Majoor Flint besloot, plotseling vastbesloten, dat hij er genoeg van had om Nate Gordon achterna te zitten door de negen Aarden, de negen Hemelen, en de negen Hellen. 'Laten we teruggaan waar we thuishoren en aan het werk gaan,' zei hij tegen Jack Pace.
Die zo opgelucht was dat het was of er golven koud water langs zijn benen stroomden. Terug naar waar ze thuishoren! Voor altijd verlost - vreemde muren en huizen, vreemde werelden en vreemde dingen! Naar huis! Om hun wapens schoon te maken en hun strijdkrachten te organiseren, om hun troepen af te richten. Natuurlijk zouden het gewone leger en de marine naar hun kant overlopen, zodra het duidelijk was wat er aan de hand was; majoor Flint had dat al de hele tijd gezegd. Jacks ogen schitterden toen hij dacht aan het snelle, mooie werk om de opstootjes die daarna zouden komen de kop in te drukken. En dan - en dan, man! Tijd om de kip te slachten!
Auto's. Vrouwen. Meisjes. Auto's. God!
Meteen op weg. Terug naar huis. Nu. Alleen -
'Wat doen we met die luis?' vroeg hij, langs zijn neus weg, zonder zijn ogen te bewegen.
'Is te nuttig om hem kwijt te raken. Hij hoort niet bij de andere luizen. Weet niet precies wat hij wil en of hij veel achter zich heeft maar - gezond oud principe: Verdeel en heers. We zien wel.'
De luis zelf was het laatste restje van het wildbraad aan het verteren. De lichaamsbeweging had hen allen een flinke honger bezorgd, en vooral naar het leek, de Na 14.
Om niet alle blikken vlees op te maken, had majoor Flint Jack opgedragen om het eerstvolgende hert dat zij tegen kwamen neer te schieten. Het was wit, zoals ze allemaal hier waren; en het toonde geen angst. Het was even makkelijk als jagen met de lichtbak. De luis had totaal geen belangstelling voor het wapen getoond, hoewel je gedacht zou hebben van wel. Het enige waar hij aan scheen te denken was voedsel; hij had het bloed zelfs opgelikt. Jack werd er misselijk van nu hij eraan dacht. En daar lag hij, als een python die een geit had ingeslikt, en maakte natte smakkende geluiden. Ze hadden moeten wachten tot hij bereid, of weer in staat, was om overeind te komen, voordat ze verder konden gaan. Majoor Flint legde uit dat zij teruggingen. Het ding zei niets.
Misschien was het iets in het zonlicht van de volgende plaats waar zij doorheen trokken. Het deed Jack denken aan het effect van de ultraviolette lamp die hij een keer, of twee keer, had gezien in de nieuwe kapperszaak die iemand was begonnen in Groatsville - voordat het nieuwtje eraf raakte en iedereen weer terugging naar de oude kapperszaak met het eeuwige kaartspel in de vuile achterkamer. Of misschien had het licht er ook wel niets mee te maken. Jack had niet veel tijd er over na te denken.
De drie kwamen net uit een stuk bos met bomen die helemaal de verkeerde kleur hadden en die schaduwen maakten die hen van streek brachten, toen Jack majoor Flint een schreeuw hoorde geven, een schreeuw zo kort en zo afgrijselijk dat het bijna een gekrijs leek. Hij draaide zich gauw om en gilde.
De kwelgeest leek wel dubbel zo groot. Zijn doorschijnende binnenkant was gebarsten en gespleten en een sapachtig spul drong uit de scheuren. Het maakte zachte geluidjes van pijn. Toen zei het iets van 'Eiwitten' en iets van 'Koning'. Of misschien was het 'Honing'. Toen, met een plotselinge, vlugge beweging, stortte hij zich op majoor Flint en pakte hem op met vier armen en beet in hem en beet uit hem en begon te eten. Jack Pace schoot en schoot weer en schoot weer en weer. Het ding viel neer, niet ver van de plaats waar Flint lag, en spartelde en bloedde en maakte geluiden waar niemand naar kon luisteren. Jack hield niet op met schreeuwen, zelfs niet toen hij zijn karabijn had weggegooid en voortrende en rende en struikelde en viel en weer overeind kwam en verder rende.
