14
Margery maakte me wakker toen ze me een heerlijke café au lait bracht, een glaasje sinaasappelsap, een croissant en jam.
‘Petit déjeuner om de dag te beginnen,’ zei ze.
‘Ja, ik weet het. Mijn moeder beschouwt dit nog steeds als hét ontbijt.’
‘O, is je moeder een Française?’
‘Ja.’
Ze glimlachte. Ook al kon ik zien dat ze vol vragen zat, bedwong ze haar nieuwsgierigheid. Ze moest ook voor andere gasten van mevrouw Brittany hebben gezorgd, misschien andere Brittany-girls. Misschien was zelfs Portia of Camelia hier geweest. Ze wist natuurlijk hoe mevrouw Brittany over gebabbel dacht.
‘Ik ben twee keer bij je komen kijken,’ zei ze. ‘Ik wilde je niet wakker maken, maar ik dacht dat je nu wel op zou willen staan. Het is bijna twaalf uur.’
‘Echt waar? Ik heb in maanden, misschien wel jaren, niet zo lang geslapen.’
Ze zette het blad op het tafeltje bij het bed en rolde het naar me toe. Toen, zonder het te vragen, stopte ze een tweede kussen achter mijn rug, zodat ik gemakkelijker rechtop kon zitten. Ik had er beslist niets op tegen om verwend te worden, niet na alles wat ik had meegemaakt.
‘Goed zo, hè?’
‘Ja, dank je, Margery.’
‘Ik kan eieren met ham voor je maken, als je wilt.’
‘Dit is voorlopig meer dan voldoende. Dank je, Margery.’
‘Graag gedaan. Bel maar als je nog iets anders nodig hebt,’ zei ze. Toen aarzelde ze even, alsof ze nog iets wilde vragen, maar bedacht zich en ging weg.
Ik zuchtte en keek om me heen in mijn gezellige, lichte en warme kamer. De pasteltekening van twee kleine meisjes die een zandkasteel bouwden op het strand en de gebosseleerde kandelaars aan de muren waren me aanvankelijk niet eens opgevallen. Toen ik klaar was met mijn petit déjeuner schoof ik het tafeltje opzij en strekte me weer uit, liet me diep wegzakken in de zachte matras en de enorme kussens. Na de maanden van opleiding en trainen op mevrouw Brittany’s landgoed was zo’n luie dag verrukkelijk. Geen telefoon rinkelde om me te wekken, niemand bonsde op de deur om me tot haast aan te zetten en te zorgen dat ik overal op tijd kwam.
Ik deed er met opzet lang over om alles te doen. Toen ik naar beneden ging was het bijna halftwee ’s middags. Ian was buiten bezig het gras te maaien en struiken te snoeien. Margery, die me wat van haar eigengemaakte limonade bracht op de patio, vroeg of ik nog wensen had en ging toen naar boven om mijn kamer te doen.
Het was minder warm dan gisteren, dacht ik, maar er was geen wolkje in de lucht te bekennen. Brittany-girls mochten niet te veel in de zon liggen. Onze gebruinde teint, zo we die al hadden, kwam uit tubes. Claudine Laffette had me verteld dat mevrouw Tiffany verwachtte dat haar girls er jong en mooi uitzagen tot ze begin veertig waren. Vroegtijdige rimpels waren voor ons zo dodelijk als voor vampiers die zich realiseerden dat ze het eind van hun zogenaamde onsterfelijkheid bereikten. De huid van mevrouw Brittany zag er nog steeds jeugdig uit, al had ze beslist wel wat plastische chirurgie achter de rug, en gebruikte ze dure crèmes en maskers voor de huid. Ik had een paar van de nieuwste wondercrèmes in mijn make-uptas, met bijbehorende instructies.
‘Je bent nooit te jong om te beginnen met het verzorgen van je huid,’ zei ze. ‘Als je je nu de goede gewoontes aanwent, ben je daar later blij om.’
Inmiddels gedroeg ik me net als alle anderen onder haar bevel. Waarschijnlijk zou ik over gloeiende kolen lopen als ze tegen me zei dat het nodig was.
