HOOFDSTUK 1
De vrouw die ontvoerd
werd
Biggles stapte de commandopost van de
Luchtveiligheidsdienst binnen, ging achter zijn bureau zitten en
stak een sigaret op. 'Ik heb zojuist de chef gesproken,' legde hij
uit in antwoord op de vragende blikken van zijn vliegers. 'Hij zit
in een bijzonder vuile zaak. We zitten er dik in. En als ik dat
zeg, dan bedoel ik, dat er opmerkingen zijn gevallen dat
ondoelmatigheid van onze dienst oorzaak zou zijn dat die zaak
gebeurd is.'
'Met andere woorden,' merkte Algy op,
'bepaalde andere diensten, die de oplossing niet hebben kunnen
vinden, proberen nu de verantwoordelijkheid op ons af te schuiven.'
'Daar komt het wel op neer,' gaf Biggles toe. 'Wat hebben we
gedaan, ouwe jongen?' vroeg Bertie. 'Ik geloof dat het meer een
kwestie is van wat we niet gedaan hebben, al had ik nog nooit van
de zaak gehoord voor de commandant me er zojuist van vertelde,'
antwoordde Biggles. 'De kranten weten nog van niets. Ze proberen de
zaak stil te houden. Als er iets uitlekt worden er stellig vragen
gesteld in de Kamer en dan zal iemand de klap moeten opvangen. Dat
zouden wij wel eens kunnen zijn. Ik ben bang dat de politici meer
bezorgd zijn voor hun carrière dan voor de arme kerel die ongewild
de oorzaak van de moeilijkheden is.' 'Waar komen wij in het spel?'
vroeg Ginger. 'Het heet dat er geheime vluchten zijn gemaakt tussen
Engeland en het Europese vasteland.'
'Wat betekent dat wij die hadden moeten
constateren en er een eind aan maken?'
'Ja. Het ongelukkige van de zaak is, dat dat
tot op zekere hoogte waar is. Er is sprake geweest van onofficieel
vliegen bij nacht. Dat wisten we. Jullie zult je herinneren dat
vorige maand de controlekamer van het vliegveld van Londen een
doodschrik kreeg toen op het radarscherm een onbekend vliegtuig
werd waargenomen, dat de baan van een van hun eigen toestellen
kruiste. Het kreeg seinen om te verdwijnen, maar antwoordde niet.
Het zou natuurlijk een sportvlieger geweest kunnen zijn, die de weg
kwijt was, maar het was toch voldoende om de mensen op het
vliegveld de kriebels te geven, om nog maar niet te spreken van de
piloot van een lijnvliegtuig met misschien vijftig passagiers aan
boord. En dat was niet het enige geval. Het is natuurlijk heel mooi
om ons te zeggen dat we er een eind aan moeten maken, maar hoe
kunnen we een vliegtuig in de lucht stoppen? Als ik na het vallen
van de duisternis eens een kijkje in dit land wil nemen, wie zou
mij dan kunnen tegenhouden?' Langzaam kwam er een glimlach op het
gezicht van Biggles. 'In feite hebben we zelf wel eens iets van
dien aard bij de hand gehad, en niemand heeft ons kunnen betrappen,
ondanks kanonnen en zoeklichten.' 'Wat is de oorzaak van deze rel?'
vroeg Algy. 'Voor zover ik het begrepen heb, is het volgende het
geval,' antwoordde Biggles. 'Zoals jullie weten hebben de afgelopen
jaren vrij wat vluchtelingen van achter het IJzeren Gordijn een
schuilplaats gevonden in ons land. Sommigen van hen hebben de
Engelse nationaliteit gekregen. De lieden die op deze manier
ontsnappen, staan gewoonlijk voor een berg moeilijkheden. Als ze
familieleden hebben, en doorgaans hebben ze die wel, maakt het
betrokken land het ze extra lastig. De man die er vandoor is
gegaan, wordt er dan mee bedreigd dat zijn ouders, zijn vrouw, zijn
broers en zusters naar een concentratiekamp zullen worden gezonden,
en dat hij nooit meer iets van hen te horen of te zien zal
krijgen.' 'Wat moeten dat een schoften zijn,' gromde Bertie. 'Het
is zo ongeveer de gemeenste vorm van afpersing, die je je maar
denken kunt,' gaf Biggles toe. 'Maar het gaat door. Soms komt het
echter voor dat de man die besloten heeft de vrijheid te zoeken,
zichzelf kan beschermen. Daarvoor is het nodig dat hij de
beschikking heeft over inlichtingen waarvan de betrokken regering
liever niet heeft dat ze openbaar worden. Dat kan bijvoorbeeld een
document zijn, waarvan de inhoud nadelig zou kunnen zijn voor een
van de mensen die aan de macht zijn. Zo iemand kan de rollen
omdraaien door te zeggen: als je mij en de mijnen met rust laat,
zal ik mijn mond houden; maar als je moeilijkheden veroorzaakt,
vertel ik alles aan de pers.' 'En dat is dan ook wel gebeurd,'
verklaarde Algy. 'Ja, en het gebeurt op dit ogenblik. De betrokkene
is een Pool, Ludwig Steffans. Hij kwam hier vijf jaar geleden en
kreeg asiel, waarna hij hier ging werken. Later werd hij
genaturaliseerd en trouwde een Engels meisje. Toevallig kende hij
Engeland, want in de oorlog had hij bij de luchtmacht van "Vrij
Polen" gediend. Het schijnt dat hij over bepaalde geheime
inlichtingen beschikte en over bewijsmateriaal daarvoor. Hij had
geen familieleden om zich bezorgd over te maken, maar toch liet hij
de communistische leiders in Polen weten dat hij zijn verhaal had
geschreven, dat echter niet gepubliceerd zou worden zolang men hem
met rust liet. Dat was een gevaarlijk spel, zoals Steffans nu heeft
ontdekt.' Biggles drukte zijn sigaret uit.
