Sittaford


Emily werd nogal geboeid door haar eerste blik op Sittaford. Zo'n drie kilometer na Exhampton verlieten ze de hoofdweg en reden ze over een onverharde weg door de heide omhoog tot ze het dorp bereikten dat aan de rand van de heide lag. Het bestond uit een smederij en een postkantoortje annex snoepwinkel. Vandaar volgden ze een laan en kwamen bij een rij nieuwe kleine granieten bungalows. Bij de tweede stopte de auto, en de chauffeur meldde ongevraagd dat dit het huis van Mrs. Curtis was.
Mrs. Curtis was een kleine, magere, grijze vrouw met een energiek en praatziek karakter. Ze was vol van de moord waarvan het nieuws pas die morgen tot Sittaford was doorgedrongen.
'Natuurlijk kunnen u en uw neef hier logeren, als hij wil wachten tot ik wat dingen heb opgeruimd. U zult er wel niks tegen hebben om samen met ons te eten? Wie zou dat ooit gedacht hebben! Kapitein Trevelyan vermoord en een gerechtelijk onderzoek en al die dingen meer! We zijn vanaf vrijdag van de wereld afgesloten geweest, en toen vanmorgen het bericht kwam, stond ik gewoon paf. "De kapitein is dood," zei ik tegen Curtis, "dat bewijst alweer hoe slecht de wereld tegenwoordig is." Maar ik houd u maar hier aan de praat, juffrouw. Komt u binnen, en meneer ook. Ik heb al water opstaan en u krijgt dadelijk thee, want u zult daar wel trek in hebben na die rit, al is het hier vandaag warmer dan het geweest is. De sneeuw heeft hier bijna drie meter hoog gelegen.'
Onder deze stortvloed van woorden wees ze Emily en Charles hun kamers. Emily kreeg een klein vierkant vertrekje, onberispelijk schoon, met uitzicht op de helling naar Sittaford Beacon. Charles' kamer was een hokje aan de voorkant met een bed, een miniatuur ladenkastje en een wastafel.
'De hoofdzaak is,' zei hij, nadat de chauffeur zijn koffertje op het bed had gezet en was betaald en bedankt, 'dat we hier zijn. Ik mag hangen als we niet binnen een kwartier alles over iedereen in Sittaford te weten zijn gekomen.'
Tien minuten later zaten ze beneden in de gezellige keuken, maakten kennis met Curtis, een nogal norse, grijze man, en werden onthaald op sterke thee, brood en boter, Devonshire room en hardgekookte eieren. Terwijl ze aten en dronken, luisterden ze. Binnen een halfuur wisten ze alles wat er te weten viel over de bewoners van de kleine gemeenschap.
Daar was dan eerst miss Percehouse, die op The Cottages nummer 4 woonde. Een ongetrouwde vrouw van onzekere leeftijd en een wisselend humeur, die zes jaar geleden hier was gekomen om er, volgens Mrs. Curtis, te sterven.
'Maar u kunt me geloven of niet, miss, maar de lucht van Sittaford is zo gezond dat ze vanaf de eerste dag dat ze hier was, is opgeknapt. Zo'n zuivere lucht voor de longen!
Miss Percehouse heeft een neef die haar weieens komt opzoeken,' ging ze voort, 'hij logeert nu ook bij haar. Wil er zeker voor zorgen dat het geld in de familie blijft. Anders wel saai hier voor een jongmens zo om deze tijd van het jaar. Maar ja, je kunt je hier toch wel amuseren en zijn komst is voor de jongedame van Sittaford House een ware zegen geweest. Dat arme jonge ding! Wat een idee om haar in de winter mee te nemen naar die grote kazerne van een huis. Sommige moeders zijn toch wel erg zelfzuchtig. En zo'n knap meisje! Mr. Ronald Garfield gaat er zo vaak heen als hij maar kan zonder miss Percehouse te verwaarlozen.'
Charles Enderby en Emily wisselden een blik. Charles herinnerde zich dat Ronald Garfield was genoemd als een van de mensen die de seance hadden bijgewoond.
'Het huis aan deze kant van het mijne, nummer 6, is pas verhuurd,' ging Mrs. Curtis voort. 'Aan een zekere Mr. Duke. Om te zien wel een echte heer. Maar daar kun je niks van zeggen tegenwoordig. De mensen zijn tegenwoordig niet meer zo kieskeurig. Hij is erg gastvrij. Een bescheiden man, kon best een militair zijn geweest, naar zijn uiterlijk te oordelen, maar hij heeft niet de manieren ervan. Heel anders dan majoor Burnaby, bij die weet je zodra je hem ziet dat hij in dienst is geweest.
Op nummer 3 woont Mr. Rycroft, een kleine, oudere heer. Ze zeggen dat hij altijd de vogels ging bekijken in die buitenlandse afdeling van het Brits Museum. Ze noemen dat een natuurwetenschapper, geloof ik. Hij zwerft altijd over de hei als het weer maar een beetje goed is. En hij heeft een erg mooie bibliotheek. Zijn huis is een en al boekenkast.
Op nummer 2 woont een invalide meneer, een zekere kapitein Wyatt, met zijn Indische bediende. Die arme kerel zal wel last hebben van de kou, de knecht bedoel ik, niet de kapitein. Nou, dat is geen wonder als je uit zo'n warm land komt. De hitte daar in huis is om te besterven, net of je in een oven komt.