Ik lag languit op een ligstoel in de schaduw, met een glas van Margery’s koude limonade van verse vruchten. Ze had de radio voor me aan laten staan. Na alle spanningen in de laatste zesendertig uur, vond ik het heerlijk om gewoon niets te doen en me te ontspannen. Ik was bijna weer in slaap gevallen toen ik de deurbel hoorde. Margery ging snel opendoen en ik kwam overeind om te luisteren.
Even later verscheen Paul Lamont op de patio. Hij droeg een lichtblauw hemd met korte mouwen en een lichtblauwe broek. Zijn blote voeten staken in blauwe espadrilles. Zijn haar zat net zo perfect als de vorige avond. Iedereen zag er overdag altijd anders uit, dacht ik. Onvolkomenheden waren altijd meer zichtbaar, maar zo mogelijk zag hij er nu zelfs nog knapper uit.
‘Ik hoop niet dat ik stoor,’ zei hij.
‘O, nee. Ga zitten.’ Ik knikte naar een stoel. ‘Wil je wat verse limonade?’
‘Ziet er goed uit.’ Hij schonk een glas in, nam een slokje en glimlachte. ‘Kon niet beter.’ Hij staarde me even aan. ‘Toen ik vanmorgen wakker werd, moest ik meteen aan jou denken. Hoe mooi en aantrekkelijk je bent.’
‘O?’
Een van de dingen die mevrouw Brittany me had geleerd was dat de meeste mensen zich verplicht voelen een compliment met een compliment te beantwoorden ook al menen ze het niet. ‘Als iemand je een compliment geeft, accepteer het dan vriendelijk,’ vertelde ze me, ‘maar overdrijf niet en zeg niets dat onoprecht lijkt. Werkelijk opmerkzame mensen weten of je alleen maar beleefd bent, maar je wekt ook de indruk dat je niet gelooft het compliment te verdienen dat ze je net hebben gemaakt. Houd je emoties goed in bedwang. Verlies nooit de controle over jezelf, en de gemakkelijkste manier is om iemand toe te staan je ego te strelen.’
‘Ik ben vanmorgen niet wakker geworden. Ik heb tot bijna twaalf uur geslapen, dus ik had geen tijd om aan iets of iemand te denken,’ zei ik, nauwelijks reagerend op zijn vleierij.
‘Dat is te begrijpen. Het tijdverschil en zo, en we hebben je gisteravond veel te lang opgehouden.’
‘Het was niet als een klacht bedoeld,’ zei ik. ‘Ik wílde lui zijn. Ik ben van plan zo lui mogelijk te zijn.’
Hij lachte.
‘Mooi, intelligent en eerlijk. Je bent inderdaad uniek, vooral in het sociale wereldje dat je hier zult aantreffen. Je zou je wel eens ontheemd kunnen voelen.’
‘Ik ben wat ik ben,’ zei ik met koele overtuiging. ‘Ik ben niet van plan te veranderen om me bij wat of wie dan ook aan te passen.’
‘En zelfverzekerd ook. Ik zou graag willen weten hoe je bent opgevoed.’
‘O, nee, dat zou je niet,’ mompelde ik. Hij lachte nerveus. Even viel er een ongemakkelijke stilte.
‘Zo interessant is mijn leven nog niet,’ voegde ik eraan toe om het zwijgen te verbreken.
‘Goed, dat je er “nog” aan toevoegt.’ Hij keek om zich heen. Ian was bezig heggen te snoeien, maar keek zo nu en dan achterom naar ons. Paul knikte naar hem voor hij zich weer naar mij omdraaide. ‘Je hebt laat ontbeten, neem ik aan?’
‘Petit déjeuner. Fatsoenlijk laat.’