'Een tijdlang werkte zijn schema en werd hij
met rust gelaten,' zo vervolgde hij. 'Toen gebeurden er twee dingen
die de situatie wijzigden. Steffans trouwde met een Engels meisje
en er waren bepaalde veranderingen in de Poolse communistische
partij. De documenten van Steffans onthullen dat een van de nieuwe
heersers een oplichter en een bedrieger is. Natuurlijk had de man
geen rust nu hij wist dat Steffans zulke voor hem belastende
papieren had. Hij kon Steffans ook niet laten liquideren, omdat
Steffans een regeling had getroffen, dat in geval van zijn dood een
vriend van hem de papieren aan een Engelse krant ter publikatie zou
geven. De man in Polen maakte zich daarom meester van Steffans
vrouw. Ze is nu in Polen en ze hebben Steffans meegedeeld dat,
tenzij hij de papieren afgeeft, hij haar niet terug zal zien. De
vraag is deze: Wat doet Steffans?' 'De papieren afgeven, zou ik
zeggen.'
'Steffans, die het soort mensen kent waar hij
mee te maken heeft, zegt dat dat juist fataal zou zijn. Als hij die
papieren loslaat, zou men hem binnen een week uit de weg ruimen, en
zijn vrouw zou niet teruggebracht worden ook. Zo staan de zaken op
dit ogenblik.'
'Ik begrijp nog steeds niet wat wij daarmee te
maken hebben,' zei Ginger.
'Dat heb ik je verteld. Hoe hebben deze
schoften Helen Steffans het land uit kunnen krijgen? Ze reisde niet
per boot, want dan had ze niet zo vlug in Polen kunnen zijn. Ze
ging ook niet met een van de normale luchtverbindingen. Het
officiële standpunt is daarom dat ze per vliegtuig het land
uitgesmokkeld is.' 'Geloof je dat?'
Biggles haalde zijn schouders op. 'Ik kan het
tegendeel niet bewijzen. Het is best mogelijk dat het zo is
gegaan.' 'Staat het vast dat Steffans vrouw in Polen is?' 'Steffans
heeft een brief van haar gehad, die in Warschau gepost was. Hij
zegt pertinent dat het haar handschrift is. Het doel van de brief
was uiteraard Steffans te laten weten dat zijn vrouw voor hem
onbereikbaar is. De man is volkomen van streek.'
'Waar woont hij en wat voor werk doet hij?'
vroeg Algy. 'Hij is boerenarbeider. Hij woont in eenhuisje bij
eenboerderij in het plaatsje Hollesey dichtbij de kust van Suffolk.
Ik ken de streek niet, maar het is allemaal vlak land en het zal
dus zeker niet moeilijk zijn er met een vliegtuig te landen. Het
terrein zal stellig van tevoren door agenten hier te lande verkend
zijn.'
'Hoe hebben ze mevrouw Steffans te pakken
kunnen krijgen?' 'Dat weten we niet. Steffans zegt dat ze naar het
dorp was gegaan om een paar boodschappen te doen. Ze zou niet voor
donker thuiskomen. Toen het laat werd, ging hij naar de politie.
Die kon haar niet vinden. De reden daarvan werd duidelijk toen een
bezoeker bij Steffans kwam, die hem vertelde dat zijn vrouw achter
het IJzeren Gordijn was. Hij zei: geef mij de papieren en ik zal
zorgen dat ze terugkomt.' 'Wat antwoordde Steffans
daarop?'
'Hij zei: breng eerst mijn vrouw terug en dan
zal ik je de papieren geven.'
