HOOFDSTUK 3

 

De gesaboteerde parachute

 

Biggles was nauwelijks achter zijn bureau op de commandopost van de Speciale Luchtpolitie gaan zitten toen de deur openging en inspecteur Gaskin zijn hoofd naar binnen stak. 'Heb je zin in een tochtje naar het New Forest?' vroeg hij abrupt.

'Niet speciaal,' antwoordde Biggles eerlijk. 'Waar gaat het om?'

'We hebben zojuist een telefoontje gehad. Een zekere Betts, een hondenfokker of zoiets, zegt dat hij iets gevonden heeft waarnaar we eens moeten komen kijken.' 'Wat heb ik daarmee te maken?'

'Hij zei dat ik iemand moest meebrengen, die iets van luchtvaart afwist.'

'Klinkt nogal vaag. Wat heeft de man gevonden?' 'Dat wilde hij niet zeggen. Maar we kunnen het in zijn huis zien, het heet Dell Farm en het ligt dicht bij Sway.' 'Waarom zo geheimzinnig?'

'Dat weet ik niet. Maar hij maakte de indruk iemand te zijn die wist waarover hij praatte. Ik zal er in elk geval toch naar toe moeten, voor het geval er inderdaad wat is.' Biggles stond op. 'Goed, ik ga met je mee. Je kunt ook meegaan, Ginger, als je zin hebt in een dagje naar buiten.' 'Waarom heeft die man de plaatselijke politie niet gewaarschuwd?' vroeg Ginger terwijl hij zijn hoed pakte. 'Dat heb ik hem ook meteen gevraagd,' antwoordde Gaskin. 'Hij zei dat hij dacht dat het een zaak voor een specialist was,' voegde hij er grinnikend aan toe.

'Ha! De plaatselijke politie zal daar haar eigen ideeën over hebben,' merkte Biggles lachend op.

'Hij kon overigens in dat opzicht wel eens gelijk hebben, daar het voorwerp dat hij gevonden heeft, kennelijk iets met vliegen te maken heeft,' zei Gaskin terwijl ze in de auto stapten en wegreden.

'Hij heeft zeker iets gevonden dat uit een vliegtuig gevallen is,' veronderstelde Ginger.

'Daar weet ik niets van,' antwoordde Gaskin ernstig. 'Het was zijn zoon die het voorwerp heeft gevonden, wat het dan ook mag zijn, en wat die jongelui van tegenwoordig niet van vliegtuigen weten is de moeite van het weten niet waard.' 'Laten we onze' tijd niet verdoen met het uiten van veronderstellingen,' stelde Biggles voor.

Naderhand bleek inderdaad, dat ze veel hadden kunnen gissen zonder het juiste antwoord te krijgen. Zonder veel moeite vonden ze Dell Farm, waar ze werden begroet door veel geblaf uit de kennels. Betts deed de deur zelf open, en toen hij hoorde wie ze waren, nodigde hij ze in de zitkamer.

'En waar gaat het nu eigenlijk allemaal over?' vroeg Gaskin op de hem eigen brute manier. 'Ik hoop niet dat u ons helemaal hierheen hebt laten komen om op schimmen te jagen.' 'Ik zal u laten zien waar het om gaat en dan kunt u zelf oordelen,' antwoordde Betts.

'Weet u iets van luchtvaart af?' vroeg Biggles. 'Dat zou ik denken. Ik heb twaalf jaar bij de luchtmacht gediend en ben als sergeant-vlieger ontslagen. Voor die tijd handelde ik in honden,' voegde Betts eraan toe, 'en dat was de reden waarom ik daarmee doorging toen ik demobiliseerde. Dit is wat ik heb meegebracht om u eens naar te laten kijken.'

Uit een kast haalde hij een hoopje wit materiaal dat, eenmaal ontvouwd op de tafel, een parachute werd — of althans een deel daarvan. Terwijl hij de losse uiteinden bij elkaar verzamelde toonde hij ze aan Biggles. 'Wat denkt u hiervan?' vroeg hij met betekenisvolle stem.

Biggles zette grote ogen op, terwijl hij zijn voorhoofd fronste. 'Ziet u wat ik bedoel?' vroeg de ex-vlieger. 'Ja, dat zie ik,' antwoordde Biggles langzaam. De touwen zijn doorgesneden.'

'Dat waren ze vast en zeker. Het ziet er naar uit dat de een of andere arme stakker naar beneden is gesprongen zonder te weten dat een vriend de touwen van zijn parachute had doorgesneden. Hij moet rechtstreeks naar beneden geschoten zijn, met het harnas aan zijn lichaam, terwijl het deel van de parachute dat er het meest op aankwam, boven hem bleef vliegen.'

'Hebt u niet — iets anders gevonden?'

'Nee. Het lichaam moet als een steen loodrecht naar beneden zijn gegaan, maar dit deel zal nog wel wat tijd nodig gehad hebben voor het de aarde bereikte, in aanmerking genomen de hoogte waarop het toestel vloog.' Biggles knikte. 'Hebt u soms vliegtuigen gehoord?' 'Wij horen hier altijd vliegtuigen, dag en nacht. Van straalvliegtuigen tot helikopters. Ik let er niet meer op.' Biggles onderzocht de stof, ze met zijn handen bevoelend. 'Dit heeft niet erg lang op de grond gelegen,' merkte hij op. 'Dat kan ook niet. We hebben gisteren twee regenbuien gehad, de laatste om ongeveer zes uur. Dit was droog toen mijn zoon het meebracht.' 'Hoe laat was dat?'

