Vier
Lord Worth zat, genietend van een zeer vroege kop thee, met Larsen en Palermo in zijn zitkamer, toen De radiotelegrafist aanklopte en binnentrad met een bericht in zijn hand. Hij overhandigde het aan Lord Worth en zei: ‘Voor u, meneer. Maar het is in een soort code gesteld. Heeft u een codeboek?’ ‘Niet nodig.’ Lord Worth glimlachte enigszins zelfvoldaan, zijn eerste lachje sinds een hele tijd. ‘Ik heb deze code zelf ontworpen.’ Hij tikte tegen zijn hoofd. ‘Hier zit mijn codeboek.’ De telegrafist verliet de kamer. De twee anderen keken in kalme afwachting toe terwijl Lord Worth het bericht begon te decoderen. De afwachting veranderde in een licht onbehagen toen de glimlach van het gezicht van Lord Worth verdween en het onbehagen maakte op zijn beurt plaats voor diepe bezorgdheid, toen roodachtig purperen vlekken zo groot als stuivers op zijn kaken verschenen. Hij legde het bericht neer, haalde diep adem en vervolgde met een reprise, maar dit keer op gevoeliger toon, meer geëmotioneerd, van De onparlementaire taal die hij had gebruikt toen hij het bericht had vernomen van het verlies van de Crusader. Na enige tijd stopte hij, niet zo zeer omdat hij niets nieuws meer wist te zeggen, maar omdat hij in ademnood verkeerde. Larsen was wel zo wijs dat hij Lord Worth niet vroeg of er iets aan de hand was. In plaats daarvan zei hij op rustige toon: ‘Als u het ons nu ook eens vertelde, Lord Worth?’ Lord Worth kwam, met niet zo erg weinig inspanning, weer tot zichzelf en zei: ‘Het ziet ernaar uit dat Cor…’ Hij stopte en corrigeerde zichzelf: het was een van zijn vele stellingen dat de rechterhand niet behoefde te weten wat de linker deed. ‘Men had mij geïnformeerd - en maar al te juist zoals nu blijkt - dat een tweetal landen, die ons vijandig gezind zijn, wel eens hun marine tegen ons zouden kunnen gaan inzetten. Het blijkt dat een ervan al met de voorbereidingen bezig is. Er is zojuist een torpedojager uit Venezuela vertrokken, die koers zet in wat ongeveer onze richting is.’ ‘Dat durven ze niet,’ zei Palermo. ‘Als mensen bezeten zijn van macht en geld, dan zijn ze tot alles in staat.’ Het kwam klaarblijkelijk helemaal niet bij Lord Worth op dat zijn beschrijving van bepaalde mensen in overtreffende trap op hemzelf van toepassing was. ‘Wat is het andere land?’ vroeg Larsen. ‘De Sovjet-Unie.’ ‘Nee toch?’ Larsen scheen vrijwel onbewogen, ik geloof niet dat ik dat nou zo’n prettig geluid vind.’ ‘We zouden best buiten ze kunnen.’ Lord Worth had zijn evenwicht hervonden. Hij klapte een notitieboek met telefoonnummers open en raadpleegde het. ‘Ik denk dat ik eens een babbeltje met Washington ga maken.’ Hij strekte zijn hand juist uit naar De hoorn, toen De telefoon rinkelde. Hij nam de hoorn van de haak en draaide tegelijk de schakelaar om die het binnenkomende gesprek op de luidspreker zette. ‘Worth.’ Een stem met een onbestemde klank kwam door de luidspreker. ‘Weet u wie ik ben?’ Onbestemd of niet, Lord Worth wist aan wie de stem toebehoorde. Corral. ‘Ja.’ ‘Ik ben mijn contact nagegaan, meneer. Ik ben bang dat onze veronderstellingen maar al te juist waren. Zowel X als Y zijn bereid om steun van hun marine te geven.’ ‘Dat weet ik. Een van hen is zojuist vertrokken en lijkt koers te zetten in onze richting.’ ‘Welke?’ ‘Die uit het zuiden. Iets gehoord over steun uit de lucht?’ ‘Niet dat ik weet, meneer. Maar ik hoef u niet te vertellen dat we er daarom geen rekening mee moeten houden.’ ‘Stel me op de hoogte als je nog meer goed nieuws hebt.’ ‘Vanzelfsprekend. Tot ziens, meneer.’ Lord Worth legde de hoorn op de haak, nam hem vervolgens weer op. ‘Ik wil een nummer in Washington.’ ‘Heeft u een ogenblikje, meneer?’ ‘Waarom?’ ‘Er komt alweer een boodschap in code binnen. Lijkt op de code van daarstraks, meneer.’ ‘Dat zou me helemaal niet verbazen.’ De stem van Lord Worth klonk somber. ‘Breng het zo gauw mogelijk hier.’ Hij legde de hoorn weer neer, drukte op een knop op de kleine tafel voor zich en nam De hoorn weer op. ‘Chambers?’ Chambers was zijn eerste piloot. ‘Meneer?’ ‘Heb je benzine bijgetankt?’ ‘Ik ben startklaar, meneer.’ ‘Ik kom er zo aan. Blijf bij je telefoon.’ Hij legde De hoorn weer op de haak. ‘Naar Washington, meneer?’ vroeg Larsen. ‘Ik heb het vreemde gevoel dat dat tijd wordt. Er zijn dingen die je persoonlijk voor elkaar kunt krijgen die je niet via de telefoon kan bereiken. Het hangt van dat tweede bericht af.’ ‘Als u gaat, moet er dan nog iets gedaan worden, terwijl u weg bent?’ ‘Er komen vanmiddag tweeloops luchtdoelmitrailleurs aan met de Roamer. Laat ze vastzetten op het platform.’ ‘Op het noorden, het zuiden, het oosten, maar niet het westen?’ ‘Zoals je wilt.’ ‘We willen geen gaten in onze eigen olietank schieten.’ ‘Daar zeg je wat. Er komen ook mijnen. Drie series, elk midden tussen een stel poten.’ ‘Kan zo’n ontploffing onder water van een mijn de poten niet beschadigen?’ik denk het niet. Maar dat merken wc vanzelf wel. Blijf elk halfuur contact opnemen met de Torbello en de Jupiter. Houd de radar en de sonar constant bemand. Permanente waakzaamheid, zogezegd. Verdomme, commandant, ik hoef jou toch niet te vertellen wat je moet doen.’ Hij schreef een paar cijfers op een stukje papier. ‘Als ik weg moet, neem dan contact op met dit nummer in Washington. Zeg ze, dat ik er aankom. Over een uur of vijf.’ ‘Is dat Buitenlandse Zaken?’ ‘Ja. Zeg ze dat op zijn minst de onderminister er moet zijn. Herinner hem tactvol aan toekomstige bijdragen voor verkiezingscampagnes. Neem dan contact op met de piloot van mijn vliegtuig, Dawson. Zeg hem dat hij klaar moet staan met een volledig vluchtplan voor Washington.’ De radiotelegrafist klopte, kwam binnen, gaf Lord Worth een bericht en ging weer weg. Lord Worth, met vaste handen en ontspannen gezicht nu, decodeerde het bericht, pakte de telefoon en gaf Chambers opdracht direct naar de helikopter te gaan. Hij zei tot de twee mannen: ‘Een in Rusland gebouwde Cubaanse onderzeeër is op weg van Havana. Hij wordt gevolgd door een Russische torpedojager met geleide projectielen aan boord. Ze komen deze kant uit.’ ‘Een bezoek aan Buitenlandse Zaken lijkt me wenselijk,’ zei Larsen. ‘We kunnen niet zo erg veel beginnen tegen geleide projectielen. Het ziet ernaar uit dat we het druk gaan krijgen hier: dat zijn nu al vijf schepen die hierheen komen - drie marineschepen, de Jupiter en de Roamer.’ Larsen zou zich waarschijnlijk nog meer zorgen hebben gemaakt als hij geweten had dat het aantal schepen zeven was en niet vijf: maar Larsen wist toen nog niet dat de Questar en de Starlight eveneens die richting uitkwamen.