Nummer 1 is het huis van majoor Burnaby. Die woont alleen en ik ga elke morgen vroeg bij hem werken. Hij is een keurige meneer, en erg precies. Hij en kapitein Trevelyan waren dikke vrienden, ze zijn dat hun hele leven geweest. En bij allebei hangen van die rare koppen aan de wanden.
Uit Mrs. Willett en miss Willett kun je niet wijs worden. Er zit veel geld, dat is zeker. Ze kopen bij Amos Parker in Exhampton en die heeft me verteld dat hun rekening elke week over de acht of negen pond is. U zou niet geloven hoeveel eieren als daar in huis gebruikt worden! Ze hebben hun dienstmeisjes uit Exeter meegebracht maar die bevalt het hier niet, ze willen weer weg en ik kan het ze niet kwalijk nemen. Mrs. Willett laat ze tweemaal per week met de auto naar Exeter gaan en daarom, en omdat ze een royaal leven hebben, willen ze nog wel blijven, maar als u het mij vraagt is het toch maar een vreemde geschiedenis jezelf in zo'n afgelegen oord als dit te begraven, en dan zo'n voorname dame! Nou, ik geloof dat ik nu maar eens de theeboel moet gaan opruimen.'
Ze haalde diep adem en Charles en Emily deden het ook. De stroom van informaties die ze zo zonder enige moeite hadden ontketend, overweldigde hen bijna.
Charles waagde het een vraag te stellen.
'Is majoor Burnaby al terug?'
Mrs. Curtis bleef met het theeblad in de hand staan. 'Ja, meneer, ik heb hem een halfuur voor u kwam zien thuiskomen. "Nou meneer," riep ik tegen hem, "u bent toch zeker niet helemaal van Exhampton hierheen komen lopen?" En hij zei op zijn strenge manier: "Waarom niet? Als een man twee benen heeft, heeft hij geen vier wielen nodig. Ik doe het trouwens elke week zoals u weet, Mrs. Curtis." "Ja, meneer," zei ik, "maar dat is wat anders. Nu met die schok en de moord en dat gerechtelijk onderzoek is het gewoon een wonder dat u er nog de kracht toe hebt gehad." Maar hij bromde alleen maar wat en liep door. Hij ziet er anders slecht uit. Het is gewoon een wonder dat hij er vrijdagavond door is gekomen. Dat noem ik kranig op zijn leeftijd. Om die tien kilometer in een sneeuwstorm af te leggen. U mag zeggen wat u wilt, maar de tegenwoordige jonge mensen kunnen het toch maar niet bij de oudjes halen. Die Mr. Garfield zou het nooit hebben kunnen doen, dat zeg ik, en Mrs. Hibbert van het postkantoor en Mr. Pound, de smid, vinden dat Mr. Garfield hem nooit alleen had moeten laten gaan; hij had mee moeten komen. Als majoor Burnaby in die sneeuwstorm was verdwaald, zou iedereen er Mr. Garfield de schuld van hebben gegeven.'
Ze verdween triomfantelijk met veel gerinkel van serviesgoed in de bijkeuken.
Mr. Curtis haalde nadenkend een oude pijp uit zijn mond.
'Vrouwen kletsen veel,' zei hij.
Hij zweeg even en mompelde toen: 'En de helft van de tijd weten ze niet of het waar is wat ze zeggen.'
Emily en Charles hoorden deze verklaring zwijgend aan, maar toen er niets meer kwam, zei Charles goedkeurend: 'Dat is volkomen waar.'
'Jawel,' zei Mr. Curtis en verviel weer in zwijgen.
Charles stond op. 'Ik geloof dat ik maar eens naar die ouwe Burnaby ga om hem te zeggen dat ik morgenochtend die foto's kom nemen.'
'Ik ga met je mee,' zei Emily. 'Ik wil weten wat hij denkt over Jim en over misdaad in het algemeen.'
'Heb je rubberlaarzen bij je? Het is verschrikkelijk modderig.'
'Ik heb een paar gekocht in Exhampton,' zei Emily.
'Wat ben jij toch een praktisch meisje, je denkt ook aan alles.'
'Helaas helpt me dat niet om te ontdekken wie de moord heeft gepleegd. Misschien zou het helpen als ik eens een moord beging,' voegde ze er peinzend aan toe.
'Als je mij maar niet vermoordt,' zei Enderby.
Ze gingen samen weg en bijna onmiddellijk daarna kwam Mrs. Curtis weer binnen.
'Ze zijn naar de majoor,' zei Mr. Curtis.
'Zo?' zei Mrs. Curtis. 'Wat denk jij ervan? Zouden ze verliefd op elkaar zijn? Ze zeggen dat een huwelijk tussen neef en nicht een hoop narigheid kan geven. Doofstommen en idioten en andere akelige dingen. Hij is verliefd op haar, dat kun je duidelijk zien. Zij lijkt me een gewiekste, net als mijn oud-tante Sarah Belinda. Ze heeft iets bijzonders en ze weet met mannen om te springen, dat zie je zo. 't Zal mij benieuwen wat ze nou in de zin heeft. Weetje wat ik denk, Curtis?'
Curtis bromde.
'Die man die de politie vasthoudt om die moord, nou ik wed dat ze het daarop voorzien heeft. En dat ze hier is gekomen om rond te neuzen om te zien wat ze te weten kan komen. En let op mijn woorden,' zei Mrs. Curtis, rammelend met de kopjes, 'als er iets te ontdekken is dan zal zij het ontdekken!'