'Maar gaf hij de zaak dan niet officieel aan?'
'Natuurlijk deed hij dat. Hij moest de verdwijning van zijn vrouw
wel aangeven. Men had kunnen denken dat hij haar vermoord
had.'
Bertie onderbrak hem. 'Maar luister nu eens,
ouwe jongen. Dit meisje is een Engelse. Waarom eist de regering
haar terugzending niet?'
'Dat is gebeurd, via diplomatieke kanalen, en
met precies dat resultaat dat je kon verwachten.' 'Wat was dat?'
'Ze zeiden, dat ze niet begrepen waar de Engelse regering het over
had. Ze kenden geen mevrouw Steffans.' 'De ellendelingen,' gromde
Algy.
'Ze uitschelden zal mevrouw Steffans niet
terugbrengen.' 'Wordt er verondersteld dat wij hier iets aan doen?'
vroeg Ginger. 'Ja.'
'En wat moeten we dan doen? Naar Polen vliegen
en de dame opzoeken?'
'Nee. Dat zou het laatste zijn wat de regering
zou toestaan. Mij is alleen maar gevraagd onbekende vliegtuigen te
achterhalen die tussen het Europese vasteland en de kust van
Suffolk vliegen.'
Algy keek ongelovig. 'Ze moeten niet goed bij
hun verstand zijn. Hoe kunnen we dat voor elkaar
krijgen?'
'Dat kunnen we ook niet,' antwoordde Biggles
kortaf. 'Tenzij we er een op de grond te pakken kunnen
krijgen.'
'Wat gaan we dan doen?'
'Het beste leek mij naar Suffolk te gaan en
daar eens te praten met Steffans. Tegelijkertijd kunnen we dan de
streek waarin hij woont eens bekijken op mogelijke
landingsterreinen. Daar hij vlieger is geweest, kan hij ons
misschien helpen. Vandaag is het zondag en zal hij dus niet aan het
werk zijn, zodat we hem thuis kunnen treffen.' Biggles stond op.
'Ik moet zeggen,' merkte hij grimmig op, dat naast het terugkrijgen
van Steffans' vrouw, niets me liever zou zijn dan de gewetenloze
schurken die dit vuile spel spelen, een flink pak slaag te
verkopen.'
'Vliegen we erheen?' vroeg Ginger.
Biggles dacht een ogenblik na. 'Nee,' besliste
hij dan. 'We gaan per auto. Dat is gemakkelijker voor wat wij te
doen hebben. We moeten er om te beginnen, achter komen waar
Steffans precies woont, en dat gaat niet vanuit de lucht. In een
paar uur zijn we er. Kom, laten we opschieten.'
Het was een typisch rustige zondagmiddag in de
herfst toen de politieauto, nadat men in Ipswich gestopt was om de
inzittenden gelegenheid te geven wat te eten, over Woodbridge naar
Hollesey reed, de plaats die het dichtste lag bij de boerderij
waarop Steffans werkte. Er waren uiteraard weinig mensen op straat
en Biggles had enige moeite het huis te vinden. Hij vroeg zonder
succes verscheidene malen om inlichtingen en het waren
merkwaardigerwijze tenslotte drie Amerikaanse militairen, die
vanuit het onderhoudsdepot waar zij gestationeerd waren een
middagwandelingetje maakten, die hem de weg konden wijzen.
'Steffans? Zeker,' antwoordde de man tot wie hij sprak, terwijl hij
een stuk popcorn in zijn mond mikte met een handigheid kennelijk
door lange ervaring verkregen. 'Een kilometer verderop ziet u aan
uw linkerhand een vijver. Precies daar tegenover is een pad. Als u
dat volgt bent u in een paar minuten bij het huis.'
Biggles bedankte de soldaat en reed verder
langs een weggetje dat volgens de kaart eigenlijk nergens heen
leidde, maar er alleen maar was voor de paar boerderijen die daar
lagen op de grens van het dorre land, dat een kilometer of drie
verderop de kust vormde.
Biggles en Ginger stapten uit, terwijl ze Algy
en Bertie in de auto achterlieten.
'Er is geen reden om als een heel leger bij
Steffans binnen te komen vallen,' zei Biggles tegen Algy. 'Gaan
jullie tweeën dus maar een beetje rondkijken naar mogelijke
landingsterreinen. Als je terugkomt wacht dan hier op ons.' De auto
reed weg. Biggles en Ginger liepen het pad af naar het huisje, dat
ze in de verte zagen liggen. 'Merkwaardig dat juist die Amerikanen
wisten waar Steffans woonde,' merkte Ginger op.
'Dat is mij ook opgevallen,' antwoordde
Biggles, 'maar ik denk dat er niet veel mensen in de nabijheid van
hun kamp zijn om te kennen.'
