HOOFDSTUK 3
Moe en bezweet duwde Emily het met moeite veroverde bagagekarretje naar de deuren van de aankomsthal. Als het goed was, zou daar een gids klaarstaan om haar naar het hotel te brengen. Dat stond tenminste in de map die ze in het vliegtuig had bestudeerd.
Nou ja… geprobeerd had te bestuderen.
Na vijf minuten waren haar ogen al dichtgevallen, en ze was pas wakker geworden toen de stewardess haar in Wenen aan de arm had geschud. Tijdens de overstap had ze snel een kop koffie naar binnen gewerkt in de hoop dat ze het volgende traject naar Thessaloniki met een wat helderder hoofd zou kunnen afleggen, maar helaas had er niet genoeg cafeïne ingezeten. Dit keer had het tien minuten geduurd voordat ze opnieuw in slaap was gevallen.
Gelukkig kon ze zich de naam van de gids nog herinneren. Milosh Yanoro heette hij volgens haar papieren.
Het klonk wel zigeunerachtig, dacht Emily, terwijl ze haar blik speurend over de wachtende menigte bij de ingang liet gaan. Om haar heen klonken opgewonden herkenningskreten toen haar voornamelijk Griekse medepassagiers hun afhalers herkenden en elkaar luid juichend in de armen vielen. Verstaan kon ze niets van de gesprekken om haar heen. En op de posters aan de wanden zag ze dat lezen ook een probleem was. De Griekse letters kwamen beslist uit een ander alfabet dan zij vroeger op school had geleerd.
Ineens viel haar blik op een zwaar besnorde man van een jaar of dertig, gekleed in een zwarte spijkerbroek en een half opengeknoopt glanzend zwart overhemd dat behalve een brede behaarde borst, ook een flink aantal gouden kettingen liet zien. Op zijn hoofd prijkte een zwarte vilten cowboyhoed en in zijn omhoog gestoken hand hield hij een bordje vast met daarop de tekst: ‘Miss Lensiek’.
Hij zag er beslist zigeunerachtig uit, dacht Emily. En ‘Lensiek’ leek wel op Lensinck. “Dát zou wel eens voor mij bedoeld kunnen zijn,” mompelde ze binnensmonds. Ze duwde het karretje naar de man toe en vroeg aarzelend: “Milosh? Milosh Yanoro?”
“Yes. Miss Lensiek?”
“Lensinck. Emily Lensinck.” Emily stak haar hand uit en schudde hem opgelucht de hand. Hij sprak in ieder geval Engels, dat viel alweer mee. “Aangenaam. Blij dat ik er ben. En dat jij er bent.”
Milosh wierp haar vanonder zijn snor een stralende glimlach toe. “Yes. You happy, me happy. Everybody happy. Follow me, please.” Hij nam het wagentje van haar over en duwde het in een flink tempo door de aankomsthal naar de uitgang.
Gehoorzaam sjokte Emily achter hem aan. Het was fijn om de leiding even aan iemand over te kunnen geven. In je eentje reizen was knap vermoeiend. Vreemd eigenlijk dat Damian niet met haar mee reisde. Het had toch logischer geweest als ze met dezelfde vlucht naar Thessaloniki waren gevlogen?
Nou ja, misschien was het zo maar beter ook. Het was al erg genoeg dat ze de komende weken met hem opgescheept zat. Hun eerste kennismaking op de gang van Reizen & Zo was niet echt lekker verlopen. Onbehouwen hark, had ze hem genoemd. En volgens Maribelle vergat hij nooit een belediging…
Emily klemde haar lippen koppig opeen. Nou en? Wat zou ze zich druk maken om zo’n arrogante bal? Haar taak was een mooi verhaal maken, hij moest voor de foto’s zorgen. Met een beetje geluk hoefden ze elkaar daarbij niet voor de voeten te lopen. Híj was toch degene die zo nodig naar Thracië moest op zoek naar zigeuners? Dan moest hij haar aanwezigheid maar gewoon op de koop toe nemen.
“Daar staat onze auto.” Milosh maakte een gebaar naar een oude donkerblauwe SUV, die eruitzag alsof hij al minstens drie keer de Himalaya was overgetrokken. Hij zag haar fronsen en glimlachte opnieuw zijn stralend witte gebit bloot. “Een beter vervoermiddel om de bergen in te gaan bestaat er niet. Ze ziet er misschien een beetje aftands uit, maar vanbinnen is ze niet stuk te krijgen.”
Emily onthield zich van commentaar. Zolang het ding reed en haar over drie weken weer veilig hier op de luchthaven zou afzetten, vond zij het best.
