3

De Cock stapte de volgende morgen op het Stationsplein uit de tram, keek even om zich heen of op het vroege uur de zakkenrollers al actief waren en slofte toen met de stroom reizigers mee in de richting van het Damrak. Voor de rijbaan van de Prins Hendrikkade, bij het statige Victoriahotel, wachtte hij met anderen geduldig tot het voet­gangerslicht op groen sprong en vervolgde zijn weg over het brede trottoir.

De oude rechercheur hield van het Damrak met zijn vele winkels, de wapperende vlaggen aan de steigers van de rondvaartboten, de fraaie Beurs van Berlage en het deftige warenhuis van De Bijenkorf. Am­sterdams chauvinistisch, schetste hij de weg van het imposante Cen­traal Station naar de Dam als de mooiste boulevard van heel West- Europa.

Hij keek schuin links over het water naar de achtergevel van het oude politiebureau aan de Warmoesstraat en bedacht met enige trots, dat hij daar al meer dan een kwart eeuw met redelijk succes op zijn eigengereide wijze de misdaad bestreed.

De Cock schoof zijn oude hoedje iets naar achteren en knoopte zijn regenjas van boven los. Ook deed hij de wollen sjaal, die zijn vrouw hem dwong te dragen zolang er een 'r' in de maand was, wat ruimer om zijn hals. De donkere wolken waren goeddeels weggedreven en een schuchter zonnetje in het hemelsblauw gaf al enige warmte. Het deed het bloed in zijn aderen tintelen. Er hing, zo voelde hij, voor­jaar in de lucht.

Bij de Oudebrugsteeg stak hij vooreen aanstormende tram van lijn negen de rijbaan van het Damrak over en vroeg zich tijdens zijn korte sprintje bezorgd af of Vledder zijn goede raad wel had opgevolgd en het facet van de afgesneden penis uit de pers had gehouden. Hij wist uit ervaring, dat een dergelijke gruweldaad onweerstaanbaar ver­knipte lieden aantrok, die zich dan schaamteloos met valse bekente­nissen aan hem presenteerden. En hij voelde er bitter weinig voor om urenlang die onzin aan te horen.

Toen hij de hal van het politiebureau binnenstapte, groette hij Jan Kusters achter de balie.

De wachtcommandant wenkte hem glimlachend naderbij. 'Heb je gisteravondje warme chocolademelk gemist?'

De Cock knikte bedaard. 'Het is veel te laat geworden. Mijn vrouw lag al een halve nacht in bed.'

'Hier heb je een foldertje van zo'n magnetron, waarvan ik gistera­vond sprak. Ik ben er wijs mee. Met zo'n ding kun je je als man alleen redden.'

De Cock nam het foldertje van hem aan, frommelde het in een zak van zijn regenjas en besteeg opmerkelijk kwiek de trappen naar de tweede etage.

In de gang, op de bank bij de toegangsdeur naar de grote recherche­kamer, zat een jonge vrouw. Ze was mooi, vond De Cock, uitzon­derlijk mooi. Een tot volle wasdom gerijpte schoonheid. Hij schatte haar voor in de dertig. Ze had een roomkleurige huid en glanzend kastanjebruin haar, dat strak naar achteren was gekamd en eindigde in een lange paardestaart, die golvend op haar rug lag. De klassieke trekken van haar gelaat hadden een vreemde, wat ver­warrende uitstraling van koele ingetogenheid, waardoor De Cock bij haar een onblusbaar sensueel temperament vermoedde. De ondeu­gende gedachte amuseerde de oude rechercheur en bracht een glim­lach om zijn lippen.

Met haar lichtbruine ogen keek ze even naar hem op en liet toen haar blik weer zakken.

De grijze speurder slofte haar voorbij, deed de deur open en stapte de recherchekamer binnen.

Vledder liet zijn vingers, die rap over de toetsen van zijn elektroni­sche schrijfmachine dansten, even rusten en keek op. 'Je bent laat.' Het klonk bestraffend. De Cock veinsde onbegrip. Hij blikte omhoog naar de grote klok boven de toegangsdeur. 'Het is net tien uur,' riep hij verongelijkt. 'Wat wil je? Mag een oude man wat nachtrust? Het was drie uur voor ik vannacht in mijn bed stapte.' Vledder snoof.

'Oude man... jij bent alleen maar oud wanneer jou dat zo uitkomt.' De jonge rechercheur zweeg even en wees naar de deur. ' Heb je haar gezien?' De Cock knikte.

'Die mooie vrouw... in de gang, op de bank.' Het gezicht van Vledder betrok. 'Dat is ze.'

Het klonk geheimzinnig. 'Wie?'

Vledder wenkte hem met een kromme vinger dichterbij.

'De vrouw,' fluisterde hij, 'de vrouw van die Bouke Anne Minnertsga.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

'Weet ze het al?'

Vledder schudde zijn hoofd.