***
Lord Worth moest die dag in vier etappes vliegen: per helikopter naar het vasteland, met zijn privé-Boeing naar Washington, De terugreis naar Florida en De laatste etappe per helikopter terug naar de Zeeheks. Tijdens elk van die etappes zou er iets zeer onplezierigs gaan gebeuren - dat wil zeggen, onplezierig voor Lord Worth. Gelukkig voor Lord Worth was hij niet gezegend met het vermeende Schotse tweede gezicht - de eigenschap in de toekomst te kijken.
***
De eerste van deze reeks onplezierige gebeurtenissen vond plaats toen Lord Worth onderweg was naar het vasteland. Een grote bestelwagen zwenkte naar de voordeur van het landhuis van Lord Worth. Er zaten vijf tamelijk grote mannen in die later moeilijk te identificeren zouden zijn, want ze hadden alle vijf een nylonkous over het hoofd. Een van hen droeg iets dat leek op een grote rol nylondraad, een ander had een rol hechtpleister bij zich. Ze droegen alle vijf een pistool. MacPherson, de bejaarde tuinman, maakte zijn gebruikelijke ronde door de tuin om vast te stellen welke schade de fauna die nacht aan zijn flora had toegebracht, alvorens hij met zijn werk begon. Hij zag de vijf mannen uit de verhuiswagen springen. Zelfs rekening houdend met het feit dat de schok tijdelijk zijn stembanden had verlamd, had hij geen enkele kans. Binnen iets meer dan een minuut werd hij, aan handen en voeten gebonden en met zijn lippen letterlijk verzegeld met hechtpleister, zonder plichtplegingen tussen de struiken gedeponeerd. De leider van de groep, een man genaamd Durand, drukte op de bel van de voordeur. Durand, een man die een sterke binding met banken had en een trouw recidivist was, was per definitie een man met een twijfelachtige reputatie, een reputatie die werd bevestigd door het feit dat hij reeds lange tijd een nauw medewerker van Cronkite was. Na een halve minuut belde hij nog eens. Langzaam werd de deur geopend door Jenkins, gehuld in een ochtendjas, met verwarde haren en slaperige ogen die knipperden tegen het daglicht. Zijn ogen stopten met knipperen en gingen wijd open toen hij het pistool in De hand van Durand zag. Durand wees op de cilinder die op de loop van zijn pistool geschroefd was. Een even grote TV-slaaf als ieder ander, herkende Jenkins een geluiddemper als hij er een zag. ‘Weet je wat dit is?’ Een volledig ontwaakte Jenkins knikte zwijgend. ‘Het is niet onze bedoeling om iemand hier in huis een haartje te krenken. Niemand zal je iets doen als je precies doet wat je gezegd wordt. Doen wat je gezegd wordt betekent ook dat je geen leugens mag vertellen. Begrepen?’ Jenkins begreep het onmiddellijk. ‘Hoeveel man personeel hebben jullie hier?’ De stem van Jenkins trilde hoorbaar. ‘Eh… ik ben er dus… ik ben de butler…’Durand was geduldig. ‘Jou hebben we al gezien.’ ‘Twee livreiknechten, een chauffeur, een radiotelegrafist, een secretaris, een kok en twee dienstmeisjes. Er is ook nog een werkster, maar die komt pas om acht uur.’ ‘Plak zijn mond dicht,’ zei Durand. De mond van Jenkins werd dichtgeplakt. ‘Neem het ons maar niet kwalijk, maar mensen kunnen soms raar doen. Breng ons naar die acht slaapkamers.’ Jenkins ging hun schoorvoetend voor. Tien minuten later waren alle acht leden van het personeel stevig gebonden en tot zwijgen gebracht. ‘En nu de twee jongedames,’ zei Durand. Jenkins bracht hem naar een deur. Durand koos drie van zijn mannen uit en zei zachtjes: ‘De butler zal jullie naar het andere meisje brengen. Let goed op wat ze inpakt en vooral op haar handtasje.’ Durand ging, gevolgd door een van zijn mannen, de kamer binnen met zijn pistool in de verborgen holster om niet teveel paniek te zaaien. Er viel niet aan te twijfelen dat er iemand in het bed lag, hoewel alles wat men kon zien een zwarte haardos op het kussen was. Durand zei op minzame toon: ‘Ik geloof dat het tijd wordt om op te staan, jongedame.’ Durand liep gewoonlijk niet over van vriendelijkheid, maar hij wilde zich geen hysterische toestanden op de hals halen. Hij kreeg geen hysterische toestanden op zijn hals. Marina draaide zich om en keek hem met slaperige ogen aan. Die slaperigheid duurde niet lang. Haar ogen gingen wijd open, van angst of van schrik, en stonden toen weer normaal. Ze strekte haar hand uit naar een peignoir, drapeerde deze strategisch op de beddensprei, ging vervolgens rechtop zitten en sloeg de peignoir om zich heen. ‘Wie bent u en wat wilt u?’ Haar stem was niet zo vast als ze waarschijnlijk had gewild. ‘Kijk dat nou eens aan,’ zei Durand niet bewondering. ‘Je zou denken dat ze eraan gewend is elke ochtend van haar leven ontvoerd te worden.’ ‘Is dit een ontvoering?’ ‘Ik ben bang van wel.’ Durand klonk oprecht verontschuldigend. ‘Waar brengt u me heen?’ ‘Met vakantie. Een eilandje in de zon.’ Durand glimlachte. ‘Maar je hebt geen badpak nodig. Zou je nu willen opstaan en je aankleden?’ ‘En als ik weiger?’ ‘Dan kleden wij je aan.’ ‘Ik ga me niet aankleden waar jullie bijstaan.’ Durand stelde haar gerust. ‘Mijn vriend gaat op de gang staan. Ik ga die badkamer daar in en laat de deur op een kiertje staan - niet om een oogje op jou, maar op het raam te houden, zodat ik zeker weet dat je ons niet langs die kant verlaat. Roep me maar als je klaar bent en schiet op.’ Ze schoot op. Ze riep hem na drie minuten binnen. Een blauwe blouse, een blauwe pantalon en het haar gekamd. Durand knikte goedkeurend. ‘Pak een reistas in. Voldoende voor een paar dagen.’ Hij keek naar haar terwijl ze inpakte. Ze trok de rits van de tas dicht en nam haar handtasje op. ‘Ik ben klaar.’ Hij pakte het tasje van haar af, knipte het open en keerde de inhoud om boven het bed. Uit de warboel op het bed haalde hij een klein pistool met een parelmoeren kolf, die hij in zijn zak stak. ‘Zullen we dat tasje nog maar een keer inpakken?’ Marina pakte het weer in, met een blos van vernedering op haar gezicht. Een ongeveer gelijksoortige scène had zich terzelfder tijd in de slaapkamer van Melinda afgespeeld. Er lagen vijfentwintig minuten tussen de aankomst van Durand en zijn mannen en hun vertrek met de meisjes. Niemand was gewond, behalve in zijn trots, en ze waren zelfs zo zorgzaam geweest om Jenkins in een diepe leunstoel in de hal te zetten. Jenkins, die nu stevig aan handen en voeten gebonden was, toonde zich minder dankbaar voor deze hoffelijke geste dan hij had moeten doen.
***
Ongeveer tien minuten na hun vertrek landde De helikopter van Lord Worth naast zijn Boeing op het vliegveld van de stad. Er kwamen geen douane en geen douaneformaliteiten aan te pas. Lord Worth had enige jaren geleden duidelijk gemaakt dat hij dat soort zaken niet zo kon waarderen, en als Lord Worth dingen duidelijk maakte dan bleven die gewoonlijk ook duidelijk. Het was tijdens de tweede etappe van zijn vlucht dat de tweede ongelukkige gebeurtenis plaatshad. En alweer verkeerde Lord Worth in een zalige onwetendheid over wat er gebeurde.
***
De helikopter van de Questar (nu de Georgia) had de Torbello gelokaliseerd. De piloot rapporteerde dat hij het schip gedurende twee minuten had waargenomen en hij gaf de geografische lengte en breedte waar het zich bevond zo nauwkeurig mogelijk op. Wat belangrijker was, hij gaf de koers van het schip op als ongeveer 315 graden, wat betekende dat het nagenoeg recht op de Georgia afstevende. Ze waren nog ongeveer vijfenveertig mijl van elkaar verwijderd. Cronkite feliciteerde De piloot en verzocht hem naar de Georgia terug te komen. Op de brug van de Georgia keken Cronkite en Mulhooney elkaar tevreden aan. Tussen plannen en de uitvoering ervan bestaat dikwijls een onoverbrugbare kloof. In dit geval echter leken de zaken exact volgens plan te verlopen. Cronkite zei tegen Mulhooney: ‘Ik geloof dat het tijd is om wat nettere kleren te gaan aantrekken. En vergeet je neus niet te poederen.’ Mulhooney grijnsde en verliet de brug. Cronkite bleef nog even alleen achter om de roerganger een paar aanwijzingen te geven en verliet toen eveneens de brug.
***
Nog geen uur later was de Torbello duidelijk aan de horizon te zien. De Georgia stevende er recht op af en wijzigde op ongeveer drie mijl afstand haar koers met dertig graden naar stuurboord, berekende De tijd ervan tot op de seconde en draaide daarna met een grote boog naar bakboord. Twee minuten later lag de koers van de Georgia gelijk met die van de Torbello en voer zij aan bakboordzijde ter hoogte van de brug - de brug van een tanker ligt ver op het achterschip - op gelijke snelheid en op een afstand van nog geen dertig meter. Cronkite liep naar de vleugel van De brug van de Georgia en pakte zijn megafoon. ‘Dit is de kustwacht. Stop alstublieft. Dit is een verzoek, geen bevel. Ik geloof dat uw schip zich in groot gevaar bevindt. Ik vraag u toestemming om een ploeg deskundige controleurs aan boord te brengen. Als de veiligheid van uw bemanning en het schip uw lief is, schakel dan uw radio uit.’ Kapitein Thompson, een rondborstige zeeman die totaal gespeend was van criminele neigingen, gebruikte zijn eigen scheepsroeper. ‘Wat is er aan de hand? Waarom is deze entering nodig?’ ‘Het is geen entering. Ik doe een vriendelijk verzoek in uw eigen belang. Geloof me, ik zou liever meer dan vijf mijl van u verwijderd zijn. Het is nodig. Het is beter dat ik met mijn luitenant bij u aan boord kom en het persoonlijk uitleg. Vergeet niet wat er vannacht met uw zusterschip, de Crusader gebeurd is in Galveston.’
