In de bovenkamer van de versterkte ranch in het zuiden van de Ozarks, waar hij met zijn lezingen over Herlevend Amerikanisme en Lagere Belastingen - en bijkomstig, heel bijkomstig - hogergeprijsde Tunesische ooien met aftrekbaar verlies voorbereidde, was John Augustus Hom dromen aan het dromen en plannen aan het uitwerken.
Een vertrouwde man moest worden opgeleid voor het ambt van kamervoorzitter; dat was essentieel. De grote ommekeer, waarbij de Verenigde Staten tot hun oorspronkelijke, juiste status van republiek en statenbond zouden worden teruggebracht (zoals het geweest was voor het ongelukkige Compromis van 1850, dat John Augustus Horn, misschien als enige van degenen die in deze tijd de politiek bestudeerden, duidelijk zag als de Dodelijke Wonde: het lage verraad van de Liberalen, het zinloze kruipen voor het Abolitionisme) -deze verandering zou tot stand worden gebracht met volkomen grondwettelijke middelen! Niemand had de grondwet meer lief dan Horn; hij moest van zijn weggevreten aangroeisels ontdaan worden, dat was alles. Ja... majoor Flint - hij moest maar generaal worden, Generaal van het nog op te richten Amerikaans-Republikeinse leger: het Leger van Texas, het Leger van Californië, enzovoort, een leger voor iedere Soevereine Staat - Flint zou, met de hulp van zijn weldenkende bondgenoten, de Chulpex, eerst natuurlijk de Sovjet Unie overnemen en dan China. Dan het decadente Britse rijk, Afrika... daarna, nou ja, het tijdschema zou ruim van te voren uitgewerkt worden. Ja.
Dan zouden de President en de Vice-president van de Verenigde Staten, pardoes voor de keiharde, onaanvechtbare feiten geplaatst, aftreden. De druk van de publieke opinie alleen al zou dat verlangen. Een gedachte kwam plotseling op in de schrale, sproetige oude man met zijn zuinige mond. Hij fronste het voorhoofd, maar glimlachte bijna meteen.
Natuurlijk, natuurlijk. De Vice-president zou eerst moeten aftreden, anders zou hij bij het aftreden van de President zelf President worden. Ja... Horn maakte een aantekening. Goed. Dus. Dan volgde de Kamervoorzitter natuurlijk automatisch de President op.
Een vertrouwde man, een vertrouwde man.
Horn begon een lijst met namen neer te pennen. Een formulier waarop de leden van de Kamers vermeld stonden in volgorde van rechtsheid van stemmen (in commissies zowel als in openbare vergadering) lag in de bovenste la rechts van zijn enorme, keurige bureau; maar Horn kende het bijna van buiten.
Echter, de Afgevaardigde met de beste stempapieren hoefde nog niet de beste voor dit doel te zijn. De Geachte Hughes Boynton ('Hughie Boy') Searles had ambities; dit was niet slecht; dit was goed - voor de Welvaartsstaat, door de arbeider van de vrees af te helpen dat zijn kinderen zouden doodhongeren tenzij hij werkte voor het loon dat het zijn werkgever beliefde te betalen, was de persoonlijke ambitie van de man verdwenen - dit was goed, in het algemeen gesproken.
Maar in dit geval vormde het een klein maar onoverkomelijk beletsel. John Augustus Horn was niet bereid om zijn enorm en zuur-verdiend fortuin aan te wenden ('Ging van school op tienjarige leeftijd om met muilezeltuigen te venten. Was op dertienjarige leeftijd eigenaar van de grootste plaatselijke tuigenzaak in Scott Smith County. Verkocht deze om zijn eerste blok olieconcessies te kopen. Boorde de eerste put met de hand, geholpen door een neger, voerde hem tot Jezus. Put droog.') en het risico in het samenwerken met deze buitenlandse Chulpex te nemen om de macht van het Amerikaanse Presidentschap in de handen van Hughie Boy Searles te leggen. Nee. Searles had recht op een belangrijke plaats in de nog op te richten Adviesraad voor de President... maar niet op het ambt van de Eerste Burger zelf.
De meest waarschijnlijke kandidaat voor die post (via het Kamervoorzitterschap) leek... Horns hand hield op. Chulpex. Buitenlanders. Hij hoopte dat geen van hen verwachtte zich onder enige omstandigheden in de Verenigde Staten te vestigen!
Zeker, zij hadden voor hun hulp recht op een beloning, maar de beloning moest ergens anders gezocht worden. Mars, misschien. Of Venus. Of - op zijn hoogst, op zijn allerhoogst - zou een beperkt aantal contract-arbeid mogen ondernemen op, bijvoorbeeld, Nieuw-Guinea. Hij hoopte dat Flint hen dit heel duidelijk maakte. Het terugbrengen van het Kiezerscorps tot zijn eigenlijke functie, het uitbreiden van de strafrechtelijke vakbondswetgeving om alle vormen van georganiseerde arbeid uit te bannen, het weer invoeren en omhoogbrengen van eigendomsvereisten voor het stemrecht, het verbieden van het raffineren van suiker en pasteuriseren van melk: al, al deze straffe maatregelen waren onontbeerlijk - maar geen enkele was zo onontbeerlijk als een rigoreuze beperking van de immigratie. Ofschoon - de gedachte kwam als een gloeiende bliksemflits in hem op - zou een gemakkelijker binnenlaten van Chulpex als contractarbeiders in de Verenigde Staten een nog doeltreffender middel blijken te zijn om de kosten van arbeid laag te houden? Laag, zoals het behoorde te zijn? Natuurlijk wel! John Augustus Hora glimlachte tevreden en maakte nog meer aantekeningen.