'Omstreeks elf uur. Dat is de tijd waarop we meestal naar bed gaan. Len, dat is mijn zoon, nam zijn jonge hond mee naar buiten om hem nog even uit te laten. Het beest ging er echter vandoor het bos in. Hij ging het achterna en vond toen dit.'

'Wist hij wat het was?'

'Natuurlijk.'

'Is hij in de buurt?'

'Ja. Wilt u hem spreken?'

'Ik zou graag willen dat hij me liet zien waar hij dit precies gevonden heeft.'

'Ik denk wel niet dat u daar het lichaam zult vinden.' 'Tenzij het toestel erg hoog gevlogen heeft, is het misschien niet zo ver weg. Er was gisteravond niet veel wind. We zullen in elk geval toch de rest van de parachute moeten zoeken. Hebt u iemand hier iets over verteld?'

'Nee. Zodra ik begreep wat er aan de hand was, heb ik Scotland Yard gebeld.'

'Heeft uw zoon de hond nog gevonden?' 'Gisteravond niet. En vanochtend ook niet. Hij kwam een half uur geleden pas aanzetten, doodmoe, en hij zag eruit alsof hij de hele nacht op de konijnejacht was geweest.' 'Dan zal Len dus nog wel weer naar buiten zijn geweest om hem te zoeken?'

'Hij was bij het krieken van de dag al op stap.' 'Laten we eens met hem praten.'

'Ik zal hem roepen. Hij is de kennels aan het schoonmaken. Betts ging de deur uit.

Gaskin knipoogde naar Biggles. 'Een vreemd zaakje. Het ziet eruit alsof er een nieuwe moordmethode is ontdekt, maar we hebben geen bericht gehad dat er iemand vermist wordt.' 'Daar is ook nauwelijks tijd voor geweest. Dit is pas gisteravond gebeurd. Maar als er een vliegtuig verongelukt was, zouden we er stellig al van gehoord hebben. Als de man, die die nutteloze paraplu droeg een solovlucht maakte, zou zijn vliegtuig zonder twijfel zijn verongelukt. Daar het niet verongelukt is, mogen we dus aannemen dat er iemand anders aan de stuurknuppel was. Het feit, dat die piloot niet heeft gemeld dat hij een passagier is kwijtgeraakt, maakt dat deze zaak er kwalijk uitziet.'

'Als hij de moordenaar was, zal hij er niet over hebben willen praten. Ik bedoel als hij de man was, die de paraplu kapot sneed.'

'Ik geloof niet dat het iemand anders geweest kan zijn, anders zou hij het verdwijnen van een pasagier uit zijn toestel gemeld hebben. De man die eruit is gesprongen, aangenomen dat er iemand heeft gesprongen — maar ik kan me niet indenken dat dit een grap zou kunnen zijn — zal stellig zijn eigen parachute niet onklaar hebben gemaakt. 'Dat is zo,' stemde Gaskin in, terwijl hij met zijn duim de tabak in zijn pijp aandrukte. 'Als de rest van de parachute, met het lijk eraan, in het bos ligt, wordt het een hele zoekpartij. Dan kunnen we beter een zoekploeg uitsturen en beginnen dat te organiseren.' 'Die jongen kan ons misschien helpen.' 'Hoe?'

'Het eerste ding wat hij vanochtend deed was het bos intrekken. Ik maak me sterk dat er nog iemand anders ook was.' 'Wie?'

'De man die deze touwen heeft doorgesneden, naar ik aanneem dezelfde als die het vliegtuig bestuurde. Hij mag misschien niet weten waar het bovenste deel van de parachute naar beneden is gekomen, maar hij wist wel ten naaste bij waar de rest zou moeten zijn, omdat de man die sprong, loodrecht naar beneden ging. Hij moet ook bedacht hebben dat het lijk vroeger of later gevonden zou worden, waarbij het zou opvallen dat de touwen waren doorgesneden. Dat zal hij stellig niet gewild hebben, en tenzij ik mij heel erg vergis, moet hij dus ook wel vroeg in het bos zijn geweest in de hoop het harnas terug te krijgen en misschien het lichaam te verbergen. Hij kan ook gehoopt hebben de rest van de parachute te ontdekken. De jongen kan best iemand in het bos gezien hebben.'

'Die kans is er,' gaf Gaskin toe. 'Maar het New Forest is behoorlijk uitgestrekt. Dat neemt niet weg dat we, als we het lichaam kunnen vinden en identificeren, een heel eind dichter bij de man zouden zijn die dit heeft uitgehaald.' Op dit ogenblik kwam Betts met zijn zoon terug, een helder uit de ogen kijkende, intelligent uitziende jongen van een jaar of zestien. Hij keek afwachtend naar de politiemannen. 'Ik wil dat je ons laat zien waar je de parachute gevonden hebt,' zei Biggles.

'Ja mijnheer. Het is niet ver hiervandaan. Niet meer dan tien minuten lopen.'

'Ik begrijp dat je vanochtend ook in het bos geweest bent.' 'Ja mijnheer. Ik zocht Jim, mijn hond.' 'Heb je toen iemand gezien?'

'Nee mijnheer. Of, ja toch, ik heb eventjes een man gezien. Dat was op de weg. Hij stopte, stapte uit, stapte toen weer in en reed weg.'

'Wat was je op dat ogenblik aan het doen?'

'Ik zocht Jim.'

'Heeft die man je gezien?'

'Als hij me niet gezien heeft, dan moet hij me toch gehoord hebben, want ik was de hele tijd aan het roepen en fluiten. Ik heb niet erg op hem gelet. Ik zag dat hij een sigaret opstak en het pakje weggooide. Ik dacht er nog over hem te zeggen het op te rapen. Wij zijn altijd aan het opruimen achter die rommelmakers.'