‘Ja, natuurlijk. Maar misschien voel je iets voor een lunch in het Café de Paris. Drie uur is een goede tijd ervoor,’ zei hij, met een blik op zijn horloge. Hij hield zijn hoofd schuin en ging toen verder. ‘Ik heb eerst aan Norbert gevraagd of hij misschien andere plannen voor je had. Hij dacht dat hij vrij zou zijn, maar hij is in beslag genomen door een gemeentelijke kwestie. Ik zei dat ik graag voor hem zou invallen wat jou betreft. Hij opperde dat ik me misschien een beetje te veel opdrong, en dat ik je de tijd moest geven om gewend te raken aan je nieuwe omgeving. Ik heb hem geantwoord dat ik niet dacht dat je zo oud was dat je daar veel tijd voor nodig had. Dacht ik verkeerd?’
‘Eerlijk gezegd, krijg ik wel honger. Waar is het Café de Paris?’
‘In Monte Carlo, vlak naast het casino.’ Hij leek verbaasd dat ik dat niet wist.
‘Oké. Misschien kan ik dan beter iets anders aantrekken.’
‘Nee, dit is prima.’
‘Dan haal ik even een borstel door mijn haar en doe wat lippenstift op.’
‘Nee, je ziet er uitstekend uit. Voor mij tenminste.’
‘Weet je niet dat vrouwen er in de eerste plaats goed uit willen zien voor zichzelf en dan pas voor een man?’
Hij lachte. ‘Niet de vrouwen die ik ken.’
‘Misschien moet je je kennissenkring dan eens uitbreiden.’
‘Dat is precies wat ik van plan ben,’ antwoordde hij met een ondeugende glimlach.
Toen ik naar binnen ging en de trap opliep, moest ik stilletjes lachen. Ik was echt aan het flirten. Voor mevrouw Brittany in mijn leven kwam, was ik altijd, als ik een jongen tegenkwam die me interesseerde, volkomen eerlijk over mijn bedoelingen. Ik was bezig te veranderen, en die verandering beviel me. Toen ik voor de spiegel mijn haar stond te kammen, wachtte ik toen er even een zorgelijke gedachte door mijn hoofd ging.
Gebeurde dit niet allemaal een beetje te snel? Norbert brengt hem hierheen, en dan verdwijnt Norbert van het toneel. Ik wist zeker dat mevrouw Brittany me op de proef stelde. Wilde ze zien hoe snel ik me aan het sociale leven zou aanpassen? Of ik voorzichtig zou zijn? Of was dit misschien het eerste uitstapje op dit gebied? Zou ze een rapport krijgen van Norbert en Paul? Moest ik wel zo enthousiast met Paul meegaan? Ik had me voorgenomen mijn gedrag met mannen altijd strenger te bekritiseren dan mevrouw Brittany. Had ik meer moeten doen alsof ik moeilijk te krijgen was, hem moeten afwijzen maar de mogelijkheid van een volgende keer suggereren? Was het te laat om nu nog van mening te veranderen? Wat voor indruk zou dat maken?
Ik was me wel intens bewust geworden van elke handeling, elk woord. Maakte dat me voorzichtig of domweg neurotisch? Hoe dan ook, dacht ik, als ik nu toch aan dit spelletje mee moet doen, dan zal ik het zo goed mogelijk spelen, en als ik in de fout ga, het zij zo. Misschien was het wel een goed idee om erachter te komen of ik een echte Brittany-girl kan worden, beter nu dan later, niet alleen voor haar maar ook voor mijzelf. Waarom zou één van ons nog meer tijd verspillen?
Hij wachtte op me onder aan de korte trap en keek naar me op met zoveel bewondering in zijn ogen dat ik me voelde als Venus die nederdaalde.
‘In mijn ogen zie je er nog steeds fantastisch uit,’ zei hij.
‘Ik had niet verwacht dat ik er slechter uit zou zien met wat lippenstift en geborstelde haren.’
Hij lachte en stak zijn hand naar me uit. Deze keer werd hij vastgepakt met enige belangstelling. Ik keek achterom en zag dat Margery bij de deur naar ons stond te staren.
‘Zal ik vanavond het eten klaarmaken, miss Wilcox?’ vroeg ze.
