20 De gewelven van Wons
'Wons is op guld gebouwd.'
Uit: de wijsheden van Diander
Onwillekeurig vergeleken de reisgezellen hun aangename verblijf in het robuuste Oldemar met hun bezoek aan Meerschaduw in het elfen bos Arfeandel. Een kromme vergelijking, beseften ze, want de omgeving van de vesting was bij lange na niet zo betoverend als die van het eeuwenoude Alvií-huis. De eentonige Aesdal woestenij en de eenvoudige woningen met hun steile groene daken, die deels tegen de beschermende buitenwal waren gebouwd, vormden een kale omlijsting voor de vesting.
Maar Oldemar zelf bezat een simpele grandeur. Rond de bonkige, vierkante toren boven op de kunstmatige heuvel, die Erkenand of de vuist van Oldemar werd genoemd, waren drie ongelijkvormige, ruim opgezette terrassen gebouwd, met elkaar verbonden door brede trappen.
Op het hoogste vijfzijdige terras, rondom de toren, lag de Herenzaal met Aianir d'Assarand, de fraai vergulde troon van de heren van Wons, van waaruit de stad geregeerd werd. Verder bevonden zich hier de privévertrekken van Heer Rambald, Radane, zijn vier dochters en zijn enige zoon, de kroonheer Onger Rambald. Op het tweede terras, dat met grillige rondingen en glooiende groene tuinen de hoekige vormen van zijn omgeving scheen uit te dagen, bevonden zich de vertrekken van de hofhouding, de gastenverblijven, de keukens en de grote zaal. Op het vierkante laagstgelegen terras, deels tegen de binnenmuren van Wons, waren de stallen en de verblijven van de rijders, wachten en bedienden te vinden. Langs de steile weg van en naar de hoofdpoort van Oldemar stonden vreemdgevormde bomen, die door de Wonsers margaten werden genoemd. Vanuit de kruinen groeiden langwerpige, donkergroene bladeren, die zo diep doorbogen, dat sommige de grond raakten. De brede binnen poort zelf was ook niet ontkomen aan de gewoonte van de Wonsers om alles een naam te geven. Redes Margata, heette hij, wat zoiets vreemds wilde zeggen als schouwer van de margaten. De weg dook meanderend omlaag in een doolhof van bochtige straten en stegen, geflankeerd door kordate huizen en winkels. Het levende emerald van de bomen en het vale aardegroen van de huizen verdroegen elkaar wonderwel.
Toch, ondanks de mankgaande vergelijking met het magnifieke Meerschaduw inspireerden de karakteristieke burcht en de eenvoudige stad Asgarith. Zijn liederen en melodieën tijdens het uitstekende avondmaal in de grote zaal plezierden alle aanwezigen. Het refrein van zijn kersverse ode aan Oldemar werd zelfs door de gehele hofhouding en de reisgezellen uit volle borst meegezongen. Mede door zijn muzikale meesterschap en zijn diepe stemgeluid, was het laatste ijs tussen de reisgezellen en de bewoners van Oldemar snel gebroken. Het werd een gemoedelijke avond. Zelfs Esme fleurde zienderogen op, toen zij een Ermonvrouw ontwaarde tussen de bedienden, met wie zij honderduit praatte, alsof ze oude kennissen waren.
Het uiteindelijk toch gastvrije onthaal van heer Rambald en de zijnen had de gezellen goed gedaan. De slaapvertrekken waren weliswaar eenvoudig ingericht, maar het ontbrak hen geenszins aan comfort. En dat niet in de laatste plaats door de vriendelijke bedienden, wie niets teveel was. Ook voor Krummel werd gezorgd. Hij kreeg een apart plaatsje bij de warme haard in de keuken, waar hij vorstelijk in een met behaaglijke kussens gevulde mand sliep.
De volgende ochtend nam Pynthe, de raadsheer van Rambald, hen, na een uitgebreid ontbijt vol onverwachte en onbekende lekkernijen, mee naar de Gewelven.
'Misschien hebben jullie je afgevraagd waar Wons van leeft,' zei de broze oude man, terwijl hij hen met opmerkelijk vaste tred voorging. 'Het antwoord bevindt zich in onze Gewelven, die tot ver onder het aardoppervlak reiken. Ik zal jullie enkele van onze kwekerijen laten zien.'
'Kwekerijen onder de aarde?' vroeg Brior met enige verbazing in zijn stem.
