16
Na een hartelijk afscheid van de oud-leraar Foppe van Harinxma, reden ze in een sombere stemming uit het oude Bolsward weg. Boven het vlakke Friese land dreven fascinerende oudhollandse luchten in steeds wisselende taferelen.
De Cock bleef een tijdlang geboeid naar het wolkenspel kijken. Daarna blikte hij om zich heen. 'Je neemt een andere route?' Vledder knikte.
'Ik ga terug via de Afsluitdijk. Dat is van hier uit een stuk sneller dan door de polder.' De jonge rechercheur keek opzij. Op zijn gezicht lag een peinzende uitdrukking. 'Ik kan het mij haast niet voorstellen,' sprak hij op een wrevelige toon, 'dat Ranske Minnertsga ooit een relatie aanging met een van haar eigen leerlingen.' De Cock keek verwonderd naar hem op. 'Waarom niet?' Vledder ademde diep.
'Naar mijn gevoel past dat niet bij haar. Ze is een mooie vrouw, een gerijpte schoonheid, van wie men zoiets banaals niet zou verwachten.'
De Cock schudde zijn hoofd. 'Je mag dat niet banaal noemen.' 'Hoe dan?'
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
'Je moet bedenken... het gebeurde ruim zeven jaar geleden. Ranske Rauward was toen nog niet zo lang met Minnertsga getrouwd.' 'En?'
De Cock zuchtte.
'Ik geloof, dat je haar verhouding met die jonge Sjoerd Sierkema moet zien als een wraakoefening... een soort protest tegen het gedrag van haar man, die er al tijdens hun prille huwelijk een gewoonte van maakte om met zijn vrouwelijke leerlingen tal van liefdesrelaties aan te knopen.' Vledder grinnikte.
'In de geest van... wat jij kan, kan ik ook.' De Cock keek verwijtend naar hem op. 'Dat klinkt banaal.'
Ze reden zwijgend verder. Toen ze het oude land hadden verlaten en de weg over de Afsluitdijk hadden bereikt, trok De Cock zijn autogordel iets losser en liet zich ver onderuitzakken. Zacht kreunend schoof hij zijn hoedje tot op de rug van zijn neus. Het zoemende motorgeluid en de eentonigheid van de weg maakten hem zo suffig, dat hij langzaam in slaap sukkelde. Hij ontwaakte eerst uit een zoete dommel toen Vledder hem ruw aanstootte. 'We zijn er!'
De oude rechercheur kwam grommend omhoog.
'Waar?' 'Aan de Kit.' 'Nu al?'
Vledder reageerde niet. Ze stapten op de houten steiger uit de Golf, slenterden naar de Warmoesstraat en liepen de hal van het politiebureau binnen. De Cock stapte op Jan Kusters achter de balie toe. 'Zijn er nog moeilijkheden geweest?' De wachtcommandant keek naar hem op. 'Wat voor moeilijkheden?' 'Op de begraafplaats Vredenhof?' Jan Kusters schudde zijn hoofd.
'Voor zover ik heb vernomen,' sprak hij gedragen, 'was het vredig op Vredenhof. Uiterst vredig. De gehele dag. En dat behoort ook zo te zijn op een plek waar doden rusten.'
De Cock keek de wachtcommandant schuins onderzoekend aan; vroeg zich af of hij schertste. Maar op het gezicht van Jan Kusters bleef de ernst hangen.
'Geen rellen?' vroeg de oude rechercheur overbodig. De wachtcommandant antwoordde niet. Hij wees omhoog. 'Boven, op de bank bij de recherchekamer, zit Caroline Hoogwoud op je te wachten. Je weet wel, dat meisje dat een paar dagen geleden de moord op haar leraar Minnertsga bekende.' De Cock grinnikte.
'Waarna jij haar arresteerde... en ik haar dezelfde avond nog heenzond. '
Zonder op een reactie te wachten, draaide De Cock zich om en nam opmerkelijk kwiek de stenen trappen naar de tweede etage. Vledder volgde.
Toen Caroline Hoogwoud de oude rechercheur in het oog kreeg, sprong ze van de bank overeind en rende op hem toe.
'Ik moet eens ernstig met u praten,' sprak ze met diepe denkrimpels in haar voorhoofd. 'Heel ernstig.'
De Cock knikte begrijpend, leidde haar de grote recherchekamer binnen en liet haar op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. De grijze speurder smeet nonchalant zijn hoedje naar de kapstok en ging met zijn regenjas nog aan bij haar zitten.
'Wat heb je op je hart?' opende hij vriendelijk.
Carrie zwaaide voor zich uit.
'Hoelang duurt het nog?' vroeg ze strak.
'Wat?'
Carrie zwaaide driftig.
'Uw onderzoek?'
De Cock spreidde zijn handen.
'Dat weet ik niet,' antwoordde hij onzeker. 'Je kunt als rechercheur nu eenmaal niet alle factoren naar je hand zetten.' Caroline Hoogwoud verschoof onrustig op haar stoel. 'Roeland kan zich niet eeuwig verborgen houden,' sprak ze gejaagd. 'Hij moet terug naar school... naar het Bartholinus. Over een paar maanden is er examen.' Ze maakte een wanhopig gebaartje. 'Ik... eh, ik kan hem in mijn eentje niet bijwerken. Zo'n ster ben ik zelf ook niet.'
