Inspecteur Narracott bespreekt de zaak
'Ik ben er niet helemaal tevreden over,
meneer,' zei inspecteur Narracott.
De hoofdcommissaris keek hem vragend aan.
'Nee,' herhaalde de inspecteur, 'ik ben er lang niet meer zo
tevreden over als eerst.'
'Geloof je niet dat we de goeie man te pakken hebben?'
'Ik ben er niet voldaan over. Eerst wees alles erop, maar nu, nee,
nu niet meer.'
'De bewijzen tegen Pearson zijn dezelfde gebleven.'
'Ja, maar er is heel wat meer aan het licht gekomen, meneer. Die
andere Pearson: Brian. Omdat ik dacht dat we niet verder hoefden te
zoeken, heb ik als vanzelfsprekend aangenomen dat hij in Australie
zat. Nu blijkt het dat hij aldoor in Engeland was. Hij is al twee
maanden geleden teruggekomen naar Engeland en heeft op dezelfde
boot gereisd als de Willetts. Hij schijnt gedurende die reis nogal
verliefd te zijn geworden op het meisje. Hij heeft, om wat voor
reden dan ook, helemaal geen contact gezocht met zijn familie. Zijn
zuster en broer hadden er geen idee van dat hij in Engeland was.
Verleden week donderdag heeft hij het Ormsby Hotel op Russell
Square verlaten en is naar Paddington gereden. Hij weigert iets te
zeggen over wat hij gedaan heeft vanaf dat moment tot dinsdagnacht,
toen Enderby hem tegen het lijf liep.'
'Hebt u hem erop gewezen welke ernstige gevolgen dat zwijgen voor
hem kan hebben?'
'Hij zei dat hem dat geen lor kon schelen. Dat hij niets met de
moord te maken had en dat wij maar moesten bewijzen dat het anders
was. Het was zijn zaak hoe hij zijn tijd had doorgebracht, niet de
onze, en hij weigerde beslist te zeggen waar hij precies geweest
was en wat hij eigenlijk had uitgevoerd.'
'Hoogst eigenaardig,' vond de hoofdcommissaris.
'Ja, meneer, dat is het zeker. Weet u, meneer, het valt niet te
ontkennen dat deze man veel meer het type is dan die andere. Je
kunt je moeilijk voorstellen dat James Pearson een oude man met een
zandzak op zijn hoofd heeft kunnen slaan, maar het zou- bij wijze
van spreken - voor Brian Pearson dagelijks werk kunnen zijn. Hij is
een driftige, aanmatigende kerel en hij profiteert precies evenveel
als de anderen van de dood van de kapitein.
Hij is vanmorgen bij me geweest met Mr. Enderby, zijn hele houding
was opgewekt en joviaal, hij deed of hij boven alle verdenking
verheven was. Maar 't houdt geen steek... het klopt niet.'
'Bedoelt u...?'
' 't Klopt niet met de feiten. Waarom is hij niet eerder voor de
dag gekomen? De dood van zijn oom stond zaterdag al in de krant.
Zijn broer werd maandag gearresteerd. Hij heeft geen teken van
leven gegeven. En hij zou het nog niet hebben gedaan als die
journalist hem gisterennacht niet in de tuin van Sittaford House
tegen 't lijf was gelopen.'
'Wat deed die Enderby daar?'
'U weet hoe die reporters zijn, zei Narracott, 'die neuzen altijd
overal rond. Die zijn niet zo voorzichtig.'
'Ze zijn dikwijls verdraaid lastig en vervelend,' zei de
hoofdcommissaris, 'maar soms zijn ze wel nuttig.'
'Ik denk dat dat meisje hem ertoe heeft aangezet,' zei de
inspecteur.
'Het meisje?'
'Miss Emily Trefusis.'
'Hoe wist zij er iets van?'
'Ze was in Sittaford om eens rond te kijken. En ze is een pienter
ding. Er ontgaat haar niet veel.'
'Hoe verklaart Brian Pearson zelf zijn aanwezigheid hier?'
'Hij zegt dat hij naar Sittaford House is gekomen om miss Willett,
zijn verloofde, te ontmoeten. Ze kwam het huis uit om hem op te
wachten toen iedereen sliep, omdat ze niet wilde dat haar moeder er
iets van zou merken. Dat is hun verhaal.'
Er sprak ongeloof uit inspecteur Narracotts stem.
