HOOFDSTUK XVI


Hoe het afliep


Biggles had zich naar het vliegtuig toegewend, maar draaide zich weer om om naar de walvisvaarder te kijken, toen vandaar een snerpende kreet kwam. De bel van de machinekamer rinkelde. Het water bij de achtersteven werd in beroering gebracht tot schuim. 'Wat gebeurt er?' mompelde Ginger, toen hij staan bleef om te kijken.
Het schip zelf gaf het antwoord. Langzaam maar bedaard rees zijn boeg een beetje uit het water. Tegelijkertijd maakte het een beetje slagzij. De schroef bleef schuim slaan, maar het schip kwam niet in beweging. 'Alle donders, het zit aan de grond!' riep Biggles. 'Toen we hierheen kwamen bemerkte ik een bleke streep die dwars door de baai liep en ik dacht al dat het een zandbank was.'
Bertie kwam bij hen staan. 'Het zit goed vast. Wat een lol.'
'Het had praktisch geen vaart. Het zal wel loskomen,' verklaarde Ginger.
Biggles antwoordde: 'Nu het eb is? Geen denken aan. Het zal op hoog water moeten wachten. Dan is het misschien nog niet in staat zonder hulp los te komen. Het tij was pas gekeerd toen het schip zijn neus in die zandbank stak, dus zal het daar in ieder geval wel enige tijd liggen.'
'Ik zie niet in hoe dat ons kan helpen,' zei Ginger mistroostig. 'Zouden we er niet beter vandoor kunnen gaan, nu het nog kan?'
'Er is nu geen haast. Ik ben benieuwd te zien wat er gebeurt.'
'Nou, laten we maar niet te lang blijven.'
'We zitten nog op de gouden eieren.'
'Dat zal niet lang duren. Daar gaat Gontermann in de rubberboot. Hij zal ze vertellen hoe de zaken ervoor staan. Ze hoeven alleen maar een boot neer te laten om het goud op te halen.'
Biggles stak een sigaret op. 'Ik wil wedden dat de ka¬pitein van dat schip meer denkt aan wat hij kan lossen om het lichter te maken dan er nog een lading bij te nemen en het zo dieper in het zand te laten zinken.' 'Ze komen in elk geval hierheen om ons van het eiland te schoppen.'
'Als ze een boot neerlaten, zal het tijd voor ons worden aan weggaan te denken. We hebben nog voldoende tijd.'
Bertie viel hem in de rede. 'Weet je, jongens, dit gaat elke minuut meer op een lachfilm lijken. Iedereen weet waar dat smerige goud is; maar wij kunnen het niet meenemen en die kerels daar kunnen er op het ogenblik niets mee doen - als jullie mijn bedoeling begrijpen.'
'Het zal niet meer grappig zijn als ze op ons beginnen te schieten en zo een gat in onze hoofdtank maken,' gromde Ginger.
'Misschien heb je gelijk,' stemde Biggles toe. 'We kunnen beter weggaan. De kans bestaat dat de Petrel in Punta gearriveerd is, in welk geval we misschien in staat zijn er iets aan te doen, als onze vrienden aan de overkant blijven vastzitten.'
Weer draaiden ze zich naar het toestel, maar weer bleven ze staan en keken naar de zee, toen van niet te grote afstand de knal van een zwaar wapen klonk. 'Wat voor de duivel is dat?' mompelde Biggles. 'De knal scheen vanachter dat eiland hier tegenover te komen,' meende Bertie levendig, terwijl hij zijn monocle opwreef. 'Wie schiet er op wat?' 'Er schiet helemaal niemand,' verklaarde Ginger opgewonden. 'Het was een signaal. Het moet de Petrel zijn die naar ons zoekt. Laten we weggaan en ze zoeken.'
'Wacht eens even,' beval Biggles. 'We kunnen wel iets beter doen. Ik denk er niet over om dat metaal waar we op zitten, achter te laten. Haal me het lichtpistool en een rode patroon.'
Ginger stoof naar het toestel, nam het gevraagde uit de kist en rende terug. Biggles laadde het en een ogenblik later schoot het lichtsignaal als een pijl de lucht in, waarbij het een spoor rook achterliet. Op het hoogste punt verscheen er een kleine rode vuurbal die langzaam naar de grond daalde.
'Als het de Petrel is die naar ons zoekt, zal dat ze vertellen waar we zijn,' zei Biggles. 'Wat, ho! Kijk daar eens!' riep Bertie uit, toen vanachter het eiland een raket de lucht in schoot, om daar in een sproeiregen van groene vlekken uiteen te spatten.