'Een halfuurtje geleden kwam ze hier binnen en zei, dat ze zich zorgen maakte over haar man... een leraar aan het Bartholinus Gymnasium.'

De Cock kneep zijn ogen half dicht. 'Een leraar?' Vledder knikte.

'Ze zei, dat het weleens meer was voorgekomen dat haar man een nacht niet thuiskwam, maar dan was hij toch altijd de volgende morgen wel tijdig op het gymnasium present om zijn lessen te begin­nen.' 'En?'

'Vanmorgen om even over negen kreeg ze een telefoontje van het Bartholinus Gymnasium aan het Linnaeushof, met de vraag of haar man al onderweg was... leraar Minnertsga was nog steeds niet verschenen en de leerlingen werden onrustig.' De Cock keek hem onderzoekend aan. 'Wat heb je haar gezegd?' Vledder maakte een verontschuldigend gebaar. 'Dat... dat,' stotterde hij, 'dat haar man een ongeluk was overko­men. .. slachtoffer van een ernstig ongeval... maar dat jij haar straks daarover wel verdere bijzonderheden zou vertellen.' De Cock keek hem verwijtend aan. 'Moet dat de oude man weer doen.' Vledder zwaaide heftig.

'Schei uit met dat oude-man-gedoe,' riep hij fel. 'Jij bent helemaal niet oud, maar je hebt wel meer ervaring. Jij kunt die dingen veel beter dan ik. Ik ben altijd bang, dat ik..

De Cock wuifde zijn woorden weg, trok berustend zijn regenjas uit en hing die met zijn hoedje aan de kapstok. Daarna ging hij achter zijn bureau zitten en zette zijn gezicht in een ernstige plooi.

'Roep haar binnen.' 'Mevrouw Minnertsga?'

Ze knikte en trok haar roodlederen rokje wat dichter naar haar knieën. 'Ranske... Ranske Minnertsga. Mijn meisjesnaam is Rauward.' De Cock herkende het accent en combineerde dat met haar naam. 'Van Friese afkomst... neem ik aan?' Mevrouw Minnertsga knikte opnieuw.

'Net als mijn man. We komen oorspronkelijk uit het oude Sneek.' Ze keek naar De Cock op. 'Wat is er met hem gebeurd?' De grijze speurder kwam met een somber gezicht uit zijn stoel overeind en strekte zijn rechterhand naar haar uit. 'Ik condoleer u,' sprak hij plechtig, 'met het verlies van uw echtgenoot.' Mevrouw Minnertsga kwam even omhoog en drukte de haartoegestoken hand. Toen ging ze weer zitten. 'Wat is er met hem gebeurd?' vroeg ze dwingender. Ze wees achter zich naar Vledder. 'Hij wilde het niet zeggen. Is hij met zijn auto...?'

De Cock liet zich langzaam terugzakken in zijn stoel. 'Het was geen ongeval,' sprak hij hoofdschuddend. 'Geen ongeval met zijn auto. Iemand heeft hem een paar messteken toegebracht... aan de gevolgen waarvan hij is overleden.'

Mevrouw Minnertsga trok denkrimpels in haar voorhoofd. 'Messteken?'

De Cock kauwde even op zijn onderlip. 'In de borststreek.'

Mevrouw Minnertsga keek hem met grote ogen aan. 'Hij is dus vermoord.' 'Inderdaad... het was moord.' 'Waar?'

'Wat bedoelt u?'

'Waar is het gebeurd?'

De Cock negeerde haar vraag. 'Had uw man gisteravond een afspraak?' Mevrouw Minnertsga trok haar schouders op. 'Dat weet ik niet. Hij zei de laatste tijd nooit meer waar hij heenging.' De Cock beluisterde de toon.

'Was er…' vroeg hij voorzichtig, 'sprake van een verwijdering tussen u en uw man?'

Mevrouw Minnertsga liet haar hoofd iets zakken. 'Het ging niet goed,' sprak ze zacht, bijna fluisterend. 'We leefden het laatste halfjaar als vreemden langs elkaar heen.'

'Wat was de oorzaak van die verwijdering?'

Mevrouw Minnertsga spreidde haar beide handen. 'Dat weet ik niet. Er was geen aanwijsbare oorzaak. Het is gegroeid. Zelfs op het gymnasium zagen of spraken we elkaar nauwelijks.'

De Cock keek haar fronsend aan. 'U... eh, u werkt ook op het Bartholinus Gymnasium aan het Linnaeushof?'

Mevrouw Minnertsga knikte traag.

'Ik geef Duits. Mijn man is... was leraar klassieke talen.'

De Cock boog zich vertrouwelijk naar haar toe en vulde zijn neus met haar parfum. 'Was... eh, was uw man u ontrouw?' vroeg hij voorzichtig.

'U bedoelt: of hij een vriendin had?' 'Dat bedoel ik.'