Majoor Flint en de Na 14 lagen onder het onnatuurlijke licht van de zon die hen beiden vreemd was, en zagen elkaar doodgaan.
Nate's voorstel lag zo dicht bij de wensen en noden van Arristemurriste, dat het een allermoeilijkste opgave geweest zou zijn om er niet mee in te stemmen. Toegegeven, de andere koningen waren het er mee eens dat het doorbraak-programma versneld moest worden. Toegegeven, het doorbraak-programma was versneld. Maar het programma ging al zo lang in hetzelfde tempo dat de geestesgesteldheid noch de faciliteiten van de Chulpex tot een grote versnelling in staat waren. De versnelling die bereikt was kon ontstaan toen Flint voor het eerst verscheen. En het feit dat een detachement strijd-Na's was weggezonden om Nate Gordon te zoeken paste nu heel goed, merkwaardig genoeg, in het plan van Nate Gordon zoals hij dat had beschreven aan de 'Murriste-Koning.
'Een massale doorbraak is het enige antwoord.'
Zo! De Chulpex, onbuigzaam, werkzaam, met weinig verbeeldingskracht en een afschuw voor veranderingen, hadden grote moeite om een verandering van enkele graden op ieder gebied waar persoonlijke inspanning bij betrokken was te bewerkstelligen... Maar bevolen om naar boven of naar beneden te gaan, om vooruit te gaan of achteruit, reageerden zij onmiddellijk... werktuiglijk... in feite, zo werktuiglijk dat de term gewillig bijna niet van toepassing was.
'Op deze wijze zullen zij niet alleen tegenstand overwinnen maar ook de mogelijkheid van tegenstand, door hun grote overwicht.'
Zo! Ongetwijfeld zag de levendbarende, door zijn onvermijdelijk minderwaardige geest, alleen denkend aan wat hij als zijn eigen belang beschouwde, de welhaast zekere waarschijnlijkheid over het hoofd dat er noodzakelijkerwijs een bepaalde tegenstand zou moeten zijn. Het gaf niet. Het stond wel vast dat er een aantal Chulpex gedood zou worden. Wederom, dat gaf niet. Wat gaf, was niet of deze Na of gene Ma een cyclus langer of korter zou leven. Wat gaf, was het verzekeren van leven-door-leven: het voortbestaan van het Chulpex-ras. Ja zelfs, als een groot gedeelte van de Chulpex-zwermen het leven zou verliezen - in theorie, natuurlijk - bij het bereiken van de doorbraak en de overwinning, zelfs dat was van geen grote of langdurige betekenis. Maar kwamen de wegen-met-de-vele paden volledig in hun greep, de Chulpex zouden zich voortplanten totdat hun vroegere (dat wilde zeggen, tegenwoordige) aantal weer bereikt was. En verder! en verder! en verder!
Niet langer dieper en dieper wegkruipen in dit hol van een stervende planeet, op zoek naar warmte! Eens en voor altijd een eind aan de stilstand! De beschermende herinneringen van afwijkingen als Arrantoparranto, die had geweigerd om voort te planten en die een deel van de eitrossen had willen vernietigen, en als de Na 14 ('Parranto 600!) die zich op lage wijze eieren had toegeëigend in de hoop een onafhankelijke Koning te worden!
'Het is goed, de levendbarende,' verklaarde Arristemurriste. 'Waarheen beoog je ons heen te voeren?'
'Eerst naar onze eigen wereld. Vandaar strekt zich een menigte van poorten en armen van het Web uit.'
Twee gedachten kwamen in de 'Murriste-Koning op, zo dicht bij elkaar dat hij niet wist welke het eerst was gekomen. Hij hief zijn massale omvang van zijn podium en keek dreigend. Zijn Na's trilden. Nate deed een stapje achteruit.