***
Het was duidelijk dat kapitein Thompson dat niet vergeten was en dat hij natuurlijk volkomen onbekend was met het feit, dat Cronkite de man was die verantwoordelijk was voor wat er met zijn zusterschip was gebeurd: het belgerinkel vanaf de brug was daar het duidelijke bewijs van. Drie minuten later lag de Torbello stil in het kalme water. De Georgia voer langszij de Torbello tot ze midscheeps juist voorbij het grootste deel van de opbouw van de tanker lag. Hier was het mogelijk om vanaf het dek van de Georgia rechtstreeks op het dek van de volbeladen tanker te stappen, en dat was wat Cronkite en Mulhooney deden. Ze wachtten even tot ze er zeker van waren dat de Georgia voor en achter had vastgemaakt aan de tanker, toen klommen ze de scheepstrappen en -ladders op naar De brug. De beide mannen waren totaal onherkenbaar. Cronkite droeg een prachtige volle zwarte baard, een keurig verzorgde snor en een donkere bril en hij zag er, met zijn keurig gesneden uniform en zijn pet die lichtelijk losbandig op zijn hoofd stond, uit als het prototype van de bekwame en zwierige kapitein van een kust- wachtkotter, die hij niet was. Mulhooney was overeenkomstig vermomd. Alleen kapitein Thompson en een roerganger stonden op de brug. Cronkite schudde De kapitein de hand. ‘Goedemorgen. Het spijt ons als we u belemmeren in het uitvoeren van uw taak, maar u mag blij zijn dat we u aanhielden. Zegt u me eerst waar uw radiohut is.’ Kapitein Thompson knikte in de richting van een stel deuren achterin de brug. ‘Ik wil mijn luitenant even het uitschakelen van de radio laten controleren. Dat is hoogst belangrijk.’ Kapitein Thompson, die zich nu duidelijk zorgen maakte, knikte weer. Cronkite keek Mulhooney aan. ‘Wil je het even controleren, Dixon?’ Mulhooney ging de radiohut binnen en sloot de deur achter zich. De telegrafist keek lichtelijk verbaasd op van zijn zendinstallatie. ‘Neem me niet kwalijk dat ik u stoor.’ Mulhooney klonk bijna vriendelijk, een opmerkelijke prestatie voor iemand die niet gezegend was met die eigenschap, ik kom van de kustwachtkotter die langszij ligt. Heeft de kapitein u gezegd dat u de radio moet uitschakelen?’ ‘Daar ben ik juist mee bezig.’ ‘Heeft u nog radiogesprekken gevoerd nadat u de Zeeheks heeft verlaten?’ ‘Alleen de gebruikelijke routine elk half uur: koers en tijd.’ ‘Bevestigen ze die oproepen? Ik heb zo mijn reden om dat te vragen.’ Mulhooney vermeed zorgvuldig om hem te vertellen wat zijn reden was. ‘Nee. Nou ja, het gebruikelijke "over en sluiten" natuurlijk’. ‘Wat is de oproepfrequentie?’ De telegrafist wees naar het bedieningspaneel. ‘Die is vast ingesteld.’ Mulhooney knikte en liep als terloops tot achter de telegrafist. Om helemaal zeker te zijn dat de radio uitgeschakeld bleef, gaf Mulhooney hem een klap met de kolf van zijn pistool boven zijn rechteroor. Daarna ging hij terug naar De brug, waar hij kapitein Thompson aantrof in een staat van aanzienlijke en begrijpelijke verwarring. Kapitein Thompson, die een diepe ongerustheid vermengde met ongeloof dat voortsproot uit zelfbehoud, zei: ‘Wat u vertelt komt in feite er op neer dat de Torbello een drijvende tijdbom is.’ ‘Een bom, inderdaad. Waarschijnlijk zelfs een hele reeks bommen. Niet alleen waarschijnlijk, maar nagenoeg zeker. Onze informatiebron - het spijt me, maar die mag ik niet onthullen - is zo betrouwbaar als het maar zijn kan.’ ‘In godsnaam, man, niemand kan toch zo gek zijn dat hij een enorme olievlek in de Golf wil veroorzaken.’ Cronkite zei: ‘Het is uw veronderstelling en niet de mijne dat we met iemand te maken hebben die bij zijn volle verstand is. Wie anders dan een krankzinnige zou Galveston in gevaar hebben gebracht door uw zusterschip daar op te blazen?’ De kapitein zweeg en verzonk in somber gepeins over deze vraag. Cronkite ging verder: ‘Het is in ieder geval mijn bedoeling om - met uw toestemming, uiteraard — een onderzoek in te stellen in de machinekamer, de accommodaties en iedere opslagruimte van het schip. Met het soort controlepersoneel dat ik bij me heb hoeft het niet langer dan een halfuur te duren.’ ‘Wat voor soort tijdbom denkt u dat het is?’ ‘Ik denk niet dat het een tijdbom - of tijdbommen - is. In denk dat de detonator - of de detonators - uit een bepaalde inrichting bestaat die radiografisch kan worden ontstoken door een of ander vliegtuig of helikopter in de buurt. Maar ik geloof niet dat de bui zal losbarsten voordat u vlak bij de kust van de Verenigde Staten bent.’ ‘Hoezo?’ ‘Dan krijg je een maximale vervuiling langs De kust. Er zal een nationaal protest komen tegen Lord Worth en De veiligheidsmaatstaven aan boord van zijn - vergeef me - tamelijk verouderde tankers, wat waarschijnlijk zal uitdraaien op het stilleggen van de Zeeheks of het aan de ketting leggen van iedere tanker van Lord Worth die binnen Amerikaanse territoriale wateren komt.’ Behalve zijn vele andere uitgesproken eigenschappen was Cronkite ook nog een doortrapte leugenaar, is het goed dat ik mijn mensen roep?’ Kapitein Thompson knikte zonder enig merkbaar enthousiasme. Cronkite nam de scheepsroeper ter hand en gaf de controleurs opdracht aan boord te komen. Ze kwamen onmiddellijk, veertien in totaal, ze droegen allemaal maskers van nylonkousen en automatische pistolen. Kapitein Thompson staarde hen in stomme verbazing aan, draaide zich dan om en staarde nog dieper verbijsterd naar Cronkite en Mulhooney, die hun pistolen op hem gericht hielden. Cronkite zou er tevreden of zelfs triomfantelijk uitgezien kunnen hebben, ware het niet dat zijn vermomming zo overvloedig was, dat dit onmogelijk te zien was. Kapitein Thompson, wiens stomme verbazing langzaam veranderde in stille woede, zei: ‘Wat betekent dat voor den donder?’ ‘U ziet wel wat het betekent. Kaping. Een zeer populaire vrijetijdsbesteding tegenwoordig. Ik geef toe dat nog nooit eerder iemand een tanker heeft gekaapt, maar iemand moet altijd de eerste zijn. Trouwens, zo nieuw is het nou ook weer niet. Piraterij in volle zee. Dat gebeurde duizenden jaren geleden al. Probeer geen onbezonnen dingen te doen, kapitein, en probeer alstublieft niet de held uit te hangen. Als iedereen zich netjes gedraagt dan wordt er niemand gekwetst. Wat zou u overigens moeten doen als er veertien semi-automatische pistolen op u zijn gericht?’ Binnen vijf minuten was de hele bemanning, officieren en manschappen met één uitzondering, bijeengedreven in de messroom van de bemanning onder gewapende begeleiding. Niemand had zelfs maar overwogen om verzet te bieden. De uitzondering was een ongelukkig uitziende machinist van de wacht in de machinekamer. Er zijn weinig mensen die er niet enigszins ongelukkig uitzien als ze in de loop van een Schmeisser staren op een afstand van anderhalve meter. Cronkite was op de brug om Mulhooney zijn laatste instructies te geven. ‘Blijf de Zeeheks elk halfuur de tijd- en koersrapporten zenden. Dan moet je over een uur of twee, drie, een klein defect rapporteren - een gebroken olieleiding of iets dergelijks - dat voldoende is om de Torbello een paar uur stil te laten liggen. Je wordt vanavond in Galveston verwacht en ik heb tijd en ruimte nodig om te manoeuvreren. Of beter, jij hebt tijd en ruimte nodig om te manoeuvreren. Laat als het donker wordt elk navigatielicht uit - maar dan ook elk navigatielicht. Laten we Lord Worth niet onderschatten.’ Cronkite sprak op een ongewoon verbitterde toon. Hij herinnerde zich ongetwijfeld de dag dat Lord Worth hem in de rechtszaal voor joker had laten zetten. ‘Hij is buitengewoon machtig en je kan er vergif op innemen dat hij zowel in de lucht als op zee een onderzoek zal laten instellen naar zijn vermiste tanker.’ Cronkite ging weer aan boord van de Georgia, maakte los en voer weg. Mulhooney begaf zich eveneens op weg, maar wijzigde zijn koers negentig graden naar bakboord zodat hij in zuidwestelijke in plaats van in noodwestelijke richting voer. Na het eerste halfuur zond hij het geruststellende rapport naar de Zeeheks - ‘juiste koers, juiste tijd.’ Cronkite wachtte totdat de Starlight zich bij hem had gevoegd, vervolgens voeren beide schepen gezamenlijk verder in zuidoostelijke richting, tot ze zich op ongeveer vijfendertig zeemijlen afstand van de Zeeheks bevonden, veilig achter de horizon en buiten bereik van de radar en de sonar van de Heks. Ze zetten hun machines stop en bleven liggen wachten.
