HOOFDSTUK XI
Gevaarlijk werk
Het werk het te laten voorkomen
alsof ze naar goud zochten, was spoedig in volle gang, waarbij
Biggles het zand met de lichte koevoet onderzocht, en een van de
anderen op de plaatsen groef welke door Biggles werden aangewezen.
Ten voordele van de verspieders aan de andere kant van de vaargeul,
werden sommige stukken wrakhout, die tussen de nabijgelegen rotsen
lagen, verzameld, onderzocht en dan weer weggeworpen, met het doel
te kennen te geven dat dit de plek was waar de Seaspray haar
carrière beëindigd had. Van tijd tot tijd bespiedde Ginger, zonder
dat al te opvallend te doen, het tegenoverliggende eiland, waarbij
hij zich concentreerde op de plek waar hij de gestalte had zien
bewegen; maar hij zag er niets meer. Dit was echter niet te
verwonderen, omdat Biggles erop wees dat de man of de mannen, als
ze er samen zouden zijn, er natuurlijk voor zouden zorgen niet
gezien te worden. De plek waar dit het moeilijkst zou zijn, was aan
de horizon, waar de beweging de aandacht van Ginger getrokken had.
Na ongeveer een kwartier zei Biggles: 'We moeten hier niet te veel
tijd aan besteden, want het zal al spoedig donker zijn. We hebben
eigenlijk ook al genoeg gedaan. We kunnen beter weggaan. Spreidt
het zand uit alsof we proberen alle sporen van onze aanwezigheid
hier uit te wissen.'
Dit werd gedaan en het groepje
keerde naar het vliegtuig terug, terwijl Biggles angstige blikken
naar de lucht wierp en bemerkte dat de wind een punt of twee
gedraaid was, wat misschien kon betekenen dat er ander weer op
komst was, alhoewel het een kwestie van raden bleef of het zou
verbeteren of verslechteren. Er waren geen aanwijzingen, behalve
dan dat de wind scheen toe te nemen.
'Jullie weten beiden waar je je
aan te houden hebt,' zei Biggles toen ze het toestel binnengingen.
'Ik zal doen alsof we rechtstreeks naar huis vliegen, waarbij ik
naar een behoorlijke hoogte stijg. Als we naar mijn mening op
voldoende veilige afstand zijn, dat wil zeggen te ver weg voor hen
om ons nog te kunnen zien, zal ik de motoren afzetten en
terugzwenken en een grote omweg maken om het eiland van de andere
kant te naderen.'
'Is er geen kans dat ze ons
zullen zien?' vroeg Ginger. 'Ja, ik ben bang dat die er wel is,
maar dat zullen we moeten riskeren. Ik hoop dat, als ze ons in de
richting van de Straat hebben zien vliegen, ze zullen aannemen dat
we naar huis gaan, in welk geval ze, omdat ze zelf druk bezig zijn,
zich er niet om zullen bekommeren naar de lucht te kijken. Ze
zullen ons zeker niet horen. De wind staat in de verkeerde
richting. Als ze hierheen komen, moeten we hen op het strand zien.
Dat zal alles zijn wat ik wil weten. We sluipen ernaar toe, gaan
naar beneden, overtuigen ons ervan dat het goud er is, en smeren
'em dan weer naar huis. Als er geen kink in de kabel komt, zal dit
het einde betekenen van het dwaze spelletje van naar en van deze
vervloekte eilanden te vliegen. Ik heb er genoeg van, zoals
trouwens iedere rechtgeaarde piloot. Laten we gaan.'
'Ik ben het met je eens, ouwe
jongen, altijd,' stemde Bertie vurig in. 'Sla geen acht op de
sneeuw op de toppen van die dekselse bergen; als dit nog wat langer
duurt, zal ik ook sneeuw op mijn top hebben. Ik heb het nog niet
warm gehad, sinds we hier aankwamen. Geef mij maar eilanden waar
bananen en kokosnoten groeien.'