'Denk niet dat je ons in een val kunt leiden! Jij gaat, niet vooraan, niet achteraan, op beide plaatsen zou je kunnen denken te ontsnappen; het midden is niet geschikt als je aanwijzingen moet geven... Dus. Zo. Jij gaat in de tweede slagorde. Vandaar zal het gemakkelijker zijn om aanwijzingen te geven aan de voorhoede, maar vandaar kun je niet ontsnappen. Begrijpt de levendbarende?'
'Begrepen.'
Het grote lichaam zakte weer wat naar beneden. De grote mond stelde de volgende vraag. 'Wat is de breedte van het pad of arm waarlangs wij zullen trekken? Deze informatie is noodzakelijk om te berekenen hoe lang het zal duren voor het hele Chulpex ras de oversteek gemaakt heeft.
Nate herinnerde hem eraan dat gewone beschouwingen van het afmeten naar dimensie niet van toepassing waren, daarbij inbegrepen de dimensie 'tijd'.
'Maar een ding moet worden opgemerkt. Ook het Web heeft zijn samentrekking en zijn uitzetting, als een kloppend hart, hoewel dit proces niet plaatsvind met enige vergelijkbare frequentie in stofwisselingstijd. Ook is het niet gelijk in alle armen. Eigenlijk kan er alleen maar van gezegd worden dat het plaatsvindt - en dat het op het punt staat plaats te vinden in de arm waarvan wij voor de oversteek gebruik zullen maken. Tijdens de periode van uitzetting zal deze arm op die manier veel 'breder' zijn en dit zal ons vanzelfsprekend in staat stellen om de oversteek te voltooien in een onvergelijkbaar kortere periode van stofwisselingstijd.'
'Genoeg, voor het ogenblik, de levendbarende. Je mag voedsel nemen, maar verlaat deze kamer niet, zelfs niet om te rusten. De Koning zal je laten weten wanneer hij je weer nodig heeft. Ga -'
De beslissing was genomen. Het bericht werd doorgegeven, de andere koningen op de hoogte gebracht, de plannen werden gecoördineerd. Zij zouden in drie woorden samengevat kunnen worden.
Op!
Eruit!
Allemaal!
Het was de bedoeling dat er geen uitzonderingen zouden zijn, en daarom waren die er natuurlijk niet. Zelfs zij die order gekregen hadden om niet langer voedsel te nemen en zij die in de woede-kooien waren opgesloten werden niet uitgezonderd. Mogelijk zouden er in de Warmere Werelden nieuwe richtlijnen worden gegeven wat hen betrof; misschien ook niet. Het maakte geen verschil. Zij waren Chulpex. Alle Chulpex moesten mee. Allen.
Zie die verzwakt waren wegens het niet nemen van voedsel moesten geholpen worden. Jongen die oud genoeg waren om zich goed vast te houden moesten op de schouders van de Ma's meegedragen worden, en die te jong waren moesten in de handen van de andere Ma's worden vastgehouden. Enige zorg moest betracht worden opdat het langere blootstellen aan de lichaamswarmte der volwassenen de nog niet uitgekomen eieren niet nadelig zou beïnvloeden, eieren die ook in de handen van de Ma's gedragen zouden worden. Maar dit kon niet voorkomen worden. Met een percentage van verlies moest rekening worden gehouden. En opnieuw, onder deze omstandigheden - maar alleen onder deze - moest het verlies worden afgewogen tegen de winst.
Moest er geen bewaking in de rug worden achtergelaten?
Nee, beslisten de Koningen.
Moesten de generatoren zelfs onbemand achter worden gelaten?
Ja, beslisten de Koningen.
