5
Met Vledder aan het stuur reden ze in hun nieuwe Golf vanaf de steiger achter het politiebureau de Oudebrugsteeg in en vandaar rechtsaf het Damrak op.
In de verte, boven het fraaie front van het Centraal Station, was de lucht hemelsblauw en vrijwel onbewolkt. De Cock zat rechtop, zonder een autogordel om zijn brede borst en keek vergenoegd om zich heen. In een vrolijk vriendelijk zonnetje paradeerden charmante jonge vrouwen in voorjaarsfrisse toiletjes op het brede trottoir van het Damrak, en op de brug naar het Stationsplein speelde een motorisch aangedreven straatorgel met ronde roffels en vrolijke trillers een ouderwetse Jordaandreun. Het leek feest in Amsterdam.
Vledder had er in geen enkel opzicht deel aan. Het plezier, de vreugde van de aanblik van het vrolijke stadsbeeld, ontging hem volkomen. Het drukke verkeer met zijn nonchalante automobilisten en onberekenbare fietsers vergde zijn volledige aandacht. Op de Prins Hendrikkade, bij het statige en toch beeldschone Scheepvaarthuis, wenkte de jonge rechercheur met een grijns op zijn gezicht links naar het parkeerterrein aan de Oosterdokskade. 'Daar lag hij.'
In zijn stem trilde een lichte spot.
De Cock keek even opzij. Daarna schoof hij de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge.
'Precies vijftien uur geleden,' reageerde hij mat. 'In de gutsende regen met zijn ogen open.' Aan de borst van de grijze speurder ontsnapte een zucht. 'En ik vrees, dat er nog heel veel vervuild water door onze vaderlandse Rijn zal vloeien voor we zijn moordenaar hebben gevat.' Vledder reageerde verrast.
'Waarom?' riep hij verwonderd. 'Zolang behoeft het dit keer echt niet te duren. We hebben toch een prachtige aanwijzing.' 'Je bedoelt dat briefje?' Vledder knikte heftig.
'Het is ons nog nooit overkomen dat wij zo snel op het goede spoor zaten. Dat is pure mazzel. Heb jij al met die heer Boschgraed gesproken?'
De Cock knikte.
'Door de telefoon. Zijn laatste les van vandaag eindigt om drie uur.'
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
'Redden we dat?' vroeg hij angstig. 'Het is al bijna half vier.' De Cock antwoordde geruststellend:
'Hij zou in de school op ons blijven wachten... ook al werd het wat later. Ik moest bij de afspraak wel enige speling bedingen. Ik kon niet bekijken hoe laat jij van de sectie terug zou zijn.' Vledder knikte begrijpend.
'Heb je die leraar Nederlands verteld wat de bedoeling is?' 'Zo ongeveer.' Vledder grijnsde.
'En ? Worden er op een gymnasium nog fouten in de Nederlandse taal gemaakt?' De Cock knikte.
'Zelfs tot in de hoogste klassen. De heer Boschgraed vond dat uiterst bedroevend en legde de oorzaak bij de huidige basisscholen, waar veel te weinig aandacht aan onze Nederlandse taal zou worden geschonken. Dat, zo was zijn mening, wreekt zich later bij het voortgezet onderwijs.'
'Heb je hem verteld welke fouten er in dat briefje stonden?' De Cock schudde zijn hoofd.
'Dat leek mij in dit geval niet de juiste tactiek.' Om de mond van de oude rechercheur dartelde een zoete glimlach. 'Ik vond het gepaster om de leraar zelf die fouten te laten ontdekken.' 'Wat dacht hij van een dictee?' De Cock plukte aan het puntje van zijn neus. 'De heer Boschgraed vond dat idee van een dictee best aardig... heel origineel. Maar volgens hem is dat dictee vermoedelijk niet eens nodig. Hij kent de leerlingen van de hoogste klassen vrij goed en weet bij welke leerlingen bepaalde taal- of spelfouten regelmatig terugkeren.'