‘We bellen u nog,’ antwoordde Paul. Hij keek naar mij om te zien wat ik zou zeggen of doen nu hij zo snel had geantwoord op de aan mij gestelde vraag.
‘Ik zal u bellen als er verandering komt in mijn plannen,’ zei ik, met de nadruk op ‘ik’.
Hij knikte. ‘Vergeef me mijn enthousiasme, s’il vous plaît.’
‘Enthousiasme is niet erg, maar elke vrouw omringt zichzelf met haar eigen mijnenveld,’ waarschuwde ik met een kort glimlachje.
Hij hield zijn adem in en rechtte zijn rug. ‘Yes, ma’am,’ zei hij, en hief zijn hand op naar zijn voorhoofd.
‘Niet salueren alsjeblieft, Paul. Dat is de kus van de dood.’
‘Oké.’
We liepen naar buiten.
Paul had een goudkleurige Lamborghini.
‘O, je hebt een Murciélago,’ zei ik.
‘Weet je wat dat is?’ vroeg hij met oprechte verbazing.
‘Mais oui. Zoals alle Lamborghini’s is hij genoemd naar een beroemde stier.’
‘Heb je verstand van auto’s?’
‘Een beetje,’ antwoordde ik. Mevrouw Brittany’s advies was altijd bescheiden te blijven en de man in wiens gezelschap je was, altijd in de waan te laten dat hij meer wist dan jij, ook al was dat niet zo.
‘Het mannelijk ego heeft gebrek aan vitamine C,’ had ze tegen me gezegd, half schertsend. ‘Het is gemakkelijk gekwetst.’
Eerlijk gezegd wist ik maar weinig van auto’s. Een van de eisen van professor Marx was dat ik leerde over dure automerken. Ik kende de tien duurste en kon meepraten over hun motoren en accessoires. De meeste rijke en invloedrijke mannen hielden van hun kostbare speeltjes en vonden het prachtig als iemand hun enthousiasme ervoor deelde.
Soms als mevrouw Brittany probeerde me deelgenoot te maken van haar man-vrouwwijsheid, dacht ik weleens dat een man, elke man, in het nadeel was bij een van de Brittany-girls. Er waren zoveel trucs, manipulaties, allemaal zo subtiel, dat de man zich er niet van bewust was hoe hij onder controle stond.
Paul keek naar me en knikte.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Je bent werkelijk een verbluffende vrouw.’
‘Bedoel je dat je het eerst niet meende toen je het zei?’
‘Jawel, maar… hoe oud ben je, negentien?’
Een andere Brittany-uitspraak kwam snel bij me op. ‘Het is niet de tijd die je klokt, het is wat je klokt in de tijd die je hebt gehad,’ zei ik.
Hij sperde zijn ogen open en lachte toen. ‘Goed gezegd, goed gezegd. Ik denk dat ik dat zal aanvoeren tegen mijn vader als hij me weer een preek geeft omdat ik iets fout heb gedaan, en er de nadruk op legt hoe jong en onervaren ik ben.’
‘Denk eraan dat je mij de eer geeft.’
Toen ik in de auto stapte, die kennelijk splinternieuw was, vroeg hij me meer over de beroemde stier waarnaar zijn auto was vernoemd. ‘Ik bedoel, ik weet dat ze dat doen als ze de auto een naam geven,’ zei hij, ‘maar ik weet niet waarom de ene stier beroemder is dan de andere.’
Ik wist niet zeker of hij wel de waarheid vertelde. Testte hij me om te zien of ik werkelijk iets wist? ‘Murciélago,’ zei ik. ‘Murciélago was bekend omdat hij in een stierengevecht achtentwintig zwaardsteken had overleefd. De toeschouwers riepen dat zijn leven gespaard moest worden, en dat deed de matador.’
‘Ben je weleens naar een stierengevecht geweest?’
‘Nee, maar ik heb erover gelezen. En ik heb Hemingways Death in the Afternoon gelezen.’ Het was een van de boeken op de lijst van professor Marx.