'Ik ben ervan overtuigd, meneer, dat hij zich nooit vertoond zou
hebben als Enderby hem niet omver had gelopen. Hij zou rustig naar
Australie zijn teruggekeerd en vandaar zijn aanspraken op de
erfenis hebben laten gelden.'
Er speelde een flauw glimlachje om de lippen van de
hoofdcommissaris.
'Wat zal hij die beroerde, nieuwsgierige journalist verwenst
hebben.'
'Er is nog iets aan 't licht gekomen,' ging de inspecteur verder.
'Zoals u weet zijn er drie Pearsons, en Sylvia Pearson is getrouwd
met Martin Dering, de romanschrijver. Hij heeft me verteld dat hij
had geluncht en die middag had doorgebracht met een Amerikaanse
uitgever en dat hij 's avonds een literair diner had bijgewoond,
maar het blijkt dat hij daar helemaal niet is geweest.'
'Wie zegt dat?'
'Weer die Enderby.'
'Ik geloof dat ik eens met die Enderby moet praten,' zei de
hoofdcommissaris. 'Hij schijnt een energieke vent te zijn. Een ding
is zeker: de Daily Wire heeft een stel handige lui in dienst.'
'Het kan natuurlijk niets te betekenen hebben,' ging de inspecteur
voort. 'Kapitein Trevelyan is voor zes uur vermoord. Het doet er
dus betrekkelijk weinig toe waar Dering zijn avond heeft
doorgebracht, maar waarom heeft hij er dan over gelogen? Het bevalt
me niet, meneer.
'Ja, dat liegen lijkt nogal overbodig,' gaf de hoofdcommissaris
toe.
'Onwillekeurig ga je nu denken dat het allemaal leugens zijn
geweest. Het zal wel vergezocht zijn, vermoed ik, maar Dering kan
met de trein van tien over twaalf van Paddington vertrokken zijn;
dan kan hij iets over vijven in Exhampton zijn aangekomen, de oude
man hebben vermoord, de trein van tien over zes hebben gepakt en
voor middernacht thuis zijn geweest. In elk geval moeten we het
onderzoeken. En we moeten ook zijn financiele positie nagaan en te
weten komen of hij heel erg om geld verlegen zat. Alles wat zijn
vrouw erfde, zou hij beheren, je hoeft haar maar aan te kijken om
dat te weten. We moeten ons ervan overtuigen dat zijn alibi voor
die middag waterdicht is.'
'De hele zaak is ongewoon,' zei de hoofdcommissaris 'maar ik vind
de bewijzen tegen Pearson vrij overtuigend. Ik zie dat u het niet
met me eens bent en dat u het gevoel hebt dat we de verkeerde man
hebben ingerekend.'
'De bewijzen zijn overtuigend,' gaf inspecteur Narracott toe, 'de
motieven, de omstandigheden en zo meer, en elke jury zou er hem op
veroordelen. En toch, zoals u zegt, ik zie hem niet als
moordenaar.'
'En zijn verloofde is erg actief in de zaak,' zei de
hoofdcommissaris.
'Ja, dat is ze zeker. Een flinke, knappe jonge vrouw en ze heeft
zich vast voorgenomen hem vrij te krijgen. Ze heeft zich meester
gemaakt van die journalist Enderby en ze houdt hem aan 't werk zo
hard ze kan. Ze is veel te goed voor Mr. James Pearson. Behalve
zijn knappe gezicht geloof ik niet dat hij veel karakter
heeft.'
'Maar als zij zo'n doortastende jonge vrouw is, zal ze dat juist
prettig vinden,' zei de hoofdcommissaris.
'Enfin, over smaak valt niet te twisten,' zei de inspecteur. 'Bent
u het met me eens, meneer, dat ik het beste maar zo gauw mogelijk
eerst dat alibi van Dering kan nagaan?'
'Ja, begin daar onmiddellijk mee. Maar er is toch nog een vierde in
het testament vermeld?'
'Ja, de zuster. Die is buiten verdenking. Ik ben alles nagegaan. Ze
was om zes uur thuis. Ik ga nu meteen aan de slag met die
Dering.'
