HOOFDSTUK XV
Op dood punt
Er verliepen enige minuten. Er
klonken wat verwarde geluiden uit de richting die Gontermann
genomen had, daarna stilte.
'Zouden we niet beter wat kunnen
doen, nu we de gelegenheid hebben?' vroeg Ginger verlangend. 'Als
jij iets kunt bedenken dat ons nu van nut kan zijn, ben je knapper
dan ik,' antwoordde Biggles somber.
'Maar kijk eens hier, ouwe
jongen,' verzocht Bertie. 'Als we hier blijven zitten en niets
doen, en zij komen terug, dan zullen we in dezelfde omstandigheden
verkeren, als we kort geleden waren.' 'Niet helemaal. De kaarten
liggen nu voor iedereen duidelijk zichtbaar op tafel. Ze hebben
gezien welke wij in de hand hebben, en wij hebben die van hen
gezien. Gontermann is er aardig zeker van dat wij weten waar het
goud is. Hij is er evenzeer zeker van dat het op dit eiland is. Wij
weten dat hij bereid is zijn toevlucht tot geweld te nemen om het
te krijgen. Hij is door die mist evenzeer vastgeraakt als wij. Het
kan me niets schelen hoe goed hij de wateren hier kent - hij zal
zich twee keer bedenken voordat hij onder deze omstandigheden naar
Punta Arenas terug probeert te gaan, alhoewel ik het gevoel heb dat
hij er graag naar toe zou gaan.' 'Waarom?'
'Omdat dat Russische schip is
binnengelopen. Hij keek een ogenblik bezorgd toen ik hem vertelde
dat het er was, wat me doet denken dat het deel van het geheel
uitmaakt. Ik vermoed dat toen Gontermann in Europa was, hij óf in
Duitsland óf in Rusland met iemand gesproken heeft over het goud en
de mogelijkheden het in handen te krijgen. Goud is goud, in iedere
taal. Nu zitten ze er achterheen. Eerst dacht ik dat Gontermanns
gehengel zuiver persoonlijk was, maar door die twee mannen die hij
bij zich heeft en die van alles kunnen zijn, en de komst van die
walvisvaarder, ben ik van mening veranderd. Hij heeft iets achter
zich staan. Hij krijgt ongetwijfeld een deel van de schat als deze
gevonden wordt. Hij verwachtte die walvisvaarder. Zoals je
misschien gemerkt hebt, was hij helemaal niet verbaasd toen ik hem
vertelde dat hij er was.'
'Maar verdraaid, ouwe jongen, het
goud is van Engeland,' protesteerde Bertie.
'Chili zou het kunnen opeisen,
omdat het op haar grondgebied ligt. Duitsland zou het kunnen
opeisen, omdat het oorlogsbuit is. Wij weten dat het van ons is,
maar hoe gaan we dat bewijzen? Dit ziet er uit als een geval van
"hebben is hebben en krijgen is de kunst". Die het vindt, zal het
houden. Je kunt Rusland of Oost-Duitsland niet laten dokken als ze
het in handen hebben, zonder een oorlog te beginnen. Goud en
moeilijkheden gaan hand in hand, en daarom begin ik dat spul te
verafschuwen.'
'Terwijl wij hier de zaak zitten
te bespreken, komen zij misschien terug en regelen de zaak door op
ons te schieten,' zei Ginger nuchter.
'Dat kunnen ze proberen,' gaf
Biggles toe. 'We kunnen dat alleen maar voorkomen door onze oren en
ogen wijd open te houden. Eén ding is zeker. Ik laat het toestel
niet achter om hen de kans te geven te saboteren, want ik ben er
zeker van dat ze van die gelegenheid gebruik zouden maken om er
zeker van te zijn ons hier te houden.'
'Voel je er nog steeds niets voor
om weg te gaan, nu we de kans hebben?'
'Nee. Alleen in de wanhopigste
omstandigheden zou ik zoiets krankzinnigs proberen. Om blind te
vliegen, terwijl ik weet dat er vóór ons ijs, de Wesp en Indianen
in hun kano's kunnen zijn? O nee. Dat zou erom vragen zijn. De
dingen hebben die staat nog niet bereikt.'
