Mr. Rycroft

Emily werd de volgende morgen vroeg wakker. Daar ze een verstandig meisje was, begreep ze dat ze pas laat in de morgen op Mr. Enderby zou kunnen rekenen en daar ze zich rusteloos voelde en niet langer in bed kon blijven, ging ze een flinke wandeling maken door de laan, in tegenovergestelde richting als waaruit ze de vorige avond gekomen waren.
Ze kwam langs het hek van Sittaford House, dat rechts van haar was; kort daarop maakte de laan een scherpe bocht naar rechts, liep dan steil omhoog, en kwam uit op de open heide waar hij overging in een met gras begroeid paadje en al spoedig helemaal ophield. Het was een mooie ochtend, koud en pittig, en het uitzicht was mooi. Emily klom naar de top van Sittaford Tor, een bizar gevormde grijze rots. Vanaf die hoogte keek ze nu over een uitgestrekt met heide bedekt terrein, dat zover zij kon zien nergens werd onderbroken door een woning of een weg. Onder haar, aan de overkant van de Tor, zag ze massa's grijze brokken graniet en rotsen. Na een poosje het schouwspel te hebben gadegeslagen draaide ze zich om om het uitzicht naar het noorden, vanwaar zij gekomen was, te bewonderen.
Vlak beneden haar lag Sittaford tegen de helling van de heuvel, het vierkante grijze Sittaford House en de verspreide kleine huisjes daarachter. In het dal kon ze Exhampton onderscheiden.
Je hoorde de dingen beter te zien als je zo hoog bent, dacht Emily. Het moest net zijn of je het dak van een poppenhuis optilt en erin kijkt.
Ze wenste met heel haar hart dat ze de vermoorde man ooit gezien had, al was het maar een keer. Je kon je zo moeilijk een voorstelling maken van mensen die je nooit had ontmoet. Je moest dan afgaan op de mening van anderen en Emily had nog nooit toegegeven dat het oordeel van anderen beter was dan het hare. Aan de indrukken van anderen had je niets, ze konden natuurlijk even juist zijn als die van jou, maar je kon er niet naar handelen. Je kon niet dezelfde aanvalshoek gebruiken als een ander.
Terwijl ze geergerd deze problemen overdacht, zuchtte Emily van ongeduld en ging anders zitten. Ze was zo verdiept geweest in haar gedachten dat ze zich van haar onmiddellijke omgeving niet bewust was geweest. Met een schok van verbazing ontdekte ze dat een kleine, oudere heer een paar passen van haar vandaan stond. Hij hield zijn hoed beleefd in zijn hand en haalde vrij snel adem.
'Pardon,' zei hij, 'miss Trefusis, meen ik?'
'Ja,' zei Emily.
'Mijn naam is Rycroft. Neem me niet kwalijk dat ik u aanspreek, maar in deze kleine gemeenschap van ons is elke kleinigheid dadelijk bekend en het nieuws van uw komst hier gisteren is natuurlijk al overal rondgegaan. Ik kan u verzekeren, miss Trefusis, dat iedereen diep met u meevoelt en dat we allemaal graag bereid zijn u te helpen als we kunnen.'
'Dat is heel vriendelijk van u.'
'Helemaal niet,' zei Mr. Rycroft, 'wie kan schoonheid zien lijden? Vergeef me mijn ouderwetse manier van uitdrukken. Maar in ernst, mijn beste jongedame, reken op me als ik u in enig opzicht van dienst kan zijn. Een prachtig uitzicht van hier, vindt u niet?'
'Schitterend,' vond Emily. 'De heide is altijd mooi.'
'Hebt u gehoord dat er vannacht een gevangene uit Princetown is ontvlucht?'
'Ja. Hebben ze hem alweer gepakt?'
'Nog niet, geloof ik, maar ze zullen de arme kerel ongetwijfeld wel weer gauw vinden. Ik geloof dat ik gerust mag zeggen dat er de laatste twintig jaar nooit iemand blijvend uit Princetown is ontsnapt.'
'In welke richting ligt Princetown?'
Mr. Rycroft wees in zuidelijke richting.
'Daar ligt het, zo'n twintig kilometer hemelsbreed over de hei. Over de weg is het vijfentwintig kilometer.'
