Nachtelijke avonturen van Charles

Charles verheugde zich niet bepaald op zijn nachtwacht. Hij vond het een krankzinnige onderneming. Emily had te veel fantasie.
Hij was ervan overtuigd dat ze achter de paar woorden die ze had opgevangen een betekenis had gezocht die alleen uit haar eigen verbeelding voortkwam. Waarschijnlijk had Mrs. Willett alleen uit vermoeidheid verlangd naar de avond.
Charles keek uit het raam en huiverde. Het was een ijskoude nacht, guur en mistig, wel de laatste nacht die je buiten zou willen doorbrengen met rondhangen en wachten op iets wat waarschijnlijk nooit zou gebeuren.
Toch durfde hij niet toe te geven aan zijn verlangen om behaaglijk binnenshuis te blijven. Hij moest denken aan die welluidende stem van Emily toen ze zei: 'Het is heerlijk iemand te hebben op wie je vertrouwen kunt.'
Ze vertrouwde op hem, Charles, en ze zou niet teleurgesteld worden. Zou hij dat mooie, hulpeloze meisje in de steek laten? Nooit!
Bovendien, zo bedacht hij, terwijl hij al zijn extra ondergoed aantrok voor hij zich hulde in twee pullovers en zijn overjas, zou het er wel eens lelijk voor hem uit kunnen zien als Emily bij haar terugkomst ontdekte dat hij zijn belofte niet had gehouden.
Ze zou waarschijnlijk heel onprettige dingen zeggen. Nee, dat wilde hij niet riskeren. Ook al zou er niets gebeuren...
En trouwens, wanneer en hoe zou dat gebeuren? Hij kon niet overal tegelijk zijn. Wat er zou kunnen gebeuren zou wel in Sittaford House gebeuren en hij zou er nooit iets van te weten komen.
'Echt iets voor een meisje,' mopperde hij, 'zelf naar Exeter verdwijnen en mij het vuile werk laten doen.'
En toen hoorde hij weer die warme stem van Emily toen ze zei hoe ze op hem bouwde en hij schaamde zich.
Hij voltooide zijn toilet en zag er toen min of meer uit als een opgestopte bal. Ongemerkt sloop hij het huis uit.
Het was zelfs nog kouder en onplezieriger dan hij had verwacht. Zou Emily wel vermoeden hoe hij ging lijden ter wille van haar? Hij hoopte het.
Zijn hand ging naar zijn zak en streelde de fles die daarin zat.
'De beste vriend van een man,' zei hij zachtjes.
Uiterst voorzichtig betrad hij het terrein van Sittaford House. De Willetts hadden geen hond, hij behoefde van die kant dus geen alarm te vrezen. Een licht in het tuinmanshuis bewees dat het bewoond was. Sittaford House was donker op een verlicht venster op de eerste verdieping na.
Die twee vrouwen zijn alleen in huis, dacht Charles. Ik zou dat zelf niet leuk vinden. Beetje griezelig!
Hij geloofde wel dat Emily werkelijk die woorden 'zal het dan nooit avond worden?' gehoord had. Maar wat betekenden
ze?
Zouden ze ervandoor willen gaan, dacht hij. Enfin, wat er ook gebeurt, kleine Charles is hier en zal het zien.
Hij liep op veilige afstand om het huis heen. Doordat het zo mistig was, was hij niet bang dat hij gezien zou worden. Alles leek, voor zover hij kon nagaan, precies als altijd. Een voorzichtig onderzoek van de bijgebouwen toonde aan dat die op slot waren.
'Ik hoop maar dat er iets gebeurt,' zei hij toen de uren verliepen. Hij nam een slokje uit zijn fles. 'Ik heb het nog nooit zo koud gehad. What did you do in the War, Daddy, kan niet zo erg geweest zijn als dit.'
Hij keek op zijn horloge en was verbaasd dat het pas tien minuten over halftwaalf was. Hij was er zeker van geweest dat het bijna dag was.
Een onverwacht geluid deed hem opgewonden zijn oren spitsen. Het was het geluid van een grendel die heel zachtjes werd teruggeschoven en het kwam uit de richting van het huis. Charles sloop geruisloos van het ene bosje naar het andere. Ja, hij had het goed gehoord: de kleine zijdeur ging langzaam open. Een donkere gedaante stond op de drempel en keek gespannen uit in de nacht.
Mrs. of miss Willett, dacht Charles. Ik vermoed de schone Violet.