Biggles glimlachte. 'Heb je het nummer van de auto niet opgenomen?'

'Nee. Waarom zou ik?'

'Laat maar. Kom, laat ons eens zien waar je de parachute gevonden hebt.'

Ze gingen naar buiten, en de jongen nam een weg over het weiland naar de rij bomen die de zoom van het bos aangaf.

Toen ze daar aankwamen werden ze gehuld in de donkere schaduw van oude bomen, waarbij ze vaak moesten bukken voor lage takken. Bladeren en droge varens ritselden onder hun voeten tot ze een open ruimte in het bos bereikten, waaide jongen stilhield. 'Hier is het, mijnheer. Het is een wonder dat de parachute niet in een boom is blijven hangen.' 'Als er wat wind was geweest, zou dat waarschijnlijk gebeurd zijn,' gaf Biggles te kennen.

Een minuut lang stonden ze naar de plaats te kijken. Toen zei Biggles: 'Waar is de weg, waar je die auto zag?' 'Daar.' En wederom wees de jongen hun de weg, een paar honderd meter maar, naar een weg die door het bos liep. Daar stopte hij en wees op een leeg sigarettendoosje, dat in de berm lag. 'Hier is het,' zei hij. 'En daar is het lege sigarettendoosje waarover ik sprak.'

Biggles liep een eindje langs de weg en toen weer terug. 'Ik heb de indruk dat die auto nog teruggeweest is,' zei hij tegen Gaskin. 'Er ligt hier in elk geval verse olie, maar dat kan natuurlijk ook van een andere auto geweest zijn.' 'We kunnen beter eens goed naar dat lichaam gaan zoeken, merkte Gaskin op. 'Zo komen we niet verder.' 'Als we op grote schaal gaan zoeken, komen de kranten het te weten, en daarmee ook de man die dat vliegtuig vloog. Het is beter als hij niet te weten komt dat dat stuk parachute gevonden is. Als hij hier nog niet heeft gezocht, komt hij stellig nog. De verleiding te proberen te verbergen wat er gebeurd is, moet onweerstaanbaar zijn. Maar als hij hoort dat de politie naar een lijk zoekt, zal hij zorgen dat hij uit de buurt blijft.'

'Betekent dat, dat je van plan bent hier rond te blijven hangen om op zijn komst te wachten? Hij kan al hier geweest en weer weg zijn.'

'Weg zal hij niet zijn. Hij kan niet weten dat de parachute gevonden is en het is dus waarschijnlijk dat hij er nog naar zoekt. Waarom niet? Wacht eens. Ik heb een idee.' Biggles richtte zich tot de jongen. 'Ik geloof dat jullie een heel stel honden hebben. Is er een bij met een goede neus?' 'Wij hebben een afgerichte herder. Hij is eigenlijk niet van ons. We herbergen hem voor iemand die naar het buitenland is.'

'Wil je even vlug naar huis lopen, Len, en je vader vragen of we hem mogen lenen? En breng hem dan hier.' 'Ja mijnheer.' De jongen rende weg. 'Wat wil je doen?' vroeg Gaskin.

'Dat zul je wel zien. Misschien lukt het niet, misschien ook wel.'

Ze wachtten ongeveer tien minuten. Toen verscheen de jongen weer, met de hond aan een riem. 'Laat hem eens aan dat sigarettendoosje ruiken,' zei Biggles. Len gehoorzaamde. De hond berook het doosje, zocht een paar maal hier en daar en keerde dan, blijkbaar het spoor bijster, naar de weg terug.

'Dat is de plaats waar de man weer in de auto stapte,' zei Biggles. 'Daarom is er geen spoor. Breng hem nu eens hier waar de auto weer gestopt is of een andere is verschenen. Als de lucht nog niet vervlogen is, kan hij ons misschien het juiste vertellen.'

De jongen gehoorzaamde weer, en dit keer was geen vergissing mogelijk. De hond vond het spoor onmiddellijk en ging er vandoor, de neus bij de grond.

'Dat is het,' riep Biggles uit. 'Die auto is teruggekomen, en ik denk dat we ons niet hoeven af te vragen waarom.' Als Biggles' vermoeden al bevestigd behoefde te worden, dan gebeurde dat spoedig, want de hond die eerst rechtuit was gerend, liep nu tussen de bomen heen en weer. 'Of dit nu onze man was of niet, iets gezocht heeft hij stellig,' zei Biggles, naar adem hijgend van de inspanning om de hond bij te houden.

Steeds verder gingen ze het bos in, daarbij van tijd tot tijd van richting veranderend op een manier die erop duidde dat ze telkens weer hun spoor kruisten. Toen struikelde de jongen over een wortel en viel. De hond, die merkte dat hij los was, ging er vandoor met een snelheid die ze niet meer bij konden houden. De jongen, die vlug overeind kwam, rende hem achterna, roepend dat hij moest stoppen. Hij werd gevolgd door Ginger, waarachter Biggles weer kwam. Inspecteur Gaskin, een zwaar gebouwd man, vormde zwaar hijgend de achterhoede.

Maar ondanks al hun moeite verdween de hond uit het zicht tussen de bomen vóór hen. Dat hij niet ver weg was, bleek echter uit een blaffen, afgewisseld met kreten. Ginger en de jongen braken tegelijkertijd door wat struikgewas heen, waarop ze de hond als een wilde zagen blaffen tegen een man die met zijn rug tegen een boom het dier met een stok op een afstand hield. Toen hij hen zag, schreeuwde hij: 'Is dat uw hond?'

'Ja,' antwoordde Len, die aan kwam rennen. 'Roep hem dan voor ik hem doodschiet,' kreet de man, rood in het gezicht van woede of uitputting — of van beide misschien.