Vledder klapte met zijn vlakke rechterhand ritmisch op de rand van het stuur. 'Misschien,' riep hij enthousiast, 'zijn we er vanmiddag al uit... weten we wie dat gore briefje heeft geschreven.' De jonge rechercheur lachte uitbundig. 'Zo vlug hebben wij samen nog nooit een moord opgelost.' De Cock schudde afkeurend zijn hoofd.
'Dick Vledder... je bent een onverbeterlijke optimist.'
Het Bartholinus Gymnasium aan het Linnaeushof was een imposant gebouw van vier verdiepingen met herkenbare elementen van de Jugendstil.
De beide rechercheurs stapten de ruime hal binnen en liepen via dubbele deuren met gekleurd glas in lood verder dooi een brede gang. Het gebouw leek verlaten. Hun voetstappen klonken hol, resoneerden tegen de kale wanden.
Vledder stootte De Cock met zijn elleboog aan. 'Weet je waar je moet zijn?'
De oude rechercheur schudde zijn hoofd. 'We kunnen samen keihard 'boe' roepen,' grinnikte hij jongensachtig. 'Wie weet... misschien komt daar iemand op af.' Vledder lachte.
'Ik heb nog nooit gehoord dat de recherche zich met boe-geroep presenteerde.'
De Cock reageerde niet. Aan het einde van de gang ontdekte hij rechts een deur. Hij voelde aan de kruk en toen de deur niet afgesloten bleek te zijn, deed hij haar langzaam open. Tot zijn verbazing keek hij recht in het gezicht van een knappe jonge vrouw. Ze zat aan een klein bureau achter een oude schrijfmachine. De grijze speurder nam zijn hoedje af en maakte een stijve buiging. 'Mevrouw Minnertsga,' sprak hij zacht, verontschuldigend, 'ik verwachtte niet u hier aan te treffen.' Er gleed een moede glimlach over haar gezicht. 'Dit is mijn eigen kamer,' reageerde ze simpel. Ze wees achteloos naar de schrijfmachine voor zich. 'En ik bepeins in welke bewoordingen ik de ganse wereld kond zal doen van het feit, dat mijn man zo plotseling is overleden.'
De Cock beluisterde de koele, cynische toon waarop ze sprak en opnieuw overviel hem een gevoel van onbehagen. Hij kon haar reacties niet peilen... niet afdoende op waarde schatten.
'Wij zijn op zoek naar de heer Boschgraed,' sprak hij verlegen. Mevrouw Minnertsga toonde verbazing.
'Hans?' De Cock glimlachte. 'Ik ken zijn voornaam niet.'
Mevrouw Minnertsga knikte minzaam.
'Feitelijk Johannes, maar hij laat zich Hans noemen.' Ze wees omhoog. 'Hans heeft zijn kamer op de eerste verdieping. Hier precies boven.'
De Cock wilde zich omdraaien, maar mevrouw Minnertsga stak haar rechterhand omhoog. 'Waarvoor hebt u Hans nodig?' vroeg ze vriendelijk.
De oude rechercheur weifelde even; vroeg zich af hoe openhartig hij tegenover haar kon zijn.
'Wij hebben in de kleding van uw man een briefje gevonden.' 'Een briefje met bedreigingen?'
Op het gezicht van De Cock kwam een smartelijke trek. 'Zo zou ik het niet willen omschrijven,' antwoordde hij onzeker. 'Er worden geen directe bedreigingen geuit. De tekst van het briefje luidt: 'God zal je leren te discrimineren. Vuile vieze meidengek.' In die korte tekst staan volgens ons een paar kleine taal- of spelfouten en die wilden wij aan de heer Boschgraed voorleggen.'
Mevrouw Minnertsga schudde langzaam haar hoofd.
'Hij zal de meiden in zijn klas wel weer hebben voorgetrokken,' sprak ze vertwijfeld. 'Dat deed hij altijd. Ze kregen van hem meer aandacht en hogere cijfers voor eenzelfde prestatie dan de jongens. Dat zette kwaad bloed.'
