2

De Cock kwam uit zijn gehurkte houding omhoog. Zijn stramme knieën kraakten en zijn gezicht zag bleek.

Vledder nam de zaklantaarn van hem over en liet het ovaal van licht nog eens over de afgesneden penis glijden. Met een blik van ontzet­ting keek de jonge rechercheur opzij.

'Heb... eh, heb je dit al eens eerder meegemaakt?' vroeg hij hees. De Cock schudde zijn hoofd.

'En ik dacht nog wel,' verzuchtte hij, 'dat ik in mijn lange recherche­loopbaan zo'n beetje alles had gezien en meegemaakt. Maar dit is nieuw... zelfs voor mij.' Vledder slikte. 'Dit, dit,' stamelde hij onthutst, 'doet iemand toch niet zomaar... omdat hij of zij daar plezier in heeft. Ik bedoel, zo'n lugubere handeling moet toch een betekenis hebben?' De Cock boog zijn hoofd even voorover en liet het regenwater uit de rand van zijn hoed lopen.

'Het is misschien vreemd,' sprak hij achteloos, 'maar het doet mij denken aan een bruidsschat.'

Vledder keek hem verrast aan. 'Een bruidsschat?' In zijn stem trilde ongeloof. De Cock knikte.

'Volgens een bijbels verhaal in het eerste boek van Samuel was Michal, een dochter van Koning Saul, verliefd op David. Koning Saul eiste van David de voorhuiden van honderd Filistijnen... als bruidsschat.'

Vledder trok zijn neus iets op. 'En kreeg koning Saul die honderd voorhuiden?' Over het gezicht van De Cock gleed een grijns. 'In zijn ijver leverde David zelfs tweehonderd voorhuiden van Filis­tijnen bij koning Saul in... waarna hij Michal tot vrouw kreeg.' 'Een absurd verhaal.' De Cock ging kalm verder:

'Ik was vroeger op zondagsschool. Deze geschiedenis is mij uit mijn jeugd bijgebleven. Ik begreep het destijds namelijk niet. Ik wist niet wat een voorhuid was... tot mijn moeder het uitlegde. Het is onge­veer te vergelijken met het scalperen bij de Indianen. Men bewees ermee, dat men een vijand had gedood.' Vledder wees voor zich uit.

'Dacht je,' vroeg hij verward, 'dat dit iets met dat verhaal te maken heeft?'

De Cock trok zijn schouders op.

'Ik weet niet welke krankzinnige gedachten erdoor het hoofd van de moordenaar spookten. Maar het afsnijden van de penis van het slachtoffer duidt volgens mij wel op een symbool.' 'Van wat?'

De Cock wreef met een vlakke hand over zijn gezicht. 'Precies... van wat?'

Bram van Wielingen kwam met zijn aluminium koffertje aan de hand met grote stappen tussen de autobussen naderbij. Hijgend en puffend bleef hij voor De Cock staan.

'Wat een verschrikkelijk pokkenweer,' sprak hij hartgrondig. 'Beestachtig. Daarin stuur je nog geen hond de straat op.' De Cock trok zijn mondhoeken iets op. 'Geen hond... wel een oude chagrijnige politie-fotograaf.' Bram van Wielingen keek even naar de grijze speurder op, maar reageerde verder niet. Hij zette zijn aluminium koffertje op de natte gladde keien en wierp onderwijl een blik op de dode. Zijn gezicht verstarde plotseling. Trillend bracht hij zijn rechterhand naar voren. 'Heb je dat gezien,' riep hij ontdaan, 'ze hebben zijn penis afgesne­den.' De Cock knikte traag.

'We hebben het gezien,' reageerde hij simpel. 'Wij staan hier al een poosje.'

Bram van Wielingen slikte. 'Dat is toch niet normaal?' De Cock grijnsde.