'Dat is het antwoord,' verzekerde Biggles. 'Ze hebben ons signaal gezien.'
'Hoera, verdraaid goed, enzovoorts,' zei Bertie. Ze wachtten, Ginger bijna ademloos. Vijf minuten later verscheen langzaam varend rond het uiteinde van het eiland een schip dat geschilderd was in de grijze kleur van slagschepen. Een kleine vlag die nog net te onderscheiden was als het Witte Vaandel, wapperde in de grillige wind. 'Ik vraag me af wat Gontermann op dit ogenblik denkt,' zei Biggles zachtjes.
'Hoe zit het met die walvisvaarder?' vroeg Ginger. 'Die zal zich waarschijnlijk niet aan een debat wagen met een fregat, waarop het wemelt van de wapens.' 'Ik hoop maar dat het ook niet op de zandbank vastloopt.'
'Het zal wel zien wat er met de walvisvaarder gebeurd is en uit de buurt blijven.' Het fregat kwam doodlangzaam aan, zijn weg zoekend naar de baai. Toen het nog ongeveer honderd meter van de kust was, ratelde de ankerketting. 'Daar gaat de modderhaak,' zei Biggles wuivend. Een paar minuten later werd er een boot gestreken. Die snelde naar het strand. Ze konden Algy met een officier op de achterplecht zien zitten. De boot liep met scheepsprecisie dichtbij de Horzel aan land. Algy en de officier stapten uit en liepen ernaar toe. 'Alles in orde?' vroeg Algy. 'Nu wel.'
'We hoorden schieten.'
'We hebben een beetje last gehad. Maar dat is niets ongewoons, als het om goud gaat.' 'Dit is luitenant Mason.'
Terwijl Biggles de zeeofficier de hand schudde, ging Algy verder. 'De Petrel liep spoedig nadat je vertrokken was binnen, dus verklaarde ik de toestand aan kapitein Anderson, en hij besloot meteen door te gaanHij was vriendelijk genoeg me mee te nemen.' Hij wees met de duim naar de aan de grond gelopen walvisvaarder. 'Dus hij zat inderdaad achter de centen aan.' 'Dat deed hij. Gontermann is nu aan boord van het schip. Hij zou het misschien ook wel gekregen hebben, als hij niet zo'n haast gehad had, en zijn neus in de grond stak.'
De zeeofficier bemoeide zich ermee. 'Hij heeft op het ogenblik andere zaken om zich druk over te maken. Waar is het goud waar ik over gehoord heb?' 'We zitten erop.'
'Bent u er zeker van dat het hier is?' 'Ik heb het gezien.'
'Dan, hoe vlugger we het eruit hebben, hoe beter het is.'
'Dat komt me goed uit. Ik wil als het mogelijk is, nog voor donker weg. We hebben hier al een nacht doorgebracht, en dat is meer dan genoeg.' 'Goed. Gaat u maar. We zullen er wel voor zorgen. Begrijp ik goed dat u hier moeilijkheden had?' 'Er is wat geschoten, als u dat moeilijkheden wilt noemen.'
Luitenant Mason glimlachte. 'Ik geloof niet dat er nog meer geschoten zal worden.' 'Dus kan ik alles aan u overlaten?' 'Dat kunt u.'
'In dat geval ga ik weg. Kom je met ons mee, Algy?' 'Natuurlijk.'
'Laten we dan de lucht in gaan.'
Een paar minuten later was de Horzel in de lucht en vloog horizontaal boven de Straat.
'Waar ga je naar toe?' vroeg Ginger.
'Rio Gallegos.'
'Dat dacht ik al.'
'Ik zal jullie daar afzetten en terugkomen.' Gingers wenkbrauwen gingen de hoogte in. 'Bedoel je terug naar Punta?'
'Maar, lieve hemel, waarom? Ik dacht dat we met die stad klaar waren.'
'Niet helemaal. Je schijnt te vergeten dat ik Vendez gezegd heb dat ik terug zou komen, dus ga ik terug. Er zijn nog een of twee dingen te doen.' 'Je raakt misschien in moeilijkheden als die veiligheidsofficieren er zijn.'
'Misschien. Daarom zet ik jullie in Rio Gallegos af. Ik vlieg alleen terug.'
'Als je niet terugkomt, zal Vendez de reden begrijpen.' 'Daar gaat het niet om. Ik heb hem mijn woord gegeven, en dat houd ik.' 'Oké.'
De Horzel snelde voort in de donkerende lucht.