De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.
'U denkt, dat het woord 'discrimineren' in het briefje daarop duidt?'
Mevrouw Minnertsga knikte nadrukkelijk.
'Stellig,' sprak ze ernstig. 'Mijn man discrimineerde de jongens in zijn klas... behandelde hen als minderwaardige wezens... maakte hen in de ogen van de meiden belachelijk. Dat deed hij ook al toen wij beiden nog in Sneek les gaven.' De Cock keek haar niet-begrijpend aan. 'In Sneek?'
Mevrouw Minnertsga knikte opnieuw.
'Ik heb u toch verteld dat wij beiden uit Sneek komen. Daar heb ik mijn man leren kennen. We gaven beiden les op een scholengemeenschap. Al kort na ons huwelijk bemerkte ik, dat mijn man bijzonder gevoelig was voor de charmes van zijn jonge vrouwelijke leerlingen. Dat lekte uit... er ontstonden roddels... schandaaltjes... vragen in de gemeenteraad. De positie van mijn man als leraar werd op den duur onhoudbaar. Dat is de reden dat wij uit het goede Friesland wegtrokken en ons in Amsterdam vestigden. Gelukkig werd ons een plek hier op het Bartholinus aangeboden.' De Cock speelde met het hoedje in zijn hand. 'In Sneek,' sprak hij somber, 'is het niet tot moord gekomen.' Mevrouw Minnertsga schudde haar hoofd.
'Ik denk,' formuleerde zij voorzichtig, 'dat de Friese jongemannen van nature over meer controle... meer zelfbeheersing beschikken... hun onstuimig temperament beter kunnen reguleren dan de jongemannen uit het westen des lands.'
De Cock hield zijn hoofd iets schuin. Peilend keek hij haar aan. 'U hebt blijkbaar weinig twijfels,' stelde hij vast. 'Als ik u goed begrijp, dan werd volgens uw overtuiging uw echtgenoot het slachtoffer van een door hem gekwetste leerling... een jongeman uit het westen des lands... met een... eh, een onstuimig temperament, maar een geringe zelfbeheersing?'
De oude rechercheur kon in zijn stem een cynische toon nauwelijks onderdrukken.
Mevrouw Minnertsga leek niet in het minst geschokt. Ze strekte de wijsvinger van haar rechterhand naar hem uit.
'U kunt er gerust vanuit gaan, dat het betreffende briefje door een jongeman is geschreven.'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Dat is niet hetzelfde.'
Mevrouw Minnertsga liet haar rechterhand zakken. Om haar lippen gleed een flauwe glimlach. 'Rechercheur... u hebt goed leren luisteren.'
De heer Boschgraed kwam lenig uit zijn stoel overeind en liep met uitgestoken hand op de grijze speurder toe. 'Rechercheur De Cock,' jubelde hij. De oude rechercheur knikte.
'De Cock... eh, met... eh, ceeooceekaa,' reageerde hij vrijwel automatisch. Hij drukte de toegestoken hand en wees opzij. 'Dat is mijn collega Vledder. Ik hoop dat wij u niet te lang hebben laten wachten.'
Het gelaat van de heer Boschgraed versomberde. 'Om mee te werken aan de oplossing van de moord op een gewaardeerde collega is niets mij te veel... speelt tijd geen enkele rol.'
De Cock keek de heer Boschgraed glimlachend aan. Hi j schatte hem voor in de dertig. Hij had dun donzig blond haar met diepe inhammen boven het voorhoofd en lichte, fletsblauwe ogen in een rond bleek gezicht met nerveuze trillingen bij de mondhoeken. Boven een verschoten spijkerbroek droeg hij een bont boezeroen met een vettig leren stropdasje.
De oude rechercheur bedacht, dat de leraren uit zijn tijd heel wat stemmiger gekleed gingen.
'U kent de bijzonderheden?' vroeg hij vriendelijk. De heer Boschgraed keek hem verrast aan. 'Van de moord op de heer Minnertsga?' 'Ja.'