Emily huiverde. De gedachte aan die wanhopige, opgejaagde man maakte diepe indruk op haar. Mr. Rycroft keek haar aan en knikte even.
'Ja, ik voel het net zo als u. Je instinct verzet zich tegen de gedachte dat een man wordt opgejaagd en toch, al die gevangenen in Princetown zijn gevaarlijke en gewelddadige misdadigers, het soort waarvoor u en ik waarschijnlijk ons uiterste best zouden doen om ze op te sluiten.'
Hij lachte een beetje verontschuldigend.
'U moet me maar vergeven, miss Trefusis, maar ik interesseer me bijzonder voor criminologie. Een fascinerende studie. Ornithologie en criminologie zijn mijn twee hobby's.'
Hij zweeg even en ging toen verder.
'Dat is de reden waarom ik, als u me dat wilt toestaan, met u in deze zaak zou willen samenwerken. Het bestuderen van een misdaad van heel nabij is al lang een onvervulde droom van me geweest. Wilt u vertrouwen in me stellen en me toestaan mijn ervaring tot uw beschikking te stellen? Ik heb veel over het onderwerp gelezen en er een diepgaande studie van gemaakt.'
Emily bleef even zwijgen. Ze wenste zichzelf geluk met de manier waarop de gebeurtenissen haar in de kaart speelden. Hier kon ze uit de eerste hand allerlei te weten komen over de wijze waarop men hier in Sittaford leefde. In gedachten herhaalde Emily het woord 'aanvalshoek' dat ze kort tevoren gebruikt had. Ze had de opvatting van majoor Burnaby gehoord, logisch, eenvoudig, ronduit. De feiten constateren, totaal zonder details. Nu werd haar een andere kans geboden die haar, naar ze vermoedde, weer een heel andere visie op de zaak zou geven. Die kleine, uitgedroogde man had grondig gestudeerd en veel gelezen, hij kende de menselijke natuur en hij bezat die hongerige belangstelling voor het leven die een diep denkend mens onderscheidt van de actieve mens.
'Ja, helpt u me alstublieft,' zei ze eenvoudig. 'Ik voel me zo bezorgd en ongelukkig.'
'Dat is te begrijpen, dat is volkomen te begrijpen. Als ik het goed begrepen heb, is Trevelyans oudste neef gearresteerd of gevangengenomen, en de tegen hem uitgebrachte bewijzen zijn tamelijk eenvoudig en voor de hand liggend. Ik sta er natuurlijk neutraal tegenover, dat moet u me toestaan.'
'Natuurlijk,' zei Emily. 'Waarom zou u in zijn onschuld geloven als u niets van hem afweet?'
'Inderdaad,' zei Mr. Rycroft. 'Weet u wel, miss Trefusis, dat u zelf heel interessant studiemateriaal bent? A propos, is uw naam er niet een uit Cornwall, net als die van onze arme vriend Trevelyan?'
'Ja,' zei Emily, 'mijn vader kwam uit Cornwall, mijn moeder was een Schotse.'
'Hoogst interessant,' zei Mr. Rycroft. 'Maar om terug te komen op ons probleem: we nemen aan, dat de jonge Jim - zo heet hij toch, is het niet? - dat de jonge Jim erg om geld verlegen zat, dat hij zijn oom kwam opzoeken, hem geld te leen vroeg, dat zijn oom weigerde en dat hij in een ogenblik van drift de zandzak opnam die voor de deur lag en er zijn oom mee op het hoofd sloeg. De misdaad was niet vooraf beraamd: het was een domme, irrationele daad met jammerlijke gevolgen. Zo kan het gegaan zijn; maar het is ook mogelijk dat hij boos van zijn oom is weggelopen en dat iemand anders kort daarna is binnengekomen en de misdaad heeft gepleegd. Dat gelooft u en, om het anders te stellen, dat hoop (k. Ik wil niet dat uw verloofde de misdaad heeft gepleegd en van mijn standpunt gezien is dat ook oninteressant. Ik wed daarom op het andere paard. De misdaad is door een ander begaan. Laten we dat aannemen en meteen overgaan op het meest belangrijke punt. Was die ander getuige geweest van de twist die juist had plaatsgevonden? Heeft die twist zelfs de moord verhaast? Ziet u waar ik op aanstuur? Iemand denkt erover kapitein Trevelyan uit de weg te ruimen en grijpt de gelegenheid aan, beseffend dat de verdenking onherroepelijk op Jim zal vallen.'