‘Echt waar? Ik heb erover gehoord, maar ik heb het niet gelezen.’
‘Nu je een auto hebt die naar een stier genoemd is, zul je dat misschien nog doen.’
‘Ik zal het zo gauw mogelijk lezen. En dan kunnen we er misschien samen over discussiëren.’
‘Heb je weleens met een vrouw gediscussieerd over een boek?’
Hij schudde glimlachend zijn hoofd. ‘Nou, nee.’
‘Dan zal het een nieuwe ervaring voor je zijn.’
‘Ja.’ Hij startte de motor en gaf een klopje op het stuur. ‘Dankzij jou ben ik nu nog trotser op mijn vehikel.’
‘Mooi. Maar je hoeft niet achtentwintig ongelukken te overleven.’ Hij lachte en reed de Basse Corniche op, die, zoals hij uitlegde, een van de snelwegen was naar Monaco.
‘Er zijn drie hoofdwegen: de Basse-Corniche, de Moyenne Corniche en de Grande Corniche. Ik hou van deze weg. Die is schilderachtiger.’
Dat was waar. Het uitzicht op zee was indrukwekkend. We reden door een korte tunnel die uit een rots gehakt was en door het dorp Èze-sur-Mer, waar ik fruit- en groentestalletjes zag langs de kant van de snelweg. Het herinnerde me eraan hoe trots mama was op de versheid van de Franse voedingsproducten. Ik realiseerde me niet hoe zwijgzaam ik was geworden toen ik aan haar dacht, maar opnieuw besefte ik dat ik in Frankrijk was, dichterbij mama’s familie en waar ze was geboren dan ik in lange tijd geweest was.
‘Gaat het goed?’ vroeg Paul, toen ik zo lang stil bleef.
‘O, ja. Prima. Ik geniet van de omgeving.’
‘En, mysterieuze vrouw, wat wil je me vertellen over jezelf? Ik heb langzamerhand toch wel een beetje informatie verdiend, vind je niet?’
‘Ik ben dol op bittere chocola,’ zei ik.
‘Dan zullen we ervoor zorgen dat je vandaag wat van de beste Belgische chocola krijgt. Kom je uit New York?’
‘Ik ben er geboren, maar je mag raden waar ik vandaan kom.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Dit wordt echt een uitdaging.’
‘Zou je het anders willen hebben?’
‘Nee.’
‘Dat zou je wél,’ zei ik. ‘Net als alle mannen wil je dat het op rolletjes loopt met een vrouw.’
‘O, ja? Hoe kom je aan die ervaring? Of moet ik zeggen wat je geklokt hebt?’
‘Hoe vaak heb je je vinger tegen een hete kachel gehouden voor het tot je doordrong dat je dat niet moest doen?’
‘Is dat wat je denkt wat een man is, een hete kachel?’
‘O, nee, absoluut niet. Sommigen zijn meer koude soep.’
‘Hm, dat is niet altijd even slecht. We hebben bijvoorbeeld verrukkelijke gazpacho.’
Laat hem dit punt winnen, kon ik mevrouw Brittany horen fluisteren. Als je de man in wiens gezelschap je bent voortdurend frustreert en te slim af bent, zal hij niet lang bij je blijven.
‘Touché,’ zei ik.
Ondanks het feit dat ik zo vaag was in mijn antwoorden over mijzelf, kon ik merken dat hij zich meer relaxed met me voelde. Toen we Monaco en Monte Carlo binnenreden, maakte hij me attent op verschillende bezienswaardigheden, het paleis en de musea. Toen we afsloegen naar het wereldberoemde casino, was ik onder de indruk hoe mooi en fris alles eruitzag. Ik wilde niet een toeriste zijn met uitpuilende ogen van verbazing, maar ik was niet vaak weggeweest uit New York en Amerika en alleen toen ik een stuk jonger was. Ik kon er niets aan doen dat ik enthousiast was en mijn uiterste best moest doen om niet te naïef te lijken. Ik wilde niet dat hij iets over mijn verleden zou weten als ik het kon voorkomen.
