Vijf

Vrouwen houden mij vaak staande op straat met de vraag hoe zij hun dochters kunnen omvormen tot dames van stand, en dan antwoord ik steevast: Als ze niet geboren zijn in de hogere kringen en als ze niet adembenemend mooi zijn – er zijn tegenwoordig slechts weinig meisjes die met recht ‘mooi’ genoemd kunnen worden – dan zullen ze een zo goed mogelijk huwelijk moeten sluiten. Om dit doel te bereiken, is kleding van het grootste belang. Ik vertel deze eerzuchtige ouders dan ook dat ze het beste kunnen beginnen bij een warenhuis in een van de betere wijken van de stad, waar men nog betrouwbare winkelbedienden kan vinden…

– MEVR. HAMILTON W. BREEDFELT, VERZAMELDE RUBRIEKEN
OVER DE OPVOEDING VAN JONGEDAMES VAN STAND, 1899

LINA BROUD BLEEF MAAR RONDDRAAIEN, OVERWELDIGD door een verlangen dat ze nog niet zo lang kende. Overal waar ze keek, zag ze kleding met gouden randen, afgewerkt met fijne handgenaaide stiksels of versierd met veren. Ze lagen in nette stapels op mahoniehouten tafels, die zich eindeloos ver voor haar leken uit te strekken door de honderden spiegels die het weelderige schouwspel in warenhuis Lord & Taylor ontelbare keren weerspiegelden.

‘Tristan,’ zei ze op hoge, heldere toon. Ze was aan het oefenen op haar uitspraak en had onlangs ontdekt dat de grote warenhuizen aan de ‘Dameslaan’ daar de perfecte akoestiek voor hadden. In haar oude leventje had ze slechts een enkele keer een glimp opgevangen van de winkels aan Fifth Avenue en Broadway, waar het soort vrouw kwam dat Lina vroeger bediende. Dit ondanks het feit dat de rij grote warenhuizen en kleine speciaalzaken maar enkele straten van Gramercy Park lag, waar Lina’s vroegere meesteressen nog steeds woonden. Of de meesten van hen, in ieder geval. ‘Ik vind deze handschoenen werkelijk prachtig.’

Tristan Wrigley was een van de winkelbedienden bij Lord & Taylor en hij was de eerste vriend die ze had gemaakt in haar nieuwe leven. Hij kwam naast haar staan – wellicht een paar centimeter dichterbij dan eigenlijk was toegestaan in het openbaar tussen een man en vrouw die geen familie waren – en zei: ‘Maar natuurlijk, mejuffrouw Carolina. Staat u mij toe.’

Hoewel Lina er niet voor terugschrok om haar handen in het openbaar te laten zien – ze liep immers al bijna haar hele leven rond met ontblote werkstershanden – schaamde ze zich een tikkeltje toen Tristan haar handschoenen uittrok en het nieuwe paar aandeed. Ze voelde meteen dat het handgenaaide lichtgrijze paar van veel betere kwaliteit was dan haar eigen handschoenen. Ze pasten bijna onnatuurlijk perfect om haar vingers, en de zachte gladde zijden stof gaf haar direct het gevoel dat ze heel erg rijk was.

‘Kan het de goedkeuring van mejuffrouw wegdragen?’ Net als de andere winkelbedienden bij Lord & Taylor was Tristan aangenomen om zijn knappe, aantrekkelijke uiterlijk – om de vrouwelijke klanten naar binnen te lokken – en hij gedroeg zich altijd uiterst hoffelijk. Omdat hij haar een prima kandidaat leek om haar nieuwe persoonlijkheid op te oefenen, ging ze zo nu en dan met hem wandelen in het park of theedrinken in het hotel. Maar slechts zo nu en dan. Het was louter en alleen om te oefenen, ze wilde niet dat hij er meer van zou denken. Ze had al gevoelens voor iemand anders.

‘O, jazeker.’