Er gleed een matte glimlach over het gezicht van mevrouw Min­nertsga. 'Ik neem aan, dat er andere vrouwen in zijn leven waren... hoewel ik daarvoor nooit directe bewijzen of aanwijzingen heb ge­vonden.' Ze glimlachte opnieuw. Vrolijker. 'Ik denk, dat hij zo voorzichtig manoeuvreerde, dat hij mij niet kwetste.' De Cock knikte begrijpend. 'Reed u weleens in de wagen van uw man?' Mevrouw Minnertsga schudde haar hoofd.

'Op het Bartholinus loopt ons lesrooster niet gelijk... liep niet ge­lijk, bedoel ik. We trokken nooit gezamenlijk naar het gymnasium. En gingen ook nooit vandaar gezamenlijk naar huis. We leidden ieder ons eigen leven. Ik heb mijn eigen autootje... een Mitsubishi Colt.' Ze zweeg even. 'Ik zat ook vroeger niet graag bij hem in de wagen. Zijn rijstijl beviel mij niet.' 'Te wild?'

Mevrouw Minnertsga knikte nadrukkelijk.

'Als een wegpiraat... alsof hij een tank bestuurde. Hij ging er een­voudig van uit, dat alle andere weggebruikers zich maar aan hem dienden aan te passen.' De Cock plukte aan zijn onderlip. 'Mist u een schoen?'

Mevrouw Minnertsga keek hem verward aan. 'Een schoen?'

De Cock monsterde de uitdrukking op haar gezicht en wuifde de vraag glimlachend weg. Daarna gebaarde hij in haar richting. "Had uw man vijanden... mensen, die hem naar het leven stonden?' Mevrouw Minnertsga maakte een schouderbeweging. 'Er waren wel mannelijke collega's op het Bartholinus Gymnasium, die openlijk de houding van mijn man ten opzichte van mij afkeur­den.' Er gleed een zoete glimlach om haar lippen. 'Maar ik heb daar nooit felle emoties bij kunnen bespeuren.' De Cock glimlachte.

'Niet oplaaiend tot het niveau van moord?' 'Zeker niet.'

De grijze speurder zweeg. Geruime tijd keek hij haar onderzoekend aan. Opnieuw onderging hij de bekoring van haar schoonheid. Vooral de fraaie vorm van haar mond... soms even geopend om kleine parelende tanden te onthullen... hield zijn blik gevangen. Toch sloop in het hart van de oude rechercheur langzaam enige achterdocht... achterdocht, gevoed door het ontbreken van een vleugje bewogenheid... smart... verdriet. 'Hoe lang was u gehuwd?' vroeg hij. 'Ruim tien jaar.' 'Kinderen?' Mevrouw Minnertsga schudde haar hoofd.

'Daar... eh... daar was in ons beider leven geen tijd en ruimte voor. Bovendien betwijfelde ik of mijn man een goede vader zou zijn.' De Cock toonde verbazing. 'Hij was toch leraar... pedagoog?'

Om de lippen van mevrouw Minnertsga gleed een trieste glimlach. 'Hij was niet erg geliefd bij zijn leerlingen,' sprak ze traag. 'Ik heb in de zakken van zijn colbert weleens dreigbrieven gevonden.' 'Van leerlingen?' 'Ja.'

De Cock boog zich iets naar haar toe. 'Namen?'

Mevrouw Minnertsga schudde haar hoofd.

'Ik heb die briefjes steeds vernietigd. Ze waren meest anoniem.'

'En u hebt er nooit met uw man over gesproken.'

Mevrouw Minnertsga zuchtte.

'Dat had geen enkele zin. Mijn man had diepe minachting voor zijn leerlingen. Vooral als ze een paar maal hadden gedoubleerd.'

De Cock reageerde emotioneel.

'Dat lijkt mij geen goede instelling voor een leraar,' sprak hij snel, opgewonden. 'Als ik als rechercheur minachting voor mijn mede­mensen had, dan kon ik mijn werk niet doen.' Mevrouw Minnertsga spreidde haar handen in een berustend gebaar. 'U bent vermoedelijk een goede rechercheur. Mijn man was geen goede leraar.'

De Cock leunde in zijn stoel achterover. Met de pink van zijn rech­terhand gleed hij langzaam over de rug van zijn neus. Van tussen zijn gespreide vingers keek hij haar schattend aan. De oude rechercheur had moeite met haar gedrag, haar reacties op zijn vragen. 'Ik... eh, ik hoop niet, dat u het mij kwalijk neemt,' sprak hij

weifelend, 'maar ik heb niet de indruk, dat u bent geschokt….., dat de plotselinge dood van uw man u bijzonder heeft getroffen.' Het gezicht van mevrouw Minnertsga verstarde. In haar bruine ogen sloop een koele blik. 'U hebt gelijk,' sprak ze strak. 'Uw indruk is juist. Ik betreur zijn heengaan niet. Integendeel... zijn dood komt voor mij als een bevrijding.'