Emily dacht even over dit standpunt na.
'In dat geval...' begon ze langzaam.
Mr. Rycroft nam haar de woorden uit de mond.
'In dat geval,' zei hij haastig, 'zou de moordenaar iemand moeten zijn die kapitein Trevelyan goed kent. Hij zou in Exhampton moeten wonen en waarschijnlijk zou hij gedurende of na de twist in huis moeten zijn geweest. En daar we niet voor de rechter staan en ronduit kunnen spreken, schiet onwillekeurig de naam van de bediende Evans ons te binnen als de persoon die aan die voorwaarden voldoet. Een man die waarschijnlijk in huis kan zijn geweest, die de ruzie kan hebben gehoord en de gelegenheid kan hebben aangegrepen. We moeten nu zien te ontdekken of Evans profiteert bij de dood van zijn meester.'
'Ik geloof dat hij een klein legaat krijgt,' zei Emily.
'Dat kan wel of niet een voldoende motief zijn. We moeten te weten komen of Evans in geldnood verkeerde. We moeten ook rekening houden met Mrs. Evans. Ik heb begrepen dat er sinds kort een Mrs. Evans is. Als u criminologie had gestudeerd, miss Trefusis, zou u op de hoogte zijn van de wonderlijke gevolgen van inteelt, vooral in landelijke districten. Er zitten minstens vier jonge vrouwen in Broadmoor die erg aardig lijken, maar die de merkwaardige kronkel in hun karakter hebben die maakt dat het leven van een mens voor hen weinig waarde heeft. Nee nee, we mogen Mrs. Evans niet buiten beschouwing laten.'
'Wat is uw mening over dat tafeldansen, Mr. Rycroft?'
'Dat is een vreemde historie en ik moet eerlijk bekennen dat zij diepe indruk op me heeft gemaakt. Misschien hebt u gehoord dat ik geloof in zulke verschijnselen? Ik ben tot op zekere hoogte spiritist. Ik heb al een uitvoerig verslag over deze gebeurtenis naar de Vereniging voor Parapsychologisch Onderzoek gezonden. Het is een authentiek en verbazingwekkend geval. Vijf personen aanwezig van wie niemand ook maar enig vermoeden had dat kapitein Trevelyan was vermoord.'
'Denkt u niet dat...'
Emily zweeg. Ze kon moeilijk tegen Mr. Rycroft zeggen dat een van die vijf mensen het wel kon hebben geweten, want hij was zelf een van die vijf. Niet dat ze een ogenblik geloofde dat Mr. Rycroft iets met het drama te maken had, maar ze begreep wel dat het niet tactvol zou zijn haar gedachte uit te spreken. Ze pakte het dus langs een omweg aan.
'Het interesseert me allemaal bijzonder, Mr. Rycroft, het is, zoals u zegt, een verbazingwekkende gebeurtenis. Denkt u niet dat een van de aanwezigen, uzelf natuurlijk uitgezonderd, mediamiek kan zijn?'
'Mijn waarde jongedame, ikzelf ben niet mediamiek. Ik bezit geen gaven in die richting. Ik ben niets dan een zeer belangstellende waarnemer.'
'En wat denkt u van Mr. Garfield?'
'Een aardige jongen, maar in geen enkel opzicht bijzonder.'
'Zeker gefortuneerd?' veronderstelde Emily.
'Eerder aan lager wal,' zei Mr. Rycroft. 'Hij komt hier om in 't gevlij te komen bij zijn tante van wie hij hoopt later te erven. Miss Percehouse is een zeer pientere vrouw en ik vermoed dat ze wel begrijpt wat al die attenties waard zijn. Maar ze heeft een sarcastisch soort humor en ze laat hem maar begaan.'
'Ik zou graag eens kennis met haar maken,' zei Emily.
'Dat moet u zeker doen. Ze zal er stellig op staan u te ontmoeten. Nieuwsgierigheid, niets dan nieuwsgierigheid!'
'Vertel me eens wat over de Willetts.'
'Ze zijn charmant, bepaald charmant,' zei Mr. Rycroft.