Majoor Flint had lang geleden (het leek lang, lang geleden) 'Jackson' weggestuurd om te proberen het bericht door te geven dat het noodzakelijk was om Nathaniel Gordon op te vangen en tegen te houden. Hij hoopte dat de boodschap intussen was aangekomen op die uitgestrekte planeet met zijn lage dichtheid, die krioelend als een termietenheuvel langzaam draaide om de afkoelende ster die Zon Sarnis heette. In feite, het was mogelijk dat de Chulpex Gordon al hadden opgespoord, en afgesneden. In dat geval konden de vervloekte kwallen hem wel vermoord hebben. 'Ik hoop het niet,' zei hij hardop.
Jack Pace keek op. Zijn donkere gezicht was wat verbleekt onder de stoppels van een zwarte baard. De twee mannen liepen met afgemeten voorzichtigheid door een weids parklandschap waarin zij twee reusachtige en sneeuwwitte herten hadden gezien, en verder niets. De waarheid was, dat Jack Pace bang was, doods-, doodsbang. Zo bang dat hij bijna niet meer aan auto's en vrouwen dacht. Hij probeerde die beelden nu terug te halen, in deze omgeving die misschien het minst vreemd was van de vele waar zij doorheengekomen waren, maar die niettemin allerverschrikkelijkst vreemd was. Even kregen de oude vertrouwde beelden weer gestalte: Bentley's, Rollsen, Hispano-Suiza's, lange rode Jaguars en crèmekleurige Cadillacs; koninginnen en prinsessen en filmsterren en presidentsvrouwen... hij zou ze allemaal krijgen: hij: Jack Pace: die aan de rechterzijde van majoor Flint stond als majoor Flint gouverneur werd of keizer, of hoe het ook mocht heten...
De beelden vervaagden, vervaagden snel.
' 'Hoop niet' wat?' vroeg hij, met een lage stem. Daar, uitstekend in Flints zak, was het krankjoreme vervloekte ding dat hun de weg naar binnen en naar buiten moest wijzen, de weg vooruit en achteruit. Iedere keer als de majoor erin keek, samen met de kwelgeest - want zo had Jack als jongen over Chulpex gedacht, voor hij er nog ooit een gezien had; zo bleef hij over hen denken, en zou hij denken zolang hij leefde - als de majoor en de kwelgeest in die mallote steen keken om te zien waar zij waren en waar zij heengingen, liet de majoor hem er ook in kijken. Hij wees dan hier en daar en vroeg Jack of hij dit of dat opmerkte aan deze of gene lijn. Jack zei dan dat hij het zag, omdat het niet hielp als hij zei dat hij het niet zag - dan praatte de majoor en draaide hij de steen alleen nog maar meer.
Maar als er wat gebeurde met de majoor?
Jack zou de kwelgeest neerschieten, hij zou de kwelgeest natuurlijk moeten neerschieten. Anders zou het ding hem misschien vermoorden, en ook al raakte het hem maar even - Daarom moest hij hem meteen doden. Hij had er genoeg doodgemaakt, op de bodem van de mijnschacht bij Flints Smelterij. Ze kwamen daar maar opduiken en hem vertellen van al de fantastische wagens en vrouwen die ze hem zouden bezorgen, en dit had hem in feite geholpen om voor het eerst helder over dit onderwerp te denken, maar je kon een kwelgeest niet vertrouwen hij moest z'n werk doen en dus schoot hij ze neer en hij zou deze hier ook neerschieten. En daarna? Dan was hij voor eeuwig verkocht - in geen miljoen jaar zou hij wijs kunnen worden uit dat stenen geval. Zijn ammunitie zou opraken. En daarna? En daarna?
'Nou,' zei majoor Flint, 'ik hoop niet dat zo'n kwe- dat zo'n Chulpex die smerige verrader van een Gordon heeft vermoord.'
Gordon liet Jack Pace zowat koud. Het was waar, door hem kwam het dat ze ver, ver weg zaten in deze wereld van dromen en nachtmerries, zo ver dat ze misschien wel nooit terugkwamen. Maar de oorzaak was nu vaag en voorbij. Het heden en de toekomst waren koud en dringend. 'Hoeven we het zelf niet te doen,' mompelde hij. Gordon. Auto's. Meisjes.
Zachtjes, met klakkende kiezen, zei Flint: 'Maar ik wil niet dat we het zelf niet hoeven te doen. Wat? 'We -?' Nee, nee Jack. Heb het hart niet. Hij is van mij, hoor je dat? Mijn hele leven gewacht... familie voor me... meer dan honderdtachtig jaar... nu eindelijk... nu eindelijk...' Zijn stem stierf weg.
En de Na 14 zei: 'Zouden wij niet stilhouden om voedsel te nemen?'
Zijn gedachten waren met een klap terug, en Flint zei zuur: 'Teer een tijdje op je vet. Je lijkt genoeg te hebben. Altijd maar eten. Je kunt wel even wachten. Och, wat dondert het ook. Hier. Neem een blik vlees. Maar we stoppen niet.' Dat was nog een probleem. Hoe kwamen ze van de Chulpex af? Erna. Atoomwapens? Gifgas? Gif? Hij liep peinzend verder.