Pynthe knikte en dook een smalle trappengalerij in die hen honderd passen omlaag voerde. Hij pakte een fakkel van de muur, voor hij een zware deur van margatenhout opende.
'We kunnen hier niet lang blijven, want de zwammen verdragen het licht slecht.'
Een vochtige damp vol onbestemde geuren van beschimmelde stenen sloeg hen tegemoet. Voor hen strekte zich, nauwelijks manshoog, een onmetelijke zaal uit. In lange bakken met aarde stonden duizenden bleke gewassen in het gelid. Uit het plafond druppelde constant water.
'Dit zijn nachtzwammen. Ze gedijen alleen in het donker. In de jonge vruchten sluimert een dodelijk gif, dat pas verdwijnt als de zwam volgroeid is. Dan splijt de stam en komt de geur vrij die voor jullie waarschijnlijk onaangenaam is. Toch hebben jullie vanochtend met smaak allerlei gerechten verorberd, waarvan de zwam het hoofdbestanddeel was. Dit is een van de honderden zalen. Er zijn zesentwintig verschillende zwammenrassen, elk met een subtiel verschil in smaak ten opzichte van de andere. De meeste Wonsers kunnen de naam van een zwam opdreunen als ze hem geproefd hebben, maar jullie zouden de een niet van de ander kunnen onderscheiden. '
'Waar komt dat water vandaan?' vroeg Brior.
'Wons is gebouwd op een wel. Via een stelsel van leidingen en door mensen bediende pompen wordt het water naar bassins geleid, die zich boven de zalen bevinden.'
Pynthe ging hen voor naar een lage deur die toegang gaf tot een andere zaal vol licht en gedreun. Uit het plafond staken gelige wortels. Het sap droop in brede opvangbakken.
'Hier wordt een voedzame drank gemaakt van het sap van de margatenwortel. Wij noemen het erim.'
Walinde wees naar een brede deur en vroeg:
'Welk voedsel wordt daarachter bereid?'
Pynthe's voetstap talmde even.
'Niets bijzonders, kom ik zal jullie de grotten laten zien waar Aesdaldruiven worden geteeld. De donkere wijn die we eruit winnen is een godendrank.'
Walinde keek fronsend naar de deur. Wat zou erachter verborgen zitten? Pynthe had haar vraag duidelijk ontweken. Esme liep er naartoe, liet haar hand over het hout glijden en mompelde iets onverstaanbaars. Walinde wenkte haar, want de anderen waren doorgelopen.
Ze werden door de raadsheer naar een serie immense wijngrotten gebracht. Hier rook het muf. De lucht was bedompt. Er brandden tientallen fakkels in lange alkoven.
'Het licht en de warmte van de fakkels en het unieke, vochtige klimaat in de grotten geven de druiven een prachtig rijk boeket,' zei Pynthe met de trotse voldoening van de Wonser, die weet dat hij iets uitzonderlijks laat zien. 'Wij noemen deze wijn ons geheime guld. Vanavond zullen we enkele van de kostbare flessen Aesdalwijn ontkurken ter ere van de komst van jullie gezelschap.'
Walinde keek om waar Esme bleef. Juist op dat moment glipte zij de grot binnen en sloot zich geruisloos bij hen aan. In haar ogen schitterde een vreemd lichtje. Walinde vroeg zich af of de Ermonvrouw de deur misschien toch had geopend.
Die avond nodigde Pynthe hen uit in zijn privé-vertrekken in de oostelijke vleugel van Oldemar. Een smakelijke dis vol gekruide gerechten werd bekroond met de Aesdalwijn, die inderdaad overheerlijk was. De oude raadsheer bleek een uitstekend gastheer te zijn, die hen verraste met een aantal spannende geschiedenissen uit het rijke verleden van Wons en Zaal. Asgarith speelde enkele sfeervolle tirallen en parnalen en besloot met een paar vrolijke nomadendansen. Iedereen genoot met volle teugen. Opnieuw verraste Pynthe zijn gasten door met veel bravoure een Wonser volksdans ten beste te geven. Asgarith raakte geïnspireerd door Pynthe's lenige bewegingen en danspassen en improviseerde er lustig op los. Later liet de raadsheer warme mede en kleine broodjes aanrukken, die ze voor de grote open haard in zijn woonkamer nuttigden.
Het was al diep in de nacht toen de reisgenoten een voor een moe maar voldoen naar hun slaapplaats gingen.