'Maak jij maar gauw een paar plaatjes, dan kun je weer naar huis.' De grijze speurder zwaaide met een breed gebaar om zich heen. 'Ik wil een paar totaalbeelden van de ruimte tussen de autobussen. En enige close-ups van het gezicht. Ik weet nog niet wie hij is.' Bram van Wielingen bukte zich. Met nog trillende handen maakte hij zijn koffertje open, nam daaruit zijn trouwe Hasselblad en mon­teerde een flitslamp. De fotograaf keek schuin omhoog naar De Cock. 'Moeten zijn ogen zo open blijven?' De Cock wees naar het lijk.

'Voorlopig, ja. Zo hebben we hem gevonden. Morgen in het sec­tielokaal, voor de autopsie begint, kun je...' De oude rechercheur maakte zijn zin niet af.

Tussen de autobussen verscheen dokter Den Koninghe. Achter hem liepen de broeders van de Geneeskundige Dienst met hun brancard. Ze torenden hoog boven de kleine lijkschouwer uit, onaandoenlijk, als paladijnen van de dood.

Terwijl achter hem Bram van Wielingen in de dode ogen flitste, liep De Cock op Den Koninghe toe en schudde hem hartelijk de hand. Hij had een zwak voor de excentrieke dokter met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig jacquet en zijn verfomfaaide groenuitgeslagen garibaldihoed. Zelfs in de gutsende regen verscheen hij in hetzelfde tenue. Zonder regenjas. 'Hoe maakt u het?' vroeg De Cock belangstellend. Dokter Den Koninghe glimlachte. 'Met mij...' antwoordde hij met een schorre stem, 'mij gaat het goed... nog wel.' Hij blikte met een halfopen mond omhoog in de gutsende regen. 'Als ik vanavond geen acute longontsteking oploop, geef ik mijzelf nog wel enige jaren.' 'In gezondheid.'

De lijkschouwer keek De Cock dankbaar aan. Met de rug van zijn wijsvinger wiste hij een paar regendruppels van zijn brilleglazen. Daarna hurkte hij bij het lijk neer.

Even bezag dokter Den Koninghe de gelaatstrekken van de dode, pakte een kleine zaklantaarn achter uit een pand van zijn jacquet en scheen in de pupillen. Daarna drukte hij voorzichtig met duim en wijsvinger de beide oogleden toe. Het ovale gezicht van de dode man kreeg met gesloten ogen opeens een veel vrediger aanzien... niet zo afschrikwekkend meer.

Dokter Den Koninghe knoopte het colbert los en bekeek aandachtig de omvangrijke bloedplek op het overhemd.

Bij het openslaan van het colbert gleed er een gevouwen briefje tussen de rechter revers uit op de keien.

Vledder bukte zich snel, raapte het op en stak het bij zich.

Uiterlijk onbewogen bezag de kleine lijkschouwer de afgesneden penis in de plas geronnen bloed en kwam overeind. Hij nam zijn bril af, pakte zijn witte pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste gewoontegetrouw zijn glazen schoon.

'Hij is dood,' sprak hij laconiek. De Cock knikte met een ernstig gezicht. "Dat begreep ik.' De dokter wees omlaag. 'Nog niet lang... hooguit enkele uren.'

'Oorzaak?'

Dokter Den Koninghe kuchte.

'Enige messteken in borst- en maagstreek. Dokter Rusteloos zal bij de gerechtelijke sectie morgen wel het aantal en de diepte van de wonden bepalen. Dat kan ik zo niet bezien. En ik heb ook geen zin om zijn overhemd helemaal los te knopen. Hij is in ieder geval aan inwendige bloedingen overleden.'

Met precieze bewegingen zette hij zijn bril weer op en plooide zijn pochet terug in de borstzak van zijn jacquet. Voor hij wegliep strekte hij zijn wijsvinger naar de afgesneden penis. 'Heb je weleens van Sigmund Freud gehoord?' De Cock knikte traag.

'Een Oostenrijks psychiater... grondlegger van de psychoanalyse.' Dokter Den Koninghe zwaaide ten afscheid. 'Die sprak van penisnijd.'

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Penis-nijd?'

De lijkschouwer liep lachend bij hem weg. 'Er zijn vrouwen,' riep hij vrolijk, 'die er aan lijden.'