“Stap maar alvast in, de deur is open,” adviseerde Milosh terwijl hij haar bagage van het karretje tilde en de achterklep van de auto openmaakte. “Het is veel te warm om in de zon te blijven staan. In de auto is het ook warm, maar in ieder geval loop je daar niet de kans op een zonnesteek. Ik breng het karretje wel even terug.”
Hoewel het zweet inmiddels van haar gezicht gutste, wachtte Emily geduldig naast de auto tot hij weer terug was. Ze weigerde om zich door wie dan ook als een kasplantje te laten behandelen. Alsof ze zou smelten van een beetje Griekse zon… Ha, in vergelijking met de reis die ze een paar jaar geleden door de Australische Outback had gemaakt stelde dit beetje warmte niets voor. ‘Afzien’ had de hoofdredactrice gezegd. Nou, als dit een voorproefje was van wat haar te wachten stond, dan viel het allemaal nog wel mee.
Milosh zei niets toen hij terugkwam en zag dat ze nog steeds naast de auto stond, maar zijn ene spottend opgetrokken wenkbrauw zei meer dan genoeg. Met een zwierig gebaar hield hij het portier aan de passagierskant voor haar open, wachtte tot ze zat, en gooide het toen met een hardere klap dan nodig was weer dicht.
Zwijgend en met opgeheven hoofd zat Emily naast hem. Ze keek strak voor zich uit en hoopte maar dat haar gezicht niet zo rood en opgeblazen was als het aanvoelde. Haar voorhoofd bonsde en klopte vervaarlijk.
Misschien was het toch niet zo slim geweest om zonder enige bescherming in de brandende zon te blijven staan. Ze keek stiekem opzij naar haar begeleider. Zou Milosh daarom die vilten cowboyhoed dragen? Tegen de zon?
Een zigeuner met een cowboyhoed…
Hoewel, zo vreemd was dat eigenlijk niet. Zigeuners reden ook op paarden. Dat had ze gezien in een videofilmpje over de Camargue toen ze een artikel moest schrijven over de Franse zuidkust. Maar dit was de Camargue niet.
Dit was Griekenland. En het zag er hier heel anders uit dan aan de Franse kust. Lang zo groen niet en ook een stuk minder welvarend, als ze afging op de armoedige bebouwing langs de weg. In de verte doemden de contouren van een grote stad op. Dat moest Thessaloniki zijn. Volgens de informatie in de map de op één na grootste stad van Griekenland, gebouwd in de vorm van een halve maan tussen het Balkangebergte en de Egeïsche zee in.
Toch wel nieuwsgierig nu keek ze uit het raampje naar de steeds dichterbij komende metropool. De drukte op de weg nam zienderogen toe. Het leek wel of alle wegen in Noord Griekenland naar deze ene stad leidden. “Hoelang is het eigenlijk nog rijden naar het hotel?” informeerde ze sceptisch toen ze eindelijk de buitenwijken van de stad bereikten.
“O, nog een minuut of twintig.” Milosh prutste al rijdend aan een paar knopjes om de uitgevallen airco weer aan de praat te krijgen. Toen dat niet lukte, haalde hij gelaten zijn schouders op en liet de raampjes zakken. Onmiddellijk vloog alles wat los in de auto lag door de cabine. “Als je er last van hebt, doe ik ze zo wel weer dicht,” schreeuwde hij boven het lawaai van de wind uit.
“Hoeft niet, ik vind het wel lekker zo,” schreeuwde Emily terug, met beide handen haar woest wapperende haar in bedwang houdend. Ze zou liever het puntje van haar tong afbijten dan toegeven dat ze er last van had. Zo stak ze nu eenmaal in elkaar.
Pas toen ze het centrum inreden en Milosh eindelijk gas terugnam, werd het weer mogelijk om een gesprek te voeren zonder te schreeuwen. Het was een goede gelegenheid om te informeren waar hun reisgenoot uithing.
“Damian?” Milosh haalde onverschillig zijn schouders op. “Geen idee. Hij neemt vanzelf wel contact met ons op.”
“O.” Emily fronste haar voorhoofd. “Maar volgens het schema dat ik heb gekregen reizen we morgen al verder. Het zou wel fijn zijn als hij er dan ook bij is.” Ze keek even opzij. “Heb jij al eerder met Damian gewerkt? Is hij altijd zo… zo op zichzelf?”
Milosh trapte het gaspedaal in om een plotseling invoegende auto te ontwijken en had al zijn aandacht nodig bij het verkeer.
Of misschien wilde hij gewoon geen antwoord geven, dacht Emily geïrriteerd. “Is hij altijd zo op zichzelf?” herhaalde ze toen ze een paar honderd meter verderop voor een rood stoplicht moesten wachten.