Tristan had een lang gezicht met een prominente neus en hoge jukbeenderen, waardoor hij er nog beter uitzag dan zijn collega’s. Hij droeg een op maat gemaakte bruine gilet en een ivoorkleurig overhemd met knopen aan de polsen. De kleur van zijn lichtbruine ogen was zo hypnotiserend, dat Lina het soms moeilijk vond om er langer dan twee seconden achter elkaar in te kijken. Maar ze vond het niet erg om van hem weg te kijken. Het was juist wel nuttig om regelmatig haar ogen af te wenden, want dat sloot goed aan bij haar verhaal dat ze de erfgename was van een kopersmelter uit het westen (uit Utah, als iemand zou doorvragen, maar dat was nog niet gebeurd) en dat ze onlangs haar ouders had verloren.

Aanvankelijk verbaasde het haar hoe gemakkelijk Tristan haar verhaal had geloofd. Ze had Tristan ontmoet in de meest prille fase van haar nieuwe leven, en ze had daarbij een enorme blunder begaan. Het was de eerste keer geweest dat ze bier had gedronken en in een bar was geweest, en het was niet best afgelopen. Het hele gebeuren had in één klap kunnen bevestigen wat haar kleine foutjes al suggereerden: dat ze helemaal geen lady was en dat ze uit een heel eenvoudige familie kwam.

Maar sindsdien had ze enkele echt rijke westerse dames ontmoet – zowel in haar nieuwe thuis, het New Netherland Hotel, als tijdens haar bezoekjes aan Lord & Taylor met Tristan – en ze had gezien dat zij nog veel onbeschaafder en naïever waren dan zijzelf. Want Lina Broud – Carolina, zoals ze zichzelf nu probeerde te noemen – wist wel het een en ander over gedrag, manieren en kleding. Dat had ze geleerd als kamermeisje van wijlen Elizabeth Holland. En een van de belangrijkste lessen die ze had geleerd, was deze: hoe afstandelijker je deed, hoe belangrijker je leek.

Elizabeth was degene geweest die Will Kellers hart had weten te veroveren. Will was de koetsier van de familie Holland, en Lina was al tijden heimelijk verliefd op hem. Elizabeths rijkdom en goede reputatie hadden haar echter een voorsprong gegeven waar Lina niet tegenop kon. Dit pijnlijke feit was een van de redenen waarom ze het geheim van haar meesteres had verkocht aan Elizabeths vroegere vriendin Penelope Hayes, het geheim dat Elizabeth en Will regelmatig samen de nacht doorbrachten in het koetshuis. Die informatie had Lina vijfhonderd dollar opgeleverd. Indertijd had dat een fortuin geleken, nu was er nog minder dan de helft van over door alle diners, hotelkamers, jurken en snuisterijen die haar moesten onderscheiden van het eenvoudige meisje dat ze vroeger was geweest.

Het was een bittere teleurstelling dat zo’n belachelijk groot bedrag amper iets voorstelde in het leven van rijke meisjes als Elizabeth. En Lina was er ook niet trots op dat haar leven als lady – of iets wat daarvoor door kon gaan – werd betaald door zulke smerige zaakjes. Maar ze had gedaan wat ze moest doen. Het was niet haar streven om een meisje van stand te worden. Ze wilde alleen wat meer op Elizabeth lijken, en als dat was gelukt, zou ze naar het westen gaan. Dan zou Will zich realiseren dat Lina het meisje was met wie hij altijd al had willen samenzijn. Als hij hoorde dat Elizabeth dood was, zou hij op zijn minst inzien dat de nieuwe, stralende Lina die leegte in zijn hart kon opvullen.

Lina had zich nooit te goed gevoeld om Elizabeths afdankertjes aan te nemen, zelfs niet nu Elizabeths dood de enige reden was dat ze ze kon krijgen. Ze wilde Will maar al te graag vinden en ze had het gevoel dat die tijd bijna was aangebroken. Dat moest ook wel, want haar geld was bijna op.