***
De grote Boeing was nu bijna halverwege Florida en Washington. Lord Worth, die zich in zijn weelderige luxeverblijf direct achter de cockpit bevond, haalde de tijd in die hij de nacht ervoor verloren had en genoot, gelukzalig onbekend met alle voetangels en klemmen die er voor hem werden uitgezet, van een gezonde slaap.
***
Mitchell was die morgen ongebruikelijk maar misschien niet onverwacht Iaat wakker geworden. Hij nam een douche, schoor zich en kleedde zich aan terwijl de koffie stond te pruttelen. Gedurende al die tijd was hij zich bewust van een eigenaardig en ongewoon gevoel van onbehagen. Hij liep heen en weer in de keuken terwijl hij zijn koffie dronk en besloot toen abrupt om een eind aan zijn ongerustheid te maken. Hij pakte de telefoon en belde naar het huis van Lord Worth. De bel aan de andere kant ging, ging nog eens, en bleef gaan. Mitchell legde de hoorn op de haak en probeerde het vervolgens nog eens, met hetzelfde resultaat. Hij dronk zijn koffie op, ging naar het huis van Roomer en liet zichzelf binnen met zijn loper. Hij liep de slaapkamer in en zag dat Roomer nog sliep. Hij maakte hem wakker. Roomer keek hem niet zo vriendelijk aan. ‘Wat is dat voor onzin om iemand midden in de nacht wakker te maken?’’Het is niet midden in de nacht.’ Hij trok de gordijnen open en het heldere licht van de zomerse zon stroomde de kamer binnen. ‘Het is volop dag zoals je kunt zien als je je ogen open kunt krijgen.’ ‘Staat je huis soms in brand?’ ‘Ik wou dat het zoiets simpels was. Ik ben bang, John. Toen ik wakker werd voelde ik dat me iets dwarszat en dat gevoel werd steeds sterker. Vijf minuten geleden belde ik naar het huis van Lord Worth. Ik heb het twee keer geprobeerd. Er werd niet opgenomen. Er zijn minstens acht of tien mensen in dat huis, maar er werd niet opgenomen.’ ‘Maar wat veronderstel je in ‘s hemelsnaam…’ ‘Er wordt van jou verondersteld dat je degeen bent met de intuïtie. Kleed je aan. Ik maak wel koffie voor je.’ Lang voordat de koffie klaar was, in feite minder dan negentig seconden later, was Roomer in de keuken. Hij had niet gedoucht en zich evenmin geschoren, maar hij had wel de tijd en het fatsoen gehad om een kam door zijn haar te halen. Hij zag er precies eender uit als de uitdrukkingsloze Mitchell zich voelde. ‘Vergeet die koffie maar.’ Roomer keek hem aan met een bijna woeste uitdrukking op zijn gezicht, maar Mitchell wist dat dat niet voor hem bedoeld was. ‘Laten we naar het huis gaan.’ Roomer nam zijn wagen, omdat die het dichtst bij stond. Mitchell zei: ‘God, wat zijn we toch een stelletje lichten. Stoot ons maar dikwijls genoeg voor het hoofd dan zullen we misschien - ik zeg: misschien - het voor de hand liggende gaan zien. Maar wij zijn veel te handig om het voor de hand liggende te zien, nietwaar?’ Hij hield zich aan zijn stoel vast toen Roomer met gierende banden een hoek omging. ‘Rustig aan, jongen, rustig. We komen nu toch al als mosterd na de maaltijd.’ Met een krachtige poging tot zelfbeheersing nam Roomer wat gas terug. Hij zei: ‘Ja, wij zijn een stel snuggere jongens. Lord Worth gaf ons als excuus voor zijn activiteiten op dat er gedreigd werd met ontvoering van de meisjes. Jij vroeg hem om tegenover hen als excuus voor onze aanwezigheid vannacht aan te voeren dat ze bedreigd werden met ontvoering. En het kwam in geen van onze verlichte breinen op dat hun ontvoering zowel logisch als onvermijdelijk was. Lord Worth overdreef niet - hij heeft vijanden, en heel erge ook, die hem ten koste van alles willen pakken. Twee troefkaarten - en wat voor troeven. Alle azen uit het spel. Hij is machteloos nu. Hij doet alsof hij tegenover de meisjes neerbuigend toegeeflijk is. Hij geeft de helft van zijn geld weg om ze terug te krijgen. Precies de helft. De andere helft zal hij gebruiken om ze te pakken te nemen. Met geld kan je de hulp van iedereen in de wereld kopen, en die ouwe heeft al het geld van de wereld.’ Mitchell scheen nu rustiger, meer op zijn gemak, zelfs kalm. Hij zei: ‘Maar wij zullen ze eerder te pakken krijgen, John?’ Roomer bewoog zich ongemakkelijk in zijn stoel toen ze de oprijlaan van het landhuis indraaiden. ‘Ik ben net zo razend als jij. Maar ik vind het niet fijn als jij op die manier gaat praten. Dat weet je.’ ‘Ik probeer alleen maar mijn verwachting of tenminste mijn hoop uit te spreken.’ Hij grijnsde. ‘We zullen wel zien.’ Roomer remde op een wijze die niet veel goed deed aan het onberispelijk geharkte grind van Lord Worth. Het eerste waar Mitchells oog op viel toen hij uit de auto stapte, was een vreemde beweging aan de rand van de oprijlaan in een paar struiken. Hij haalde zijn pistool te voorschijn en ging kijken wat er aan de hand was, dan stopte hij zijn pistool weg en opende zijn knipmes en sneed de boeien van MacPherson door. De tuinman had na veertig jaar in Florida nog geen spoortje van zijn sterk geprononceerde Schotse accent verloren, een accent dat nog werd aangedikt naarmate de emoties die hij onderging toenamen. Bij deze gelegenheid was zijn uitspraak, toen de pleister was verwijderd, helemaal niet meer te ontcijferen, wat met het oog op wat hij naar alle waarschijnlijkheid probeerde te zeggen misschien maar beter was ook. Ze gingen door de voordeur naar binnen. Jenkins, die er ogenschijnlijk zijn gemak van nam in een comfortabele leunstoel, begroette hen met een vernietigende blik, een blik die in het geheel niet voor hen bestemd was. Hij verkeerde alleen maar in een vernietigende stemming, een stemming die er nauwelijks beter op werd toen Mitchell, snel en pijnlijk en met weinig aandacht voor de fysieke en mentale gevoelens van Jenkins, de hechtpleister van zijn mond scheurde. Jenkins haalde diep adem, wat ongetwijfeld de inleiding vormde tot het uiten van de een of andere vorm van protest, maar Mitchell onderbrak hem nog voor hij kon spreken. ‘Waar slaapt Jim?’ Jim was de radiotelegrafist. Jenkins staarde hem verbijsterd aan. Was dit de manier om iemand te begroeten die door de hel gegaan was, die, zou je bijna kunnen zeggen, aan de klauwen van de dood was ontglipt? Waar bleef de sympathie, waar het medeleven, waar de bezorgde vragen? Mitchell legde zijn hand op zijn schouder en schudde hem krachtig heen en weer. ‘Ben je doof? Waar is de kamer van Jim?’ Jenkins keek in het strakke gezicht vlak voor zich en besloot om toch maar niet te protesteren. ‘Achter, eerste verdieping, eerste kamer rechts.’ Mitchell verdween. Roomer volgde hem. Jenkins riep hem met klagende stem na: ‘Laat u me nu ook zitten, meneer Roomer?’ Roomer keerde zich om en zei op kalme toon: ‘Ik ga naar de keuken om een goed scherp mes te pakken. We hadden maar één mes bij ons en dat heeft meneer Mitchell.’ Jim Robertson was een jonge man met een open gezicht. Hij was pas klaar met zijn studie elektrotechniek en zat niet te springen om in die richting verder te gaan. Hij zat op het bed zijn zojuist losgemaakte polsen te masseren en kreunde zacht toen er weer leven inkwam. De handlangers van Durand hadden een enorm enthousiasme ontwikkeld als knopenleggers. ‘Hoe voel je je?’ vroeg Mitchell. ‘Witheet.’ ‘Verbaast me niets. Ben je in staat om je radio te bedienen?’ ‘Ik ben overal toe in staat als het erom gaat dat tuig te pakken te krijgen.’ ‘Dat is ook zo’n beetje de bedoeling. Heb je die kidnappers goed kunnen zien?’ ‘Ik kan een algemene beschrijving geven,’ hij onderbrak zichzelf en staarde Mitchell aan: ‘Kidnappers?’ ‘Het ziet ernaar uit dat ze de dochters van Lord Worth ontvoerd hebben.’ ‘Jezus Christus!’ Het verwerken van dit nieuws kostte hem even tijd. ‘Nou zullen de poppen aan het dansen gaan.’ ‘Het zou best eens een behoorlijke danspartij kunnen worden. Weet je waar de kamer van Marina is?’ ‘Ik zal hem u wijzen.’ Haar kamer vertoonde alle kenmerken van een haastig en onvoorbereid vertrek. Kastdeuren stonden open, laden eveneens en een paar vergeten kledingstukken lagen op de vloer. Hiervoor had Mitchell geen belangstelling. Hij doorzocht snel de laden van het kastje naast haar bed en binnen enkele seconden had hij gevonden wat hij hoopte te vinden - een paspoort van de Verenigde Staten. Hij opende het, het was geldig. Hij tekende in zijn geheugen op dat ze had gelogen over haar leeftijd - ze was twee jaar ouder dan ze voorgaf - legde het paspoort terug en haastte zich naar de radiokamer met Robertson, die de deur ontsloot om hen binnen te laten. Robertson keek Mitchell vragend aan. ‘Het hoofd van de districtspolitie. Zijn naam is McGarrity. Ik wil niemand anders hebben. Zeg dat je uit naam van Lord Worth spreekt. Dat verricht wonderen. Geef het gesprek daarna maar aan mij.’ Roomer kwam binnen terwijl Robertson contact probeerde te maken. ‘Nog zeven personeelsleden, allemaal op gepaste wijze onschadelijk gemaakt. Dat maakt negen in totaal. Ik heb het maar aan Jenkins overgelaten om ze te bevrijden. Zijn handen beven zo erg dat hij waarschijnlijk wel een paar slagaders zal opensnijden, maar ik voel me niet geroepen tot het verlossen van oude koks en jonge dienstmaagden.’ ‘Ze moeten een kilometer touw bij zich hebben gehad,’ zei Mitchell afwezig. Hij dacht na, wat hij de commissaris wel en wat hij hem niet zou vertellen. Roomer duidde met zijn hoofd in de richting van de telegrafist. ‘McGarrity.’ ‘Die aftandse huichelaar.’ ‘De meeste mensen zouden dat een eufemistische beschrijving noemen. Maar hij heeft zijn nut.’