'Maar ze komen er toch wel aardig
dichtbij,' zei Ginger somber.
Twintig minuten gingen voorbij,
waarin de toestand onveranderd bleef. Toen stond Ginger op en zei:
'Ik ga wat hout halen voordat het vuur uitgaat. Ik zou nog liever
doodgeschoten worden dan langzaam dood te vriezen.'
'Wees voorzichtig met wat je
doet,' waarschuwde Biggles. 'Ik betwijfel of Gontermann op je zou
schieten als je hem tegenkwam, maar in de stemming waarin hij
verkeert, is hij er niet te goed voor. Zijn twee kameraden zijn
gevaarlijker. Ik kan er maar niet achter komen wie dat zijn. Er is
zelfs geen lijn te trekken op hun nationaliteit.'
'Ze spreken Duits en minstens één
van hen spreekt Engels,' herinnerde Ginger hem.
'Ik zou zeggen dat het allebei
zeelui zijn en de meeste zeelui pikken een mondjevol op van de
talen van de landen die ze bezoeken.' Ginger ging weg.
'Als de mist begint te
verstrooien, haast je dan terug,' beval Biggles.
'Oké.'
Ginger was al bijna een half uur
weg en de anderen begonnen zich al zorgen te maken, toen hij
terugkwam met een lading drijfhout onder de arm. Hij gooide er wat
van op het vuur.
'Heb je nog iets van hen gezien?'
vroeg Biggles. 'Ik heb hen gadegeslagen.' 'Wat doen ze?'
'Ze proberen het goud te vinden.
Tenminste, ze scharrelen het strand rond met die staaf, en ze
schijnen het systematisch te doen.' 'Kon je horen waar ze over
spraken?' 'Nee. Ik kon hen wel horen, maar het zei me niets. Ik
denk dat ze Russisch spraken. Wat dan ook, ik kon hen niet
verstaan.'
'Als de schooiers lang genoeg
doorgaan met porren, zullen ze het vinden,' zei Bertie. 'Als we hun
zouden weigeren onder het toestel te porren, zou dat hetzelfde zijn
als hun te vertellen dat het daar lag.' 'Ze komen deze kant uit,'
deelde Ginger mee. Even later konden ze de stemmen van de mannen
door de mist horen. Na een tijdje doemde de vage gestalte van
Gontermann op. Het zicht was iets verbeterd tot ongeveer zes meter.
Hij keek naar hen. 'Kom niet dichter bij,' riep Biggles. 'Dus u
bent bang, hè?'
'Na die grote woorden van u
daarnet, wil ik u niet in de buurt van het vliegtuig hebben.' Toen
hij uitgesproken was, liet Biggles zich bliksemsnel opzij vallen,
terwijl hij riep: 'Kijk uit!'
Hij was net op tijd. Er was een
rode flits en een knal, en een kogel spatte zand van de plek waar
hij gezeten had.
Er was een algemeen gedrang toen
Ginger en Bertie die Biggles volgden, naar de rotsen doken, net
achter het toestel. Ieder zocht zich een plaatsje voor dekking en
hield zijn wapen gereed. Ginger lag dicht bij Biggles, aan diens
linkerkant. Bertie lag een paar meter naar rechts.
'Dit lijkt de ontknoping,' zei
Biggles,terwijl hij in het duister staarde. 'Kun je iemand van hen
zien?' 'Nee. Gontermann sprong achteruit toen hij geschoten
had.'
Er viel stilte.
Voor Ginger die niets anders kon
zien dan de mist en de omtrekken van het toestel, was de spanning
verlammend. In zulke omstandigheden waren oren van meer nut dan
ogen, maar hij kon niets horen. Waren de drie mannen nog steeds
recht voor hen? Kropen ze soms op een flank naderbij? Of van
achteren? Hij wist het niet, hij kon alleen maar in iedere richting
proberen te kijken.
'Let op de voorkant,' beval
Biggles. 'Ik zal een oogje achter ons houden. Bertie, let erop dat
ze geen aanval van de zeekant proberen. Ik betwijfel of ze ons van
de kant van de rotsen zouden kunnen bereiken zonder geluid te
maken.
