HOOFDSTUK 8

 

Een vies zaakje

 

In het kantoor van de Speciale Luchtpolitie op Scotland Yard zoemde de huistelefoon. Biggles nam de hoorn op, luisterde een ogenblik, zei: 'Goed' en legde de hoorn weer op de haak. 'Dat was inspecteur Gaskin,' vertelde hij zijn politiepiloten. 'Hij stuurt een man naar ons toe. Een Pool, een zekere Lutenski.'

'Wat zijn zijn moeilijkheden?'

'Dat zei Gaskin niet. Hij scheen ergens plezier om te hebben.' Even later deed een boodschappenjongen in uniform de deur open om een korte, stevige, kleine man, met donkere ogen en een zwarte jas aan binnen te laten; hij hield een bolhoed en een paraplu met kennelijke verontwaardiging in de hand. 'Ik ben beroofd,' verklaarde de bezoeker, terwijl hij zijn blik vlug langs de gezichten voor zich deed glijden. 'Dat is meer mensen gebeurd,' antwoordde Biggles effen. 'Gaat u zitten en vertelt u ons er alles van. Maar graag beknopt.'

'Ik ben Engels onderdaan en ik vraag recht,' verklaarde Lutenski.

'U bent in het juiste land om dat te krijgen,' antwoordde Biggles kortaf. 'Waar bent u geboren?' 'In Polen. Maar nu ben ik genaturaliseerd.' 'Zeker. Gaat u verder.'

'Ik ben in de bonthandel, en ik geniet daarin zoveel aanzien dat ik toestemming heb gekregen met de Engelse handelsmissie naar Rusland te gaan om de beste huiden te kopen.' 'Voor de regering?' 'Voor mijzelf. Ik ben in de handel.'

'Dat dacht ik al,' mompelde Biggles droog. 'Gaat u verder.' 'Zes maanden geleden heb ik in Leningrad acht prachtige bij elkaar passende mink-huidjes gekocht, zo mooi als ik ze nog nooit gezien had. Ze waren roomkleurig. Prachtig. Ik heb er veel geld voor betaald. U begrijpt dat ik ze toen nog niet mee naar huis mocht nemen. Ze moesten via de officiële kanalen komen, en dat vraagt tijd. Drie maanden geleden kwam mijn pakje. Het stempel van de douane sprak van acht minkhuiden. Die zaten er ook in. Maar het waren niet de huidjes die ik gekocht had. Dit waren gewone, van matige kwaliteit. Iemand heeft mijn pakket verwisseld en nu ben ik geruïneerd.'

'Kan het zijn dat het adres per ongeluk op het verkeerde pakje is gekomen?'

'Niet per ongeluk, ik ben beroofd.'

'Dat hebt u al gezegd, mijnheer Lutenski,' zei Biggles. 'Het spijt me, maar u moet dit opnemen met de douane en de transporteurs.'

'Dat heb ik gedaan. Ze weten niets van mijn huiden. Niets. Maar hier in Londen zag ik ze gisteren dragen door lady Branding.'

'Bent u er zeker van dat het de uwe waren?' 'Er is geen vergissing mogelijk. Mijn familie is sinds vele generaties in de bonthandel. Ik herken huiden als gezichten.' 'Wat hebt u gedaan?'

'Ik was zo overstuur dat ik naar de dame toeging en haar vroeg waar ze die prachtige huiden gekocht had. Ze was gevleid en maakte er geen geheim van. Ze vertelde me, dat ze ze gekocht had in de dure winkel van Marius Kindus in Mayfair. Ik ken Marius en ik ben dus naar hem toegegaan om hem te vragen hoe hij aan die huiden kwam die ik in Leningrad gekocht had. Hij ontkende dat het mijn huiden waren.' 'Maakte hij ook deel uit van de handelsmissie naar Rusland?' 'Nee. Hij heeft de huiden naar hij zegt op een show gekocht, die een particuliere handelaar had georganiseerd in een flat in Park Lane. Ik zeg: die man is een dief. Hij heeft mijn pakket gestolen. Ik ren ernaar toe. Hij is er niet. De flat is leeg. De dief is gevlogen.' 'Wat hebt u toen gedaan?'