Men moest verstaan dat deze wereld, de stervende satelliet van Sarnis, de stervende zon, voor altijd verlaten werd. Niemand mocht, om welke reden dan ook, terugsluipen naar de vertrouwde nesten en cellen en zwermhuizen, terugkruipen of vluchten naar een niet bestaande veiligheid. Het gehele ras zou weggaan, en masse, en voorgoed zijn voorouderlijke wereld verlaten, om in de Warmere Werelden, die nu onwetend op hen lagen te wachten, een rijker leven te vinden, groter dan de ambitie zich kon voorstellen. Miljoenen zouden miljarden worden, en miljarden zouden biljoenen worden. Onvoorstelbare warmte, ongehoorde eiwitten, vaste brokken voor ieder -
De horden bewogen zich uit de laagste nesten, uit de cellen en de zwermhuizen omhoog. Zonder aarzelen, zonder angst, zonder paniek en zonder oponthoud, ving de uittocht aan. Hij stroomde als een nog nooit geziene rivier door de uitgestrekte duisternis van de poort. Toegegeven, het zien van deze rivier, zoals hij keerde en wendde en kronkelde en welfde langs de arm van het Web, had kreten van verbijstering tot gevolg. Maar niet van schrik. Geen Chulpex kon of was ooit bang voor iets dat iedere andere Chulpex deed. De grauwwitte vloedgolf stroomde en golfde vooruit; die in het midden konden nauwelijks de zijkant zien; gauw, gauw genoeg, konden zij die door die poort gingen diegenen die er het eerst waren doorgegaan niet meer zien, zo groot was de afstand.
En wat betrof degenen die het eerst waren doorgegaan, die keken niet eenmaal om.
Nate Gordon kreeg zo'n plaats dat de Arristemurriste hem kon zien, en zodat zijn aanwijzingen direct aan de voorhoede konden worden doorgegeven. Maar er kwamen helemaal geen aanwijzingen. Lange tijd was de grote 'Gorretta-Koning zo onder de indruk van het gebeuren dat hij niet spreken kon of wilde. Maar na enige tijd sprak hij toch. 'Bericht Arristemurriste dat Arrettagorretta van te voren op de hoogte wil zijn van ons naar buiten gaan, opdat hij zijn strijd-Na's kan alarmeren.' Dat was slechts redelijk. Ook was het redelijk om de meeste strijd-Na's voor de werk-Na's te plaatsen, met de Ma's en de jongen, het broedsel en de eieren daarna; en met de rest van de strijd-Na's daar achteraan.
Multicyclus na multicyclus hadden de strijd-Na's geoefend en getraind. Nu kregen zij dan eindelijk de kans om in actie te komen, en te vechten, te veroveren, te doden.
De 'Murriste-Koning dacht na over de vraag van de 'Gorretta-Koning. Ook hij was lang in gedachten verzonken geweest. Nu knipperde hij en dacht hij na. Het was warm en stoffig, maar dat viel te verwachten. 'Kom hier, de levend-barende,' zei hij.
Nate dook weg en draaide zijn hoofd om. Zijn gezicht was bleek. De stank en het lawaai waren overweldigend. Arristemurriste keek naar hem en toen kon Arristemurriste hem niet langer zien. 'Wat is dit?' schreeuwde hij, verstoord. 'De levendbarende! De Chulpexachtige! Waar is het?' Maar het was niet te vinden.
'Misschien is het gevallen, misschien is het vertrapt, het is van groot belang voor ons! Let op - let op - zorg dat de levendbarende niet vertrapt wordt!'
Maar de levendbarende was niet te vinden. Schrik maakte plaats voor achterdocht, achterdocht voor een groeiende zekerheid dat het niet klopte. 'Halt! halt!' riep Arristemurriste. 'Halt!'
Zijn hoogste adjudant-Na zei tegen hem: 'Wij kunnen nu niet stoppen, de Koning. De druk van de menigten achter ons verhinderen het.'
'Stuur dan bericht naar achteren, zelfs naar de allerachtersten, dat iedereen moet stoppen - en als er zijn die nog niet door de poort zijn gegaan, dan gaan zij er niet door! Dit alles moet stilhouden - de levendbarende moet gevonden worden - ik wil dat de situatie opnieuw bekeken wordt - stuur bericht, de adjudant-Na! Stuur bericht!'