Iedereen scheen hem te kennen in het Café de Paris. Hij had, naar ik aannam, zijn favoriete tafel, uit het zicht en in een hoek. De meeste gasten zagen er net zo succesvol en rijk uit als hij. Waar ik ook keek, overal zag ik vrouwen en mannen in stijlvolle kleren, met dure juwelen, die de joie de vivre uitstraalden die gepaard gaat met een leven zonder echte zorgen. De muziek in dit restaurant was gelach. Glimlachjes volop. Iedereen bevond zich op zijn eigen toneel, nodigde de rest van ons uit naar hen te kijken en hen te benijden.
‘Je had gelijk,’ zei ik. ‘Drie uur is een goede tijd om te lunchen.’
‘Het is hier stampvol als de cruiseschepen aanmeren, maar ik wist dat er vandaag geen zou komen,’ zei hij toen we zaten. ‘Hou je van rosé?’
‘Bij de lunch. Heel graag.’
‘Heb je een bepaalde voorkeur?’
Ik bestudeerde de wijnkaart en koos een uitstekende Côtes de Provence-rosé die ik kende. Opnieuw toonde hij zich onder de indruk. Werd alles wat ik deed afgevinkt? Ik had het gevoel dat Nigel Whitehouse aan de tafel rechts van ons zat en elke beweging van me gadesloeg. Zou ik me altijd zo blijven voelen, altijd denken dat iemand uit mevrouw Brittany’s wereld over mijn schouder keek, elk gebaar dat ik maakte, elk woord dat ik sprak, beoordeelde?
We bestelden ons eten. Omdat ik had gesproken over Hemingways Death in the Afternoon, concentreerde ons gesprek zich op boeken en theater. Kortgeleden nog had professor Marx erop aangedrongen dat ik haast maakte met mijn kennis van het Londense toneel. Paul was niet op de hoogte van de nieuwe productie van een bepaalde schrijver en was weer verbaasd dat ik zoveel wist.
‘Hoe houd je dat toch allemaal bij?’
‘Net als iedereen, kranten, televisie. Dat is niet zo geheimzinnig.’
Ik bracht het gesprek op zakelijke onderwerpen, zijn bedrijf, cosmetica in het algemeen. Het verbaasde hem dat ik wist dat zijn firma op de New Yorkse effectenbeurs genoteerd stond, maar mijn vader had de aandelen al enige tijd aan zijn cliënten aanbevolen. We spraken erover wat de koers van een bepaald aandeel deed stijgen en dalen. Ik was mijn vader dankbaar voor zijn voortdurende lessen aan tafel over economie, vooral toen ik bedacht dat economie Pauls hoofdvak was aan de Sorbonne. Ik kon bijna voelen hoe zijn eerste goede indrukken van me met de minuut beter werden. Het was of je de gietvorm van een mooi standbeeld onder je ogen zag verharden terwijl het vervuld was van jou.
Ik keek om me heen, aangepord door mijn paranoia, die snel mijn nieuwe schaduw begon te worden, onafscheidelijk van alles wat ik zei en deed. Maar ik was niet zenuwachtig. Integendeel, ik verwonderde en verheugde me dat mijn zelfvertrouwen zo snel toenam. Als dit mijn eerste test was, dan zou ik met vlag en wimpel slagen.
‘En hoe ken jij mevrouw Brittany?’ vroeg hij toen we klaar waren met het dessert. We hadden een tiramisu gedeeld.
‘Een vriend heeft me aan haar voorgesteld,’ antwoordde ik, denkend aan Bob.
‘Ik heb nooit goed begrepen wat ze doet, hoe ze aan zoveel geld kwam. Je moet Norbert eens over haar horen. Hij denkt dat de zon met haar op- en ondergaat.’
Er ging een alarm bij me af. Als er één vraag was die me op de proef moest stellen, dan was het deze wel.
‘Ze is zijn peetmoeder,’ zei ik.