'Dat vind ik ook,' antwoordde
Ginger gevoelvol. Biggles steeg op en de volgende twintig minuten
volgde hij het programma dat hij uitgestippeld had. Dit bracht het
toestel naar een punt vanwaar ze de eilanden waar ze belang bij
hadden, op een afstand van tussen de vier en vijf kilometer konden
zien. Het was ironisch, want nu ze wisten waar het goud lag, was
het niet langer meer van belang dat een van de eerste dingen die
Ginger opmerkte, het feit was dat de twee bergen, die als
richtsnoer moesten dienen, nu in één rechte lijn lagen. Met de
veldkijker aan zijn ogen interesseerde het hem meer, wat hij op het
strand van het eiland kon zien, dat ze zo net hadden verlaten. 'Je
had volkomen gelijk met de manier waarop je het uitwerkte,' zei hij
tegen Biggles. 'Ze zijn overgestoken. Ik kan hun boot op het strand
zien, op de plaats waar we gegraven hebben. Ze zijn er allebei,
bedrijvig als mieren. Dat betekent dat ik ook gelijk had. Ze moeten
ons hebben gadegeslagen.' Biggles antwoordde niet. Het toestel was
nu tamelijk laag en verloor nog steeds hoogte en Ginger zag dat hij
naar iets beneden hem staarde. 'Wat scheelt eraan?' vroeg hij vlug.
'De roeiboot is weg, hè?' 'Ja,' zei Biggles grimmig. 'De boot is
weg, maar er is daar beneden iets anders wat we niet erg bevalt. Er
ligt een ijsberg pardoes midden in de vaargeul. En niet ver weg kan
ik er nog meer zien, die er uitzien alsof ze ook binnen gaan
drijven. Dat komt door de verandering van wind.'
'Wat een plaag! Betekent dat dat
we niet naar beneden kunnen?'
'Nee, maar het betekent het nemen
van een risico; en het risico dat we misschien niet meer zullen
kunnen opstijgen, is zelfs nog groter. Het hangt er vanaf naar
welke kant die vervloekte klompen ijs drijven.' 'Ga verder naar
beneden, en laten we eens van dichtbij kijken.'
'Ik kan geen proefvlucht maken
zonder de motoren te gebruiken, en als ik dat doe is het spelletje
verraden. Die mannen zullen ons horen en komen terug
gestoven.'
'Ze moeten een eindje afleggen om
hier te komen. Ze zouden hier niet kunnen zijn, voordat we gedaan
hadden wat we van plan zijn.'
'Dat kan zijn, maar ik had toch
liever dat ze niet wisten dat we hier geweest zijn.' 'Ze zullen ons
in ieder geval horen opstijgen.' 'Dat hoeft niet. Het was mijn
bedoeling rustig een eindje weg te taxiën, naar een andere
vaargeul, voordat we opstijgen. Het licht is trouwens ook niet al
te sterk meer.'
'Nou, je zult spoedig moeten
beslissen,' raadde Ginger aan.
'Ik neem het risico,' besloot
Biggles. 'Ik ben ziek van dat rondscharrelen. We zouden nog wel
weken met dit zaakje kunnen doorgaan. Nu het weer langzaam
verslechtert, zouden we wel eens gedwongen kunnen zijn hier nog
maanden te moeten blijven. Maak je veiligheidsriem vast. Ik ga naar
beneden.' Nog steeds zonder gas te geven richtte Biggles de neus
naar beneden, naar zoals Ginger kon zien, een smalle vaargeul
tussen het strand en de drijvende massa's ijs. Ginger bevochtigde
zijn lippen. Men hoefde hem niet te vertellen dat het werkelijke
gevaar niet lag in wat ze konden zien, maar in wat ze niet konden
zien: hoever de ijsschots, slechts even ondergedompeld, zich onder
water voortzette. Hij wist dat er minstens negen keer zoveel als er
te zien was onder het water oppervlak zou zitten. Hij merkte ook
met enige verslagenheid op dat er een zwaardere zee stond dan hij
vermoed had. Golven braken tegen de ijsberg en het strand. De
aandrang om te zeggen 'riskeer het niet' was groot, maar hij
wachtte zich er wel voor om op zo'n belangrijk ogenblik te spreken.
De Horzel vloog binnen; Biggles gespannen, Ginger stil toekijkend.