De zon was verdwenen maar de lange zuidelijke schemering duurde nog voort toen Biggles, na de anderen in Rio Gallegos te hebben afgezet, met de opdracht eens te gaan zien hoe de plantenkenners het maakten, omlaaggleed naar het natte terneerdrukkende vliegveld van Punta Arenas. Hij landde, taxiede binnen, zette de motoren af, sprong eruit en liep opgewekt naar het kantoor van de chef. Voordat hij het bereikte, ging de deur open en kon hij de drie mannen zien die op hem wachtten.
Vendez was er een van. 'Dus u bent teruggekomen,' begroette hij op vreemde toon.
'Dat is wat ik gezegd had te zullen doen, nietwaar? Het spijt me dat ik zo laat ben, maar we werden vastgehouden door de mist.'
'Er werd gemeld dat u in Rio Gallegos geland was.' 'Dat klopt. Ik heb er mijn vrienden naar toe gebracht.'
'Waarom bent u dan teruggekomen?'
'Om de muziek te horen. Ik hoop dat het stukje dat gespeeld zal worden, niet al te onwelluidend is.'
'Kom binnen,' nodigde Vendez uit. 'Dit zijn de heren uit Santiago die u wilden spreken.'
'Nou, hier ben ik.'
De twee veiligheidsofficieren werden voorgesteld en iedereen ging zitten.
'Ik ben klaar, heren,' zei Biggles. 'Vuur maar af.' Een van de Chileense officieren zei: 'Om tijd te sparen, stel ik voor direct ter zake te komen.' 'Zeer goed,' beaamde Biggles die een beetje raden kon wat er ging komen.
'De vragen die we u kwamen stellen, zijn niet langer noodzakelijk. We kennen de antwoorden.' 'Inderdaad?'
'We weten dat u geen spion bent.' 'Dat is in elk geval goed nieuws.' 'In feite weten we wat u gedaan hebt.' 'Bent u daar zeker van?' 'Heel zeker. Heeft u het goud gevonden?' Als er een bom in de kamer ontploft was, had Biggles nauwelijks méér geschokt kunnen zijn. 'Dus u weet ervan?'
'Dat doen we.'
'Hoe bent u erachter gekomen?' 'U was vriendelijk genoeg het ons te vertellen - of althans de inlichting te verschaffen.' Biggles staarde hem verbaasd aan. 'Ik begrijp het niet.' De officier glimlachte. 'Vertel het hem, senor Vendez.' Vendez verklaarde: 'U zult zich herinneren dat u me enige papieren te drogen gaf, en daartussen bevond zich het dagboek van senor Carter.' 'Ja, ik was van plan ze te komen ophalen.' 'Toen ik de pagina's omsloeg om ze van elkaar te scheiden, was het normaal dat ik wat van het geschrevene las.' 'Natuurlijk.'
'Stel u mijn verbazing voor, toen ik op een gegeven ogenblik ontdekte dat ik iets las over de ontdekking van een goudschat, hoe die verplaatst en op een andere plaats begraven was. Er was zelfs een klein kaartje dat de plek aangaf. Toen begreep ik natuurlijk alles.'
Biggles schudde somber het hoofd. Ik wist van dat goud, maar Carter vertelde me niet dat hij het verhaal in zijn dagboek geschreven had. Ik kan alleen maar zeggen dat ik blij ben dat ik de papieren niet aan Gontermann gegeven heb om ze te drogen.' 'Carter moet vergeten hebben erover te spreken. In zijn ongelukkige toestand is dat ook wel te begrijpen. In ieder geval moet hij verondersteld hebben dat het dagboek met de Seaspray gezonken was en voor altijd verloren was.'
'Dat is waarschijnlijk het antwoord,' beaamde Biggles. Hij wendde zich tot de Chileense officieren. 'Wel heren, wat gaat u eraan doen, nu u het weet?' 'Heeft u het goud gevonden?'
'Ja.'
'Waar is het?'
'Op het ogenblik moet het aan boord van een Brits fregat, genaamd de Petrel, zijn.' 'Dus het was geen toeval dat dat schip hier binnenliep?'
'Dat was het niet. Het had opdracht gekregen hierheen te gaan om het goud, dat het eigendom is van Groot Brittannië, op te halen.' Biggles vertelde in het kort het verhaal, hoe het daar terecht was gekomen. 'Dit moet natuurlijk aan mijn regering gerapporteerd worden,' zei een van de Chilenen. 'Waarom werd ons niet gevraagd het goud voor u te zoeken?' 'Zulke beslissingen neem ik niet, senor. Ik ontvang orders en doe mijn best ze uit te voeren.' 'Dan bent u dus niet hierheen gekomen als een privéschatgraver om het goud voor uzelf te zoeken? 'Zeker niet. Ik werd hier door de chef van mijn afdeling naar toe gezonden.' 'Wat is uw officiële positie?'