‘Ja, ik weet dat zij en haar man verwant zijn met hem, maar ik had de indruk dat ze tot de arme royalty behoorden. Die villa waarin je woont, is meer dan acht miljoen dollar waard.’
Ik haalde mijn schouders op, alsof ik mijn leven lang gewend was aan multimiljoendollarvilla’s. Bovendien was het gemakkelijk te zien dat een miljoen voor de rijken hier niet meer dan honderd dollar was voor de mensen thuis.
‘Mevrouw Brittany is een ondernemende vrouw,’ zei ik. ‘Ze geniet van haar succes en maakt verstandig gebruik van haar rijkdom.’
‘Hoe?’
‘Pardon?’
‘Hoe is ze aan die rijkdom gekomen?’
Ik kon me niet voorstellen dat Norbert hem niets verteld zou hebben, maar aan de andere kant was hij haar misschien net zo trouw als iedereen die voor haar werkte. Werkte hij ook voor haar? Stuurde hij haar cliënten uit deze wereld van rijkdom en glamour?
Weer haalde ik mijn schouders op. ‘Ze is een nog groter mysterie dan ik.’ Hij moest lachen.
‘Oké, we praten verder over mij.’
‘Goed idee.’ Ik greep de kans aan. ‘Is je huwelijk echt gearrangeerd?’
‘Dat is wat mijn aanstaande verloofde denkt.’
‘En jij?’
‘Ik denk er nog over na,’ zei hij, maar niet erg vastberaden.
‘Hoe is ze?’
‘Niet onaantrekkelijk, maar ik denk niet dat ze veel weet over auto’s of boeken of toneel. En ik weet dat ze ook weinig benul heeft van aandelen en obligaties. Anders dan jij, heeft ze weinig ervaring opgedaan in de reële wereld. Ze heeft een etiquettecursus gevolgd en een kunstopleiding, maar ik denk dat ze daarbij, hoe zal ik het zeggen, slechts een stootje in de goede richting heeft gekregen.’
‘Hoe vaak zien jullie elkaar?’
‘Als onze families bijeenkomen, wat tegenwoordig één keer per maand is.’
‘Dus wanneer verloven jullie je officieel? Als jij het ermee eens bent natuurlijk.’
‘Ik weet het niet.’ Hij begon duidelijk een beetje van streek te raken. ‘Ik ben van mening veranderd. Laten we over iets anders praten dan over mij.’
‘Waarom wil je dit doen als je niet van haar houdt?’ hield ik vol. Ik wist dat het taboe was om een man met wie je uitgaat een ongemakkelijk gevoel te geven, maar ik was nu echt in hem geïnteresseerd, en het was nog steeds mogelijk dat hij niet betrokken was bij een test van nieuwe capaciteiten.
Hij nam me een ogenblik aandachtig op, haalde diep adem en zei: ‘Het is meer een fusie dan een huwelijk. Ik zou uiteindelijk de algemene leiding hebben. Zoals je weet, zijn we een internationale onderneming. We beginnen net in Azië, en als hun familiezaak gekoppeld wordt aan die van ons… We praten over enorme getallen. En ik zou de topman zijn.’
‘Ambitie, tragische overmoed,’ zei ik op een toon van speelse waarschuwing. Ik dacht aan mijn discussie over Macbeth met professor Marx en het werk dat Sheena en ik hadden gedaan met het toneelstuk. We hadden het hardop gelezen en allebei meerdere rollen gespeeld, genietend van ons overdreven acteren. Ik dacht dat ik een heel acceptabele Lady Macbeth zou zijn.
‘Mij zal het prima gaan,’ zei hij. ‘Maar alle gekheid op een stokje, wat zijn jouw interesses? Hoe komt het dat je hier bent? Hoe lang blijf je? Zit je nog op school? Ga je misschien naar school, naar de universiteit, in Europa? Alsjeblieft. Vertel me iets over jezelf, behalve dat je van chocola houdt.’
Ik lachte. Als ik hem niet tenminste íéts vertelde, dacht ik, zou dit weleens de laatste keer kunnen zijn dat ik hem zag. En ik wilde hem weer terugzien.