Met één hand op de gashandle, klaar om bij onmiddellijk gevaar te
openen, hield Biggles het vliegtuig zolang mogelijk los van het
water. Het schudde toen een golf tegen zijn kiel sloeg, maar
Biggles bracht het tot bedaren en het kwam op het woelige water
neer, in een wolk van fijne waterdruppeltjes. Een windvlaag greep
het vliegtuig bij de staart waardoor het tamelijk erg gierde, maar
een duw op de gashandle bracht het weer recht en zond het naar het
deel van het strand waar, volgens Carter, de schat lag.
Nog sprak Ginger niet, alhoewel
het duidelijk was dat de risico's die ze namen, vreselijk waren. De
ijsberg, onder de druk van wind en water, bewoog zich snel voort en
in de verte kon hij andere zien die dreigden de toegang tot de
vaargeul te blokkeren. Maar hij besefte pas met welk een hevigheid
de wind blies en de bittere kou ervan, toen Biggles de Horzel op
het strand had laten lopen en de deur opende om naar buiten te
gaan. De wind sneed door zijn zware kleren, alsof ze van zij
waren.
Biggles sprong eruit en moest
zich aan de romp vastgrijpen om op de been te blijven. Hij keek
naar de lucht, het water, het ijs en naar de plek waar volgens
zeggen het goud moest liggen, die slechts een paar meter verderop
lag. Toen nam hij een besluit. 'Laten we maken dat we wegkomen.'
'Maar het zal maar vijf minuten duren om.. 'Vijf minuten kan wel
eens te lang zijn. De zee wordt iedere minuut hoger. En kijk eens
naar dat ijs.' Bertie stak zijn hoofd naar buiten. 'Wat is er aan
de hand, ouwe jongen?'
'Alles,' snauwde Biggles. 'Ga
terug, we blijven niet.' Niemand zei iets. Het was duidelijk dat
het misschien al te laat was om nog weg te komen. Ze kropen
allemaal weer in het vliegtuig. Terwijl de waterdruppels van de
toppen der golven tegen het windscherm sloegen, bracht Biggles het
vliegtuig weer naar het water terug en terwijl de motoren
bulderden, bracht hij het met de neus in de wind. De volgende
minuut was er een van die, welke een piloot nooit vergeet. In
zekere zin hielp de wind mee aan een zo kort mogelijke aanloop, wat
een serie schokken opleverde, totdat een golf de machine letterlijk
de lucht in schopte. Zelfs toen was ze nog niet veilig met al die
hoge grond rondom, en om de dingen nog moeilijker te maken, alsof
ze nog niet moeilijk genoeg waren, vaagde op dat moment een vlaag
hagel met regen of sneeuw - Ginger wist niet precies wat het was -
alles uit. Gelukkig was het slechts een enkele bui, en spoedig
barstte de Horzel erdoor naar de heldere lucht daarboven.
'Enige ijsafzetting?' vroeg
Biggles pittig, terwijl hij een bocht beschreef om op de koers naar
huis te komen.
Gingers ogen bestudeerden het
voorste gedeelte van de vleugel al. 'Ik zie niets.'
'Dat is dan in ieder geval iets
om dankbaar voor te zijn. Wat een klimaat. Spaar me ervoor ooit
hier weer te komen.'
'Dat was een beetje griezelig,
ouwe jongen,' zei Bertie die zijn hoofd in de cockpit stak. 'Jammer
dat we er zo vandoor moesten gaan, na zo dicht bij die prettige
oude gouden stenen te zijn geweest.' 'Als we er nog vijf minuten
gebleven waren, zou het gebeurd zijn,' mompelde Ginger
terneergeslagen. 'Nog vijf minuten langer en we waren naar de
haaien gegaan,' verklaarde Biggles kortaf. 'Ik moet niet goed snik
geweest zijn om het te wagen. Ik kon zien wat er gebeurde en wat
ook waarschijnlijk zou gebeuren, maar de snelheid waarmee het weer
hier verandert, heeft deze plek tot een duivelsoord gemaakt. Ik
weet dat we gewaarschuwd waren, maar dit soort dingen moet je
meemaken om ze te geloven.' 'Er komt ook nog dit bij,' deelde
Ginger mee, 'nu de zee in deze staat is, zullen die kerels die naar
de plek waar ze ons zagen graven, overstaken, niet meer naar het
goudeiland terug kunnen. Ik vraag me af of ze ons hebben horen
opstijgen.'