'Ik ben naar het hoofd van de douane gegaan en heb naar de naam van de man, die mijn huiden geïmporteerd had, gevraagd. Hij moest dat weten want op zulke bijzondere huiden moesten hoge invoerrechten betaald zijn. Wat vertelt hij mij? Hij zegt dat uit zijn registers niet blijkt dat zulke huiden zijn ingevoerd. Ik zou me vergissen. Ik . . . me vergissen!' Lutenski snoof.

'De douane zou het moeten weten als de huiden daar gepasseerd waren.'

'Natuurlijk. Ze zijn er niet gepasseerd. Hoe zijn ze dan in het land gekomen?'

'U bedoelt, dat ze gesmokkeld moeten zijn?' 'Ik bedoel nog meer. Als huiden dit land kunnen binnenkomen zonder dat er rechten voor betaald worden, is de eerlijke handel kapot. Niet alleen dat ik mijn mooie huiden kwijt ben, maar ik sta nu voor een bankroet.' 'Het komt dus hierop neer,' zei Biggles. 'U denkt dat uw huiden op het vasteland gestolen zijn, dat ze vervolgens hier binnengesmokkeld zijn en ten slotte op een particuliere show verkocht.' 'Ja.'

Voor die show werden handelaars in kostbaar bont uitgenodigd?'

'Ja. Volgens Marius waren er verscheidene gevraagd.' 'Waarom was u niet uitgenodigd?'

'Omdat de dief wist dat mijn adres op het pakket stond en dat ik de huiden dus zou herkennen.'

'Maar als deze Marius Kindus geen deel uitmaakte van de handelsmissie naar Rusland, heeft hij de huiden nooit kunnen zien voor de dag dat hij ze kocht.' 'Tenzij hij een eigen deur in het IJzeren Gordijn had.' 'Vermoedt u dan dat hij ze smokkelde?' Lutenski aarzelde. 'Dat moet de man geweest zijn die de show gaf in Park Lane, Flat 17, Greenwood Mansions.' Biggles stond op. 'Heel goed, mijnheer Lutenski. Ik zal dit onderzoeken en kijken of ik uw probleem kan oplossen.' 'Als er bont wordt gesmokkeld is dat evenzeer voor u van belang als voor mij,' was Lutenski's laatste woord toen hij de deur uitging.

'Is hij eerlijk?' vroeg Algy toen de deur achter hem dichtging.

'Ik geloof het wel. Als hij de huiden niet kwijt was geraakt, zou hij er niet achteraan jagen. En als hij er niet eerlijk aan was gekomen, zou hij niet naar de douane durven gaan; en niet naar ons ook. Het ziet er zeker naar uit dat die huiden binnengesmokkeld zijn. En als dat één keer is gebeurd kan het weer gebeuren. De vraag is: hoe doen ze het? Laten we om te beginnen de verklaringen van die man Kindus eens controleren. Algy, bel de belangrijkste bonthandelaars op en vraag of ze kortgeleden een particuliere show hebben bijgewoond in Greenwood Mansions, Park Lane.' Een half uur later kreeg Biggles antwoord van Algy. Geen enkele bonthandelaar wist iets van zo'n show af. 'Het begint er in elk geval naar uit te zien dat Kindus een leugenaar is,'merkte Biggles op. 'Ik vermoed dat hij die show bedacht heeft om de huiden te verklaren voor het geval hij ondervraagd zou worden. Maar dan is er nog een vraag. Toen hij de huiden tot een bontjas verwerkt aan lady Branding verkocht, moet hij geweten hebben dat Lutenski ze vroeger of later zou zien, of in werkelijkheid, of op een foto in een krant. Dames kopen bont om het te tonen en niet om het te verbergen. Zou hij dat risico genomen hebben, als hij wist dat de huiden gestolen waren? Ik betwijfel dat. Ik wil daarom aannemen dat, hoe Kindus dan ook aan die huidjes is gekomen, hij niet geweten heeft dat Lutenski ze in Rusland gezien en gekocht had. Laten we nu onze aandacht eens concentreren op die flat in Park Lane. Ginger, bel de portier op en vraag of de flat nog leeg is en wanneer hij het laatste bezet is geweest.'