De Na 14 at vlug en begerig. Het consumeren van veel eiwitten was de enige zekerheid in zijn huidige bestaan; dat - en de wetenschap wat voor uitwerking het op hem zou hebben. Verder was alles onzeker geweest nadat hij bij kennis was gekomen in de grot in het Land van de Rode Vis. De Na 14 had niet gerekend op zo'n snelle achtervolging als hem daar overkomen was. Het was niet gelukkig. Maar de eieren waren in ieder geval uitgekomen en hij had al de jonge mannetjes doodgemaakt. De vreemde Na die hem had gevonden en aangevallen (van de zwerm van een andere Koning, zijn ademtocht was onbekend) - waar was hij?
De levendbarende die zich Flint noemde zei, dat hij het wist.
Die chulpexachtige zei dat hij verschillende dingen zou doen in ruil voor de assistentie van de Na 14 bij het gebruik van het hem onbekende geleide-apparaat: De Na 14 zeggen waar de vreemde Na was. Het vrouwelijke broedsel in de grot niet doden. De Na 14 voorzien van eiwitten zolang de tocht van hem, een chulpexachtige levendbarende, duurde. En dan de Na 14 helpen de heerschappij over het land van de Rode Vis en haar verdere wereld te verkrijgen. Misschien kon hij naderhand nog ergens voor worden gebruikt; zo niet, dan moest hij het lot delen van de anderen van zijn soort. De Na 14 likte het laatste restje van de eiwitten op, liet het blik vallen, en boog zich over het geleide-apparaat waarin het intelligente wezen op dit moment keek. Hij wees. 'Daar,' zei hij. 'Daar. Die lijn daar. Zo.'
'Voorwaar,' zei Enoch-ben-Jared, en streek over zijn baard. 'Ik ben zelf een schrijver van enige roem. Dat heeft men mij verteld, tenminste. Ze hebben mij verteld dat ik niet alleen met grote woordenrijkdom heb geschreven, maar ook in een tamelijk verbijsterende verscheidenheid van talen. Welkom, collega.' En het drong door tot Nate's geest, niet langer verdoofd maar zich nog levendig herinnerend dat hij kort geleden verdoofd geweest was, dat de nog immer jonge oude Enoch zich niet bediende van een van de verplichte huichelarijen, genaamd hoffelijkheid. Hij bedoelde: je bent welkom. Hij bedoelde: je bent mijn collega.
Maar, er was meer hier dan alleen maar behouden door een vuur gelopen te zijn naar een plaats waar je voeten afkoelden. Meer dan oprecht welkom geheten te worden, meer dan als een gelijke begroet te worden door hen die hij vroeger als zijn oneindige meerderen had beschouwd. Er was zoveel meer dat hij nog maar net begon te bevatten. Maar, hij begon -!
Terwijl hij naar de kalme, verlichte gezichten voor hem keek, zei Nate: 'Ik begrijp nu... dat u niet de 'Wachters van het Web' bent, zoals men spreekt van 'de Wachter' van een kamp...'
De oude, gekleed in een eeuwenoud Chinees kostuum, glimlachte beminnelijk. Een stier kwam aanlopen en legde zijn snuit op zijn schouder. Hij plaatste zijn hand erop, licht als een veer. 'Je begrijpt het. Het is een weg. Wij zijn degenen die deze weg gegaan zijn, en het begrip kregen terwijl we dat deden. En daarna, het volledig begrip kregen, hier, waar geen noord en zuid is, geen oost, geen west, geen boven en beneden. Er is verleden noch toekomst, en zelfs heden wordt beschouwd als bedrieglijk. Hier is - om een term te gebruiken die je zonder twijfel zult kennen - hier is geen maya.'
Het herkennen lichtte op in Nate's geest. 'U bent degene die 'Oude Kerel' genoemd wordt!'
Nog steeds beminnelijk glimlachend, zei de oude man: 'Ja, ik ben Lao-tze.'
'...u bent degenen die Wachters geworden bent omdat u door het Web naar het Centrum bent gekomen!' besloot Nate. 'Het onvergankelijke maaksel,' mompelde hij. En nog steeds welde het begrip in hem op, als een bron in een verschroeide zandkorst. 'En ik? En ik -?'
'Jij ook,' zei Enoch (de immer jonge oude Enoch), 'jij bent nu een van ons. Jij bent een van de Wachters. Een van de Wachters van het Web. Daarom, welkom, en nog eens, welkom... collega.'
'Welkom,' zei Benjamin Bathurst, 'collega.'
'Welkom, collega,' zei Koning Wen, opkijkend van het vierkant in de aarde waar hij een cirkel omheen had getrokken en waarin hij zijn zeshoeken trok.
Appolonius van Tyana en de tientallen anderen begroetten hem en heetten hem met dezelfde woorden welkom. Het was de laatste wijze die tegen hem zei, toen het ritueel achter de rug was: 'Wat voor nieuws heeft onze nieuwe collega ons te vertellen?'
'De Chulpex proberen door te breken,' begon Nate.
Met een glimlach zei Appolonius: 'Dat is geen nieuws. Is er een Web? Dan zijn er Chulpex die proberen door te breken. Voor eeuwig, voor eeuwig, in zinloos proberen,/ rolt Sisy-phus daaglijks/ zijn rotsblok omhoog...'
Nate zei dat de situatie niet langer hetzelfde was. 'Die is altijd niet langer hetzelfde,' zei Koning Wen, met zijn lage, rollende stem. 'Het laat de paradox zien betreffende verandering en duurzaamheid. Het enig duurzame is de verandering zelf. Het enige nieuwe van de Chulpex is wat al oud is: zij zijn een dwaling en hun wereld is een dwaling en de arm van het Web waaraan die ligt is zelf een dwaling. Het ligt niet in de aard van dwalingen om te blijven; daarom bekommert de superieure mens er zich niet om.'