Het bericht moest een lange, lange weg afleggen; en het antwoord kwam dezelfde weg terug. En intussen rolde de grote optocht verder, drong verder. Er werden ook stemmen gehoord, die het hadden over de hitte. Die verontrust waren door de hitte. Die leden onder de hitte -
'De Koning, de Koning!'
'Spreek! Spreek!'
'Allen zijn door de poort gegaan, de Koning. Allen! Maar niemand kan stoppen. De adjudant-Na begrijpt het niet, de adjudant-Na weet het niet, niemand kan stoppen, niemand stopt, de adjudant-Na weet het niet.'
Arristemurriste keek scherp naar boven. Een nieuwe golf van hitte sloeg op hem neer, met nieuwe kracht. De gouden gloed voor hem uit werd verduisterd door een vaalrode sluier die hij nog niet had gezien. Nog niet had gezien, maar hij wist het - plotseling! - hij wist het. Hij wist het, en hij brulde en bulderde en groef zijn ledematen in de massa, zag noch bekommerde zich erom hoevelen er onder hem en door hem vertrapt werden. Langzaam, langzaam, met oneindig veel moeite en oneindig veel pijn, draaide de 'Murriste-Koning zich om. En overal rond en onder hem door stroomde de enorme zwerm onverbiddelijk en snel voorwaarts.
John Joseph Hom keek en knipperde en keek weer. Een ogenblik geleden was hij op weg geweest om een kort bezoekje te brengen aan zijn bekroonde Polen China beren - de naam had hem al jaren dubbel verontrust, hoe oud en vertrouwd die ook mocht zijn; toch, misschien was er plaats voor verandering - Groot-Amerikanen? Texarkansas? Vrijheids Zwijnen? hmmmm, mmmm - en toen, als een explosie van vuurwerk in een zomerse lucht, flitste en draaide en vonkte het Web, en daarna schijnbaar niets, en alle donders veel niets - en nu dit.
Dit was een niet geplaveide straat in een stad waar varkens (absoluut geen bekroonde Polen China) wroetten in het losse vuilnis en de vrijelijk neergeworpen inhoud van nachtspiegels. Een koeienboer melkte een smerige koe in een smerige emmer. De talrijke kruidenierszaken waren allemaal halve cafés, nat van het speeksel, en zwermend van vliegen en grove, onbeschofte dronken mannen en vrouwen en kinderen. Een uitgemergeld emigrantengezin, de malaria op het gezicht, zat bijeen in hun stukke wagen, getrokken door broodmagere paarden waarvan het tuig afgrijselijk stonk. Horn keek, begon te trillen, en was ontzet. Hij voelde zich vreemd. Hij voelde zich ziek. Hij voelde zich doodsbang, alleen en had een akelig voorgevoel.
Een teringachtige krantenjongen hoestte in zijn gezicht, en wapperde met zijn waar. 'Krant Kaptein? Magnetisch telegraafverslag uit Washington City, Kaptein. 'Nstallatie van Generaal Pierce... Is er, Kapt? Mond- en klauwzeer te pakken?'
Men moest niet denken dat Horn het niet begreep. Hij begreep het heel goed. Hij had het verleden terug willen halen. En in plaats daarvan had het verleden hem teruggehaald.
'Ik had het nooit verwacht,' zei Nate. 'Ik had nooit gedacht dat mij dit zou overkomen.'
'Maar je begrijpt nu zeker waarom?'
Langzaam, langzaam zei hij dat hij het begreep. 'Omdat ik bereid was het offer te brengen? - hoefde ik daarom niet?'
'Daarom. Door dingen te laten gebeuren, liet je ze met jou gebeuren; door te laten inplaats van te doen, door je te onderwerpen aan het passieve van erop te staan actief te zijn, ben je aan de noodzakelijkheid ontkomen zelf het voorwerp van actie te worden,' zei Koning Wen.