Ginger had spoedig antwoord. De flat stond leeg en was al meer dan een jaar niet verhuurd geweest. Biggles lachte cynisch. 'Nu weten we dat Kindus een leugenaar is, zo niet erger. Nu moeten we dus te weten komen hoe Lutenski's huidjes in zijn handen zijn gekomen.' 'Maar wacht eens even, ouwe jongen,' onderbrak Bertie hem. 'Waarom moest hij liegen dat de beste bonthandelaars de show in Park Lane hadden bijgewoond?' 'Hij kon natuurlijk niet zeggen dat hij alleen uitgenodigd was, dat zou niemand geloven. Hij moest iets zeggen. Stel je zijn positie voor - ervan uitgaande dat hij niet eerlijk aan de huidjes was gekomen - toen Lutenski tegen hem losbarstte en hem beschuldigde de pelzen gestolen te hebben. Had hij ze op de gewone markt gekocht, dan was er geen reden geweest om te liegen. Maar dat had hij niet. Dus moest hij vlug nadenken en iets bedenken. Vandaar die flat in Park Lane. Of hij wist dat die huidjes gestolen waren, is een andere vraag. Ik denk dat hij het niet wist, anders had hij niet het risico genomen dat ze in Londen gezien konden worden. Hij zou ze dan naar Parijs of New York gezonden hebben. Maar hij wist wel dat ze niet gewoon het land binnengekomen waren. Daarom loog hij.'

'En dat betekent dat als hij ze zelf niet smokkelde, hij geweten moet hebben wie het deed?'

'Daar komt het wel op neer. Ik zal Gaskin vragen ons informaties over hem te verschaffen. Hij heeft speciale mensen voor dat soort werk. Ik ga even met hem praten.' Twee dagen later had Biggles volledige inlichtingen en een foto van Kindus op zijn bureau. Het belangrijkste punt was dat hij geen strafregister had. Hij was 47 jaar, getrouwd, en had geen kinderen. Hij was geboren in Londen uit Letlandse ouders. Hij was een bonthandelaar van naam, begunstigd door rijke klanten. Hij woonde in een bovenhuis boven zijn winkel, maar ging de weekenden vaak doorbrengen in een buitenhuis dat hij in Wivenhoe in Essex had. Daar had hij een barkas liggen, Scandik genaamd, die hij voor zijn ontspanning gebruikte bij diepzeevissen. Hij was lid van de tonijnvissersclub en had verscheidene goede vangsten gedaan. Een kranteknipsel toonde hem aan boord van de Scandik, een schip van ongeveer vijftig ton, met een tonijn die 300 kilo woog.

Bertie keek naar de foto en zei: 'Wat moet iemand doen met een stekelbaarsje van zulke afmetingen? Het lijkt me wat groot' voor zijn ontbijt, als je begrijpt wat ik bedoel.' 'Ik denk dat de vangsten van deze veredelde hengelaars naar de vishandelaars gaan,' antwoordde Biggles. 'Dat zullen we nog onderzoeken. Na de man in zijn stadspak gezien te hebben, zou ik nooit gedacht hebben dat hij in een kleine boot rondhanneste om grote vissen te vangen. De Noordzee kan ruw zijn en zeilen is voor zover ik ervan op de hoogte ben, een vuil en vermoeiend spelletje.'

'Je denkt dat hij nog een ander doel dan vissen heeft als hij naar zee gaat?' suggereerde Ginger sluw.

'Dat zou ik niet durven zeggen van een man met een blanco strafregister.'

'Hij heeft over die show gelogen,' herinnerde Algy hem. 'Als iedereen die loog een misdadiger was, zouden er niet genoeg gevangenissen zijn om ze te bergen,' antwoordde

Biggles rustig, 'Maar laten we doorgaan. Een van jullie moet eens bij de douane langsgaan en informeren wat er gebeurt als een klein vaartuig als de Scandik in de haven terugkeert. Wordt het gecontroleerd op contrabande of leggen de opvarenden het alleen maar vast en gaan dan naar huis? Ik zal dan op inlichtingen over de tonijn uitgaan.' Ginger ging weg en keerde na enige tijd terug. 'Alle vaartuigen worden gecontroleerd,' deelde hij bij zijn terugkeer mee. 'Er is althans iemand van de douane aanwezig. Hoe ver zijn onderzoek zich uitstrekt hangt ervan af hoe goed hij de eigenaar van de boot en zijn opvarenden kent. Hij kan volstaan met het stellen van vragen. De Scandik heeft een bemanning van twee man. De plaatselijke douaneman is mijnheer Bright. Hij draagt uniform en kent de Scandik waarschijnlijk heel goed.'