De deur van het huisje was open, wat erop
duidde dat de man die zij zochten thuis was. Inderdaad, toen ze het
raam van de zitkamer voorbij liepen, kon Ginger hem zien, zittend
aan een tafel, het hoofd in de handen, een beeld van uiterste
wanhoop. Hij moest hen gehoord hebben, want hij schrok op en kwam
naar de deur. Het was een knappe man, maar zijn gezicht was bleek
en vertrokken van spanning en zijn ogen waren gezwollen door gebrek
aan slaap. 'Ja. Wat is er,' vroeg hij, sprekend met een duidelijk
accent. 'Wij zijn inspecteurs van Scotland Yard,' deelde Biggles
mee, terwijl hij zijn identiteitsbewijs liet zien. 'We weten van uw
moeilijkheden af en we zijn gekomen om er eens met u over te
praten.'
'Kom binnen,' antwoordde Steffans vermoeid.
'Gaat u zitten. Hoe hebt u mij kunnen vinden?'
'Een paar Amerikaanse militairen hebben me
verteld waar u woonde.'
'Ach ja,' zei Steffans, 'zij wisten dat
natuurlijk wel.' Biggles keek verbaasd. 'Waarom zouden zij dat
weten?' 'Voor wij trouwden, werkte Helen — dat is mijn vrouw — in
hun kantine.'
'O, op die manier,' gaf Biggles toe, 'dat
verklaart alles.' 'Ik heb alles gezegd wat ik wist,' ging Steffans
verder, 'maar als u vragen wilt stellen, ga dan gerust uw gang, ik
zal zo goed mogelijk antwoorden.'
'Vertelt u me eerst eens dit,' zei Biggles,
'hebt u zelf een mening over de manier waarop uw vrouw ontvoerd
moet zijn?'
'Ik denk dat het per vliegtuig gebeurd
is.'
'Hebt u een speciale reden om dat te
denken?'
'Het moet de gemakkelijkste manier zijn
geweest om haar naar Polen te krijgen. Er is hier volop gelegenheid
om te landen. En de nacht dat mijn vrouw verdween, heb ik een
vliegtuig gehoord, hoewel ik daar op dat moment niets achter
gezocht heb.'
'Maakte het op u, als vlieger, de indruk dat
het toestel opsteeg of landde?'
Steffans dacht een ogenblik na. 'Het zou
hebben kunnen zijn dat het opsteeg.'
'Dan zou het dus op de grond hebben moeten
staan wachten.' 'Ja. Dat is ook wat ik veronderstel, omdat ik het
maar één keer heb gehoord. Ik zou het op de moerassen niet hebben
kunnen horen landen als het van zee af was komen vliegen.'
'Inderdaad niet. Wat voor mensen waren het, die u kwamen
opzoeken?'
'Ze kwamen per auto. Ze lieten hun wagen aan
het eind van het pad staan. Ik hoorde hem nadat ze vertrokken
waren. Zo zullen ze, naar ik aanneem, vanavond ook komen.' 'Wat
bedoelt u?'
'Ze komen vanavond terug voor mijn definitieve
antwoord.
Of ik moet hun geven wat ze vragen óf ik zal
mijn vrouw niet terugzien.'
'Hebt u besloten wat u gaat doen?'
'Ja. Ik schiet ze overhoop.' Steffans sprak
heel rustig.
Biggles haalde zijn wenkbrauwen op.
'Waarmee?'
Steffans wees naar een geweer dat in de hoek
stond. 'Het is geladen.'
'Hoe komt u daaraan?'
'Ik heb het van mijn baas geleend om konijnen
te schieten, die de rapen opvreten.'
'Luister nu eens naar mij, Steffans,' zei
Biggles ernstig. 'Ik begrijp precies hoe je je moet voelen, maar
deze lieden overhoop schieten, zal niemand helpen, zeker je vrouw
niet. Geef mij, vóór je iets doet wat niet meer hersteld kan
worden, alsjeblieft de kans iets anders te proberen.' 'Wat kunnen
we doen? U kunt ze niet arresteren omdat het officiële lieden zijn,
die zich kunnen beroepen op diplomatieke immuniteit. Dat hebben ze
me verteld.' 'Dat kan wel zijn,' antwoordde Biggles grimmig. 'Waar
zijn de documenten? Zijn ze hier in huis?' Steffans
aarzelde.
'Je zult me moeten vertrouwen, als ik je moet
helpen.' 'De papieren zijn hier. Ze zouden de val betekenen van de
communistische leider die nu van achter de schennen in feite mijn
land regeert.'
'Mag ik die papieren een poosje van je
lenen?'
Steffans keek verbaasd, geschrokken. 'Waarom
wilt u die hebben?'