Nate keek hem met stomme verbazing aan. Hij was ervan overtuigd dat hij hen het gevaar kon doen beseffen, maar reeds leek het dringende van de zaak al wat afgezwakt in de atmosfeer van onbegrensde kalmte waarvan het Centrum doordrongen was.
'Vroeger,' zei hij, 'waren ze alleen. Nu hebben ze bondgenoten. Vroeger braken ze door of probeerden ze een voor een door te breken. Nu komen ze bij zwermen en massa's tegelijk. Een nieuwe drang schijnt hen te bezitten. Ik weet niet wat.'
'Beweging,' mompelde Koning Wen, terwijl hij verderging de rechte en gebroken lijnen van zijn zeshoeken te trekken. 'Beweging heen, en beweging weer. Het eindeloze samenstromen der atomen. Het water stroomt in de zee, het komt in wolken uit de zee omhoog, de wolken ontladen hun water op de aarde, en vandaar stroomt het opnieuw in de zee. In dit proces kan niet worden ingegrepen. Het huis van de goede en het huis van de slechte worden gelijkelijk weggespoeld door de vloed, en op zee staat het gekapseisde vaartuig de verlichte en de niet-verlichte gelijkelijk toe om te verdrinken. De natuur komt niet tussenbeide, en evenmin kunnen wij dat.'
'Maar Darius Chauncey... hij is een van de wakers... hij zei tegen mij dat ik alleen maar naar het Centrum moest gaan en de Wachters op de hoogte brengen. Wie waren het dan eigenlijk die het systeem van wakers opgezet hebben? Wie zagen erop toe dat de eerste wakers geleerd werd hoe zij de wachtstenen moesten gebruiken? Was u dat niet? Toen kwam u in actie, waarom kan dat nu niet?' Koning Wen tekende de twee gebroken en een nietgebroken lijn van de opkomende Donder voordat hij antwoordde. 'Het is toegestaan om dammen te maken en kanalen te graven om de vloed te weren en te geleiden,' zei hij. 'En ook, om vaartuigen te bouwen om de rivieren en de zee op te gaan. Maar om de regen zelf te voorkomen, om de zee zelf droog te maken, wie mag dat doen?'
En de Oude Kerel zei, als tot zijn stier: 'Er is dat wat Tao is en dat was niet Tao is. Er is opgemerkt dat 'Tao, hoewel het middel van alle beweging, is zelf bewegingloos'.'
Nate wachtte, vroeg toen: 'Probeert u mij te zeggen dat u niet kunt optreden tegen de Chulpex omdat u het niet kunt? Of omdat u het niet wilt? Omdat u er letterlijk niet toe in staat bent? Of omdat u denkt dat het ongepast is? Is uw weigering gebaseerd op fysische of op metafysische gronden?'
O tenal Tenal vroeg: 'Is er dan verschil?' O tenal Tenal, hij was weggewandeld van de steden van Mars toen de lucht op die planeet zo rijk was als bloed, en de wijsheid en de verdorvenheid van de zevenhonderd steden haar weerga niet had. 'De dief kan niet stelen omdat hij bang is voor de wonden die hem aan zullen groeien. De denker kan niet stelen omdat hij bang is voor de schaamte die hem aan zal groeien. De ene reden kan fysisch, de andere kan metafysisch genoemd worden: maar beide leiden tot hetzelfde gevolg: men kan niet stelen. Dus is er geen verschil.'
'Maar -'
O tenal Tenal zei: 'Bovendien...' En de anderen mengden zich in de discussie. Vanuit intellectueel gezichtspunt was het fascinerend. Voor de rest was het bitter teleurstellend. Hij probeerde hen tonelen af te schilderen, hij sprak hen over Oorlog. Hongersnood. Pest. Dood. Zij spraken hem over de noodzakelijkheid van de verandering, de chaos die geen chaos was, want resulteerde in duurzaamheid. Als er geen verandering was, zou de chaos het gevolg zijn, zouden alle dingen uiteenvallen in hun samenstellende delen, die op hun beurt weer verder.
'Maar de Chulpex -'
'Djenghis Khan.'
'Duizend maal erger!'
'Duizend maal nul is nul.'
'Maar hun overwinning zou een grote verandering in de aard van het leven in het heelal tot gevolg hebben.'
'Dat is precies waarom er geen poging gedaan moet worden om die tegen te houden. Ik word belaagd door de schelle helderheid van het zonlicht; ik word overvallen door de sombere donkerheid van de nacht. Ik sterf aan een zonnesteek, ik ga dood door in een put te vallen, Dat is de aard der dingen. Het is beter dan dat de zon uitdooft of dat hij dag en nacht brandt. In de tijd van de zon, kan ik binnen blijven; evenzo in de tijd van de nacht. Of, als ik naar buiten wens te gaan, wie of wat weerhoudt mij om een lamp of een parasol mee te nemen? En verder: als ik, parasol en lamp ten spijt, toch sterf, dan is het duidelijk een onderdeel van het maaksel van alle samenstellende delen dat ik sterf.'
Nate bracht zijn hand voor zijn gezicht, schudde zijn hoofd. 'Dit is moeilijk,' zei hij zacht. 'Ik had gedacht dat de Wachters de heersers zouden zijn. Nu begrijp ik dat het alleen begrijpen en aanvaarden betekent, dat dat het ware heersen is. Maar ik ben te weinig filosoof om 'boven het strijdgewoel' te staan... en ik wil het ook niet. Ik kan de dingen niet zo nuchter bekijken, en ik wil het ook niet. Klaarblijkelijk is er een deel van mij waarvoor de verlichting niet genoeg is, een groot deel van mij; en als de rest van mij, kalm en vredig, zegt: Alle vlees moet vergaan, is dat het deel dat niet gaat liggen navelstaren - het deel dat zegt: Laat dit kleine kind tachtig worden, laat hem niet sterven in de oorlog terwijl hij nog een klein kind is.