De Cock draaide zich om en Bram van Wielingen flitste opnieuw in het gelaat van de dode. Nu met gesloten ogen. De oude rechercheur keek hem onderzoekend aan. 'Ben je klaar?' De fotograaf knikte.

'Ik maak morgen in het sectielokaal nog een paar plaatjes van zijn verwondingen.'

De Cock knikte instemmend.

'Ik heb Ben Kreuger hier nog niet gezien,' sprak hij rondkijkend. 'Misschien is hij onderweg. Roep hem straks in je wagen op en zeg hem, dat er voor een dactyloscoop hier in de regen niets te kwasten valt.' Hij zweeg even en dacht na. 'Ik wil morgen wel de vingertjes van het slachtoffer.' Bram van Wielingen glimlachte.

Ik zal het hem zeggen.' Hij demonteerde de flitser van zijn Hasselblad en legde de beide apparaten omzichtig in zijn koffertje. Met een klap sloeg hij het dicht, wuifde joviaal ten afscheid en liep op een sukkeldrafje tussen de autobussen weg.

De Cock hurkte opnieuw bij het lijk neer en trok het linkerpand van het colbert van de dode omhoog. Zonder zijn vingers met bloed te besmeuren, tastte hij in de binnenzak en vond daarin een bruinlederen portefeuille. Beschermend voorde regen stak hij die snel in een zak van zijn regenjas.

De oude rechercheur liet nog even zijn blik langs de gelaatstrekken van de dode glijden, daarna kwam hij langzaam omhoog en wenkte de broeders van de Geneeskundige Dienst naderbij. Ze legden de brancard naast het lijk neer en tilden de dode voorzichtig op het canvas. Daarna drapeerden zij een laken over hem heen, sloegen de canvasflappen terug en sjorden de riemen vast. Zachtjes wiegend droegen ze hem weg.

De Cock, Vledder en de jonge diender volgden en zagen toe hoe de broeders de brancard in de ambulancewagen schoven en de deuren dichtklapten. Na een groet stapten ze haastig in en reden van het parkeerterrein weg.

Peinzend staarde De Cock de wagen na tot de rode achterlichten in grauwe regennevels oplosten.

'Bouke Anne Minnertsga.' 'Heet hij zo?'

De Cock hield de bruinlederen portefeuille op zijn knieën. 'Dat staat in zijn rijbewijs. Op de foto prijkt een knappe man.' 'Lijkt de foto?' De Cock knikte. 'De gelaatstrekken zijn duidelijk te herkennen. Hij is geboren in Bolsward... ruim achtendertig jaar geleden. Volgens zijn papieren woont hij in Amsterdam op de Prinsengracht nummer 1115.' 'Getrouwd?'

De Cock bescheen met zijn zaklantaarn de bescheiden uit de porte­feuille. 'Daar kan ik niets van vinden. Als ik het mij goed herinner, had hij wel een trouwring om zijn rechterringvinger.' 'Moeten we nog iemand waarschuwen?' 'Familie?' 'Ja.'

De Cock schoofde mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. 'Nu nog... op dit uur? Het is al over tweeën.'

Vledderstak het contactsleuteltje in het slot van de Golf, maar startte niet. De jonge rechercheur blikte opzij. 'Wat is penisnijd?' De Cock glimlachte.

'Dat noemt men in de psychoanalyse de bewuste of onbewuste af­gunst van de vrouw voor het gemis van een penis.' Vledder keek hem ongelovig aan. 'Bestaat zoiets?'

De Cock trok zijn schouders iets op.

'Er wordt aangenomen dat iets dergelijks bestaat. Maar verder kan ik je er niets zinnigs over zeggen. Ik heb er mijn eigen vrouw nooit naar gevraagd en ik ben ook geen psychiater.' Vledder verzonk in gepeins.

'Het zou bij deze moord best eens een motief kunnen zijn.'

De Cock keek de jonge rechercheur van terzijde aan.

'Een vrouw die afgunstig is op de penis van de heer Bouke Anne Minnertsga en hem daarom dat geslachtsdeel afsnijdt?'