'Typische kolonialen, geen juiste houding, als u begrijpt wat ik bedoel. Een beetje te opdringerig in hun gastvrijheid. Alles een ietsje te overdreven. Miss Violet is een allerliefst meisje.'
'Een vreemde plek om 's winters heen te gaan,' vond Emily.
'Ja, wonderlijk, niet? Maar tenslotte is het toch wel logisch ook. Wij, die altijd in dit land wonen, verlangen naar zonneschijn, naar een heet klimaat en wuivende palmen. Mensen die in Australie of Zuid-Afrika wonen, zijn opgetogen bij de gedachte aan een ouderwetse Kerstmis met sneeuw en ijs.'
Ik zou weieens willen weten wie van de twee hem dat verteld heeft, dacht Emily.
Het leek haar helemaal niet nodig om jezelf in een afgelegen gehucht op de hei te begraven om een echte ouderwetse Kerstmis met sneeuw en ijs te beleven. Klaarblijkelijk zag Mr. Rycroft niets verdachts in de keuze van het winterverblijf dat de Willetts hadden uitgezocht. Maar dat was misschien natuurlijk bij een ornitholoog en criminoloog. In de ogen van Mr. Rycroft was Sittaford een ideale woonplaats en hij kon zich kennelijk niet voorstellen dat iemand anders die omgeving ongeschikt zou kunnen vinden.
Ze waren langzaam de heuvel afgedaald en liepen nu de laan door.
'Wie woont er in die bungalow daar?' vroeg Emily opeens.
'Kapitein Wyatt: hij is invalide. Hij is niet echt een sociaal mens.'
'Was hij een vriend van kapitein Trevelyan?'
'Geen intieme vriend. Trevelyan bracht hem alleen nu en dan een gelegenheidsbezoek. Wyatt moedigt bezoeken ook niet aan. Hij is een zuur mens.'
Emily zweeg. Ze dacht erover na hoe zij bij Wyatt een bezoek zou kunnen afsteken. Ze was niet van plan zich een punt van haar onderzoek te laten ontgaan.
Plotseling herinnerde ze zich iemand die ook deel had genomen aan de seance.
'Wie is die Mr. Duke?' vroeg ze.
'Tja...' zei Mr. Rycroft langzaam, 'dat weet niemand.'
'Wat vreemd.'
'Absoluut niet vreemd,' zei Mr. Rycroft. 'Duke heeft niets mysterieus. Ik zou zo zeggen dat het enige mysterie aan hem zijn afkomst is. Niet... Niet helemaal... als u begrijpt wat ik bedoel. Maar wel een solide, beste kerel.'
Emily zweeg.
'Hier woon ik," zei Mr. Rycroft stilstaande, 'misschien wilt u me het genoegen doen even binnen te komen en het te bekijken?'
'Graag,' zei Emily.
Ze liepen het smalle pad over en gingen de bungalow binnen. Het huis was aantrekkelijk ingericht, de wanden gingen schuil achter kasten vol boeken.
Emily wandelde erlangs en bekeek nieuwsgierig de titels. Een gedeelte van de boeken behandelde occulte onderwerpen, de andere waren moderne detectiveromans, maar verreweg de grootste plaats in de kasten werd ingenomen door boeken over criminologie en over beroemde rechtszaken. Boeken over ornithologie namen slechts een betrekkelijk kleine plaats in.
'Ik vind het allemaal prachtig,' zei Emily. 'Maar ik moet eens teruggaan. Mr. Enderby zal wel al op zijn en op me wachten. Ik heb ook nog niet ontbeten. We zeiden tegen Mrs. Curtis dat we om halftien wilden ontbijten, en het is nu al tien uur, zie ik. Ik zal vreselijk laat komen; dat komt omdat u zo belangstellend bent geweest, en zo hulpvaardig.'
'Altijd graag tot uw dienst,' zei Mr. Rycroft toen Emily hem een betoverende blik toewierp. 'U kunt altijd op me rekenen. We zijn compagnons.'
Emily drukte hem hartelijk de hand.
'Het is zo heerlijk,' zei ze, weer het zinnetje gebruikend dat ze in haar korte leven al zo vaak met succes had gebruikt, 'om te voelen dat er iemand is op wie je volkomen kunt vertrouwen.'