Tristan stopte haar aankopen elk in een aparte doos met van dat magische krakende papier: de handschoenen die ze had uitgekozen, een kanten sjaaltje, een mof van Perzisch lamswol en een nieuw paar zwarte panty’s dat maar liefst twee dollar vijfentwintig kostte. Tristan had haar hiermee laten kennismaken en sindsdien kon ze niet meer zonder. Lina keek toe – duizelig van vreugde maar ook met iets van angst – terwijl de spullen werden opgevouwen, ingepakt en vervolgens in een doos werden gestopt. Als ze eenmaal in een doos zaten, dan waren ze van haar en moest ze er ook voor betalen.

‘Zal ik deze naar uw hotel laten brengen?’

‘Nee…’ Lina aarzelde en wendde haar blik af. De late namiddagzon scheen naar binnen door de hoge Romaanse ramen aan de straatkant. De dag was alweer bijna voorbij en ze had niet het idee dat ze sinds vanmorgen meer aanzien had gekregen. Het zou waarschijnlijk al behoorlijk zijn afgekoeld buiten. Het gewone volk, van wie ze zich zo graag wilde onderscheiden, zou massaal voor de spiegelende ramen van de winkel staan om zich te vergapen aan de kerstetalage. Op dit soort momenten werd ze altijd een beetje verdrietig en moest ze denken aan die verschrikkelijke nacht, toen ze na jaren vol geheime verlangens eindelijk haar gevoelens aan Will had opgebiecht en vervolgens was weggestuurd. Ze wilde zeker weten dat ze niet nog eens zou worden afgewezen en herinnerde zichzelf eraan dat haar metamorfose helemaal perfect moest zijn voor ze hem weer onder ogen zou komen. ‘Ik neem uiteraard een huurkoets, dus ik kan ze zelf wel meenemen. Maar stuurt u de rekening alstublieft naar het hotel.’

Toen ze voor het eerst alleen op stap ging, had Lina haar geld nog angstvallig bij zich gehouden. De laatste tijd droeg ze haar nieuwe rijkdom echter niet meer de hele tijd bij zich en begon ze voorzichtig gebruik te maken van de luxe om spullen pas later te betalen. Ze bewaarde het geld van Penelope in een kleine zijden portemonnee met een leren koordje, dat ze diep had weggestopt in haar la met kanten ondergoed. Uit haar eigen ervaring als kamermeisje wist ze dat deze la taboe was. Ze ging ervan uit dat de dienstmeisjes van het hotel daar net zo over dachten en de la niet al te grondig zouden schoonmaken.

‘Natuurlijk, mejuffrouw.’ Tristan stopte even en wierp haar een glimlach toe die een echte lady waarschijnlijk veel te vrijpostig had gevonden. Toen zei hij: ‘Ik kan u begeleiden, als u hulp nodig hebt.’

‘Dat zal niet nodig zijn,’ zei Lina, terwijl ze haar ogen afwendde en fijntjes haar neus in de lucht stak. ‘Als u me wilt helpen met mijn mantel, dan ga ik nu maar.’

* * *

Lina stapte uit op de hoek van Fifthy-ninth Street met Fifth Avenue. Toen ze eenmaal haar verhaal had uitgedacht en een paar oneffenheidjes in haar gedrag had gladgestreken, had ze het nogal smoezelige hotel aan Twenty-sixth Street verruild voor het New Netherland Hotel, waar de piccolo’s marineblauwe uniformen droegen. Het was een groot gebouw met torentjes en gewelfde ramen en een statige bruine gevel, en het torende boven de omringende gebouwen uit als een enorm zandkasteel. Ze had ergens gehoord dat het New Netherland Hotel het grootste hotel ter wereld was, dus daarom had ze het verkozen boven het Savoy Hotel ernaast en het Plaza Hotel aan de andere kant van de straat. De drie hotels stonden in een hoek om de zuidoostelijke ingang van Central Park heen. Daarachter lagen de herenhuizen van de families Huntington, Vanderbilt en Hayes. Het idee dat ze zo dicht bij dat soort voorname mensen woonde, bezorgde Lina een aangename tinteling.