“Damian is… Damian,” zei Milosh. “Hij komt en gaat zoals het hem goeddunkt. En ja, ik heb al vaker met hem gewerkt. Voor een gadje is hij wel oké.”
“Een gadje?”
“Zo noemen wij een niet-Roma,” legde Milosh uit. Hij gaf weer gas en loodste de auto al pratend behendig door het drukke stadsverkeer. “Zigeuners vormen een gesloten gemeenschap. Gadjes worden alleen bij hoge uitzondering in een Roma-kamp toegelaten.”
“En Damian is één van die uitzonderingen?” begreep Emily. Ondanks haar afkeer van Mr. Hark begon ze toch wel nieuwsgierig te worden naar haar toekomstige reisgenoot.
Milosh knikte. “Ja.” Zijn gezicht kreeg een ernstige uitdrukking. “Een paar jaar geleden werd er hier in Thessaloniki een Roma-meisje mishandeld en bedreigd door een groepje jongens. De mensen stonden erbij en keken ernaar. Damian kwam toevallig voorbij, zag wat er gebeurde en sloeg twee van haar aanvallers het ziekenhuis in. De anderen gingen er daarna als een haas vandoor. Ze zijn nooit gepakt.”
“En het meisje?”
“Damian was net op tijd. Ze zouden haar zonder enige gewetenswroeging hebben vermoord,” zei Milosh lakoniek.
“Wat? Dat meen je niet?” Emily keek hem geschokt aan. “Je zei dat er getuigen waren. Dat er mensen stonden te kijken. Zoiets kan toch niet ongestraft plaatsvinden?”
“Hier wel.” Milosh’ mond werd een harde streep. “De tsigáni, zoals de Roma’s in Griekenland genoemd worden, hebben weinig status. Ze worden getolereerd, en daar is alles mee gezegd. Iedere grote stad kent zijn eigen tsigáni-getto, een afgelegen en onopvallende plek ergens in een buitenwijk, waar het voor de Roma’s oogluikend en onder zeer primitieve omstandigheden is toegestaan te wonen. Een plek waar golfplaten daken en roestige omheiningen van prikkeldraad nog steeds heel gewoon zijn.”
“Maar ze hóéven daar toch niet te blijven?” Emily probeerde het te begrijpen. “Zigeuners – ik bedoel de Roma – zijn nomaden. Als hun leefomstandigheden zo erg zijn, kunnen ze toch verder trekken? Naar een plek waar het beter is?”
“Zo gemakkelijk is het allemaal niet.” Milosh gaf een fikse klap op de claxon om zijn ongenoegen over een rechts inhalende bromfietser te uiten. De bestuurder – zonder helm en hooguit veertien – trok zich er niets van aan en scheurde vrolijk verder.
Milosh schudde zijn hoofd en mompelde iets wat aan zijn boze gezichtsuitdrukking te zien beter onvertaald kon blijven. Emily kon zich er wel iets bij voorstellen. Ze was blij dat zij niet zelf hoefde te rijden. Ze had zelden een grotere verkeerschaos gezien.
Haar gids bleef er gelukkig aardig rustig onder. Na een paar hectische minuten waarin hij respectievelijk een onverwachts overstekende voetganger, een van links komende taxi en een gemotoriseerde driewieler ontweek, pakte hij het gesprek weer op. “De tsigáni die in de getto’s leven, zijn geen nomaden meer in de ware betekenis van het woord. Ze hebben een min of meer vast bestaan opgebouwd als marktkoopman of marskramer, en vinden het wel goed zo. Zolang ze maar genoeg verdienen om in een auto rond te rijden zal het ze een zorg zijn hoe hun toekomst eruitziet. Laat staan die van hun kinderen.” Hij minderde vaart en sloeg rechtsaf, een wat minder drukke straat met statige gebouwen in.
Emily keek hem van opzij onderzoekend aan. “En jij dan?” vroeg ze nieuwsgierig. “Woon jij ook in zo’n getto?”
“Ik?” Milosh haalde zijn schouders op. “Ik niet. Ik ben een echte Roma.”
Voor Emily verder kon vragen, kwam de auto tot stilstand voor een marmeren bordes dat toegang gaf tot een chique uitziend hotel. Een geüniformeerde portier schoot onmiddellijk toe om haar uit de auto te helpen.
Milosh stapte ook uit, liep om de auto heen en deed de achterklep open. Hij wachtte geduldig tot een kruier de bagage eruit had gehaald, en gooide de klep dicht. “Ik zie je morgenochtend,” riep hij over zijn schouder terwijl hij naar de bestuurdersplaats terugliep. “We vertrekken om zeven uur. Zorg dat je klaarstaat. Damian houdt niet van wachten.”
