voor het openen van het hek, die in uw bureau geïnstalleerd is. Wat houdt iemand tegen, die met een wapen dat van een geluiddemper is voorzien uw schildwacht uit de weg ruimt en regelrecht hierheen gaat? In de tweede plaats, wat zou zo iemand ervan weerhouden om door die geopende deur naar binnen te wandelen en ons allemaal neer te maaien met een automatisch pistool? Die deur had gesloten moeten worden op het moment dat wc binnenkwamen.’ De korporaal maakte aanstalten maar Farquharson hield hem met opgeheven hand tegen. ‘In De derde plaats zou van iedereen die niet tot het vaste personeel hier behoort - zoals wij dus - vingerafdrukken moeten worden genomen bij aankomst. Ik zal maatregelen treffen dat uw bewakers daarin instructie krijgen. In de vierde, maar niet in de laatste plaats, zou ik nu De bediening van deze deuren willen zien.’ ‘Deze kant uit, kolonel.’ De korporaal ging hun voor naar een klein paneel. ‘Met de rode knop opent u de deuren en met de groene worden ze gesloten.’ Farquharson drukte de groene knop in. Zoemend ging de massieve deur langzaam dicht. ‘Waardeloos. Totaal. Is dit de enige bediening voor het openen en sluiten van de deur?’ ‘Ja, kolonel.’ Martin zag er nu wel zeer ongelukkig uit. ‘Wc zullen ook nog een elektronische verbinding laten installeren in uw hoofdbureau, die deze knoppen uitschakelt totdat het juiste signaal gegeven is.’ Farquharson toonde duidelijk tekenen van irritatie, ik dacht dat dat eigenlijk allemaal vanzelfsprekend zou moeten zijn.’ Martin glimlachte zwak. ‘Dat is het nu wel, kolonel.’ ‘Hoe groot is het percentage conventionele explosieven, bommen en granaten, dat hier ligt opgeslagen?’ ‘Bijna vijfennegentig procent, kolonel.’ ‘Ik wil eerst De nucleaire wapens zien.’ ‘Natuurlijk, kolonel.’ Een nu totaal gedemoraliseerde Martin ging hun voor. De TNO-afdeling was afgescheiden, maar niet afgesloten. De ene kant was gevuld met wat granaten bleken te zijn, die in rekken waren gestapeld. Aan de andere kant lagen peervormige metalen projectielen van ongeveer vijfenzeventig centimeter hoog, met I noppen erop en een wijzerplaat. Op de koppen ervan bevond zich een grote gekartelde moer. Erachter stonden dingen opgestapeld die eruit zagen als zeer vreemd gevormde fiberglas koffers, elk met twee lederen handvaten. Breckley wees op de peervormige projectielen. ‘Wat zijn dat?Bommen?’ ‘Zowel bommen als landmijnen.’ Martin scheen blij te zijn dat hij een praatje kon maken en zijn zorgen even uit zijn hoofd kon bannen. ‘De bediening die op de kop ervan zit, is betrekkelijk eenvoudig. Voordat u bij deze twee rode schakelaars kunt komen moet u deze twee transparante plastic deksels eraf schroeven. Dan moeten de schakelaars negentig graden naar rechts worden gedraaid. Ze staan dan nog steeds in een veilige stand. Vervolgens moeten ze negentig graden naar links worden gedraaid. Dan staan ze in de ontstekingsstand. Alvorens dat gedaan wordt, moet u de tijd op de klok instellen. Dat doet u door middel van deze gekartelde knop hier. Een volledige draai betekent dat de explosie een minuut wordt uitgesteld, dat u op deze wijzerplaat kunt aflezen. Hij registreert in seconden, zoals u kunt zien. Het grootste uitstel is dertig minuten, wat dertig maal draaien betekent.’ ‘En deze zwarte knop?’ ‘Dat is de belangrijkste van allemaal. Die is niet bedekt en u hoeft er niet aan te draaien. Het indrukken ervan zet de klok stil en schakelt dus in feite de ontsteking van de bom uit.’ ‘Hoe groot is het vernietigingsbereik?’ ‘Vergeleken met de conventionele atoombom klein. Men kan er een gebied van zo’n vierhonderd meter mee opblazen. Misschien nog iets minder. Wat De uitwerking van de luchtdruk, de schok en de uitstraling betreft is het gebied natuurlijk aanmerkelijk groter.’ ‘U zei dat ze als bommen en als mijnen kunnen worden gebruikt.’ ‘In plaats van mijnen had ik misschien beter kunnen zeggen een ontploffingstoestel voor gebruik op het land. Als bommen zouden ze waarschijnlijk slechts op circa zes seconden worden afgesteld - bij tactische oorlogvoering zouden ze worden vervoerd door laagvliegende supersonische vliegtuigen. Die zouden zo’n drie kilometer verder zijn tegen de tijd dal de bom explodeert en te snel bewegen om hinder van de luchtdruk te ondervinden. Voor het gebruik op het land - nou, zeg dat u een munitieopslagplaats wilt binnendringen. U zou kunnen vaststellen hoe lang u erover doet om binnen te komen, u rekent uit hoe lang u erover doet om weer naar buiten te gaan en buiten het bereik van de gevaarlijke zone te komen en u stelt dan De tijd overeenkomstig in. De projectielen die u hier ziet…’ ‘We hebben genoeg gezien en gehoord,’ zei Farquharson. ‘Als je nu zo vriendelijk zou willen zijn je handen in de lucht te steken.’ Vijf minuten later hadden ze met de assistentie van een woedend tegenstribbelende Martin twee van De bommen ingeladen, veilig opgeborgen in hun fiberglas draagkisten, in de laadbak van hun auto. Hierbij kwam ook de noodzaak van de twee handvaten aan het licht: elke bom moest op zijn minst veertig kilo hebben gewogen. Farquharson ging terug naar binnen, keek zonder veel belangstelling naar de twee gebonden mannen, drukte op de knop en glipte de deur uit toen deze zich begon te sluiten. Hij wachtte totdat de deur geheel gesloten was, klom toen voorin in de auto naast Martin, die deze keer achter het stuur zat. Farquharson zei: ‘Vergeet het niet, één verkeerde beweging en je bent er geweest. En dan zullen we natuurlijk ook de schildwacht moeten doden.’ Er kwamen geen verkeerde bewegingen. Op ongeveer anderhalve kilometer van het wapendepot stopte de auto bij een bosje van dicht opeen staande in hun groei belemmerde boompjes. Martin werd gedwongen een flink stuk het struikgewas in te lopen. Daar werd hij geboeid, kreeg een prop in zijn mond en werd bovendien nog aan een boom vastgebonden voor het geval hij het plan mocht hebben opgevat om zich door de struiken naar de kant van de weg te worstelen. Farquharson keek op hem neer. ‘Jullie veiligheidssysteem was waardeloos. We zullen over een uurtje of zo je hoofdkwartier opbellen en hen inlichten waar ze je kunnen vinden. Ik hoop voor je dat er hier niet al te veel ratelslangen zitten.