'Ik heb een plan. Na fotokopieën van die
papieren te hebben laten maken, zal ik ze je teruggeven. Je kunt
die mensen geven wat ze vragen, in ruil voor je vrouw, en op die
manier moeten ze dan toch nog steeds voor je oppassen.'
'Maar als ik hun die papieren geef, welke
garantie heb ik dan dat ze mijn vrouw zullen
terugsturen?'
'Wil je mij dit laten behandelen?'
Steffans maakte een gebaar van
wanhoop.
'Wat er ook gebeurt, de situatie kan niet
erger worden dan zij nu is,' drong Biggles aan.
'Wat moet ik die mensen vertellen als ze
vanavond komen?' 'Vertel ze niets. Laat het praten aan mij over. Ik
zal zorgen dat ik hier ben en dan zullen we zien hoe ze denken over
mijn argumenten.'
Steffans zag er opgelucht uit. 'Ik doe het,'
besloot hij. 'U weet niet wat het voor mij betekent iemand te
hebben die mij helpt in deze moeilijke situatie.'
'Dat geloof ik,' antwoordde Biggles
rustig.
Steffans ging naar boven om spoedig terug te
komen met een enveloppe die hij aan Biggles overhandigde met de
woorden:
'Nu zijn mijn vrouw en ik in uw handen. Wat
kan ik nog meer doen?'
'Thee zetten, terwijl ik naar het eind van het
pad loop om even iemand te spreken. Ik ben zo terug,' zei Biggles.
Met Ginger ging hij daarop naar buiten.
Ze vonden Algy en Bertie op hen
wachten.
'En wat hebben jullie gevonden?' vroeg
Biggles.
'Je zou praktisch overal kunnen landen, maar
er is een plaats die er in het bijzonder voor geschikt is, ruim een
kilometer hier vandaan,' meldde Algy.
'Goed.'
'En hoe is het met jullie gegaan?'
Biggles gaf een korte samenvatting van wat hij
had bereikt. 'Ik ben van plan te wachten, wat betekent dat jullie
op mij zullen moeten wachten,' besloot hij. 'Maar jullie kunnen
niet hier blijven. Ga een eind verder de weg af, dan fluit ik wel
als ik klaar ben. En neem intussen voor het geval dat er iets
gebeurt de zorg hiervoor over.' Hij gaf Algy de enveloppe. 'Tot
straks.'
Met Ginger keerde Biggles daarop terug naar
het huis, waar hij de thee gereed vond.
'Tussen haakjes, mag ik aannemen dat deze
bezoekers van u Engels spreken?' vroeg Biggles aan
Steffans.
'Stellig. Ze zijn van het kantoor in
Londen.'
Biggles knikte en begon aan zijn thee. 'Fijn.
Dan is alles geregeld.'
Langzaam verdween het rood en goud van de
zonsondergang. Kraaien, die hun dag op het stoppelveld hadden
doorgebracht, vlogen krassend naar huis. Zachtjes kwam in de stilte
het geluid van kerkklokken in een ver dorp. Schaduwen losten zich
op in de duisternis bij het verdwijnen van de dag die plaatsmaakte
voor de nacht. In het eenzame huisje op de rand van het moeras stak
de man, die de vrijheid had gevonden ten koste van zijn vrouw, een
lamp aan. Toen hij terugkeerde naar zijn stoel hoorde men een
autodeur slaan. 'Daar komen ze,' zei hij rustig.
Enkele minuten later hoorde men voetstappen
kraken op het grind. Stemmen murmelden eventjes. De deur ging open
en twee mannen verschenen, die op de drempel stopten toen ze zagen
dat Steffans niet alleen was. Een van hen zei iets tegen hem in een
vreemde taal. 'Spreek Engels,' zei Biggles kortaf. 'Wie bent u?'
was het antwoord.
'Dat doet er niet toe,' antwoordde Biggles.
'Ik weet wie jullie zijn en waarom jullie hier zijn. Dat is genoeg.
Jullie kunnen je handen uit je zakken halen. Niemand zal op jullie
schieten, hoezeer je het ook verdient. Dit hoeft niet lang te
duren.' Zijn wenkbrauwen ophalend sprak de man opnieuw tegen
Steffans in diens eigen taal. Hij was zwaar gebouwd en goedgekleed
in een donker kostuum.
'Spreek tegen mij,' viel Biggles uit. 'Ik
treed op voor mijnheer Steffans. Laten we terzake komen. Hij is
bereid jullie te geven wat je hebben wilt, als je zijn vrouw
terugbrengt.' 'Dat is redelijk.' De man stak zijn hand uit. 'Geef
me de papieren.'
'Niet zo snel. Waar is mevrouw Steffans?' 'Die
wordt gebracht.'
'U krijgt de papieren, zodra u haar brengt.'
'Vertrouwt u ons niet?'