Gedurende enige tijd gebeurde er
niets. Voor Ginger was de inspanning van het turen in de blanke
muur van witte nevel bijna ondraaglijk. De geheimzinnige stilte
werd tenslotte verbroken door het geratel van een stukje rots. Het
kwam van achteren. Biggles vuurde bijna onmiddellijk een schot af
in de richting van het geluid. Onmiddellijk kwam er een salvo van
voren. Ginger hoorde een kogel tegen een of ander deel van het
vliegtuig slaan. 'Ze zijn allemaal recht voor ons,' vertelde hij
Biggles pittig. 'Ik zag vuurstralen uit drie verschillende
richtingen.'
'Dan moeten ze de oude truc
uitgehaald hebben door een steentje te gooien om ons te misleiden
en ons onze positie te laten verraden. Ze kunnen ons niet zien. Als
ze dat wel konden, moesten wij hen ook zien. Ze schoten in het
wilde weg. Schiet op alles wat je ziet bewegen.'
'Oké. Ik geloof dat de mist een
beetje dunner wordt.' 'Ja, de lucht beweegt, alsof er een briesje
onderweg is.' Op dit ogenblik volgde er nog een salvo van vijf of
zes schoten, maar alhoewel de kogels een hoop lawaai maakten als ze
van de rotsen terugsprongen, richtten ze geen schade aan.
'We moeten maar liever niet meer
praten,' zei Biggles zachtjes.
'Ze kunnen ons horen. Verspil
geen ammunitie. Schiet alleen als je iets ziet.'
'Ze zullen spoedig door hun
ammunitie heen zijn, als ze met deze snelheid door blijven
schieten.' 'Ongetwijfeld hebben ze nog meer patronen aan boord van
de Wesp. Als dit al een netelig karwei voor ons is, voor hen is het
even erg.'
De stilte keerde weer terug.
Ginger keek op zijn horloge en zag dat het midden in de middag was.
Hij vroeg zich af wat er zou gebeuren, als de avond viel. De
positie was bij daglicht al vermoeiend genoeg. Na donker zou het
nog erger zijn.
Er verliep een half uur. Het
zicht was iets verbeterd, maar daar stond tegenover dat het licht
nu afnam. Al zou het nog enige uren duren voordat het donker was.
Bertie sprak. 'Ik hoor iets bewegen.' 'Waar klinkt het naar?'
'Roeispanen. Er is een boot op het water.' 'Dat moeten zij zijn, in
hun rubberboot, op weg naar het strand aan jouw kant. Doet er niets
toe. Ze kunnen het toestel niet bereiken zonder door ons gezien te
worden.'
'Zal ik een schot over hun
hoofden vuren om hen te laten weten dat we hun spelletje doorzien
hebben?' 'Zoals je wilt, als je de richting weet.' Een minuut later
spuwde de automatische revolver van Bertie vuur. De knal werd
gevolgd door enig geplas.
'Raakte ik een van hen?' vroeg
hij.
'Als dat zo was, zou je geluk
gehad hebben. Maar ik denk dat je ze alleen maar tot spoed hebt
aangemaand.
Dat was het geplas wat we
hoorden.'
Op dat moment kwam van enige
afstand een geluid waarop niemand verdacht geweest was, en dat de
hele zaak in een ander licht zette. Er was geen vergissing
mogelijk. Het was het hese geloei van de sirene van een schip. Het
geluid was van die aard dat het alleen maar afkomstig kon zijn van
een stoomboot van enige grootte.
'De Petrel!' riep Ginger
opgewonden uit. 'Dat moet de Petrel zijn.'
'Trek niet zo gauw conclusies,'
zei Biggles. 'Vergeet niet dat er bij dit karwei ook een Russische
walvisvaarder betrokken is, en dat andere schepen ook van de Straat
gebruik maken.'
'Schepen die erdoor varen,
gebruiken hun sirenes niet. Waarom zouden ze? Ze vermoeden niet dat
hier iemand is.'
'De walvisvaarder misschien wel
als ze probeert Gontermann te vinden. Ze was het misschien beu op
hem te wachten en besloot hierheen te komen om hem te
ontmoeten.'