Emily draaide zich verbaasd om. “Maar… ga je niet mee naar binnen? En vanmiddag dan? Wat moet ik hier de rest van de dag in mijn eentje?”
“Je vermaken.” Milosh trapte het gaspedaal een paar keer extra diep in zodat de motor een jankend geluid produceerde, wat hem een afkeurende blik van de portier opleverde. “Veel plezier. Doe Damian alvast de groeten van me.”
“Damian? Is hij hier? Maar…”
Milosh tikte grijnzend tegen zijn hoed, stak zijn hand groetend op naar de portier en scheurde met gierende banden weg.
“Nou moe,” mompelde Emily verbouwereerd, de SUV nakijkend tot hij de hoek omsloeg. “Dat is ook wat! Sta ik hier met mijn goede gedrag in m’n uppie in Thessaloniki.”
Foeterend draaide ze zich om en beklom de laatste treden van het bordes naar de lobby. Een gezellig snoepreisje zou het niet worden, dat was wel duidelijk. Eigen initiatief en afzien… dat leek meer het motto te zijn.
Ze kneep haar lippen strijdlustig op elkaar. Nou, dan hadden ze aan haar een goede. Eigen initiatief had ze genoeg en afzien kon ze als de beste. Daar had ze meer dan genoeg ervaring in opgedaan de afgelopen jaren. Met een kort knikje naar de portier die de grote glazen deur galant voor haar openhield, stapte ze de lobby in. De receptionist keek vriendelijk glimlachend op toen ze regelrecht naar de balie struinde om in te checken.
Ze glimlachte niet terug. “Emily Lensinck,” zei ze bruusk. “Als het goed is, hebt u een kamerreservering op mijn naam.”
“Emily Lensinck? Ben jíj Emily Lensinck? De onhandige koffiejuffrouw van Reizen & Zo… Als ik dát had geweten, was ik thuis gebleven,” hoorde ze een lijzige mannenstem achter zich uitroepen.
Emily draaide zich met een ruk om. Twee donkerbruine ogen namen haar onbeschaamd van top tot teen op.
Damian d’Amancourt…
De koning van Spanje…
Nee, de onbehouwen hark!
“Wat jammer nou dat je dat niet hebt gedaan.” Emily produceerde een lieftallige glimlach, maar haar ogen fonkelden vervaarlijk. “Ik denk dat het ons allebei de komende weken een hoop ergernis zou besparen.”
“O, dat weet ik wel zeker.”
Nou ja! Zo snel hoefde hij het nu ook weer niet met haar eens te zijn.
Maar Mr. Hark stond nu eenmaal niet bekend om zijn goede manieren. De man was een regelrechte ramp om mee te werken, had Maribelle gezegd. Dat bleek ook wel. Hij nam niet eens de moeite om zich officieel voor te stellen. Blijkbaar ging hij ervan uit dat ze wel wist wie hij was.
“Can I have your passport, please?” vroeg de receptionist beleefd.
Emily grabbelde in haar handtas, haalde haar reisdocument tevoorschijn en legde het op de balie voor ze zich weer tot Damian wendde. “Luister, ik weet dat onze eerste ontmoeting niet echt…”
“Ik verwacht je over een halfuur hier beneden om onze reis door te spreken,” onderbrak Damian haar meteen. Hij overhandigde haar een vel papier. “Ik heb een lijst met regels opgesteld, die kun je op je kamer even snel doorlezen. Als je vragen hebt, kun je die straks stellen. Je vindt me in de hotelbar, daar links in die gang. Tot straks.” Zonder op haar reactie te wachten, beende hij met grote stappen weg.
Emily’s mond viel van verontwaardiging wijd open. Hij was echt een onbehouwen hark! En met hem moest ze drie weken op reis? Dat kon nog wat worden.
“Uw sleutel, Miss Lensinck,” zei de receptionist. “Kamer 512. De lift is daar, aan uw rechterhand. De bellboy brengt uw bagage zo naar boven. Ik wens u een prettig verblijf.”
Nou, een prettig verblijf zou het beslist niet worden, dacht Emily misnoegd terwijl ze de sleutel aanpakte en naar de lift liep. Niet met die Damian in de buurt. Haar vingers sloten zich verontwaardigd om het vel papier dat hij haar had gegeven en verfrommelden het tot een bal.
Een lijst met regels…
Wat dacht hij wel? Dat ze een onnozel schoolmeisje was?
Ha, dat kon hij vergeten. Als er iemand regels zou opstellen voor deze reis, was zij het wel. Ze wist precies hoe dat lijstje eruit zou zien.
Regel één was: hoe verder hij uit haar buurt bleef, des te beter het voor hem was.
En dát zou ze hem straks wel eens even hoogstpersoonlijk vertellen.