De jongen riep de hond en hij gehoorzaamde, nog steeds grommend.

'Waarom hou je die hond niet in de gaten?' vroeg de man boos, en niet geheel zonder reden. Hij was een donker type, van middelmatige lengte en omvang en droeg een zwarte snor; zijn leeftijd moest ergens tussen de dertig en veertig liggen. Hij was goed, bijna onberispelijk gekleed in stadskleren.

'Het spijt me,' zei de jongen berouwvol. Op dat ogenblik arriveerde Biggles ter plaatse, even later gevolgd door inspecteur Gaskin.

'Je behoorde meer verstand te hebben dan een dergelijk wild beest op openbaar terrein los te laten lopen,' gromde de man. 'Hou hem vast, terwijl ik wegga,' vroeg hij kortaf en verdween.

'Ik vraag me af of hij de man is die we zoeken,' zei Biggles zachtjes tegen Ginger, terwijl ze naar de weglopende man keken.

'Dat is de man die ik uit de auto heb zien stappen,' merkte de jongen op. 'Weet je dat zeker?' 'Absoluut zeker.'

'Dan is de auto waarschijnlijk niet ver weg.' 'Hij gaat naar de weg,' zei Len, die natuurlijk het terrein kende. 'We zijn er hier niet ver vandaan.' 'Blijf hier en houd de hond vast,' beval Biggles. Wij gaan kijken waar hij heen gaat.'

Terwijl ze op pad gingen in de richting die de man had ingeslagen, zei Ginger: 'Die man heeft of een revolver bij zich óf hij probeerde ons bang te maken. Voor jij kwam, dreigde hij de hond dood te schieten. Het kan zijn dat hem dat in zijn woede ontsnapt is, maar hij kan natuurlijk ook gebluft hebben.'

'Ik heb het gevoel, dat ik dat gezicht al eens eerder gezien heb,' mompelde Gaskin, die kennelijk sterk nadacht. Ze stopten achter een paar struiken toen ze de weg in het zicht kregen. Er was geen reden om verder te gaan, want daar stond de auto, dicht tegen de berm, de man ernaast. Nog even draalde hij, terwijl hij een sigaret opstak, alsof hij onzeker was wat hij moest doen. Toen stapte hij in en reed weg. Ginger las hardop het nummer van de grijze auto. 'Een Jaguar,' zei Biggles. 'Dat is iets om op door te gaan. Ik denk dat hij de man is die we zochten. Wat kan hij hier in de vroege morgen gedaan hebben als hij niet naar iets zocht. Hij was hier stellig niet voor een picknick en natuurliefhebbers dragen geen stadskleren als ze achter vogels, insekten of iets van dien aard aanzitten.'

'Hoe staat het met dat lijk dat we zoeken?' vroeg Gaskin. 'Ik stel voor dat we dat voor het ogenblik laten voor wat het is,' antwoordde Biggles. 'Laten we teruggaan naar de Yard om daar na te gaan van wie die auto is. Dat is misschien de vlugste manier om te weten te komen wat er aan de hand is. Toen de jongen hen langs een andere weg, die volgens hem korter was, naar zijn huis terugleidde, keerde de hond op een bepaald punt plotseling om, terwijl hij tekenen van grote opwinding vertoonde en hard aan zijn riem trok. 'Wacht eens even,' zei Biggles. 'Wat is er aan de hand?' 'We moeten het spoor van die man weer gekruist zijn,' zei de jongen.

'Laat die hond eens gaan,' beval Biggles de jongen, die toch al grote moeite had om hem te houden. De hond rende weg, maar hij ging niet ver. Toen hij een groep heesters, vergroeid met bramen en varens bereikte, hield hij in en begon dan met hangende staart terug te deinzen, terwijl hij zijn tanden het zien.

'Ik ben bang dat er daar iets naars te zien is,' zei Biggles, terwijl hij veelbetekenend naar Gaskin keek. 'Len, ga vlug naar huis en neem de hond mee. We spreken straks je vader wel.' Ze namen nota van de richting die de jongen had ingeslagen, zodat ze straks de weg naar de boerderij zouden weten te vinden. Niet zodra was hij uit het zicht of ze begaven zich naar het struikgewas. Er waren daar duidelijk tekenen te zien van een recente verstoring en al gauw struikelde Ginger over iets zachts, dat was bedekt met varens en dode blaren. Toen hij die met zijn voet opzij schoof, werd een jas zichtbaar. 'Daar zijn we dan,' zei hij rustig, en een paar minuten later werd een lijk naar open terrein gedragen. Het was dat van een jonge man met donkere huid. Er waren geen tekenen van een parachuteharnas.

'Hoe is het mogelijk!' riep Gaskin uit. 'Je wilt toch niet zeggen, dat we een ander lijk gevonden hebben?' 'Nee,' antwoordde Biggles. 'Deze man is pas een paar uur dood. Dit is de kerel, die gesprongen heeft. Al zijn botten zijn gebroken.'

'Maar waar is het parachuteharnas, de rest van het stuk dat wij gevonden hebben?'

'De man die hem hier neergelegd en verborgen heeft, moet dat meegenomen hebben. Hij heeft het lijk niet kunnen dragen, of hij heeft het risico niet willen nemen ermee gezien te worden. Hij heeft het lichaam gevonden, maar het bovenste deel van de parachute heeft hij niet gevonden omdat dat er niet was. Len had het gevonden en mee naar huis genomen. Een paar minuten geleden zocht hij er nog naar toen wij hem tegen het lijf liepen. Zo ziet het er althans in mijn ogen uit.' Gaskin, die op zijn knieën bij de dode man lag, doorzocht zijn zakken naar iets waaraan men hem zou kunnen identificeren. 'Deze man is een buitenlander, wie hij dan ook mag zijn,' zei hij. 'Dat kostuum is hier niet gemaakt. Wij gebruiken dit soort materiaal niet en onze jassen hebben ook dit model niet. Er is niets te vinden. De man die hem verborgen heeft, moet alles uit zijn zakken gehaald hebben.' 'Dat was te verwachten.'