'Ik begrijp het,' zei Biggles nadenkend. 'De volgende keer dat de Scandik naar zee gaat, zullen we eens opletten wat er gebeurt, al was het maar uit nieuwsgierigheid. Als Bright Kindus goed kent en weet dat hij een echte visser is, kan hij natuurlijk een serieus onderzoek overslaan. Als Lutenski's verhaal waar is, en ik zie geen reden om daaraan te twijfelen, importeert Kindus bont onder het zeildoek; en daar hij een boot heeft zou dat de manier kunnen zijn waarop men te werk gaat.'

'Ook als iemand van de douane oplet?' Biggles glimlachte. 'Ook als iemand van de douane oplet.' Twee weken gingen voorbij voor Biggles op een vrijdagavond van inspecteur Gaskin bericht kreeg dat Kindus voor het weekend naar Wivenhoe was gegaan. De volgende ochtend kreeg hij bericht dat de Scandik een vistocht was begonnen en zondagavond terug werd verwacht.

'Daar hebben we op gewacht,' zei Biggles. 'Algy, neem Bertie met je mee in de Auster en kijk of je de Scandik kunt vinden zonder de indruk te geven dat je spioneert. Je weet van de foto hoe hij eruit ziet. De tonijnvisserij wordt voor zover mij bekend als volgt bedreven. De normale vissersboten, boten van alle nationaliteiten zowel als onze eigen, volgen de haringscholen. Dat doen ook de tonijnen, die hoofdzakelijk van haring leven. Als gevolg daarvan worden de tonijn- en de haringvissersboten in dezelfde omgeving gevonden. De tonijnvissers weten dat en daarom gaan ze bij voorkeur naaide plaatsen, waar de treilers hun netten uitwerpen. Ik heb mij laten vertellen dat die haringvissers erg behulpzaam zijn voor die andere vissers, aan wie ze het vertellen als ze een tonijn gezien hebben. Anderen zijn dat echter weer niet, omdat zij ook wel tonijn willen vangen, die veel geld waard is.' Biggles lachte. 'Er zijn zelfs vissers die liever een tonijn kopen van een vissersboot dan zonder naar huis terug te keren. Ik wil daarom, Algy, dat je nagaat of de Scandik contact maakt met een groter schip. En als dat schip een vlag voert, probeer dan de nationaliteit ervan vast te stellen. Geef de positie ervan door over de radio. Wij zullen klaar staan om berichten te ontvangen. Zodra de Scandik naar huis gaat, kun je verdwijnen. Tot dan moet je doorgaan, bijtankende als dat nodig is.'

'In orde.' Algy en Bertie vertrokken.

De eerste boodschap kwam 's avonds door. Bertie meldde dat hij de Scandik tachtig kilometer buiten de kust aan het vissen had gezien, op nog geen kilometer afstand van een vissersboot die de Letlandse vlag voerde. 'Aha,' bromde Ginger. 'En Kindus is een Letlander van geboorte. Dat is geen toeval.'

Biggles gaf toe, dat het feit dat de twee schepen in eikaars nabijheid verbleven, verdacht was.

Bij het vallen van de duisternis meldde Bertie dat ze nog steeds in dezelfde positie lagen. Daar hij binnenkort niets meer zou kunnen zien, zou hij naar de basis terugkeren. 'Als tussen de twee schepen contact tot stand wordt gebracht, gebeurt dat na het vallen van de duisternis,' verklaarde Biggles. 'Ze hoeven geen risico te nemen bij daglicht.'

Bij het morgengloren was de Auster weer in de lucht. Bertie, die de radio bediende terwijl Algy vloog, meldde bijna meteen dat de Scandik koers zette naar huis. Het vissersvaartuig was verdwenen.