En Enoch (eeuwig jonge, oude Enoch) zei, met een vriendelijke glimlach: 'Eenvoudige; je gaf, daarom ontving je.'
En hij zei: 'Welkom collega.'
Het was te betwijfelen of ook maar een van de Chulpex besefte dat zij naar hun eigen zon werden gevoerd. Die zon was stervende, maar nog niet dood.
Een groot deel van zijn substantie was in de loop der eeuwen opgebrand; maar er was nog veel van over. Onverbiddelijk en werktuiglijk oefende Zon Sarnis de aantrekking van zijn zwaartekracht uit, en verzamelde zonder mededogen de kinderen aan zijn borst die gezocht hadden hem te verlaten. Hier en daar werden er een paar in een hoekje of in een nis gedrukt waar zij een ogenblik veilig waren. Maar dan kwamen de dansende minotaurussen toespringen, die hen alle doodden; en weer verdwenen.
Misschien werd het hierdoor ontketend, misschien gebeurde het eenvoudig omdat het er de tijd voor was. Zon Sarnis sloeg uiteen in een explosie van licht waarvoor geen ogen waren om het te zien, en een explosie van geluid waarvoor geen oren waren om het te horen. Het likte het stof en het afval uit de ruimte, het verslond zijn vlammende planeten een voor een, totdat er niets over was van de wereld van de Chulpex: korven, cellen, zwermen en holle, brandende kamers. Toen stortte het ineen.
Verre sterrekundigen keken toe, maakten aantekeningen, en berichtten het. Na enige tijd was het allemaal vergeten.
Arristtemurriste was zelfs vergeten dat hij zo heette. Slechts twee dingen leefden er nog in de geest die zat gevangen achter de verkoolde schedel. Het ene was zijn eigen, zijn vreselijke, vreselijke pijn. Het andere was de herinnering dat ergens de grot moest zijn waarin zich het uitgekomen broedsel van de eieren die de Na 14 had gestolen bevond. En de 'Murriste-Koning kon niet sterven voordat hij de Ma's onder het broedsel had zien rijpen tot de leeftijd om voort te planten. Tot dat ogenblik, totdat hij het voortbestaan van het Chulpex ras had verzekerd, was de bevrijding van de dood niet toegestaan.
Darius Chauncey zag het zwaar gewonde wezen op drie ledematen komen aankruipen. Hij wist wat hij moest doen, maar om het te doen moest hij het voorbijgaan. Het klauwde en viel naar hem uit, maar hij dook onder de kop door. In de Deringer die verborgen zat onder de vloer van zijn slaapkamer zaten maar twee grote, groene patronen, en beide vuurde hij in de kop van de Chulpex-Koning. Hij spande honderd ossen in en sleepte het in de nacht, bij het licht van fakkels naar de kust van de zee, waar een van zijn schepen eraan vastmaakte en het ver van het land sleepte. Dolfijnen botsten er tegenop en vissen trokken eraan. En toen het na twee dagen niet bewogen had, kapten zij de kabels af. Het spoelde weer aan, na verloop van tijd, of wat er dan nog van over was. De leeuwen en jakhalzen scheurden eraan en de zon en de sterren en de nieuwsgierige maan lieten hun licht erover vallen, maar na een tijd was het niet meer.
'Ik weet het nog niet,' zei Nate. 'Natuurlijk zal ik ervoor zorgen dat de Wakers op de hoogte gesteld worden. Zij hoeven niet langer te waken tegen de Chulpex. Maar... er moet nog iets worden gedaan, of niet gedaan, of... Zo lang het Web bestaat zal men de Poorten binnengaan. Tenzij het mogelijk is om het af te grendelen. Wij moeten hierover nadenken. Wat mijzelf betreft, ik -
'Ook al blijf ik niet hier, en ik denk dat ik dat waarschijnlijk niet zal doen, dan toch: ik ben niet zoals ik was en zal het ook nooit meer zijn. Mijn vroegere ambities waren belachelijk in vergelijking. Ik heb duizend, duizend Europa's - en Azieën... en Afrika's, Amerika's... te bezoeken. Als ze er nog zijn. Als alles wat ik gedaan heb dit alles niet op de een of andere manier heeft veranderd en ontwricht.'