'Ik ben politieofficier van de Londense staf van de Internationale Politie-Commissie.'
'Dat maakt een groot verschil. Ongetwijfeld zal de zaak voor een hogere autoriteit komen.'
'Dat denk ik ook. Intussen, wat wilt u dat ik doe? Ik sta tot uw beschikking.'
'Wat wilde u doen?'
'Nu ik hier met mijn werk klaar ben, naar huis gaan. Maar eerst moet ik nog de stad in, de dingen ophalen die we in het hotel achterlieten en de rekening betalen. Dat betekent dat ik de nacht zal overblijven. Met uw toestemming vlieg ik morgen bij daglicht naar het noorden.'
'Beantwoordt me dit, senor Bigglesworth. Wist senor Gontermann van dit goud?'
'Ja, daarom probeerde hij de zaken voor ons moeilijk te maken. Ik denk dat hij er al een hele tijd van op de hoogte was.'
'Wat zijn liefde voor zeilen misschien verklaart. Hij had de zaak aan ons moeten rapporteren.' Biggles nam de sigaret aan die de man hem aanbood. 'Ik beklaag me niet over Gontermann die tussen haakjes twee mannen had die hem hielpen. Hij wist van dat goud, maar wist niet precies waar het was. Het zou me niets verbazen als hij hierheen gekomen was met de bedoeling ernaar te zoeken.' 'Hij solliciteerde inderdaad voor de post hier, alhoewel dit klimaat er een is, dat weinig mensen zouden kiezen.'
'Hij werd door een buitenlandse regering gesteund. De walvisvaarder die hier binnenliep, kwam om hem te helpen. Hij is daar nu aan boord; dat was hij tenminste een tijdje geleden.'
De officier fronste het voorhoofd. 'Als hij verstandig is, dan blijft hij aan boord. Waar is het schip?' 'Het laatste wat ik er van zag was dat het op een zandbank was vastgelopen, dichtbij het eiland waar het goud begraven was.'
'Zeer goed, senor. We hoeven u niet langer op te houden. U maakt hier ongetwijfeld een rapport van als u naar huis terugkeert. Zult u, als het nodig is, naar Chili terugkomen om te getuigen als er een officieel onderzoek plaatsvindt?' 'Met plezier.' 'Goed, dan is dit alles.'
Biggles stak zijn hand uit. 'Mucha gracias, senores. In mijn rapport zal ik niet vergeten uw hoffelijkheid te vermelden.' Hij wendde zich tot Vendez. 'Ik zal er ook voor zorgen dat uw goede diensten niet vergeten worden. We vergeten onze vrienden nooit. Wanneer iemand van u ooit in Londen komt, dan hoop ik dat u me opzoekt en me het genoegen doet uw gastvrijheid te mogen vergelden.'
Zeer tevreden met de manier waarop de zaak afgesloten was, ging Biggles naar buiten, vond de wagen en reed de stad in, verlangend naar een bad, een goede maaltijd en andere kleren.
Er valt weinig meer te vertellen. De volgende morgen, na zijn zaken, geregeld te hebben, meneer Scott vaarwel te hebben gezegd, en de wagen die hij nu niet langer meer nodig had, aan de hulpvaardige Vendez gegeven te hebben, steeg Biggles op, in mooi weer, en keerde naar Rio Gallegos terug. Daar trof hij meneer Barlow die flink aan de beterhand was, en overhandigde hem de documenten die gered waren. Een nacht werd in de stad doorgebracht, waarna de lange reis naar huis begon.
Na verloop van tijd kwam het goud in Engeland aan, en de zaak werd op een vriendelijke manier met de Chileense regering geregeld. Biggles hield zijn woord tegenover Vendez die een geschenk ontving voor zijn medewerking, evenals de twee plantkundigen voor hun aandeel; alhoewel om juist te zijn, als er geen speurtocht ondernomen was naar het goud dat zij per toeval vonden, ze waarschijnlijk waren omgekomen op het verlaten eiland waar ze schipbreuk geleden hadden.
Wat er met Gontermann en zijn vrienden gebeurd was, hoorde men nooit; maar lang nadien hoorde Biggles via de admiraliteit dat de walvisvaarder prijsgegeven was en het ernaar uitzag dat hij een volkomen wrak zou worden. Het hoeft nauwelijks gezegd dat Biggles daardoor niet minder sliep.