'Misschien sta ik hier nog allemaal vreemd tegenover. Die beeldspraak met vloed en parasolletjes. U bedoelt, zij die overvallen worden kunnen zich verweren en misschien met succes. Misschien. Maar als de Chulpex doorbreken en het hele Web veroveren en alle tijden en plaatsen en de rest die verbonden is met het Web, wat zal hun dan na verloop van tijd, hoe hard het ook mag zijn, wat zal hun dan tegenhouden om hier te komen in het Centrum van het Web?'
O tenal Tenal bracht zijn handen, dun als spinnenpoten, naar zijn smalle, droge lippen. 'In theorie, niets.'
'En,' zei Nate, 'wat zal hun dan tegenhouden om u hier allemaal - of, misschien kan ik beter zeggen - ons allemaal - wat zal hun dan tegenhouden om ons allemaal weg te vagen?'
'Dat zouden zij niet willen.'
'Niet willen. Hoe weet u dat? Ik zie hier alleen maar mensen. Hoogstaande mensen, verheerlijkte mensen, zuivere mensen, verlichte mensen - maar toch: mensen. En al onze gedachten ontstaan uit de structuur van de menselijke geest. Maar Chulpex zijn niet menselijk! Is de structuur van hun geest zodanig dat een groter vermogen die ten goede komt? Stel dat er een super-tumor ontstaan, in plaats van dat de tumor verdwijnt? Zal een superieur roofdier dingen als genade, rechtvaardigheid en nederigheid leren, als er van te voren geen begrip van die eigenschappen bestaat? of misschien zelfs maar het vermogen om ze te begrijpen? U, meneer. Koning Wen? Wat dunkt u is de waarschijnlijkheid dat een Chulpex volledig verlicht raakt? Gedeeltelijk verlicht? U, O tenal Tenal. Meneer. Zoudt u een ras scheppen van superdieven? U vertelt mij dingen als, De superieure mens is niet actief - met het risico van een algeheel ingrijpen in essentiële aard en eeuwig stromen - maar hij is passief, en staat daardoor de dingen toe zichzelf te ordenen overeenkomstig hun aangeboren noodzakelijkheid.'
'Zo is het,' zei Koning Wen.
Nate vroeg: 'Wat zijn de aangeboren noodzakelijkheden van dwalingen?'
Koning Wen zweeg.
'Is er niet een verschil tussen de kwaliteit van Yang en Yin, welke berust op samenwerking, en de dualiteit van Ahriman en Mazda, welke op conflict berust?' Koning Wen zweeg.
Er volgde een lange, lange stilte, en toen zei Appolonius van Tyana zacht: 'Werp de nieuwe figuren, mijn collega Wen. Dit is het proces dat ge hebt vervolmaakt, hier in het Volmaakte Centrum, het Draken Kasteel op de Bodem van de Zee, het Gele Kasteel bij de Donkere Pas tussen het Terras van het Licht en de Purperen Hal van de Stad van Jade, dezelfde als de Ruimte van de Vroegere Hemel. Je hebt het van hier naar de Buitenwerelden gezonden, het Sporeblaasje bij de Scheidslijn van de Sneeuw Bergen, de Allervroegste Pas tussen het Rijk van de Grootste Vreugde en de Landen zonder Grenzen. In de Buitenwerelden kunnen de nieuwe figuren ook geworpen zijn, hoeveel te meer dan niet hier, het Altaar waarop het leven en het bewustzijn worden gemaakt. Mijn collega Wen, werp de nieuwe figuren.'
Lao-tze zei: 'Laat duisternis het leven schenken aan licht. Laat het onzichtbare gezien worden, het onderbewuste bewust. Wen, mijn collega, werp de nieuwe figuren.'
Koning Wen zuchtte. Tegen Nate zei hij: 'Wij zijn de Wachters van het Web, maar wij zijn binnen, het Web is buiten. Je had gehoord van microkosmos en macrokosmos; nu ken je ook de introkosmos en de exokosmos. Alles stroomt, alles stroomt. Jij bent niet alleen naar het Centrum gekomen, het Centrum is ook naar jou gekomen. Het verleden wijkt terug, de toekomst komt naderbij; de toekomst wijkt terug, het verleden komt naderbij. Jij staat alleen op jouw plaats, onbewogen, in het eeuwige heden. Hier, om mij heen, liggen de vierenzestig zeshoeken van de gebroken en de niet-gebroken lijnen: alle mogelijke omzettingen van alle mogelijke mogelijkheden. Hier in mijn handen liggen de gebroken en de niet-gebroken stokjes van het welriekende en gewijde garwa. Orden je gedachten en formuleer je vraag.'
Opnieuw was het stil. Toen zei Nate: 'Zullen de Wachters van het Web iedere actie ondernemen die nodig kan zijn om te voorkomen dat de Chulpex doorbreken, de Buitenwerelden veroveren, en doordringen in het Centrum?' Koning Wen wierp de nieuwe figuren, wierp de garwastokjes opnieuw en opnieuw, totdat het patroon van de superioriteit daar lag zodat allen het duidelijk zagen, in de zes lijnen van de zeshoek. Hij beschouwde het, nadenkend. 'Vooruitgang' zei hij tenslotte. 'Boven, de driehoek li: sterk, zwak, sterk. Niet-gebroken, gebroken, niet-gebroken. Yang, Yin, Yang. De onderste driehoek: Ontvankelijk, Yin, Yin, Yin...'