'Hoe zou ze kunnen weten dat hij
hier is?' 'Ik herinner me dat meneer Scott ons vertelde dat hij de
man die bij hem gekomen was verteld had dat Gontermann ergens in de
Straat was met zijn boot. Hij had ze niet zien terugkomen. Hij
vertelde ons hetzelfde.'
'Dat had ik vergeten,' gaf Ginger
toe, terwijl zijn hoop weer verflauwde. 'Waarom toeteren ze?' 'Ze
moeten dat schot van Bertie gehoord hebben en beantwoordden het.
Het zit zo,' ging Biggles opgewekt verder. 'Of het de Petrel is, of
de walvisvaarder, de zaak wordt er op de een of andere manier door
geregeld. Natuurlijk zal Gontermann die niets van het fregat weet,
alleen aan de walvisvaarder denken, dus zal hij zijn best doen deze
hierheen te brengen.' Als om dit vermoeden te bevestigen, kwamen er
drie schoten, met regelmatige tussenpozen afgevuurd, van enige
afstand beneden aan het strand.
'Ziedaar. Dat signaal moet van
hem afkomstig zijn,' zei Biggles.
De schoten werden beantwoord door
drie vlugge stoten op de sirene.
'Wat wil je doen als het de Rus
is?' vroeg Ginger. 'Er vandoor gaan en een te pletter vallen
riskeren, mist of geen mist. Ik zou liever zó omkomen dan de rest
van mijn leven in de zoutmijnen van Siberië te moeten
doorbrengen.'
'Van hetzelfde, knaap, van
hetzelfde - altijd,' stemde Bertie in.
Ginger bleef optimistisch. 'Als
het fregat in Punta Arenas gearriveerd is, brengt Algy het
misschien hierheen om tijd te sparen. Hij zou beseffen dat we door
die mist aan de grond gehouden werden.' 'Daar is kans op,'
antwoordde Biggles. 'Als de Petrel haar basis op tijd verlaten
heeft, of een beetje eerder, zou ze nu hier kunnen zijn. De datum
die ons gegeven werd, was slechts bij benadering. De chef gebruikte
het woord 'omstreeks' en ik maakte er nog een opmerking over, toen
ik zijn brief las. Maar hier komt Gontermann die er helemaal
uitgelaten uitziet, nu hij denkt het spelletje gewonnen te hebben.
Hij is er zeker van dat het zijn vrienden daar op het water zijn.
Waarom zou hij per slot van rekening ook anders denken?'
Gontermann kwam met grote passen
aangelopen. Hij was alleen. 'Nu zult u ons wel moeten vertellen,
waar u het goud verborgen heeft,' kondigde hij aan met een
triomfantelijke voldoening die hij niet wist te
onderdrukken.
'Waarom zou ik?'
'Er komen vrienden van
me.'
'Het schijnt nog niet bij u te
zijn opgekomen dat ik ook vrienden zou kunnen hebben.' Gontermanns
uitdrukking veranderde, maar veranderde vlug opnieuw. 'U bluft,'
spotte hij. 'We zullen zien.' Biggles stak een sigaret op en liep
naar het vliegtuig.
Gontermann trok zijn revolver.
'Sta stil,' kraste hij. 'U gaat er met dat vliegtuig niet vandoor,
voordat...' 'Voordat wat?'
'Voordat u me vertelt waar Carter
het goud verborg.' 'En als ik het u vertel?' 'Dan laat ik u
gaan.'
'Ik heb u verteld dat u misschien
te vroeg juicht.' 'Dat geloof ik niet. U hebt het spel verloren,
Engelsman.'
Biggles keek naar de man voor hem
en toen kroop er een zeer flauwe glimlach over zijn gezicht. Hij
dacht vlug na en, zoals hij de anderen een paar minuten later
vertelde, zijn gedachten gingen in de volgende richting. Als het
naderende schip de Petrel bleek te zijn, zou Gontermann het goud
toch niet krijgen, zelfs als hij wist waar het was. Als het
werkelijk de walvisvaarder was, zou het goud vroeger of later toch
gevonden worden, zelfs al moesten ze daarvoor het hele strand
omspitten. Met voldoende werkkrachten beschikbaar zou dat niet erg
veel moeite kosten. Daarom scheen het dat er niets verloren was
door de bergplaats bekend te maken.