'Goed,' zei Biggles. 'Dat is alles. Je kunt naar huis komen.' Tegen Ginger zei hij: 'Haal de auto. We gaan naar Wivenhoe om eens te kijken hoeveel geluk Kindus met vissen heeft gehad.'

'Ik wed om een week salaris dat hij een tonijn aan boord heeft,' zei Ginger veelbetekenend.

'Het zou me inderdaad verbazen als hij niet het een of andere soort vis had,' gaf Biggles terug.

Laat in de zondagmiddag zagen ze de Scandik binnenpuffen naar zijn aanlegplaats. Verscheidene lanterfanters verzamelden zich om te kijken. Een man in een blauw uniform arriveerde op de fiets.

'Dat moet mijnheer Bright zijn,' giste Biggles. Even voor de Scandik vastlegde nam de belangstelling toe, want op het dek lag een prachtige tonijn van naar schatting driehonderd kilo. Er was een takel nodig om hem aan wal te brengen, een operatie waarbij Kindus toezicht hield. In zijn visserspak, ongeschoren en met zijn haar in de war, vertoonde hij weinig overeenkomst met de onberispelijke zakenman van Mayfair. De douaneman zei iets tegen hem. Een van de mensen van Kindus maakte een vrachtauto in orde, kennelijk voor het vervoer van de vis. Biggles kwam dichterbij. Tegen Ginger zei hij zachtjes: 'Let eens op die ogen. Ik maak me sterk dat die vis al een week dood is. Die heeft Kindus niet gevangen. Die was gevangen door de Letlanders met wie hij een afspraak gehad moet hebben.' Hij ging naar de kop van de vis en trok de kaken open.

'Wat doet u?' vroeg Kindus kortaf.

'Ik vroeg me af wat voor soort haak er nodig zou zijn om zo'n grote vis te vangen,' zei Biggles effen. 'Ik zie geen verwonding door de haak,' voegde hij er terloops aan toe. Kindus keek hem bevreemd aan. 'Blijf van mijn vis af,' snauwde hij en probeerde de afwikkeling te verhaasten. 'Een ogenblik,' zei Biggles. 'Ik wil die vis onderzoeken.' Hij liet zijn politie-insigne zien. 'Mijnheer Bright, wilt u misschien even hier komen? Ik heb misschien een getuige nodig.' Er viel een stilte. Bright, die grote ogen opzette, kwam naar hen toe. Kindus, zijn gezicht plotseling bleek, aarzelde. 'Wat. . . wat bedoelt u?' stamelde hij. 'Wat denkt u te vinden?'

'Dat weet u het beste,' antwoordde Biggles, terwijl hij een groot mes uit zijn zak haalde.

Kindus, wiens gezicht nu asgrauw was, aarzelde. 'Goed,' zei hij toen met gebroken stem. 'Ik capituleer, maar laten we hier geen scène maken.'

'Zoals u wilt,' stemde Biggles in. 'Waar wilt u het dan?'

'Bij mij thuis.'

'Uitstekend.'

De vis, die nu in handen was van de douanecommies — die wel wat geschrokken keek — werd naar het huis gebracht. Daar, in een bijgebouw, werd hij opengemaakt en een verzameling kostbaar bont, elke huid stevig opgerold in geoliede zijde, kwam te voorschijn.

'Alstublieft, mijnheer Bright,' zei Biggles. 'Ik laat de rest aan u over.'

'Wat mij verbaast,' zei Kindus ongelukkig, 'is hoe u dit op het spoor hebt kunnen komen.'

'Als uw Letlandse vrienden, die u de vis verkochten, zich hadden bepaald tot gewoon mink in de gewone handel gekocht, was het misschien lang goed gegaan,' antwoordde Biggles. 'De acht roomkleurige huidjes die u aan lady Branding verkocht hebt, hebben u echter verraden. Die waren gestolen, en de werkelijke eigenaar, mijnheer Lutenski, diende natuurlijk een klacht in.'

'Ik wist niet dat ze gestolen waren,' protesteerde Kindus. 'U kunt uw verklaringen beter voor de rechter bewaren,' antwoordde Biggles hem.