Biggles haalde minachtend zijn schouders op.
'Nee, ik vertrouw jullie niet meer dan een adder. Zorg dus eerst
dat mevrouw Steffans hier komt en dan krijg je de papieren.' 'Het
zal enige tijd duren om haar te halen. Ze is niet hier.' 'Het zal
ook even duren om de papieren te halen, die zijn evenmin hier.
Hoelang hebt u nodig om mevrouw Steffans te halen?'
'Vierentwintig uur.'
'Goed. Dan ontmoeten we elkaar hier weer
morgenavond, laten we zeggen om negen uur. U brengt mevrouw
Steffans mee, ik de papieren.'
'Ik ben er niet zeker van of dat wel mogelijk
is.' 'U kunt het beter maar wel mogelijk maken.'
'Wat bedoelt u daarmee?'
'Wat ik bedoel is, dat als mevrouw Steffans
morgenavond om negen uur niet hier is, de inhoud van de papieren de
volgende ochtend in elk Londens blad zal staan.' 'Dat durft u
niet!' 'Niet? U kent mij niet.'
'Het zou uw regering in moeilijkheden
brengen.' 'Maar de uwe nog veel meer.' 'Waar zijn de
papieren?'
'Ergens waar u er niet bij kunt komen en nooit
bij zult kunnen komen, tenzij u mijn voorwaarden aanneemt. En nu
eruit. Ik heb niets meer te zeggen.'
De mannen gingen weg zonder nog een woord te
zeggen. Laarzen kraakten op het pad. Een autodeur sloeg dicht.
Steffans gezicht was lijkbleek. 'Ik zou nooit zo tegen hen hebben
durven praten,' zei hij zacht. 'Ik wissel geen beleefdheden uit met
dat soort reptielen.' 'Denkt u dat ze mijn vrouw zullen
terugbrengen?' 'Stellig. Maak je niet ongerust. We zullen zorgen
dat we hier zijn. Maar nu gaan we naar huis. Tot morgen.
Welterusten.' Biggles en Ginger liepen in stilte terug naar de
wegsplitsing, waar na het gegeven signaal de auto zich bij hen
voegde. 'Wat is er voor nieuws?' vroeg Algy.
'We hebben het een en ander vernomen,'
antwoordde Biggles. 'Ik heb reden te hopen dat mevrouw Steffans
morgen om deze tijd teruggebracht zal worden. Het feit dat ze 24
uur nodig hebben om haar terug te brengen, maakt het vrijwel zeker
dat ze niet in het land is. De tijdfactor doet ook veronderstellen
dat een vliegtuig wordt gebruikt om haar te vervoeren, omdat ze op
geen enkele andere manier in deze tijd hier gebracht zou kunnen
worden. We moeten natuurlijk zorgen hier te zijn om op te passen
dat er geen vals spel wordt gespeeld.'
'En ben je nu werkelijk van mening dat we deze
schoften niets kunnen doen, ouwe jongen?' mopperde Bertie
verontwaardigd. 'Het is tegen de natuur om ze zo maar te laten
lopen.'
'Dat moet je mij vertellen,' zei Biggles met
harde stem. 'Maar ze hebben diplomatieke immuniteit en zijn dus
onschendbaar. Het enige wat de Engelse regering kan doen is hen het
land uitwijzen. Dat is politiek. Maar laten we naar huis gaan.
Morgen maken we fotokopieën van de documenten en daarna komen we
terug.'
Anderhalve kilometer verderop, toen ze het
kampement met de Amerikaanse militairen passeerden, remde Biggles
en stopte. 'Ik heb een idee.' Hij stapte uit, ging naar de
Amerikanen en sprak enige tijd tegen een groepje van hen. Toen hij
terugkeerde gaf hij geen uitleg behalve dat hij zei dat ze goede
bondgenoten zouden kunnen zijn als er iets fout ging. En daarop
reed hij verder.
De volgende avond omstreeks half negen,
terwijl de schemering het toneel verduisterde, stopte de auto bij
het begin van het pad dat leidde naar Steffans' huisje. Biggles en
Ginger stapten uit.
Biggles sprak ernstig met degenen, die in de
auto achtergebleven waren. 'Jullie weten precies wat je te doen
hebt?' 'Ja,' antwoordde Algy. 'We verstoppen de auto op een plaats
waar hij niet gezien kan worden en wachten dan op het vliegtuig.
Als het vliegtuig er om half tien nog niet is komen we naar het
huisje. Als het vliegtuig arriveert en mevrouw Steffans meebrengt,
laten we haar en haar escorte ongehinderd naar het huisje gaan.
Daarna zorgen we voor het vliegtuig.'