Ongeveer vijf uur later bevond inspecteur Narracott zich weer in de
kleine zitkamer van The Nook. Ditmaal was Mr. Dering thuis. Hij
mocht niet gestoord worden want hij zat te schrijven, had het
dienstmeisje eerst gezegd, maar de inspecteur had zijn officiele
kaartje laten zien en haar verzocht dat onmiddellijk naar haar
meester te brengen. Terwijl hij wachtte liep hij de kamer op en
neer. Zijn brein werkte koortsachtig. Nu en dan nam hij een of
ander voorwerpje van de tafel op, bekeek het zonder het te zien en
zette het weer neer. Een sigarettendoos van Australisch hout -
zeker een geschenk van Brian Pearson. Hij nam een nogal gehavend
boek op, Pride and Prejudice, sloeg het open en zag op het
titelblad in verbleekte inkt de naam van Martha Rycroft staan. Die
naam Rycroft kwam hem bekend voor, maar hij kon zich op het moment
niet herinneren in welk verband. Hij werd gestoord toen Martin
Dering de kamer binnenkwam.
De romanschrijver was een man van gemiddelde lengte met dik, zwaar
kastanjebruin haar. Hij was op een enigszins massieve manier knap,
zijn lippen waren vrij dik en rood.
Inspecteur Narracott vond zijn uiterlijk niet aantrekkelijk.
'Goedemorgen, Mr. Dering. 't Spijt me dat ik u weer moet
lastigvallen.'
'O, dat hindert niet, inspecteur, maar ik kan u werkelijk niets
meer vertellen dan ik u al gezegd heb.'
'Men heeft ons te verstaan gegeven dat uw zwager, Mr. Brian
Pearson, in Australie was. Nu hebben we ontdekt dat hij al minstens
twee maanden in Engeland is. Ik had het al kunnen vermoeden, maar
uw vrouw had me verzekerd dat hij in New South Wales zat.'
'Brian in Engeland!'
Dering scheen oprecht verbaasd. 'Ik kan u verzekeren, inspecteur,
dat ik daar niets vanaf wist - en mijn vrouw ook niet, dat weet ik
zeker.'
'Heeft hij zich op geen enkele manier met u in verbinding
gesteld?'
'Nee, en ik weet zeker dat Sylvia hem gedurende die tijd tweemaal
naar Australie heeft geschreven.'
'In dat geval bied ik u mijn excuses aan, meneer. Maar ik dacht
natuurlijk dat hij zijn bloedverwanten zou hebben opgezocht of
geschreven en ik was enigszins ontstemd dat u dat voor me had
verzwegen.'
'Zoals ik u al zei, we wisten er niets van. Een sigaret,
inspecteur? Apropos, ik heb gehoord dat die ontsnapte gevangene
weer gepakt is.'
'Ja, dinsdagavond, 't Was pech voor hem dat het zo ging misten,
toen heeft hij in een kring rondgelopen. Hij legde zowat
vijfendertig kilometer af en was toen zowat een kilometer van
Princetown vandaan.'
'Vreemd dat iedereen in 't rond gaat lopen wanneer het mist.
Gelukkig voor hem dat hij niet op vrijdag is ontsnapt, dan zou hij
stellig van de moord beschuldigd zijn.'
'Hij is een gevaarlijk man, Jan zonder Jas noemden ze hem.
Roof met geweldpleging, mishandeling. Hij leidde een dubbelleven.
De helft van de tijd ging hij door voor een zeer beschaafde,
respectabele rijke man. Ik ben er helemaal nog zo zeker niet van of
hij niet beter in Broadmoor had kunnen zitten. Af en toe kreeg hij
een aanval van misdadigheid en dan verdween hij en sloot zich aan
bij de laagste typen.'
'Er ontsnappen zeker niet veel mensen uit Princetown?'
'Dat is vrijwel onmogelijk, meneer. Maar deze ontsnapping was
buitengewoon goed voorbereid en uitgevoerd. We zijn er nog niet
helemaal achter.'
Dering stond op en keek op zijn horloge. 'Als u verder niets meer
te vragen hebt, inspecteur, ik heb het erg druk...'
'O, maar er is nog iets, Mr. Dering. Ik wil graag weten waarom u
tegen mij hebt gezegd dat u vrijdagavond een literair diner hebt
bijgewoond in het Cecil Hotel.'
'Ik... ik begrijp u niet, inspecteur.'
'Ik geloof dat u me best begrijpt, meneer. U was niet op dat diner,
Mr. Dering.'
Martin Dering aarzelde. Zijn ogen dwaalden onzeker van het gezicht
van de inspecteur naar de zoldering, toen naar de deur en toen naar
zijn voeten.
De inspecteur wachtte kalm en onaandoenlijk.