Lao-tze ging staan en liep naar zijn stier. Naast het dier gekomen draaide hij zich om, en keek Nate aan.
'Tijd,' zei hij, 'is in de geest. Jij neemt aan dat het veranderen van een gebeurtenis in het verleden een gebeurtenis in het heden of de toekomst zal veranderen, maar dat is niet waar, zoals je zult merken. Want hebben wij je niet laten zien dat er, ondanks dat wij de woorden gebruiken, geen heden is, geen verleden, geen toekomst?
'Er is alleen een eeuwig nu. Dat is het geheim van het Web. De ene gebeurtenis kan daarom niet de andere uithalen. Iedere gebeurtenis bestaat gelijktijdig naast de andere. In de 64 zeshoeken van de Yi hebben wij een willekeurige vertegenwoordiging van alle oneindig mogelijke hedens, elk onafhankelijk van alle anderen. Wij kunnen ons van het ene 'nu' naar het andere bewegen langs de rechte lijn van de chronologische tijd, of wij kunnen oversteken, zoals het Web. Het is er allemaal, en hier vandaan, vanuit het centrum van de tijd, kunnen wij ieder onderdeel ervan bereiken, door alleen maar onze aandacht erop te richten. Wij bestaan in een gebeurtenis door de rest te vergeten.' Hij beklom de stier.
'Zie je, het Web,' zei hij, 'is alleen ons meest vertrouwde pad.' Hij glimlachte, en reed langzaam weg.
De Stam leefde in het vroege midden van de Droom Tijden, hoewel zij niet wisten dat hun afstammelingen het zo zouden noemen. De komst van de vreemdeling wekte enige verrassing, enige verbazing ook. Niét omdat hij wit was, dat was niet de verbazing. De kleur van de levende mensen was duidelijk zwart. Wit was de kleur van geesten. De verbazing betrof wiens geest hij wel was: klaarblijkelijk, van een lid van hun stam, anders zou hij niet bij hen gekomen zijn. Het was een onderwerp dat veel gelegenheid schiep om te praten. Tenslotte besliste een al niet meer jonge maar kwieke vrouw die heette, Geboren toen de Maan Omlaag Viel, dat hij de geest van haar vader was. Ook hij was in zijn laatste jaren bezeten geweest van duivels, had op dezelfde manier gebrabbeld en geroepen.
Toen de zaak eenmaal was afgedaan, verminderde de belangstelling aanzienlijk. Van tijd tot tijd ontstond er wat herrie als de geest tijdelijk bij zinnen leek te komen, want bij zulke gelegenheden ging hij achter een of andere jonge vrouw aan: dan raakte de Oude Man hem keurig met zijn boemerang - niet de grote boemerang die de kangeroe doodde, want hij was een tamelijk aardige Oude Man - de kleinere, die voor emoe gebruikt werd. Geen van de jonge vrouwen was van de juiste graad van verwantschap voor de Geest van de vader van Geboren Toen De Maan Omlaag Viel. Misschien zouden er over dertig of veertig jaar worden geboren. Intussen waren er al baby's genoeg.
Verder veroorzaakte de geest weinig last. Soms probeerde hij weg te lopen en moest hij stevig door zijn dochter meegesleept worden, die haar portie hagedissen en slangen en meelwormen met hem deelde - en zelfs, nu en dan, een stuk kangeroe of emoe. Hij at begerig en in gedachten. Soms kreunde hij en soms schreeuwde hij en soms glimlachte hij en keuvelde tevreden over auto's terwijl hij voortstruikelde over het pijnlijk lege continent dat nog nooit een wiel had gezien.