De Cock keek haar schattend aan. 'Jij geeft hem les?' In zijn stem trilde ongeloof. Carrie knikte traag.
'Zo'n beetje. Ik vertel hem wat er zo op school werd behandeld.' 'Je weet waar hij is... waar hij zich verstopt?' Caroline Hoogwoud knikte opnieuw. 'Maar dat zeg ik u niet.' De Cock schudde zijn hoofd.
'Dat verlang ik ook niet van je,' sprak hij geruststellend. 'En als je bang bent dat Roeland te veel achterop raakt, vraag dan of Gerard Koster hem een beetje bijwerkt. Roeland schijnt die Engelse leraar te vertrouwen.'
Carrie schudde resoluut haar hoofd. 'Ik vertrouw niemand.' De Cock plukte aan zijn neus. 'Mij ook niet?'
Om de lippen van Caroline Hoogwoud zweefde een glimlach. 194 'U... eh, u bent van de politie.' De Cock lachte.
'En die lui,' stelde hij vrolijk, 'zijn bij voorbaat niet te vertrouwen.'
Carrie schudde haar hoofd.
'Dat hoort u mij niet zeggen. Maar Roeland is verdacht. Iedereen op school denkt, dat hij Minnertsga heeft doodgestoken en ook, dat hij de hand heeft gehad in de dood van Du Bartas.' De Cock kneep zijn wenkbrauwen samen.
'Hoezo,' vroeg hij niet-begrijpend, 'de hand heeft gehad in de dood van Du Bartas?'
Caroline Hoogwoud trok een smartelijk gezicht. 'Roeland is nooit een makkelijke leerling geweest,' antwoordde ze wrevelig. 'Voor niemand. Altijd vol branie. Vaak negatief en opstandig. En Frans was niet zijn sterkste taal.' De Cock gebaarde in haar richting.
'Je bedoelt, dat Roeland van Ieperen weleens met Du Bartas overhoop lag?' 'Precies.'
De Cock boog zich vertrouwelijk naar haar toe. 'Krijgen jullie op het Bartholinus voor de Duitse taal les van mevrouw Minnertsga?' 'Ja.'
'Wat vind je van haar?'
Carrie plooide haar lippen in een tuitje.
'Ik mag haar wel. Ze is niet zo chagrijnig als de andere leraressen op school. Dat zijn van die... eh, die zuurpruimen met... eh, met van die zuinige mondjes.' Ze keek naar hem op. 'Kent u dat?'
De Cock lachte.
'En de jongens?'
'Hoe bedoelt u?'
'Mogen die haar ook wel?'
'U bedoelt Minnertsga?'
'Ja.'
Caroline Hoogwoud grijnsde.
'De meeste jongens zijn gek op haar... schrijven haar stiekem liefdesbriefjes.'
De Cock keek haar schuins aan. 'Roeland?'
Caroline Hoogwoud zat met een ruk rechtop. Haar jong gezicht verstard in verontwaardiging. 'Roeland... Roeland heeft mij toch.'
Toen Caroline Hoogwoud uit de recherchekamer was vertrokken, stond De Cock van zijn stoel op, liep naar Vledderen legde vertrouwelijk zijn hand op de schouder van zijn jonge collega. 'Jij bent altijd een enorme steun voor mij geweest, Dick,' sprak hij gedragen. 'Ook in deze zaak. Ik ben je daar uiterst dankbaar voor.' Vledder maakte een grimas. 'Doe niet zo dramatisch.' De Cock schudde zijn hoofd.
'Ik meen het serieus. Ik hoop ook nu weer op je te kunnen rekenen.' De toon van De Cock prikkelde Vledder.
'Natuurlijk kun je op mij rekenen,' reageerde hij fel. 'Dat is toch helemaal geen punt.'
De Cock wreef nadenkend over zijn kin.
'Ik verdwijn een dag. Hooguit twee dagen. En in de tussentijd ben ik voor niemand te bereiken. Als iemand naar mij vraagt, bijvoorbeeld de commissaris of de officier van justitie, dan verzin je maar wat. Ik houd intussen wel contact met je... mogelijk moetje dingen voor mij regelen. Maar dat hoor je nog wel.' De oude rechercheur slenterde in de richting van de kapstok en raapte zijn oude hoedje van de vloer. Vledder liep hem niet-begrijpend na. 'Wat ga je doen?'
De Cock liep naar de deur en draaide zich om. 'Een moord uitlokken.'
Precies achtenveertig uur later was De Cock terug in de recherchekamer aan de Warmoesstraat. Hij leek gespannen. Haastig liep hij op Vledder toe.
'Zijn er nog moeilijkheden geweest?' De jonge rechercheur schudde zijn hoofd. 'Nauwelijks.'
'Heb je gedaan wat ik heb gezegd?'