Lao-tze zei: 'Degene die de vooruitgang teweegbrengt - dat ben jij, Nathaniel Gordon - is afhankelijk van anderen - dat zijn wij, de andere, oudere Wachters. Niettemin beschouwen wij ons als jouw gelijken, en zijn wij bereid jou te volgen. Je hebt veel li: zuiverheid. Daarom misbruik je je invloed niet.'
Hij hield zijn hoofd iets opzij en maakte een zacht brommend geluid. Hij wees. 'Een bewegende lijn, zoals het heet, zie je. Een verlichte heerser en een gehoorzaam dienaar. Koning Wen en Nathaniel Gordon. Alhoewel wij, met inbegrip van Wen, bereid zijn jou te volgen en tot actie over te gaan, word je in dit geval 'dienaar' genoemd omdat je bereid bent Wen te volgen door je te onderwerpen aan het oordeel van zijn orakel. Een verlichte heerser en een gehoorzaam dienaar; allen zijn eensgezind; spijt verdwijnt. Wen, wat is jouw commentaar?'
Koning Wen dacht even na, voor hij zei: 'Een man trekt ten strijde, samen met anderen, wier steun hem bemoedigt. Dit verdrijft elke reden voor spijt wegens het feit dat hij niet genoeg onafhankelijkheid bezit om zonder hulp iedere ongunstige wending van het lot te boven te komen.' Hij keerde zich van het patroon van de garwastokjes naar Nate en zei: 'Is het duidelijk? Het patroon is geenszins onverdeeld gunstig.'
'Dat is duidelijk. Ja.'
'Deze bewegende lijn, de bovenste van de onderste driehoek, k'un, is gebroken en ligt nabij li, zuiverheid. Het heeft betrekking op bondgenoten; zij hebben een gemeenschappelijk vertrouwen; het subject wordt vertrouwd door allen in zijn omgeving; daarom zijn de voortekenen in hoofdzaak gunstig. De rest zie je zelf.'
Nate knikte. De voortekenen waren gunstig voor het welslagen van het project. Zij hoefden niet gunstig te zijn voor hemzelf. Hij zei hen dat, en zij zeiden ja. Zij vroegen hem of hij niettemin bereid was, en hij zei ja.
'Jouw pad is duidelijk dat van Tao,' zei Lao-tze. 'De klassieken vertellen ons dat de Draak de Zon wil verslinden, en dat de Phoenix danst voor de Draak. Is het om de Draak weg te lokken van de Zon? Jij moet het pad volgen van Tao.'
Velen hadden gezocht te vinden wat hij had gevonden, en hadden zij het ook gevonden? Velen hadden dat gedacht. Zij hadden bergen beklommen en waren woestijnen ingegaan, zij hadden zich opgesloten in bossen en op eilanden. Zij hadden God gezocht en zij hadden de Duivel, Christus en de Antichrist gezocht, onsterfelijkheid en vernietiging, nirwana en revolutie, in kloostercel en gevangeniscel, gaven hun gezin op, aten bijna niet, loochenden vroegere en trouwe vrienden, ontzegden hun lichaam intieme en primaire behoeften, deden dingen die in een ander verband verkeerd werden geoordeeld maar hier als juist werden gezien. Zij waren in ballingschap gegaan, zij waren het vuur ingegaan, zij hadden de dood in het gezicht gezien en met de dood gespeeld, de dood veracht en de dood als trouwe metgezel gehad. Sommigen hadden joden verbrand in Spanje, en waren toen weggegaan naar Japan, om op hun beurt verbrand te worden. Godsdienst had sommigen geïnspireerd, ongodsdienstigheid (die meest veeleisende godsdienst van alle godsdiensten) anderen. Er waren er die zich hadden overgegeven aan nationalisme en die zich hadden overgegeven aan internationalisme; weer anderen waren gezwicht voor dat lage en schaamteloze dat, onder de naam van internationalisme, in werkelijkheid het nationalisme was van een ander, vreemd land. Geïnspireerd door onzuivere motieven om zuivere dingen te doen, geinspireerd door zuivere motieven om onzuivere dingen te doen... Er kwam geen eind aan. Geen begeerte was vergelijkbaar met de aantrekkingskracht van eigen opoffering.
En nu was de beurt aan Nathaniel Gordon.
Hij had de smaak van de honing maar nauwelijks in zijn mond geproefd, en nu moest hij alweer vertrekken. Het pasverkregen vermogen, de pasgevonden kennis, de verlichting en de rust, alles, alles, zou hem verlaten bij zijn vertrek uit het Centrum - het een onmiddellijk, het ander geleidelijk. Hij die had geleerd te vliegen moest nu weer lopen. Voor een ogenblik was hij bijna een met en een van de grootsten geweest. Nu was hij weer alleen maar Nate Gordon. Bepaalde ironische aspecten hiervan gingen door zijn hoofd.
'Communistische Chulpex Aten Mijn Vrouw Op,' mompelde hij.
'Vaarwel, collega.'
'Vaarwel...'
Het leven is een droom en de droom is zelf maar een droom. Alles gaat voorbij. Alles gaat voorbij.
'Alles stroomt...'