'Als ik u vertel waar het goud
is, laat u ons dan gaan?' vroeg Biggles kalm tot verbazing van
Ginger die alleen maar overdonderd kon staren. 'Ik zal u niet
tegenhouden, als u wenst te vertrekken,' beloofde Gontermann vlug,
niet in staat zijn gretigheid het geheim te weten te komen, te
verbergen. 'U staat erop,' verklaarde Biggles zonder een spoor van
emotie.
Gontermanns mond viel open. Door
de verrassing was hij niet meer op zijn hoede en hij staarde
stompzinnig naar zijn voeten, terwijl zijn revolver slap langs zijn
zij hing.
Biggles bewoog als de bliksem,
trok zijn automatische revolver en schreeuwde: 'Laat dat wapen
vallen! Laat vallen, zeg ik!'
Gontermann keek strak naar het
gezicht van Biggles. De revolver viel met een plof op het zwarte
zand. 'Waarom doet u dit?' klaagde hij. 'Ik zei toch dat ik u liet
gaan?'
'Ik verschaf me daaromtrent
liever zekerheid,' antwoordde Biggles kortaf. 'Ik ga in mijn eigen
tijd. Bertie, ga in het toestel en hou je gereed te starten.
Ginger, pak die revolver op en hou het strand in de gaten voor het
geval dat die andere twee komen. Blijf dicht bij het vliegtuig.'
Hij ging er zelf ook dichter naar toe. 'Hou je gereed snel te
handelen als het nodig is,' mompelde hij uit een mondhoek, toen
Ginger hem passeerde. Toen de plaatsen waren ingenomen, bewoog zich
niemand meer. In de minuut die volgde, deed een zacht waarneembaar
briesje de mist warrelen. Op bepaalde plaatsen werd het al
dun.
Tegen die tijd begreep Ginger
waarom Biggles wachtte. De volgende twee of drie minuten zouden de
toestand kunnen oplossen. Het schip kwam nader, zoals zijn herhaald
geloei aanduidde. Als het, wanneer het in zicht zou komen, de
walvisvaarder bleek te zijn, zou er een gedrang zijn om weg te
komen en Gontermann zou, ongewapend, niets kunnen doen om het te
verhinderen.
'Waarom doet u dit?Waarom wacht
u?' vroeg Gontermann, terwijl hij keek alsof hij niet goed wist hoe
hij het had.
'We hebben geen haast,' vertelde
Biggles hem. 'Het zicht wordt iedere minuut beter.' Wat volkomen
waar was.
Het schip dat klaarblijkelijk
vanwege de mist langzaam voer, liet van tijd tot tijd zijn sirene
klinken en kwam naderbij. Het was nu dichtbij genoeg om zijn
machines en andere geluiden aan boord te horen; maar nog konden ze
het niet zien. Toen schenen de geluiden zich voor een kort ogenblik
te verwijderen. Gontermann zette de handen om de mond en
schreeuwde. Dat was waarschijnlijk de oorzaak dat het schip
draaide, want het kwam nu terug en toeterde zo luid dat het Ginger
verbaasde het nog niet te kunnen zien. Aangezien het zicht nu
ongeveer honderd meter was, kon hij daaruit alleen maar concluderen
dat het verder weg moest zijn dan de geluiden deden vermoeden. Het
was een scherpe zucht wind die uiteindelijk aan alle twijfel een
einde maakte. Hij scheurde de mist aan flarden en onthulde daardoor
het tafereel even helder, alsof er een gordijn opzij geschoven was.
Tegelijkertijd werd het lichter. In de vaargeul lag een halve
kilometer verder het schip dat het lawaai gemaakt had. Ze konden
nog slechts een vage vorm zien, maar dat was genoeg om het te
herkennen. Het was de walvisvaarder. Gingers maag. scheen in zijn
laarzen te zakken. Het schip begon naar het strand te draaien.
Gontermann brulde van vreugde en rende, met zijn armen zwaaiend,
naar zijn twee metgezellen die ze ongeveer tweehonderd meter verder
langs het strand bij de rubberboot zagen staan.
Biggles deed geen poging hem
tegen te houden. Hij zei levendig. 'Dat is het. Laten we
gaan.'