'Dat is het schema,' bevestigde Biggles. 'Wees
voorzichtig. Er mag niet geschoten worden tenzij het beslist niet
anders kan. Hoe rustiger deze zaak wordt afgewikkeld, hoe beter het
voor iedereen is. Ik sta aan de grens van wat ik mij officieel kan
veroorloven en jullie weten wat dat betekent. Als mijn plan goed
uitpakt is alles best, maar als het mis gaat, ben ik het
slachtoffer. Dat kan me echter weinig schelen zolang Steffans zijn
vrouw maar terugkrijgt en wij deze ontvoerders een lesje kunnen
geven. Daar gaan we dan.' De' auto reed verder. Biggles en Ginger
liepen langs het pad naar het huisje, waar Steffans in een staat
van nerveuze opwinding op hen wachtte.
'Maak je niet ongerust,' vertelde Biggles hem.
'Alles komt in orde. Ik zal de deur openlaten zodat we kunnen horen
wat er gebeurt.'
Ze gingen zitten en wachtten.
Een half uur lang gebeurde er niets. Toen
konden ze een auto horen op de weg. Hij stopte aan het eind van het
pad. Een deur sloeg dicht en de auto reed verder. 'De auto is
doorgereden, naar ik hoop om je vrouw te halen,' antwoordde
Biggles. 'Iemand is uitgestapt bij het begin van het pad. Daar komt
hij.'
En daar kwam een van de twee mannen van de
vorige avond de kamer binnenstappen, op een manier alsof het huis
zijn eigendom was. 'Zo,' zei hij kortaf, 'daar zijn we dan
allemaal.' 'Nog niet helemaal allemaal,' antwoordde Biggles effen.
'Mevrouw Steffans moet nog komen.' 'Die komt zo. Geef mij de
papieren maar.' 'Je krijgt de papieren,' antwoordde Biggles bondig,
'zodra mevrouw Steffans in deze kamer is en niet eerder. Probeer
geen trucjes met mij uit te halen. Bij mensen zoals jij jeukt mijn
vinger aan de trekker.'
Ze wachtten. Tien minuten gingen voorbij. Toen
hoorden ze in de verte het gedreun van een vliegtuig. Het geluid
stierf weg toen de motor werd afgezet. Niemand zei iets. Biggles
stak een sigaret op. Nog eens tien minuten, geladen met spanning,
gingen langzaam voorbij. Toen hoorde men weer een auto, die stopte.
Een deur sloeg. Voetstappen naderden. Toen verscheen een vrouw in
de deur, met aan elke kant een man naast zich. Toen ze haar man
zag, rukte ze zich los en rende naar hem toe.
'Daar is de vrouw,' zei de man die gewacht had
met ruwe stem. 'Geef me nu de papieren.'
Biggles haalde ze uit zijn binnenzak en
overhandigde ze hem. De man gaf zijn metgezellen een sein en maakte
aanstalten om te vertrekken.
'Een ogenblik,' zei Biggles, en Ginger
verstijfde in afwachting van wat hij wist dat komen ging.
'Mochten jullie ooit denken aan een herhaling
van deze affaire, dan is er iets dat je moet weten,' ging Biggles
effen verder. 'Ik ben mijn deel van de overeenkomst nagekomen. U
wilde bepaalde papieren. Dat zijn ze. Maar in mijn kantoor in
Londen, op Scotland Yard, bevinden zich fotokopie- en ervan. Zolang
jullie deze mensen met rust laten, hebben jullie mijn woord van eer
dat ze daar blijven. Maar zouden jullie mijnheer Steffans of zijn
vrouw ooit weer lastig vallen, dan gaan die fotokopieën naar de
pers.' Er viel een gespannen stilte.
De hand van de man die het woord had gevoerd,
bewoog zich langzaam naar zijn zak.
'Doe geen domme dingen,' waarschuwde Biggles.
'Iemand overhoop schieten is de beste manier om je doel niet te
bereiken, als je tenminste wilt dat de inhoud van die papieren
geheim blijft.'
De man slikte. 'Jullie hebben vals gespeeld,'
bracht hij er woedend uit.
'Die uitspraak, komende van jullie kant,
terwijl jullie zelf van terreur leven, is te gek om serieus genomen
te worden,' verklaarde Biggles koud. 'Nu goed dan, laten we zeggen
dat ik vals gespeeld heb,' ging hij verder. 'Wat kunnen jullie
eraan doen? Met die foto's in mijn handen is Steffans in een
sterkere positie dan vroeger en daarvoor is dan jullie gemene
streek verantwoordelijk. Ik zal je een voorstel doen dat je je
hachje zal redden. Niemand behalve de mensen in deze kamer weet dat
de fotokopieën bestaan. Als jullie niet praten, doen wij het ook
niet. Kortom, het zou misschien wel zo handig zijn als je, wanneer
je die papieren aan je baas geeft, geen melding maakt van de foto's
ervan.' De drie mannen staarden voor zich uit. 'Tot slot nog dit,'
zei Biggles zich richtend tot de man die het laatst binnengekomen
was. 'Bent u de vlieger van het toestel dat mevrouw Steffans hier
gebracht heeft?' De man maakte zijn lippen nat. 'Ja.'