'Als hij uit het buitenland kwam, kan het moeilijk worden hem te identificeren,' mopperde Gaskin. 'Dat kleine litteken boven zijn rechteroog zal misschien helpen. En wat is dit?' Toen hij een mouw verschoof had de inspecteur een tatoeering onthuld, laag op de linkerarm. Er waren tekenen, dat men getracht had het teken te doen verdwijnen, maar het ene woord waaruit het bestond kon nog steeds gelezen worden. Dat woord, in blauwe inkt, was Destin.

'Nu weten we in elk geval iets meer,' zei Biggles. 'Het moet een Fransman zijn. Destin is immers het Franse woord voor noodlot.'

'Dat is in elk geval wel passend,' verklaarde Gaskin terwijl hij opstond. 'We zullen deze zaak niet veel langer geheim kunnen houden. Het lichaam moet naar het lijkenhuis, en de plaatselijke politie moet op de hoogte gesteld worden. Ginger kan beter naar het huis van Betts gaan en daar de politie opbellen. Zeg ze dat we een ambulance en een draagbaar nodig hebben. Ze kunnen het beste naar de boerderij toekomen. Wacht daar op ze, Ginger, en breng ze hierheen.' 'Komt in orde,' zei Ginger en vertrok.

Biggles en inspecteur Gaskin wachtten een uur, terwijl ze de zaak bespraken. Toen kwam de ambulance en nam het stoffelijk overschot van de onbekende man mee, waarbij Gaskin aan de dienstdoende sergeant vertelde hoe hij het gevonden had. Ook vroeg hij hem op aandringen van Biggles, 24 uur te wachten met de uitgifte van een beschrijving van de dode man, teneinde hun de gelegenheid te geven bepaalde onderzoekingen te verrichten, vóór de man die het lijk had verbor¬gen, uit de kranten te weten zou komen dat het gevonden was. Daarop keerden ze naar Londen terug, Gaskin om na te gaan wie de eigenaar van de auto was en Biggles voor een telefoontje met zijn Franse collega, Marcel Brissac van de Sûreté.

Toen Biggles op zijn kantoor terugkeerde, vertelde hij zijn staf dat hij, toen hij Marcel op de Sûreté opbelde, sterk getwijfeld had of dat resultaat zou opleveren; hij was dan ook niet weinig verrast toen bleek dat Marcel hem veel meer inlichtingen kon verstrekken dan waarop hij had durven hopen. En hij was niet de enige die verrast was. Marcel was ook verrast over wat Biggles hem te vertellen had. Biggles was nog niet eens klaar met zijn beschrijving van de dode man toen Marcel hem onderbrak: 'Zei je dat hij een litteken boven zijn rechter wenkbrauw had?' 'Ja,' bevestigde Biggles. 'Ken je hem?' 'Hem kennen? Tiens! We zoeken hem. En jij hebt hem gevonden La-la.'

En dit was in het kort wat Marcel over hem wist te vertellen. Zijn naam was Raoul Dubroc, en hij was in Tanger geboren uit een Franse vader en een Arabische moeder. Heel zijn leven was hij een misdadiger geweest. In een poging aan de politie te ontkomen, had hij dienstgenomen bij het Vreemdelingenlegioen en in die periode had hij de domme fout gemaakt zich te laten tatoeëren, niets had dat merk meer kunnen verwijderen. Later was hij gedeserteerd en naar Parijs gegaan waar hij toetrad tot een bende die ervan verdacht werd via Tanger wapens naar de opstandelingen in Algerije te smokkelen. Op deze beschuldiging was hij gearresteerd, maar toen hij beloofde de naam van de leider van de bende bekend te maken, die hem naar hij zei geld schuldig was, had hij een zekere mate van vrijheid gekregen waarvan hij gebruik maakte om te ontsnappen. De Franse politie had sindsdien overal naar hem gezocht.

'Je hebt niet hoog genoeg gezocht,' zei Biggles. 'Het ziet ernaar uit dat zijn kameraden hem hebben opgepakt om hem aan onze zijde van Het Kanaal overboord te gooien. Het lijkt me beter dat je hierheen komt om hem officieel te identificeren.' Marcel zei dat hij zou komen.

Biggles had nog maar net de hoorn op de haak gelegd toen Gaskin binnenkwam. Biggles deelde hem mee wat hij zo juist had vernomen.

De inspecteur trok een gezicht. 'Dit begint er uit te zien als iets belangrijkers dan een gewone moord. Wapensmokkel. Wel, wel.. .'

'Hoe staat het met de auto?'

'Dat heeft me ook aanleiding tot veronderstellingen gegeven. Hij is van een zekere Louis Brand. Hij heeft een verdachte nachtclub in Soho, maar we zijn nooit in staat geweest hem van iets te beschuldigen. Daar moet ik hem eerder gezien hebben. Ik wist niet dat hij ook nog een adres buiten de stad had, maar dat moet toch zo zijn, want de auto is geregistreerd in Hampshire, waar het adres Dawfield Manor luidt.'