Haar kamer was niet een van de beste, maar kostte desondanks negenentwintig dollar per week. Ze kon niet voor altijd zo doorgaan, dat wist ze, maar dat maakte ook niet uit, aangezien ze nu snel bij Will zou zijn. Sterke Will die alles kon – hij zou wel voor haar zorgen. In de tussentijd hoopte ze dat het haar zou lukken om wat van de elegantie van het leven in een hotel over te nemen. Ze vond het heerlijk om terug te keren naar haar kamer en te zien dat haar tapijt was geklopt en haar bed was opgemaakt, als door een of ander onzichtbaar mechanisme. Ze genoot ervan om naar buiten te stappen en te merken dat er al een huurkoets klaarstond op straat, alsof men haar komst had verwacht.

Nadat Lina uit was gestapt, keek ze naar de koetsier en gebaarde dat hij haar moest helpen met haar aankopen. Met haar schouders naar achteren – daar had ze op geoefend – liep ze naar de boogvormige ingang van het hotel. Ondanks de sproeten op haar neus, die haar huidskleur zelfs in de winter bruiner maakten, had ze van nature een deftige uitstraling. Haar lippen leken iets te pruilen, haar ogen waren mosgroen en het puntje van haar neus wipte ietwat omhoog. Haar op maat gemaakte geelbruine mantel met grote kraag flatteerde haar taille en haar ietwat mannelijke schouders. Ze droeg een kleine bijpassende hoed met een zwarte pluim, die op en neer wuifde terwijl ze naar de balie liep.

‘Goedemiddag, juffrouw Broud,’ groette de receptionist haar vanachter de massieve mahoniehouten balie.

Op dit soort momenten deed Lina altijd haar best om te verbergen hoe verrukt ze was over haar nieuwe omgeving. Het leek wel de hal van een groots Europees paleis. Ze liep over een fraaie, glanzende mozaïekvloer, en de marmeren trap weerkaatste het elektrische licht van de kroonluchter. De lobby rook naar parfum en koffie en iedereen die binnenkwam, kreeg het gevoel dat het nergens beter was dan hier. Kon Will me nu maar zien, dacht ze altijd als ze hier stond, dan zou hij spontaan vergeten dat hij ooit van Elizabeth had gehouden. Eindelijk zou hij het perfecte meisje opmerken dat er altijd al was geweest en zien dat het lelijke jonge eendje een prachtige zwaan bleek te zijn.

Lina knikte zwijgend ter begroeting. ‘Mijn sleutel, alstublieft, meneer Cullen.’

Pas toen de receptionist zich omdraaide, merkte ze dat er iemand achter haar stond. Ze dacht dat ze de koetsier toch duidelijk had gezegd dat hij bij de deur moest wachten tot een van de piccolo’s haar spullen kwam ophalen. Snel draaide ze haar hoofd om. Het volgende moment keek ze recht in de ogen van een zeer goed geklede man. Hij droeg een bordeauxrood fluwelen jasje en een zwarte pantalon, en zijn ivoorkleurige kraag reikte tot aan zijn gladgeschoren kin. Hij had verfijnde gelaatstrekken, maar zijn neus verraadde dat hij wel een glaasje lustte. Zoals hij naar haar lachte, leek het bijna of hij met haar flirtte. Maar dat wist ze niet zeker, aangezien hij al wat ouder was – te oud om te flirten met een zeventienjarig meisje, dacht ze. Aan de andere kant… er waren wel meer dingen die ze nog niet wist.