'Dan kun je beter naar Londen gaan met je
metgezellen. Het heeft geen zin terug te gaan naar het vliegtuig,
want dat is er niet meer.'
'Maar...' bracht de man uit.
Biggles onderbrak hem. 'Je bent illegaal het
land binnengekomen. Het kwam mij gelegen je te laten komen. Maar ik
heb gezorgd dat je niet meer kunt vertrekken. Dat is alles.' Enkele
seconden bleven de mannen nog aarzelen, terwijl ze naar Biggles
staarden alsof er aan hem iets was dat hen fascineerde. Toen dropen
ze af. Van de deur keek Steffans naar hen terwijl ze het pad
terugliepen. Toen hij weer binnenkwam zei hij: 'Er is een brand in
het moeras.' 'Dat zal het vliegtuig zijn,' zei Biggles rustig. 'Ik
had geen zin ze er weer mee te laten vertrekken. Ik had het
natuurlijk wel kunnen aanhouden, maar dan hadden er verklaringen
gegeven moeten worden, die beter vermeden konden worden. Verbrande
vliegtuigen hebben met dode mensen gemeen, dat ze niet spreken.'
Biggles wierp Ginger een blik toe. 'Bertie moet dat heerlijk
gevonden hebben.'
Steffans, die naar zijn vrouw was teruggegaan,
sprong overeind toen van het eind van het pad een lawaai kwam, dat
aan een veldslag deed denken. 'Wat is dat?' riep hij uit. Biggles
grinnikte. 'O, ik vergat te zeggen dat ik gisteravond op weg naar
huis aan een paar Amerikanen heb verteld wat de communisten met je
vrouw hadden gedaan en waarom. Daar ze haar wel mochten, omdat ze
in hun kantine had gewerkt, waren ze er niet zo erg over te
spreken. Ginger keek Biggles onderzoekend aan. 'Heb je ze verteld
dat de verantwoordelijke mensen vanavond terug zouden
komen?'
Biggles' grijns werd breder. 'Ik geloof wel
dat ik het verteld heb. Het lijkt er tenminste wel op. Er was
sprake van ze in de vijver te gooien. Hier kunnen we beter buiten
blijven. Niemand mag kunnen zeggen dat wij er de hand in gehad
hebben.'
Langzaam nam het lawaai af. Biggles stond op.
'Algy en Bertie kunnen nu elk ogenblik terugkomen,' vertelde hij
Ginger. 'We kunnen beter opstappen en kijken wat er gebeurd is.
Welterusten, Steffans. Welterusten, mevrouw Steffans. Ik ben blij
dat ik u heb kunnen helpen. Ik geloof niet dat er nu nog iets is
waar u zich bezorgd over hoeft te maken.'
'Wat gebeurt er als die man aan zijn baas
vertelt dat er fotokopieën zijn?' vroeg Steffans.
'Dat zal hij stellig niet doen,' verzekerde
Biggles hem. 'Hij weet maar al te goed dat de mensen die achter het
IJzeren Gordijn de touwtjes in handen hebben, voor hun eigen mensen
even genadeloos zijn als ze hun werk niet naar behoren doen als
voor hun vijanden. Wat vanavond betreft, denk erom, mondje dicht.
De plaatselijke politie moet natuurlijk weten dat je vrouw gevonden
is, maar je hoeft ze niet te vertellen hoe. Nogmaals, welterusten.
Kom, Ginger.' Terwijl ze het herenigde paar gearmd achterlieten,
gingen ze naar buiten, waar alles nu stil was. Algy en Bertie waren
aan het kijken naar het wrak van een auto, die ondersteboven aan de
rand van de vijver lag. 'Wat is hier gebeurd?' vroeg
Algy.
'Het lijkt wel alsof de Verenigde Naties
iemand ergens van hebben genezen,' antwoordde Biggles vaag, terwijl
hij de auto, een vertrapte hoed en een gebroken bril in ogenschouw
nam. 'Laten we hier weggaan voor er iemand komt die moeilijke
vragen stelt. Wij hebben onze goede daad voor vandaag gedaan en
daarom voel ik er niets voor een lift te geven aan een stel
bandieten, die blijkbaar hun transportmiddel verloren
hebben.'
'Inderdaad, ouwe jongen,' stemde Bertie warm
in. 'Ik ben het in dit opzicht volkomen met je eens. Laat de
ellendelingen maar naar huis lopen.'