'Dawfield Manor,' herhaalde Biggles. 'Die naam brengt me iets in gedachten. Ja, ik weet het al. Daar heeft Sir Roy Wilton gewoond. Hij had de gewoonte gebruik te maken van een vliegtuig en er moet dus een landingsbaan zijn. Twee jaar geleden kwam hij in Afrika bij een jacht op groot wild door een ongeluk om het leven.' 'Het ziet ernaar uit dat deze Brand het buiten gekocht heeft. Hij had altijd volop geld en we hebben er nooit goed achter kunnen komen hoe hij eraan kwam.'

'Wapensmokkel kan voordelig zijn als het goed gaat,' zei Biggles veelbetekenend.

'Ik begrijp dat er niets is waar je hem van beschuldigen kunt?'

'Niets.'

'Als we vlug handelen krijg je misschien iets.' 'Hoe?'

'Het kan zijn dat hij de onderste helft van die parachute mee naar huis heeft genomen. Als die aan de andere helft past, zouden we hem kunnen vragen hoe hij eraan komt.' 'Is deze Brand een vlieger?'

'Niet dat ik weet. Ginger, wil jij dat even nagaan?'

'Wat denk je ervan?' vroeg Gaskin, terwijl hij de rook door zijn pijp blies.

'Het lijkt me nogal duidelijk. Volgens Marcel had Dubroc een meningsverschil met zijn baas over geld. Hij wilde de zaak verraden en de bende wist dat of verwachtte het. Onder het voorwendsel dat ze hem uit Frankrijk weg wilden werken, lokten ze hem in het vliegtuig en gooiden hem overboord.' 'Ik begrijp niet wat die parachute daarmee te maken heeft. Waarom gaf men hem er dan een?'

'Dat is ook voor mij een raadsel,' gaf Biggles toe. 'Er was kennelijk wel een reden, en die zullen we niet te weten komen met hier te blijven zitten.'

'Ben je van plan dat buiten Dawfield Manor aan een onderzoek te onderwerpen?'

'Ja, en hoe eerder hoe beter. Als we niets anders kunnen vinden, hebben we altijd nog een geval van vliegen zonder vergunning.'

'Waarom zoveel haast?'

'Het vliegtuig dat Dubroc hier bracht, is misschien nog in het land, maar na vannacht zal het dat waarschijnlijk niet meer zijn. Als Brand bij die parachuteaffaire betrokken is, zal hij stellig willen dat het vliegtuig verdwijnt. Als het in het donker het land binnen is gekomen, zal het waarschijnlijk ook weer in het donker weggaan. Als we nu vertrekken kunnen we daar zijn tegen dat de duisternis valt.' 'Goed,' stemde Gaskin in. 'Laten we vertrekken.' Biggles keek naar Ginger. 'Geluk gehad?' 'Nee, hij staat noch op de lijst van de luchtmacht noch op die van burgervliegers - niet onder de naam Brand tenminste.' 'Dat doet er niet toe. Er komt hier ergens een piloot in het beeld, dat is zeker,' stelde Biggles vast. 'Dubroc kan het toestel niet zelf gevlogen hebben, want dan was het naar beneden gekomen nadat hij het verliet, en er is geen rapport binnengekomen over een ongeluk. Laten we dit even organiseren. We zullen een zaklantaarn nodig hebben. Algy en Bertie, ik denk dat het beter is dat jullie meegaan. Het is mogelijk dat we met meer dan een man te maken hebben, en dan kunnen er moeilijkheden komen. Steek de lopers in je zak, Ginger. Het kan zijn dat we met deuren te maken krijgen. Goed, laten we gaan.'

'Het wordt een beetje vol met z'n allen in één auto,' zei Gaskin. 'Ik volg jullie wel in mijn eigen wagen, met een reserveman.'

'Zoals je wilt,' stemde Biggles in.

Het was donker tegen de tijd dat de politieauto's Dawfield Manor vonden, iets wat nog niet zo gemakkelijk was geweest, daar het ver buiten de stad lag, zoals te verwachten viel van een buiten met een eigen vliegveld.

Biggles, die de eerste auto bestuurde, stopte niet bij de ingang van de oprijlaan, maar reed iets verder door om onder een aantal bomen op enige afstand van de weg te parkeren, waarbij hij zijn lichten uitdeed. 'We gaan lopen,' zei hij. Door gebruik te maken van de beschutting die eerst een bos en later een heg verschafte, konden ze hun doel onopgemerkt bereiken. Het bleek een typisch oud achttiende-eeuws landhuis te zijn, dat in een omgeving stond die kennelijk lang was verwaarloosd. In een kamer was licht te zien. Het huis van de zijkant naderend, kwamen ze bij een groot open veld, dat kennelijk het landingsterrein was dat door de vroegere eigenaar was gebruikt. Verscheidene bijgebouwen, waaronder een groot, tekenden zich af tegen de hemel aan het eind van het veld dicht bij het huis. Biggles liep daarheen en probeerde een deur. Niemand was verrast toen die op slot bleek. Hij stak zijn hand uit voor de lopers en vond er na een paar mislukkingen een die paste. Biggles drukte de deur open en, terwijl ze de man van Gaskin buiten de wacht lieten houden, gingen ze naar binnen om daar begroet te worden door de onmiskenbare reuk van een vliegtuig, van olie en geverniste bekleding. De zaklantaarn wierp een straal licht in de duisternis. Die straal bescheen een vliegtuig en ging naar beneden langs de romp tot de Franse registratieletter F was bereikt. 'Dat is hem dus,' mompelde Biggles.

'Een Aubert-Cigale,' zei Ginger, die het type herkende. 'Vierpersoons, met deuren die naar boven opengaan aan beide kanten. Dubroc kan geen moeite gehad hebben om eruit te komen.'

'Je bedoelt, dat het niet moeilijk was hem eruit te duwen,' zei Gaskin.