'Ik betwijfel het met die razende
storm,' antwoordde Biggles. 'Stormen zijn een plaag.'
'De dingen zouden al moeilijk
genoeg geweest zijn ook zonder dat zij er hun neus in staken,'
gromde Ginger.
'Dat zeggen ze waarschijnlijk van
ons. Dat herinnert me aan iets. Hoe zit dat met Gontermann? Het zou
me niets verbazen als hij deze kant opkwam om te zien hoe zijn
mannetjes het maken. Hij mag dan misschien een goed zeiler zijn,
maar hij zal zich toch niet gelukkig voelen onder deze
omstandigheden in zijn eentje te zeilen. Nou, we zijn er. Ik zal
blij zijn mijn voeten op de grond te zetten.'
Biggles vloog een rondje boven
het' vliegveld en landde, toen het laatste schemerlicht verdween.
Ginger bedacht dat hij nog nooit een vliegveld gezien had dat er zo
verlaten of zo terneerdrukkend uitzag in zijn kille eenzaamheid als
dit.
Vendez was er. Hij kwam hen
tegemoet. 'Zo, dus u speelde het klaar terug te komen?'
'Zo ongeveer ja,' antwoordde
Biggles.
'Ik dacht aan u. Volgens de
barometer is er smerig weer op komst.'
'Ik zou zeggen dat het er al
is.'
'Heeft u iets
gevonden?'
'Ja. Niet veel. We hebben gezien
wat er over is van de Seaspray die ongeveer drie vademen diep ligt.
Een of twee dingen waren aan land gespoeld. We vonden een dagboek
en een boek met plantenexemplaren. Als die gedroogd zijn, zijn ze
misschien wat waard voor Carter.'
'Heeft u iets van Gontermann
gezien?' 'Nee. Vertel me nu niet dat hij in dit weer is gaan
zeilen.'
'Hij vertelde me dat hij ging, en
misschien twee of drie dagen zou wegblijven.' 'Hij schijnt
behoorlijk wat vrije tijd te nemen.' 'Hij weet dat ik gedurende
zijn afwezigheid voor alles kan zorgen - al is het niet
waarschijnlijk dat er hier iets te doen is, als dat weer aanhoudt.'
'Nou, we gaan naar huis,' zei Biggles. 'Ik heb behoefte aan een
lekker bad en iets warms in mijn maag.' Hij pakte de twee
documenten die ze gevonden hadden en liet ze zien.
'Wat gaat u ermee doen?' vroeg
Vendez.
'Ze mee naar het hotel nemen en
proberen ze droog te krijgen.'
'U kunt ze ook hier laten, als u
wilt. Er brandt in mijn kantoor altijd een vuur. Ik kan ze voor u
drogen.'
'Dat is erg vriendelijk van u.
Neemt u ze dan maar.' Biggles overhandigde ze. 'We zien u nog wel,'
besloot hij, terwijl hij zich omdraaide.
'Waarom deed je dat?' vroeg
Ginger, toen ze naar de wagen liepen.
'Waarom niet? Je hoorde toch wat
hij zei. Bovendien kunnen we die boeken altijd als bewijs van onze
bedoelingen gebruiken. Ik denk aan Gontermann. Vendez zal ze hem,
als hij terugkomt, ongetwijfeld laten zien.'
'Ik zou geen traan vergieten als
hij niet meer terugkwam,' zei Ginger, toen ze in de wagen stapten.
'Wees niet onaardig,' hernam Biggles. 'Hij heeft ons niets gedaan -
nog niet. Ik vraag me af of Algy enig nieuws heeft. Laten we maar
eens gaan kijken.' Ze kwamen bij het hotel terug en merkten dat
Algy zich een beetje zorgen over hen begon te maken, omdat hij
natuurlijk gezien had dat het weer slechter werd. Hij had nieuws.