De receptionist was teruggekeerd met haar sleutel, maar in plaats van die aan Lina te geven, keek hij vol eerbied naar de in bordeauxrood geklede man. Ze wachtte tot de gentleman iets zou zeggen en naarmate de seconden voorbij tikten, begon haar hart steeds sneller te slaan, uit angst dat hij wist wie ze echt was.

‘Zijn dat uw spullen?’ vroeg hij toen, wijzend naar de koetsier, die netjes volgens haar instructies bij de deur stond te wachten en met gepaste verwondering het gewelfde plafond bestudeerde, met zijn hoed in zijn hand. ‘Neem me niet kwalijk dat ik het zeg, George, maar de piccolo’s hier zijn te onervaren, en dit soort kostbaarheden kan hun niet worden toevertrouwd.’

Lina had dit nog niet eerder meegemaakt en wist niet hoe ze hierop moest reageren. De receptionist durfde haar niet aan te kijken.

‘Staat u mij toe.’ De gentleman maakte een lichte buiging, zonder zijn blik van Lina af te wenden. ‘Meneer Longhorn, aangenaam kennis te maken.’

O, dus dit was Carey Lewis Longhorn, zoals zijn volledige naam luidde. Die naam had ze van haar zus, Claire, die in haar vrije tijd het liefst alle roddelrubrieken uitpluisde. Hij was ouder dan ze had verwacht, en zo te zien ook rijker – de erfgenaam van een bankiersfortuin, als Lina hem niet verwarde met iemand anders. Hij stond bekend om een reeks afgebroken verlovingen in zijn jeugd en een aantal verhoudingen met gravinnen en populaire matrones van middelbare leeftijd, en ook om zijn grote verzameling portretten van hedendaagse schoonheden. Het verbaasde Lina dat hij nog steeds naar haar lachte. Zijn lichtblauwe ogen benadrukten zijn levendigheid, en er waren kuiltjes verschenen in zijn ingevallen wangen.

‘Dank u,’ antwoordde Lina uiteindelijk. Ze wist dat haar aarzeling en verwarring duidelijk te horen waren in haar stem, maar daar kon ze nu niets meer aan veranderen. Ze keek langs meneer Longhorn en zag dat zijn bediende haar dozen al had uitgeladen en nu de koetsier betaalde. De receptionist gaf de sleutel aan meneer Longhorn – nog steeds uiterst eerbiedig en zonder te laten merken dat hij wist dat het Lina’s sleutel was – en voor ze het wist, liep ze met meneer Longhorn mee.

‘Verblijft u hier met uw ouders?’ vroeg meneer Longhorn terwijl ze in de lift stapten. De liftbediende deed de deur van mahoniehout en gebrandschilderd glas dicht. Lina’s blik gleed omhoog naar het plafond van ijzeren vlechtwerk, terwijl de versierde kooi hen met veel geschud naar boven bracht. Dat ze haar blik afwendde kwam niet doordat ze zich verdrietig voelde, maar meer doordat ze zich nog steeds verbaasde over de techniek van dit verticale transportmiddel. Meneer Longhorn zag het echter wel als een teken van verdriet. ‘Nee, dat vermoedde ik al. Ik heb u hier een aantal keren gezien, maar u was altijd alleen. Het leven is niet gemakkelijk en al helemaal niet voor een wees. Mijn oprechte deelneming.’

Lina wendde haar blik af naar beneden, naar de zwart-wit betegelde vloer. ‘Hij is gestorven in de mijnen,’ loog ze. ‘Bij een routinecontrole. Vader wilde die altijd zelf uitvoeren, dat vertrouwde hij zijn werklui niet toe. Koper smelten, dat was zijn werk, en hij bezat ook enkele mijnen. De schok was te groot voor mijn moeder en haar hart hield er binnen een maand mee op. Ze hebben hun hele leven hard gewerkt, zodat ik nu kan genieten van…’ Ze stopte even en wees naar de vergulde lift, terwijl ze haar onderlip zachtjes liet trillen. ‘En hoewel dat niet altijd even makkelijk is, denk ik toch dat ze zouden willen dat ik er ook echt van geniet.’

