Kerstboompje 1
Kijk eens, zegt Janneke. Wat een lief denne-boompje. Heel klein. Heeeeeeeel klein.
Ja, zegt Jip. Dat is een lief kerstboompje.
Dat wil ik graag hebben, zegt Janneke.
Dat kan niet, zegt Jip. Het is niet van ons. Het is van de buurman. Kijk, het staat hier achter de heg.
Jip en Janneke kijken treurig naar het denne-boompje. Het is zo klein. En zo lief. En ze willen zo graag zelf een kerstboom meebrengen naar huis.
Er staan er nog meer, zegt Janneke.
Ja, zegt Jip. Er staan er nog wel honderd.
Wel duizend, zegt Janneke.
Zou de buurman het zien, als we dat denne-boompje plukken? vraagt Jip.
Je kan een boom niet plukken, zegt Janneke. Je moet hem ontzagen.
Je kan hem uittrekken, zegt Jip. Ik kan hem best uittrekken.
En hij stapt over de heg. Nu is hij in buurmans tuin. Hij trekt heel hard aan de denneboom.
Het gaat niet, zucht hij.
Ik kom, roept Janneke. En daar staat zij ook in de tuin van de buurman.
Ze helpt Jip trekken. En ze trekken samen zó hard. Ze rukken. En ze sjorren. En ze worden helemaal rood. En dan opeens... boem... daar vallen Jip en Janneke allebei op de grond. Op hun bibs.
En de boom houden ze in hun hand. Er zitten wortels aan. Ze hebben hem fijn uitgetrokken.
Zie je wel? zegt Jip. Zie je wel, dat het gaat.
Nu nemen ze het boompje mee naar het huis van Janneke.
Wat is dat? vraagt Jannekes moeder. Hoe kom je daaraan?
Uit de grond getrokken, zegt Jip.
Bij jou in de tuin, Jip? vraagt moeder dan.
Nee, zegt Jip verlegen. In de tuin van mijn buurman.
Maar Jip, zegt moeder. Dan heb je die boom gestolen. Dat mag toch niet.
Nietwaar, zegt Janneke. We hebben alleen geprobeerd of hij de grond uit wou. Wel en dat wou hij.
Nou, het mag toch niet, zegt moeder. Jullie moeten de boom terugbrengen.
Heel treurig gaan Jip en Janneke weer naar de tuin van de buurman.
Daar was het, zegt Jip.
Ja, daar is het gat, zegt Janneke.
Ze duwen nu de kerstboom weer in het gat. Maar het gaat niet. De boom wil niet meer in de grond.
Wat doen jullie toch? horen ze opeens.
Ze kijken op. O, o, daar is de buurman. De buurman!
We doen de boom erin... fluistert Jip.
En hoe komt die boom eruit? vraagt de buurman.
Jip en Janneke worden heel verlegen. Ze kijken naar de grond.
Hebben jullie hem eruit getrokken? vraagt de buurman.
Ja, zegt Jip zacht.
Ja, zegt Janneke. We vonden hem zo lief. Maar het mocht niet van moeder. En nu douwen we hem er weer in.
Dat kan niet, zegt buurman. Je kan hem er niet meer in douwen.
Nee, zegt Jip. Hij heeft dat ook gemerkt.
Maar je mag hem hebben, zegt de buurman.
Neem hem maar mee. Maar nooit meer mijn bomen uit de grond halen, hoor!
Dan gaan Jip en Janneke weg met hun boom. Ze zijn er zo blij mee. Nu hebben ze een eigen kerstboom.