'En als ik daar nu eens niet bij was?' zei Dering eindelijk. 'Wat
gaat dat u aan? Wat heeft mijn doen en laten, vijf uur nadat mijn
oom werd vermoord, met u of met iemand anders te maken?'
'U legde tegenover ons een verklaring af. Mr. Dering, en ik wil dat
die verklaring wordt bevestigd. Een gedeelte ervan was onjuist, dat
is al nagegaan. Nu moet ik de andere helft nog verifieren. U zei
dat u met een vriend hebt geluncht en daarna de middag met hem
doorbracht.'
'Ja... met mijn Amerikaanse uitgever.'
'Zijn naam?'
'Rosenkraun, Edgar Rosenkraun.'
'En zijn adres?'
'Hij is zaterdag uit Engeland vertrokken.'
'Naar New York?'
'Ja.'
'Dan zal hij nu op zee zijn. Met welke boot reist hij?'
'Dat... dat kan ik me niet meer herinneren.'
'Weet u dan welke lijn het was? De Cunard of de White Star?
'Ik... ik weet het niet meer.'
'Goed, dan zullen we naar zijn firma in New York telegraferen, die
weet het natuurlijk.'
'Het was de Gargantua,' zei Dering gemelijk.
'Dank u, Mr. Dering. Ik dacht wel dat u zich die naam zou
herinneren als u uw best deed. Dus u hebt geluncht met Mr.
Rosenkraun en de middag met hem doorgebracht. Hoe laat hebt u
afscheid van hem genomen?'
'Zowat om vijf uur, denk ik.'
'En daarna?'
'Ik weiger dat te zeggen, het gaat u niets aan. Is dit alles wat u
weten wilt?'
Inspecteur Narracott knikte nadenkend. Als Rosenkraun Derings
verklaring bevestigde dan was er niets meer tegen Dering aan te
voeren. Wat hij voor geheimzinnigs had uitgehaald die avond kon
geen verband hebben met de moord.
'Wat gaat u doen?' vroeg Dering nerveus.
'Mr. Rosenkraun aan boord van de Gargantua telegraferen.'
'Verduiveld,' riep Dering, 'u zult me in opspraak brengen.
Wacht...'
Hij liep naar zijn schrijftafel, krabbelde een paar woorden op een
stuk papier en gaf het aan de inspecteur.
'U zult wel moeten doen wat u doet,' zei hij nors, 'maar laat ik
het dan tenminste op mijn manier mogen doen. Het is niet eerlijk om
iemand in moeilijkheden te brengen.'
Hij had op het papier geschreven:
Rosenkraun s.s. Gargantua. Bevestig dat ik bij u was vanaf
lunchtijd tot vijf uur, vrijdag de 14de. Martin Dering.
'Laat het antwoord regelrecht naar u zenden, dat kan me niet
schelen, maar niet naar Schotland Yard of een politiebureau. U kent
die Amerikanen niet. Als ze maar even zouden denken dat ik in een
politiezaak gemengd was, zou van het contract dat ik besproken heb,
niets terecht komen. Laat het een kwestie onder ons blijven,
inspecteur.'
'Daar heb ik geen bezwaar tegen, Mr. Dering. Ik wil alleen maar de
waarheid weten. Ik zal dit telegram met betaald antwoord verzenden
en dat antwoord laten sturen naar mijn priveadres in Exeter.'
'Dank u, dat is aardig van u. Het is niet gemakkelijk je brood te
verdienen met schrijven, inspecteur. U zult aan het antwoord zien
dat ik niet gelogen heb. Ik loog wel over dat diner, maar dat kwam
omdat ik tegen mijn vrouw had gezegd dat ik daarheen ging en het
leek me beter me tegenover u ook aan dat verhaal te houden, anders
zou het me een hoop last bezorgd hebben.'
'Als Mr. Rosenkraun bevestigend antwoordt, hoeft u nergens bang
voor te zijn, Mr. Dering.'
Een onaangenaam persoon, dacht de inspecteur toen hij het huis
verliet, maar hij schijnt er vrijwel zeker van te zijn dat die
Amerikaanse uitgever de waarheid van zijn verklaring zal
bevestigen.
Toen hij in de trein stapte die hem naar Devon terug zou brengen,
schoot de inspecteur plotseling iets te binnen.
Rycroft, dacht hij, natuurlijk, dat is de naam van die oude heer
die in een van de bungalows in Sittaford woont. Een merkwaardige
samenloop van omstandigheden.