Na een paar minuten gewacht te hebben stapte de gedaante het pad op, sloot de deur geruisloos achter zich en liep in de tegenovergestelde richting van de oprijlaan. Dat pad liep achter Sittaford House omhoog door een kleine boomaanplant en kwam uit op de open heide.
Het pad liep zo dicht langs de struiken waarachter Charles zich had verstopt, dat hij de vrouw kon herkennen. Hij had het bij het rechte eind gehad, het was Violet Willett. Ze droeg een lange, donkere mantel en had een baret op haar hoofd.
Ze liep verder omhoog en Charles volgde haar zo zacht mogelijk. Hij was niet bang dat hij zou worden gezien, maar was zich wel van het gevaar bewust dat zij hem zou horen. Hij deed zijn uiterste best het meisje niet te alarmeren en daardoor kwam ze hem een eind voor. Even was hij bang dat hij haar kwijt zou raken, maar toen hij op zijn beurt voorzichtig tussen de boom-aanplant door liep, zag hij haar een eindje voor zich uit staan, waar de lage muur die het terrein omgaf werd onderbroken door een hek. Violet Willett leunde over dat hek en tuurde in de nacht.
Charles sloop zo dicht hij durfde naderbij en wachtte. De tijd verliep. Het meisje had een kleine zaklantaarn bij zich en een paar maal knipte ze die aan, naar Charles vermoedde om op haar horloge te kijken hoe laat het was. Toen leunde ze weer over het hek in dezelfde houding van gespannen verwachting. Opeens hoorde Charles tweemaal zacht fluiten.
Hij zag dat het meisje oplettend overeind kwam. Ze boog zich verder over het hek heen en gaf hetzelfde fluitsignaal.
Toen doemde plotseling een man uit de duisternis op. Het meisje slaakt een zachte kreet. Ze deed een paar stappen achteruit, het hek zwaaide open en de man voegde zich bij haar. Ze sprak zacht en snel tegen hem. Charles kon onmogelijk verstaan wat ze zei en was daardoor zo onvoorzichtig wat naar voren te komen. Een tak kraakte onder zijn voeten en de man draaide zich met een ruk om.
'Wie is daar?' riep hij.
Hij zag de terugtrekkende gedaante van Charles.
'He, stop! Wat doe je hier?'
Met een sprong was hij bij Charles. Charles draaide zich om, haalde hem handig onderuit en het volgende moment rolden ze samen over de grond.
De worsteling duurde maar kort. Charles' aanvaller was verreweg de zwaarste en sterkste van de twee. Hij stond op en rukte zijn slachtoffer met zich mee.
'Knipje lantaarn aan, Violet, zei hij, 'we moeten deze kerel zien.'
Het meisje, dat als versteend was blijven staan, kwam nu dichterbij en knipte gehoorzaam haar zaklantaarn aan.
'Dat moet de man zijn die in het dorp logeert,' zei ze. 'Een journalist.'
'Een journalist?' riep de ander. 'Ik kan dat tuig niet uitstaan. Wat voer je hier uit, jij lammeling, waarom sluip je hier om deze tijd van de nacht op priveterrein rond?'
De lantaarn trilde in Violets hand. Voor het eerst kon Charles zijn tegenstander goed zien. Even was de gedachte door zijn hoofd geschoten dat hij weieens de ontsnapte gevangene kon zijn, maar nu hij hem goed zag, verwierp hij dat denkbeeld. Dit was een jongeman, niet ouder dan vier- of vijfentwintig jaar. Lang, knap en vastberaden, hij had niets van een opgejaagde misdadiger.
'Nou, spreek op, hoe heet je?' vroeg de man scherp.
'Mijn naam is Charles Enderby,' zei Charles. 'U hebt me de uwe nog niet genoemd,' vervolgde hij.
'Brutale vlerk!'
Plotseling kreeg Charles een inval en meer dan eens had zo'n inval hem gered. Het was een gok maar hij geloofde dat hij gelijk had.
'Ik geloof dat ik uw naam wel kan raden,' zei hij bedaard.
'Wat?'
Het bleek duidelijk dat de ander schrok.
'Ik geloof dat ik het genoegen heb te spreken met Mr. Brian Pearson uit Australie. Is dat zo?'
Er volgde een tamelijk lange stilte. Charles had het gevoel dat de bordjes nu verhangen waren.
'Verduiveld, ik snap niet hoe je dat kunt denken, maar je hebt gelijk, mijn naam is Brian Pearson.'
'Als dat zo is, wat zou u er dan van denken als we eens samen naar het huis gingen en daar de zaak bespraken?'