***
Robertson keek op. ‘Hij is aan de lijn, meneer Mitchell. Dat toestel.’ Hij wilde discreet zijn eigen toestel neerleggen maar Roomer nam het over en luisterde mee. ‘Commissaris McGarrity?’ ‘Spreekt u mee.’ ‘Luister alstublieft aandachtig. Dit is zeer belangrijk en dringend. Het is de grootste zaak die u ooit bent tegengekomen. Bent u alleen?’ ‘Ja, ik ben helemaal alleen.’ De stem van McGarrity hield een merkwaardige vermenging in van achterdocht en groeiende belangstelling. ‘Luistert er niemand mee, ook geen bandrecorder?’ ‘Nee, verdomme. Zeg toch wat er is.’ ‘Wij spreken vanuit het huis van Lord Worth. U kent hem?’ ‘Stel niet van die stomme vragen. Wie is "wij"?’ ‘Mijn naam is Michael Mitchell. Mijn partner is John Roomer. We zijn erkende privé-detectives.’ ‘Ik heb wel eens van jullie gehoord. Jullie zijn dat stel dat het de plaatselijke politie zo moeilijk maakt.’ ‘Dat zou ik andersom willen stellen, maar dat doet nauwelijks ter zake. Wat ter zake doet, is dat de twee dochters van Lord Worth zijn gekidnapt.’ ‘God allemachtig!’ Wat er nu aan de andere kant van de lijn volgde zou men het best als een oorverdovende stilte kunnen omschrijven. Roomer grijnsde sardonisch en legde zijn hand over de hoorn. ‘Zie je hem voor je, die ouwe gladjanus, zich vasthoudend aan zijn stoel, uitpuilende ogen en voor zich in grote aan en uit flitsende neonletters het woord "promotie"?’ ‘Gekidnapt zei u?’ De stem van McGarrity had plotseling een zekere heesheid ontwikkeld. ‘Gekidnapt. Ontvoerd. Gesjanghaid.’ ‘Weet u dat zeker?’ ‘Zo zeker als het maar kan. De kamers van de meisjes vertonen alle tekenen van een overhaast en onverwacht vertrek. Negen man personeel geboeid en met pleister op hun mond. Wat zou u daaruit voor conclusie trekken?’ ‘Gekidnapt.’ McGarrity liet het klinken alsof hij helemaal alleen tot die ontdekking was gekomen. ‘Kunt u alle ontsnappingwegen laten afzetten? Ze hebben geen paspoort bij zich, dus dat sluit internationale vluchten uit. Ik kan moeilijk geloven dat de ontvoerders van een gewone lijnvlucht gebruik maken. Ziet u de dochters van Lord Worth door een vertrekhal vol met mensen gaan zonder dat ze herkend worden? Ik stel voor iedereen aan te houden en alle privé-vliegvelden en heliports in het zuiden van de staat permanent te laten bewaken. En dat geldt ook voor elke haven, klein of groot, in hetzelfde gebied.’ McGarrity klonk verbijsterd, versuft. ‘Daar zouden honderden politiemensen voor nodig zijn.’ De toon van een benauwd protest was onmiskenbaar. Mitchell zuchtte, bedekte de hoorn, keek naar Roomer en zei: ‘Die man is de kluts kwijl. Mag ik hem zulthoofd noemen?’ Hij haalde zijn hand weg. ‘Luister, commissaris McGarrity. Ik geloof dat het niet helemaal tot u doordringt, waar u liet over heeft. We praten over de dochters van Lord Worth. U hoeft alleen maar uw telefoon op te nemen en u heeft duizend man politie voor het uitkiezen. U zou de Nationale Garde kunnen inschakelen als u dat wilt - ik weet zeker dat Lord Worth de onkosten tot op de laatste cent zou vergoeden. Goeie god man, sinds de zaak-Lindbergh is er nog niet zoiets als dit voorgevallen.’ ‘Dat is zo, dat is zo.’ Er was niet zo veel verbeeldingskracht voor nodig om je voor te stellen dat McGarrity zijn lippen aflikte. ‘Heeft u een beschrijving?’ ‘Ik ben bang dat u daar niet veel aan heeft. Ze hadden allemaal nylonkousen over hun hoofd. De aanvoerder droeg handschoenen, wat al of niet op een misdadig verleden kan duiden. Het waren allemaal grote, stevige kerels en ze droegen allemaal donkere werkkleding. Ik neem aan dat ik u geen beschrijving van de meisjes hoef te geven?’ ‘Lady Marina? Lady Melinda?’ McGarrity was een ongelooflijke snob, die met gretige belangstelling liet doen en laten volgde van de zogenaamde society, van de internationaal beroemden en beluchten. ‘Goeie hemel, nee. Natuurlijk niet. Zij moeten het meest gefotografeerde stel zijn van de staat.’’Houdt u het voorlopig zoveel mogelijk geheim?’ ‘Vanzelf, vanzelf.’ McGarrity zat als een broedse hen op zijn gouden eieren, en niemand, maar dan ook niemand zou hem ervan af krijgen. ‘Lord Worth zal in de eerste plaats moeten worden ingelicht. Ik zal hem naar u verwijzen.’ ‘Bedoelt u dat u het hem nog niet heeft verteld?’ McGarrity kon zijn geluk nauwelijks op. ‘Nee.’ ‘Zeg hem rustig te blijven, ik bedoel natuurlijk zo rustig mogelijk. Zeg hem dat ik me volledig en persoonlijk met het onderzoek zal bezighouden.’ ‘Dat zal ik doen, commissaris.’ Roomer rilde en kneep zijn ogen dicht. McGarrity klonk opvallend levendig. ‘Nu wat de plaatselijke politie betreft.’ ‘Ik neem aan dat ik ze moet inlichten. Ik ben daar niet zo gelukkig mee. Ze zijn bevooroordeeld ten opzichte van ons. Stel dat ze weigeren de zaak geheim te houden…’ ‘In dat geval,’ zei McGarrity op onheilspellende toon, ‘laat u de betreffende persoon direct met mij contact opnemen. Is er nog iemand anders op de hoogte?’ ‘Natuurlijk niet. U bent de enige die het in zijn macht heeft om de ontsnappingwegen te laten afsluiten. Vanzelfsprekend hebben wc in de eerste plaats met u contact opgenomen.’ ‘En daar had u volkomen gelijk in, meneer Mitchell.’ McGarrity was vriendelijk en erkentelijk en dat mocht ook wel, want hij stond aan de vooravond van een zeer onzekere herverkiezing en de massale publiciteit die door de kidnapping zou worden veroorzaakt garandeerde hem een duidelijke versteviging van zijn positie, ik zal vanaf deze kant de zaak gaan aanpakken. Hou me op de hoogte.’ ‘Uiteraard, commissaris.’ Mitchell hing op. Roomer keek hem vol bewondering aan. ‘Jij bent zelfs nog een grotere en slijmerige huichelaar dan McGarrity.’ ‘Kwestie van ervaring. We hebben in ieder geval bereikt wat we wilden.’ Mitchells gezicht stond somber, is het al bij je opgekomen dat de vogels misschien al zijn gevlogen?’ Roomer keek al even ongelukkig, inderdaad. Maar wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen. Nu Lord Worth?’ Mitchell knikte, ik laat hem aan jou over. Ze zeggen dat hij, als hij dwarsgezeten wordt, over een rijk vocabularium van de Engelse taal beschikt dat niet helemaal aristocratisch is. Ik denk dat ik beter het personeel kan gaan ondervragen. Ik zal ze volgieten met sterke drank om ze over de schrik van hun beproeving heen te helpen en hun tongen los te maken - keus genoeg uit de voorraad Dom Perignon van Lord Worth - en eens zien wat ik eruit kan krijgen. Ik heb er niet veel hoop op. Alles wat ik hun kan vragen is beschrijvingen en stemmen en of ze al of niet iets hebben aangeraakt wat vingerafdrukken zou kunnen opleveren. Niet dat dat veel zal helpen als hun afdrukken niet in de politiedossiers voorkomen.’ ‘Die cognac lijkt me het beste deel van je programma. Wil je Jenkins vragen om een groot glas - hij keek naar Robertson - twee grote glazen te brengen?’ Roomer was bij de deur toen hij zich omkeerde. ‘Weet je wat er in vroeger tijden gebeurde met de boodschappers van slecht nieuws?’ ‘Dat weet ik. Hun hoofd werd afgehakt.’ ‘Hij zal ons waarschijnlijk verwijten dat we zorgeloos en onvoorzichtig zijn geweest en dan heeft hij nog gelijk ook, hoewel hij net zo schuldig is als wij.’ Roomer ging de kamer uit. ‘Geef me Lord Worth, Jim.’ ‘Ik wou dat ik wist waar hij was. Toen ik gisteravond wegging was hij hier.’ Hij zit op de Zeeheks.’’ Robertson trok een wenkbrauw op, liet hem weer zakken en lichtte zijn aandacht op het schakelbord. Hij bereikte de Zeeheks binnen vijftien seconden. Mitchell pakte de telefoon. Lord Worth, alstublieft.’ Ogenblik.’ Er kwam nu een andere stem, scherp en droog en bepaald niet vriendelijk. ‘Wat wilt u?’ ‘Lord Worth, alstublieft.’ ‘Hoe weet u dat hij hier is?’ ‘Hoe ik - wat doet dat ter zake? Kan ik hem spreken?’ ‘Luister, beste man, ik zit hier om de privacy van Lord Worth te beschermen. We krijgen veel te veel verknipte telefoontjes van veel te veel verknipte figuren. Hoe weet u nu dat hij hier zou zijn?’ ‘Omdat hij me dat verteld heeft.’ ‘Wanneer?’ ‘Gisteravond. Ongeveer middernacht.’ ‘Wat is uw naam?’ ‘Mitchell. Michael Mitchell.’ ‘Mitchell.’ De toon van Larsen was totaal veranderd. ‘Waarom zegt u dat niet ineens?’ ‘Omdat ik geen Gestapo onderzoek verwachtte, daarom. U bent waarschijnlijk commandant Larsen?’ ‘Dat ben ik.’ ‘U bent niet de vriendelijkste thuis, hè?’ ‘Ik moet mijn werk doen.’ ‘Mag ik nu Lord Worth?’ ‘Die is niet hier.’ ‘Hij zou niet tegen me liegen.’ Mitchell vond het niet verstandig om eraan toe te voegen dat hij Lord Worth zelf had zien vertrekken. ‘Hij loog ook niet tegen u. Hij was hier. Hij is uren geleden naar Washington vertrokken.’ Mitchell zweeg even terwijl hij nadacht. ‘Heeft hij een nummer waar hij bereikt kan worden?’ ‘Ja. Waarom?’ ‘Ik heb u niet gevraagd waarom hij naar Washington is gegaan. Het is een dringende en persoonlijke kwestie. Naar wat ik van Lord Worth over u heb gehoord, en dat is nogal wat, zou u op precies dezelfde manier reageren. Geef me dat nummer en ik bel u, zodra Lord Worth me daartoe toestemming heeft gegeven.’ ‘Kan ik daarop rekenen?’ Volgens Mitchell kon hij daarop rekenen en Larsen gaf hem het nummer. Mitchell legde de hoorn op de haak. Hij zei tegen Robertson: ‘Lord Worth is niet meer op de Zeeheks. Hij is naar Washington.’ ‘Die man komt nog eens ergens. In zijn Boeing, veronderstel ik?’ ‘Dat heb ik niet gevraagd. Dat heb ik als vanzelfsprekend aangenomen. Denk je dat je hem kan bereiken?’ Robertson keek niet erg bemoedigend. ‘Wanneer vertrok hij van de Zeeheks?’ ‘Weet ik niet. Had ik eigenlijk moeten vragen. Uren geleden, zei Larsen.’ Robertson keek nog meer ontmoedigd, ik wil niet alle hoop uitsluiten, meneer Mitchell. Met deze installatie kan ik een paar duizend kilometer wegkomen. De Boeing van Lord Worth kan elk vliegveld dat niet te ver weg ligt bereiken, evenals die vliegvelden hem. Maar de ontvangstapparatuur aan boord van de Boeing is niet aangepast om langeafstandsoproepen van deze radio te ontvangen. Het is een zeer gespecialiseerde installatie. Alleen voor korte afstanden. Zo’n zeven- achthonderd kilometer op zijn hoogst. De Boeing zal nu wel buiten bereik zijn.’ ‘En bij buitengewone weersgesteldheid?’ ‘Hoogst onwaarschijnlijk, meneer Mitchell.’ ‘Probeer het toch maar, Jim.’ Hij probeerde het en hij bleef het vijf minuten lang proberen. Gedurende deze tijd werd het steeds duidelijker dat Lord Worth weer een kort uitstel kreeg voordat de sterkte van zijn hart op proef zou worden gesteld. Nadat er een vijftal minuten waren verstreken haalde Robertson zijn schouders op en keek op naar Mitchell. ‘Bedankt voor de poging, Jim.’ Hij gaf Robertson een stukje papier met een nummer erop. ‘Washington. Denk je dat je dat bereiken kunt?’ ‘Dat kan ik garanderen.’ ‘Probeer het over een half uur. Vraag naar Lord Worth. Wijs erop dat het dringend is. Als hij er niet is, blijf het dan elke twintig minuten proberen. Heb je een directe lijn naar de studeerkamer?’ ‘Ja ‘Dan ben ik daar. Ik moet de politie ontvangen. Lord Worth, nog steeds in gelukzalige onwetendheid over zijn uiteenvallende wereld, sliep vast. De Boeing, die op 10 000 meter hoogte vloog, begon zojuist aan zijn afdaling naar Dulles Airport.