In zijn stem klonk twijfel. Vledder gebaarde voor zich uit.

'Die afgunst kan tal van oorzaken hebben,' sprak hij ernstig. 'Haat, nijd, jaloezie. En misschien is het afsnijden van de penis wel een symbool... een verwijzing naar ontrouw.' 'Ontrouw van Bouke Anne Minnertsga.' 'Precies.'

De Cock keek nog eens met aandacht naar de kleine pasfoto op het rijbewijs.

'Als ontrouw een motief voor zijn dood was,' sprak hij hoofdknikkend, 'voorzie ik een onderzoek met tal van moeilijkheden. Gezien zijn uiterlijk zou het mij niets verwonderen als Bouke Anne Min­nertsga bij leven een bruisende man was, die in allerlei liefdesaffai­res was verwikkeld.' Vledder lachte uitbundig.

'En speelde zijn penis daarbij een belangrijke rol.' Het gezicht van De Cock bleef strak. Moord amuseerde hem niet. De afgesneden penis baarde hem alleen maarzorgen. Hij deed de papie­ren terug in de portefeuille en wees naar de beslagen voorruit. 'Zou je eindelijk niet eens van die enge parkeerplaats wegrijden?' vroeg hij licht geprikkeld. 'Of wil je hier overnachten?' Vledder scheen de opmerking niet te horen. De jonge rechercheur

staarde nadenkend voor zich uit. Na enkele seconden draaide hij zich half om en wees naar de bruine portefeuille op de knieën van De Cock. 'Zit daar ook een kentekenbewijs in?'

De Cock pakte de portefeuille en klapte hem weer open.

'Ik dacht wel dat ik tussen zijn paperassen een kentekenbewijs heb gezien.'

Hij keek even op. 'Wat wil je ermee?' Vledder gebaarde om zich heen.

'Die Bouke Anne Minnertsga moet toch op een of andere manier naar deze parkeerplaats zijn gekomen.'

De Cock keek hem verrast aan.

'Je bedoelt... mogelijk in zijn eigen auto.'

Vledder knikte.

'Als we het kenteken weten, kunnen we eens op de parkeerplaats gaan kijken.'

De Cock diepte uit de portefeuille een kentekenbewijs op. 'Het is een Mitsubishi Galant 1800 GLX hatchback,' las hij hardop, 'kenteken XZ-30-DY.' Vledder tuitte zijn lippen.

'Dat is vrij nieuw,' reageerde hij. 'Die Galant hatchback is nog niet zo lang in de handel.'

De beide rechercheurs stapten uit en begonnen op het uitgestrekte terrein langs de geparkeerde auto's te stappen. Het regende nog steeds. Niet zo fel meer als een paar uur tevoren, maar de regendrup­pels spatten nog steeds van de keien omhoog. De Cock klopte Vledder op zijn schouder.

'Ik vind het toch knap van jou,' sprak hij bewonderend, 'die ge­dachte aan het kentekenbewijs.' Vledder glimlachte gevleid.

Bij een fraaigelijnde grijsgroene wagen bleef de jonge rechercheur staan en wees naar de gele kentekenplaat. 'XZ-30-DY.' Ze liepen speurend om de wagen heen. Aan de buitenzijde viel niets bijzonders waar te nemen en door de beregende ruiten was het niet mogelijk om naar binnen te kijken.

De Cock voelde aan de deurkruk van het rechtervoorportier. Tot zijn verrassing bleek de wagen niet afgesloten. Toen hij het portier open­trok, flitste het licht in de wagen aan.

Een indringende geur van parfum drong zijn neusgaten binnen... een mengeling van jasmijn en lavendel. De grijze speurder snoof nog eens en fixeerde het parfum in zijn geheugen.

Op de bodem van de wagen, voor de zitplaats naast de bestuurder, lag één enkele glimmende lakschoen met een naaldhak.

Vledder keek over zijn schouder mee.

'Assepoester,' grinnikte hij, 'heeft haar muiltje verloren.'