Het Centrum stroomde van hem weg, hij stroomde weg van het Centrum. Gedaanten en verwisselingen trokken aan zijn stomverbaasde ogen voorbij. Hij ging niet weg zoals hij gekomen was en de dingen die hij zag waren nieuw en vreemd voor hem, maar toch vertrouwd door hun vreemd zijn en bekend krachtens hun eeuwige nieuwheid. Hij was verplicht om een tijdlang te vertoeven onder de niet-menselijke maar vriendelijke Theriowolen, terwijl die, met tranen van verdriet en luide kreten van machteloze woede, de stad waarin zij woonden platbrandden, daar de een maal in de twee eeuwen overtrekkende, woest brandende horde meteoren hen zei dat de tijd ervoor gekomen was; toen keerden zij zich af en trokken de woestenij in om een nieuwe woonplaats te zoeken. Zes dagen woonde hij bij de Verloren Stammen aan de oevers van de Sambatyon, tot de rivier, op de zevende, ophield te stromen, en hij de bedding overstak in de rust en de stilte van de Sabbath. Hij werd een tijdlang gevangen in een processie van dansende, schokkende, trekkende, kreunende lijders op weg om verlichting te zoeken aan de grote schrijn van St. Vitus; sommigen zeiden dat hun lijden werd veroorzaakt door demonen, anderen dat een spinnenbeet er de oorzaak van was; weer anderen mompelden dat het een vergif was, voortgekomen uit de schimmel op het graan waarvan zij hun brood maakten: maar allen schreven Nate's vreemde manieren en spraak, en zijn haast om verder te gaan, aan de ziekte toe - wat die dan ook veroorzaakte - en dus grepen hulpvaardige deelnemers aan de bedevaart zijn armen vast, vriendelijk maar stevig, en lieten hem meedansen, twee en een, een en twee, St. Vitus, bid voor ons, St. Vitus, middel voor ons, een en twee en twee en een...
Hij kwam tenslotte in de grotten van ijs, en bleef niet staan om de bevroren dingen van nabij te bekijken, maar vroeg zich af of het misschien zijn lot zou zijn om daar zelf bevroren te worden; maar uiteindelijk slaagde hij erin om een luik te openen in een enorme deur op de laagste helling van de onderste grot. Het was daar allesbehalve warm, maar het was duidelijk minder koud. Het stonk erger, dat wel. Veel erger. En het bleef steeds erger stinken - ranzig en muf en bitter en zuur en... en nog iets, iets dat hem even bekend voorkwam. Hij klom plateau na plateau af, als iemand in een boze droom of in een (slecht, tussen haakjes) verhaal of roman van Merrit of Lovecraft. De laatste was tenminste bezeten geweest van onaangename geuren, herinnerde hij zich. En van koude. De eerste had alleen maar een grote tuin ontwikkeld die geheel bestond uit giftige planten. En Lovecraft was ook bezeten van het thema dat mensen zich in dienst begaven of zich verkochten aan vreemde wezens. Zoals majoor Flint. In feite, bedacht Nate, zou Lovecraft het goed hebben kunnen vinden met majoor Flint. Hun sociale opvattingen hadden veel gemeen.
Een hoge strijd-Na herkende Nate onmiddellijk nadat hij hem over de fluwelen vlakte had zien vluchten waar de grote, scharlakenrode vogels werden gehoed door de dwergen. Hij aarzelde. Natuurlijk moest de 'Murriste-Koning meteen op de hoogte gesteld. Aan de andere kant, zou het een grote, hoogbroedse persoonlijkheidsverzekering zijn als hij het ding zelf naar de 'Murriste-Koning bracht. Het was niet goed, helemaal niet goed geweest om terug te gaan en de Koning te moeten vertellen dat de strijd-Na's, hoewel zij inderdaad de Poort gevonden hadden waardoor de gezochte vreemdeling weer ontkomen was naar de wegen-met-de-vele paden, zijn spoor daarna bijster waren geworden. Groot was des Konings gramschap en eigenlijk had de hoge strijd-Na toen niets meer of minder verwacht dan dat de Koning toen en daar zijn recht had doen gelden op een te rechtvaardigen woede-uitlaat.
Hij greep een werk-Na vast die, zoals tenminste de helft van de aanwezige, met zijn armen zwaaide en wees en verbaasde uitroepen slaakte - de andere helft rende druk in het rond, vaak in tegengestelde richtingen, en deed niets - en zei tegen hem: 'Bericht de Koning dat de strijd-Na 102 'Murriste 634 de chulpexachtige heeft gevonden die ons eerder ontsnapt is. Meteen, de werk-Na!'
'Meteen, zo, de strijd-Na!'
Als dit bericht het eerste was dat de Koning bereikte, en deze verwarring in aanmerking genomen zou dat wel zo zijn, dan zou dat goed zijn voor de strijd-Na. In ieder geval kon het niet slecht voor hem zijn. Tenzij - en hij stond doodstil en piepte haast van plotselinge angst - tenzij het bericht de Koning bereikte en de chulpexachtige weer verdween! In dat geval zou de strijd-Na zich gelukkig mogen prijzen als hem alleen werd aangezegd niet langer voedsel te nemen.
De hoge strijd-Na wist niet wat de juiste manier van benaderen van de chulpexachtige was, op deze plaats en in deze omstandigheden. De instructies bij de vorige gelegenheid waren heel eenvoudig geweest: 'Gevangen nemen en terugkomen.' Maar daar waren uitsluitend strijd-Na's geweest, goed geoefende strijd-Na's. Dit was een ontmoeting op een kruispunt van de hoogste taluds, alle soorten en klassen waren vertegenwoordigd, er was geen eenheid. Om te wachten en strijd-Na's te verzamelen, en die dan te overtuigen dat het juist was om de bevelen op te volgen van hem, de strijd-Na 102 - dat betekende tijd, tijd, kostbare tijd.