De leraar Nederlands trok zijn linkerschouder iets op. 'Ik weet niet meer dan Ranske mij vertelde.' De Cock veinsde onbegrip. 'Ranske?' vroeg hij quasi verbaasd. De heer Boschgraed glimlachte.
'Mevrouw Minnertsga. Zij vertelde mij dat haar man door moord om het leven was gekomen.'
'Zijn de andere leerkrachten ook op de hoogte?'
'Zeker.'
'Hoe reageerden zij?'
De heer Boschgraed liet zich in zijn stoel zakken en wees naar twee wankele krukjes voor het front van zijn bureau. 'Neemt u plaats.' Hij maakte een verontschuldigend gebaar. 'Ik kan u geen betere zetels aanbieden. Er wordt nogal bezuinigd op het onderwijs.' De Cock drapeerde de panden van zijn regenjas om het krukje en ging voorzichtig zitten. Vledder volgde zijn voorbeeld. 'Hoe reageerden de anderen?' herhaalde De Cock. De heer Boschgraed spreidde zijn armen.
'Na het bekend worden van het drama werd het plan geopperd om bij wijze van rouw de gehele school enige dagen te sluiten.'
'En?'
Er gleed een trieste glimlach om de mond van de leraar. 'Achteraf vonden wij dat toch niet zo'n goed idee. Het gaf misschien te veel negatieve publiciteit. Wij willen voor alles voorkomen, dat onze school door het voorval in discrediet zou worden gebracht.' De Cock veinsde onbegrip. 'Hoezo?'
De heer Boschgraed plukte wat nerveus aan zijn leren stropdasje. 'Wij... leraren, leraressen van het Bartholinus... achten de mogelijkheid geenszins uitgesloten, dat een van onze eigen leerlingen bij de moord op Minnertsga is betrokken.' De Cock trok zijn wenkbrauwen op. 'Waar baseert u die mogelijkheid op?' vroeg hij streng. De heer Boschgraed vouwde zijn handen en klemde die vast tot de knokkels van zijn vingers wit werden.
'Minnertsga had niet zo'n beste reputatie,' sprak hij gejaagd. 'Zijn gedrag ten opzichte van zijn leerlingen stond nogal eens ter discussie. Ook Ranske had niet bepaald een goed leven bij hem.' 'Dat heeft ze u verteld?'
Er gleed een glimlach van vertedering om de lippen van Hans Boschgraed. 'Ranske en ik gaan nogal vertrouwelijk met elkaar om. Ik ken haar levensgeschiedenis en weet wat die man haar heeft aangedaan.' 'Zij haatte hem?' De heer Boschgraed slikte.
'Dat... eh, dat,' stotterde hij, 'durf ik niet te beamen. Haat zou impliceren dat Ranske een motief had... een motief om haar man om te brengen.'
De Cock boog zich iets naar voren. 'Is dat motief er?' drong hij aan. De heer Boschgraed schudde zijn hoofd.
'Zo is Ranske niet,' riep hij wanhopig. 'Ze is een lieve zachte vrouw... tot zo'n wreedheid niet in staat. Ook al zou...' De leraar Nederlands maakte zijn zin niet af; slikte opnieuw. 'U... eh, u had een briefje, zei u... een briefje met fouten in de taal... daar zouden we toch over praten?'
De Cock zweeg en wachtte geduldig tot iets van de wanhoop uit de ogen van de heer Boschgraed was verdwenen. Daarna tastte hij in de binnenzak van zijn colbert en overhandigde de leraar het briefje. Het duurde even. Toen keek de heer Boschgraed op. 'In 'discrimeren',' sprak hij hees, 'moet de eerste 'e' een derde 'i' zijn en in de verbinding meide-gek ontbreekt de 'n'.' De onderlip van de leraar trilde.
'Het... eh, het is van Roeland…., Roeland van Ieperen... hij maakt die fouten.'