'We weten niet of hij eruit geduwd is,' herinnerde Biggles hem. 'Hij kan bang zijn geweest en naar buiten gesprongen zijn, hoewel hij dat natuurlijk niet gedaan zou hebben als hij geweten had dat er met zijn parachute was geknoeid. Sinds dat gesprek met Marcel heb ik er nog eens over nagedacht. Er was ruzie over geld en Dubroc dreigde met verraad. Misschien weigerde hij om zonder parachute te vliegen. Hij kreeg er toen een die erger was dan niets, omdat hij daardoor het gevoel kreeg dat hij veilig was. Ik weet het niet. Het is een van de theorieën die mogelijk zijn. Eén ding staat echter vast: de piloot van dit toestel is nog steeds in het land en waarschijnlijk in dit huis.'

Ze zochten nog een poosje naar het harnas van de gesaboteerde parachute, maar toen ze het niet vonden, verlieten ze het gebouw en gingen naar de garage. Die was eveneens op slot, maar kon spoedig geopend worden. Binnen stond de Jaguar. In de auto lag niets, maar toen Biggles het bagageruim openmaakte, lag daar op een hoop de onderste helft van de noodlottige parachute. Toen hij deze naar buiten trok en de uiteinden ophield om te laten zien dat ze doorgesneden waren, vielen er enkele voorwerpen uit, waaronder een Franse identiteitskaart op naam van Dubroc en een portefeuille met geld. 'Dat is alles wat we willen weten,' zei Biggles grimmig. 'Het zal niet gemakkelijk zijn voor Brand om, te verklaren hoe deze voorwerpen hier gekomen zijn. Laten we er maar heengaan om te kijken' welke leugens hij zo vlug weet te bedenken. We zullen eerst de achterdeur maar eens proberen.' Gaskins man liep om teneinde de voordeur te bewaken. Algy en Bertie bleven op wacht bij de achterdeur. Die bleek niet op slot en dus gingen de anderen zachtjes naar binnen. Een man die er buitenlands uitzag, was in de keuken aan het vaten wassen. De deur was wijd ópen, maar hij stond met zijn rug naar hen toe en zag hen niet vóór een zacht geluid hem om deed kijken. Hij liet het bord vallen, dat hij in zijn hand hield. Zijn hand vloog naar zijn broekzak; maar Biggles was vlugger, en de man stopte bij het zien van het pistool. 'Pak hem zijn revolver af,' beval Biggles kortaf. 'En jij, hou je mond dicht,' waarschuwde Gaskin de man, terwijl hij de handboeien om zijn polsen sloot. 'Ik begrijp niet,' stamelde de man.

'Dat komt nog wel,' gromde Gaskin. 'Neem hem mee naar buiten, Ginger. Dan kan mijn man op hem passen.' Ze wachtten tot Ginger terug was en liepen toen een lange gang door tot ze bij een deur kwamen, waarachter ze stemmen hoorden. Biggles opende die deur. Het gesprek stopte abrupt. Ze gingen naar binnen.

Er waren twee mannen in de kamer, die bij het haardvuur zaten, een aan elke kant van een tafeltje, waarop flessen en glazen stonden. Een van hen was de man die zij in het bos gezien hadden. De ander was jonger, een kort, tenger, getaand type met zwarte haren en donkere ogen. Door de verrassing konden ze enkele ogenblikken alleen maar kijken. Toen stond Brand halverwege op en ging weer zitten. 'Wat heeft dit te betekenen?' vroeg hij luid. 'Wie bent u?' Gaskin antwoordde. 'Wij zijn van Scotland Yard,' kondigde hij effen aan. 'Wat wilt u?'

'We zoeken inlichtingen over een lijk dat in het New Forest gevonden is en we hebben de indruk dat u ons daaraan kunt helpen.'

'Waarom denkt u dat ik daarvan iets af zou weten?' vroeg Brand scherp. Hij probeerde natuurlijk te spreken, maar zonder veel succes.

'Het lichaam is uit een vliegtuig gevallen. De helft van een parachute is in de nabijheid ervan gevonden.'

'En?'

'De andere helft is in uw auto. Er staat een vliegtuig in uw hangar. We hebben u vanochtend in het bos gezien. We dachten dat u misschien wel iets zou weten.' Brand begreep kennelijk dat hij in de val zat, maar zijn uitleg had niemand verwacht. Ginger kon er alleen maar uit afleiden, dat hij zich wilde zuiveren van de beschuldiging van moord, al kwam een minder ernstige ervoor in de plaats. 'Goed,' zei hij, alsof hij een besluit nam. 'Ik zal de waarheid spreken. Ik geef toe dat ik in het vliegtuig was, maar Dubroc, dat moet de man zijn die u gevonden hebt, sprong uit zichzelf.'

'Nadat hij eerst de touwen doorgesneden had,' merkte Biggles cynisch op.

'Ja.'

Biggles keek ongelovig. 'Wilt u nu werkelijk dat wij geloven dat een man eerst een parachute onklaar maakt en dan probeert er gebruik van te maken?'

'Nee, niet precies zo. Hij sneed de touwen door. Ik heb het hem zien doen. Ik neem aan dat de parachute die hij onklaar maakte voor mij bestemd was, maar hier Leroux moet ze verwisseld hebben toen hij ze uitreikte.'

De man die genoemd was, sprong overeind. 'Dat is een leugen. Ik heb de parachute nooit aangeraakt. Probeer niet de schuld op mij te schuiven.' 'Was u de piloot van het vliegtuig?' vroeg Biggles. 'Ja. Maar ik had niets met de parachutes te maken. Ik draag er nooit een. Brand heeft ze verwisseld. Ik heb hem gezien. Maar ik wist toen niet dat er een beschadigd was.' 'Wanneer kwam u dat te weten?' 'Nadat we geland waren.' 'Heeft Brand u dat verteld?'