De strijd-Na 102 dacht en handelde vlug, hij naderde de chulpexachtige volgens de aloude voorgeschreven regel om de strijd-Na van een andere zwerm vreedzaam te naderen: alle vier de armen van het lichaam af, handpalmen naar beneden. Natuurlijk kende hij de taal van de levendbarende niet; hij was gelukkig gespaard gebleven voor een opleiding in de walgelijke levenswijze van de levendbarenden. Het idee om een jong levend te baren, het was uitermate stuitend. Een strijd-Na wordt er echter op getraind om zijn eigen natuurlijke emoties te onderdrukken. Met de armen opzij, de handpalmen naar beneden, naderde de Na 102 'Murriste 634 de chulpexachtige, niet langzaam en niet haastig.
Het was waar: het wezen was intelligent. Het had nogal doelloos rondgelopen, maar het bleef staan toen het de hoge strijd-Na zag naderen. Het voorwerp in zijn handen (mismaakte, achtergebleven levensvorm, die er maar twee had) plaatste het langzaam tussen zijn benen; toen hield het ook de armen uit, handpalmen naar beneden.
'Dit is goed, de levendbarende,' merkte de strijd-Na op.
'Breng me naar je - ach, naar de Duivel,' zei Nate. 'We doen ijskoud, zoals het een vroeger Superieur Mens past.'
'Loop voor mij uit, de levendbarende. Zo, zoals ik aangeef met mijn bovenste armen, zo. Begrijpe je het niet - het voorwerp? Het blijkt geen gevaar op te leveren. Je kunt het vasthouden zoals straks. Zo, zo.'
Arristemurriste ontving het bericht onverstoorbaar. Het feit dat de chulpexachtige levendbarende op die plaats was verschenen, wees erop dat er een ingang naar en een uitgang uit de wegen-met-de-vele paden hierboven lag, een zaak die moest worden onthouden en in de toekomst overdacht. Ofwel de wetenschap van deze Poort was verloren naarmate het ras verder naar het afkoelende binnenste van de planeet was getrokken, of anders was hij later ontstaan. Het doel van de komst van het wezen hier, Arristemurriste wist het niet. Hij was de tweede, maar de eerste, gaf de beschrijving... de Koning kon zich niet ophouden met het onthouden van de juiste bewoordingen van het gebrabbel... dat eerste wezen had gezegd dat de andere gevaarlijk en verraderlijk was. Dat kon zo zijn. Het kon ook andersom zijn. Arristemurriste behield zich een oordeel voor; intussen had hij de Na 32 'Gorretta 502 laten komen. De laatste werd in zijn aanwezigheid gebracht.
'Gewoonlijk,' herinnerde hem de 'Murriste-Koning, 'wordt aangenomen dat Na's die terugkeren zonder hun taak uitgevoerd te hebben, in het bezit zijn van gebreken die ook in de toekomst tot hun falen zouden leiden. Daarom is hun altijd aangezegd niet langer voedsel te nemen.'
'Zo, de Koning.'
'Maar in jouw geval scheen de fout eerder te liggen bij dat afwijkende lichaam, de Na 14 'Parranto 600. Daarom zijn de Koningen het erover eens dat je voorlopig verderleeft. Voorts heb je een opleiding gehad in een van de talen der levendbarenden. Jij bent in contact geweest met de tweede levendbarende, die om nog niet verklaarde redenen bij ons is verschenen. Wat is jouw indruk van hem?' 'De Na herinnert zich dat dit wezen enigszins voor rede vatbaar leek. De Na was vanzelfsprekend onzegbaar geschokt toen dit wezen poogde het broedsel te vernietigen dat de Na 14 nog in eivorm had weggenomen - maar bij nader inzien leek het de Na dat dit wezen, op de hoogte van het bestaan van de Chulpex, het broedsel alleen in verband bracht met de Na 14, en toen het vernam dat de Na 14 probeerde mij van het leven te -'
'Zo. Dus. De Koning volgt je redenering. Het kan zijn. Daar komt de levendbarende. Het zal jouw diensten nodig hebben als vertaler, opdat wij het kunnen begrijpen. Zeg hem te spreken over zijn verhouding tot de andere.'
Het kwam slechts als een nieuwe schok voor Nate, en geenszins als de grootste (niet nadat hij maar het kleinste stukje van het wemelende, wemelende Chulpexleven had gezien), om het doorschijnende ding met zes ledematen, dat werd ondersteund door twee andere doorschijnende dingen met zes ledematen, om het ding tot hem te horen spreken met de stem die hij zich opeens goed herinnerde; de stem van 'Jackson'.
'Tevoren,' zei hij, in zijn voorzichtig antwoord op de vraag, 'was ik majoor Flint vijandig gezind. Maar dat ben ik niet meer. De reden hiervoor,' was hij de volgende vraag voor, 'is dat ik besef dat de overwinning van de Chulpex vaststaat, en majoor Flint me een machtige positie heeft toegezegd in ruil voor mijn hulp.'
Arristemurriste dacht diep na. Het antwoord was zo logisch dat het verder vragen overbodig maakte. Maar het antwoord hield een andere vraag in zich besloten, en de Koning stelde deze meteen. 'Welke vorm zal deze hulp van jou hebben?'
Nate keek omhoog naar de enorme gestalte, en moest hard slikken. Toen zei hij: 'Ik moet de Chulpex een weg wijzen waarlangs zij alle hindernissen kunnen omzeilen en een snelle, allesveroverende tocht kunnen aanvangen.'