Belangrijk nieuws. De inlichting waarop ze gewacht hadden. Er was
een luchtpostbrief van de commodore gekomen en overeenkomstig de
instructies van Biggles, had hij haar geopend. De kern ervan was
dat het fregat van de Koninklijke Marine, de Petrel met kapitein
Anderson, officieel op oefening gezonden werd vanuit Port Stanley
op de Falkland-eilanden om het 'eigendom' op te halen. 'Dat ziet er
allemaal oprecht uit,' merkte Algy op. 'Je zult vermoedelijk aan
boord gaan om als gids te fungeren op weg naar het eigendom, zoals
ze het zo voorzichtig uitdrukken.'
'Ik vermoed dat het allemaal in
orde is,' zei Biggles twijfelachtig.
'Waarom, wat scheelt
eraan?'
'In de eerste plaats zou ik er
geen eed op durven doen dat ik te water de weg door die doolhof van
vaargeulen naar het eiland vind. We kennen de plaats goed genoeg
vanuit de lucht, maar op de grond kon dat wel eens verschil maken.
Hoewel, die moeilijkheid kan ik wel overwinnen door er nog eens een
goede blik op te werpen, en misschien door het maken van een
schetskaart van de beste weg om er te komen.' 'Iets
anders?'
'Ja. Ik ben niet tevreden over
die datum. Je merkt dat de chef schrijft op of omstreeks de
drieëntwintigste. Het woord waar het om gaat is 'omstreeks'. Morgen
is het de drieëntwintigste, dus de Petrel kan vandaag al vertrokken
zijn. Aan de andere kant vertrekt ze misschien pas over twee of
drie dagen. Ik had liever iets meer definitiefs gehad. Ik denk dat
er wel redenen zullen zijn dat er geen juiste datum genoemd is.
Maar misschien doet het er ook niets toe. Ik zal er hoe dan ook
zijn, als dat schip aankomt.' 'Hoe lang zal het duren voordat het
hier is?' vroeg Ginger.
'Dat hangt alleen maar van het
weer af. Zo uit het geheugen sprekend liggen de Falkland-eilanden
ruwweg vijfhonderd kilometer van de Straat van Magellaan. Punta is,
laten we zeggen, nog eens honderdvijftig kilometer verder. Met goed
weer zal het de Petrel niet te veel tijd kosten hier te komen, maar
mist of zware zeeën zouden ze vertraging bezorgen. Er moet nu een
zware zee staan. Het was zelfs ruw in de beschutting van de
eilanden, zoals we verdraaid goed weten. We moesten het bijna
bekopen, toen we probeerden weg te komen. Het enige wat we kunnen
zeggen is dat de Petrel hier binnen een week kan zijn. Dat is een
beetje vaag, maar noch de commodore, noch de admiraliteit kan er
enig idee van hebben dat de operatie helemaal geen oprecht gedoe
is. Van ons standpunt uit gezien, met Gontermann en zijn vriendjes
in ons vaarwater, is het dat allesbehalve.'
'Wil je nog een vlucht ondernemen
om de juiste plaats van dat goud te bepalen?' vroeg Ginger.
'Beslist. Daarvoor zijn een paar uur voldoende en we hebben genoeg
tijd. Alle bewijs wat we op het ogenblik hebben is van horen zeggen
en ik heb geleerd daar niet te veel op te vertrouwen. Ik zou het
spul graag met mijn eigen ogen willen zien, dan kan er geen
vergissing mogelijk zijn.'
'Maar kijk eens hier, Carter en
Barlow leken me betrouwbare typen, in elk opzicht,' protesteerde
Bertie. 'Ik trek hun eerlijkheid ook niet in twijfel, maar we weten
dat zelfs mensen met de beste bedoelingen van de wereld een
vergissing kunnen maken. En om de een of andere reden schijnt dat
vaker te gebeuren, wanneer er een hoop geld bij betrokken is. Dit
is misschien ook de reden waarom schatten, waarvan het bestaan
bekend is, zelden gevonden worden. Nou, we kunnen er verder niets
meer aan doen. Als het morgen goed weer is zijn we misschien in
staat om ons deel van het werk rond te krijgen. Per slot van
rekening hoeven we alleen maar hier te zitten en te wachten totdat
de Petrel verschijnt.'