'Ja... ik heb alles... Buiten onze Golf heb ik nog beslag kunnen leggen op twee andere wagens... een Audi 80 met Appie Keizer en Fred Prins en een Mitsubishi Lancer met Frans Raap en Hans Rijpkema... alle wagens hebben mobilofoon.' 'Staan ze al opgesteld?' Vledder gebaarde voor zich uit.
'Op de voor ons zo beruchte parkeerplaats aan de Oosterdokskade... tegenover elkaar... de koplampen gericht op de smalle ruimte tussen twee grote autobussen.' 'Borsten buikbescherming?' Vledder knikte.
'Daar heb ik voor gezorgd. Het ligt al bij ons achter in de Golf.' De Cock kauwde nerveus op zijn onderlip.
'Ik reken op het gedrag van de moordenaar,' legde hij uit. 'Hij heeft blijkbaar angst voor de open ruimte. Beide keren op de parkeerplaats koos hij een nauwe passage tussen twee autobussen... in Sneek een uiterst smalle steeg.' Vledder keek op zijn horloge. 'Wanneer gaan wij?'
De Cock wees naar het toestel op zijn bureau. 'Ik wacht op een telefoontje.'
'Van wie?'
De Cock sloot even zijn ogen.
'Van een man, die wordt uitgenodigd om te worden vermoord.' Het was zeven minuten voor half twaalf.
Vledder zetelde, zoals gebruikelijk, achter het stuur van de Golf. Naast hem zat Gerard Koster. De leraar in de Engelse taal was zichtbaar gespannen. Zenuwtrekken zwiepten over zijn beide wangen.
De Cock boog zich van de achterbank naar hem toe.
'U... eh, u loopt risico's.'
Gerard Koster knikte.
'Dat besef ik.'
De Cock zuchtte.
'Begrijpt u mij goed,' sprak hij gedempt, 'ik verplicht u tot niets. Dat kan ik niet. Daarvoor mis ik de ambtelijke bevoegdheden.' Gerard Koster slikte. 'Dat heeft u mij al eens uitgelegd.'
De Cock zuchtte opnieuw; voelde hoe de verantwoording zwaar op hem drukte. 'Ik heb alle denkbare maatregelen genomen om u te beschermen. Maar er is een moment, dat u oog in oog met de moordenaar staat. Dat moment... hoe kort ook... bent u op uzelf aangewezen.'
Gerard Koster draaide zich half om. Hij leek uiterlijk kalm. De jonge leraar had zich kennelijk weer wat beter in bedwang. 'Ik weet het,' reageerde hij rustig, 'ik weet welke risico's ik met dit optreden loop. U behoeft zich daarover geen zorgen te maken. Ik besef volkomen, dat mijn medewerking geschiedt op basis van vrijwilligheid en... op grond van mijn eigen verantwoordelijkheid.' 'Hoe laat is de afspraak?' 'Half twaalf.'
De Cock keek op zijn horloge.
'U hebt nog twee minuten. U weet tussen welke autobussen u door moet lopen?'
'Ja.'
De Cock legde zijn hand op de schouder van Gerard Koster. 'De moordenaar,' sprak hij fluisterend, 'zal vermoedelijk uiterlijk heel kalm, vriendelijk en opgewekt op u toelopen. Laat u zich door die houding niet van de wijs brengen. Bedenk... hij heeft het op uw leven voorzien.'
De oude rechercheur hield zijn blik op zijn horloge gericht. Toen de wijzers half twaalf wezen, drukte hij Gerard Koster in zijn rug. 'Nu.'
Het klonk als een bevel.
De leraar Engels deed het portier van de Golf open, stapte uit en liep van hen weg.
De Cock onderdrukte de opkomende neiging om achter hem aan te gaan, maar besefte, dat hij daarmee zijn eigen plan zou vernietigen.
De seconden vergleden als eeuwen. Plotseling zetten de koplampen van twee auto's de nauwe passage tussen twee enorme autobussen in het volle licht.
De Cock stapte uit en draafde toe. Voor hem uit klonken vele driftige voetstappen. Toen de grijze speurder hijgend de verlichte passage tussen de autobussen had bereikt, zag hij een man met een groot mes in zijn rechterhand wild om zich heen steken. Fred Prins stond dicht bij hem. De jonge sterke rechercheur ontweek de rechterarm met het zwaaiende mes en plaatste zijn rechtervuist vol op de kin van de man. Het mes viel uit zijn hand en kletterde op de gladde keien. Geluidloos zakte de man ineen en bleef naast het mes op de keien liggen.
De ogen van De Cock zochten Gerard Koster. De jonge leraar leunde met zijn rug tegen het grote achterwiel van een van de autobussen. Zijn gezicht zag bleek en zijn lippen trilden. De oude rechercheur liep geschrokken op hem toe. 'Mankeert u wat?' vroeg hij gespannen. 'Heeft hij u geraakt?' Gerard Koster schudde zijn hoofd en sloot zijn ogen. Tot antwoorden was hij nog niet in staat.
De Cock stapte van hem weg en bukte zich bij de man die met gespreide armen bewusteloos op de keien lag.
Vledder hijgde in zijn nek.
'Hans,' stamelde hij, 'Hans Boschgraed.'
De Cock knikte.
'Leraar Nederlands.'