Meneer Longhorn trok zijn grijze wenkbrauwen iets op, en even vreesde Lina dat ze te ver was gegaan. Want hoewel sommige stukken van Lina’s verhaal wel klopten – haar ouders waren allebei dood, dus ze was echt een wees – was ze geen rijke erfgename. Op dat moment voelde ze zich een akelige oplichter. Maar blijkbaar vond Longhorn dat niet, want met een meelevende glimlach besloot hij: ‘Een meisje naar mijn hart.’

‘De achtste verdieping,’ kondigde de liftbediende aan terwijl ze schokkend tot stilstand kwamen. Hij schoof de deur open, en toen ze de hal in stapten, zag Lina dat ook hij zijn ogen eerbiedig neersloeg in plaats van meneer Longhorn aan te kijken. Ze was toch wel enigszins onder de indruk van al het ontzag dat deze bijna grijze man inboezemde. Toen gaf hij haar een arm en begeleidde hij haar over de weelderige tapijten in de hal naar haar kamer. Zijn bediende, die haar waardevolle dozen droeg, liep vlak achter hen.

Toen ze bij haar kamer aankwamen, boog meneer Longhorn zich naar voren om de zware eiken deur open te maken. Tot haar grote opluchting maakte hij geen aanstalten om naar binnen te gaan. Hij gaf haar de sleutel en zei: ‘Als u het goedvindt, zal Robert uw spullen op de tafel neerzetten.’

Lina’s kamer was te klein voor een tafel en ze was opgelucht dat ze zo snel een alternatief wist te verzinnen: ‘Hij kan ze op de sofa voor het raam neerzetten.’

De bediende kwam geruisloos en efficiënt in beweging en deed wat hem was opgedragen.

‘Het was me een waar genoegen u te ontmoeten, juffrouw…’

‘Broud. Carolina Broud.’

‘Juffrouw Broud.’ De oude gentleman boog voorover en pakte haar hand om er een kus op te drukken. De bediende verliet haar kamer en wachtte geduldig op de achtergrond. ‘Het was erg vriendelijk van u om mij toe te staan u deze paar minuten te begeleiden, en ik hoop dat u bereid bent dit vanavond te herhalen.’

Lina keek naar de bediende even verderop, alsof ze hoopte dat hij zou bevestigen dat dit erg onverwacht was en misschien ook wat ongepast, maar hij ontweek haar blik.

‘Ziet u,’ ging meneer Longhorn verder en Lina dacht dat ze een twinkeling in zijn ogen zag verschijnen. ‘Ik heb dit seizoen een loge gereserveerd bij de opera en vanavond is de opening. Maar ik heb niemand om mee te nemen, behalve Robert hier. Zou u het erg vinden als ik u vroeg met mij mee te gaan?’

De eenvoudige Lina Broud in een loge bij de opera; ze was zo verrast dat hij haar net zo goed een diamanten tiara had kunnen geven en haar tot koningin van Perzië had kunnen kronen. De hele ochtend al had ze zich opgedoft als een meisje van stand, maar in plaats van zich vanavond te verstoppen in haar kamer, zoals meestal, kreeg ze nu de kans om zich daadwerkelijk onder de elite te begeven. Ze zou stralen en worden bewonderd, net als het meisje van wie Will dacht te houden. Ze wilde al bijna haar excuses aanbieden aan Robert omdat ze zijn plaats innam, toen ze bedacht dat ze nu een dame was en slechts hoefde te glimlachen. ‘O, graag,’ zei ze. Hoewel het chiquer was geweest om haar enthousiasme te temperen, lukte haar dat niet en zei ze vol geestdrift: ‘Dat zou ik fantastisch vinden.’