'Ja. Hij wilde dat ik met hem meeging om te zoeken naar . . .' 'Hou je bek,' viel Brand hem in de rede. 'Ik heb alleen voorgesteld terug te gaan om te controleren of Dubroc veilig geland was en om hem op te halen.'

Het was nu duidelijk dat Leroux alleen belangstelling had voor zichzelf. Terwijl hij Brand aankeek, vroeg hij: 'Als jij niet wist dat Raouls parachute kapot was, waarom vroeg je me dan te doen alsof het vliegtuig onklaar was om daarna tegen Raoul te roepen dat hij moest springen?'

'Zat Brand naast u?' vroeg Biggles.

'Ja. Raoul zat achterin.'

'Deed u het vliegtuig schudden?'

'Ja.'

'Wist u waarom Brand wilde dat u dat deed?' 'Toen niet. Ik begreep het pas toen ik hem tegen Raoul hoorde roepen dat hij moest springen. Ik herinnerde me toen dat hij de parachutes verwisseld had en ik dacht. . .' 'Leugens, allemaal leugens,' viel Brand hem in de rede. 'Draagt u altijd een parachute als u in de lucht bent?' vroeg Biggles. 'Ja.'

'Waarom?'

'Omdat ik ervan houd te springen. Ik ben bij de parachutisten geweest.'

'Hij was een Duitse paratroeper,' hoonde Leroux. 'Goed. Dat is genoeg,' kwam Gaskin kortaf tussenbeide. 'Dat zoeken we op de Yard wel uit. Daar zal ik jullie verklaringen opnemen. Haal geen grapjes uit. Ik heb mensen, die buiten de wacht houden.'

Brand aarzelde dreigend, alsof hij een uitbraakpoging wilde wagen. Maar dan bedacht hij zich toch en liet zich aan zijn protesterende medeplichtige boeien. Ze werden naar Gaskins auto gebracht. Gaskin doorzocht het huis voor het geval er nog iemand zou zijn. Toen hij niemand vond, deed hij het huis op slot in afwachting van een later zorgvuldig onderzoek van gebouwen en auto's. Daarop keerden ze naar Londen terug, waar Marcel hen al wachtte. 'Voilà!' zei hij, toen zijn ogen op Leroux vielen. 'Jij ook?' 'Ken je hem?' vroeg Biggles. 'Maar al te goed,' antwoordde Marcel.

De waarheid over wat er in die noodlottige nacht was gebeurd werd nooit bewezen, want Dubroc was dood en de verklaringen van Brand en Leroux spraken elkaar tegen, waarbij elk de ander de schuld gaf. Over een ding waren ze het eens. Dubroc had de parachute onklaar gemaakt, en daar dus gezegd kon worden dat hij door zijn eigen hand gestorven was, liet men de beschuldiging van moord vallen. De vraag die overbleef was waarom hij het had gedaan. Het antwoord van Leroux daarop kan juist geweest zijn.

Volgens hem was Brand bij zijn reisjes naar Engeland, die altijd bij nacht plaatsvonden, bang dat per ongeluk een vliegtuig op zijn terrein zou stranden. Daarom ging hij vaak per parachute naar beneden, zodat het vliegtuig naar Frankrijk terug kon keren zonder geland te zijn. Van de mensen die voor hem werkten werd hetzelfde verwacht en ze werden zelfs voor dat doel uitgezocht. Ook in de bewuste nacht was dat de bedoeling geweest, vandaar de parachutes. Dubroc werd zogenaamd naar Engeland gebracht om aan de Franse politie te ontsnappen, maar in werkelijkheid om te voorkomen dat hij praatte. Brand had een groot bedrag aan geld bij zich, de betaling voor een lading wapens. Dubroc wist dat. (Dit was kennelijk juist, want het geld, in Frans bankpapier, werd later in zijn huis gevonden.)

Leroux nam aan dat Dubroc Brand voor dit geld had willen vermoorden. Hij sneed de touwen van Brands parachute door, zodat deze als hij sprong, dood moest vallen. Dubroc zou hem dan achterna gaan, hem vinden, en het geld te pakken krijgen. Maar Brand zag dat Dubroc de parachute onklaar maakte en verwisselde ze. Hij kwam toen te zitten met de moeilijkheid dat hij het lijk van Dubroc moest vinden om een politieonderzoek te voorkomen. Leroux bezwoer dat hij zich dit allemaal pas gerealiseerd had toen Brand hem opdracht gaf te landen. En dat verklaarde het mysterie. Andere aanklachten tegen Brand waren gegrond op documenten, die in zijn huis gevonden waren. De illegale wapenhandel was niet zijn enige activiteit. Hij handelde ook in verdovende middelen en buitenlands geld, waarbij hij onrechtmatig gebruik maakte van een vliegtuig. Hij werd veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf. Leroux werd aan Frankrijk uitgeleverd op grond van een uitleveringsverdrag, waar hij werd beschuldigd van hoogverraad. Bij het verhoor sloeg hij door en de rest van de bende werd gearresteerd. 'Wat ik niet begrijp,' zei Marcel toen het allemaal voorbij was, 'is hoe deze zaak begonnen is.'

'Het begon,' antwoordde Biggles, 'toen een jongen een halve parachute in het bos vond en zo verstandig was die mee te nemen naar zijn vader.'

'Aha,' zei Marcel. 'En die vader begreep dat er iets mis was.' 'Inderdaad,' antwoordde Biggles, glimlachend.