‘Ik weet niet hoe lang ik hier nog zal zijn,’ begon ik. ‘Ik ben getrakteerd op een vakantie. Ik ben geïnteresseerd in de meeste dingen. Nee, ik ga op het ogenblik niet naar school. Ik hang ertussenin. Wat zeg je daarvan?’
‘Ik ben niet veel wijzer dan vóór je antwoord,’ zei hij.
‘Oké, is dit de laatste keer dat we elkaar zien?’
‘Liever niet.’
‘Met het verstrijken van de tijd zul je meer over me te weten komen.’
Hij glimlachte. ‘Wat was je van plan de rest van de dag te doen?’
‘Niet veel. Misschien ga ik zwemmen.’
‘Wil je gezelschap?’
‘Ik dacht dat ik dat al had,’ antwoordde ik.
Hij wenkte de ober. ‘Addition, s’il vous plaît,’ zei hij. ‘We kunnen even langsgaan bij een winkel hier vlakbij waar ze de beste chocolade in Monaco verkopen.’
‘Ik maakte maar gekheid. Het is niet belangrijk.’
‘Oké. Laten we dan naar mijn huis gaan en een zwembroek halen. Op die manier kan ik indruk op je maken, zou Norbert zeggen.’
‘O, nee, niet weer zo’n enorm landhuis.’ Ik veinsde een geeuw, deed alsof dat idee me verveelde. Hij lachte en betaalde onze lunch.
Zijn ouderlijk huis lag boven de Grande Corniche. Het zag er meer uit als een kasteel met zijn torentjes en muren. Toen ik dat zei, vertelde hij me dat het echt een kasteel was geweest.
‘Het was de droom van mijn vader om er een bewoonbaar modern huis van te maken. Het heeft bijna vijf jaar gekost om het te verbouwen en te moderniseren met sanitair en elektriciteit. Er is ook een lift, al heeft geen van mijn ouders er een nodig.’
‘Ben je enig kind?’
‘Mijn zusje zegt dat zij dat is,’ antwoordde hij glimlachend. ‘Wij zijn de enige kinderen. Zij is ouder en getrouwd en woont in Zwitserland. Ze is zo’n Green Peace-type, dus zijn mijn ouders en zij het in de meeste opzichten niet met elkaar eens. Haar huwelijk is een ramp in hun ogen. Ze tolereren mijn zwager, maar zijn niet erg dol op hem. Als gevolg daarvan is mijn zus niet vaak hier en wil ze niets te maken hebben met ons familiebedrijf. En jij? Heb jij nog broers of zusjes?’ Hij wachtte om te zien of ik antwoord zou geven.
‘Ik ben in mijn eentje.’ Het was niet echt een antwoord op zijn vraag, maar het was waar.
‘Oké.’
We reden door het open hek een groot binnenplein op.
‘Mijn vader zegt dat hier vroeger een slotgracht was, maar hij maakt natuurlijk gekheid.’
Ik stapte uit, inmiddels heel nieuwsgierig. ‘Zijn je ouders thuis?’
‘Nee, ze maken een uitstapje met een paar vrienden. Op het jacht. Maar ze komen deze week terug, en dan kan ik een korte trip met je maken, misschien een dag of zo, als je dat leuk vindt.’
‘Misschien,’ zei ik. Ik vond dat ik dat absoluut eerst met mevrouw Brittany moest bespreken; misschien zou ik er dan achter komen of het afgesproken werk was of dat het toeval was. En zelfs al gebeurde het allemaal bij toeval, dan wist ik nog niet hoe ze zou reageren. Misschien zou ze vinden dat ik al te ver was gegaan.
‘Mijn vader wilde de buitenmuren handhaven. Het huis heeft een geschiedenis. In de zeventiende eeuw was dit het kasteel van een edelman,’ legde Paul uit terwijl we omhoogkeken naar de muren rond de ingang. ‘Natuurlijk was dit soort gebouwen koud en somber, dus een deel van de renovatie was het vergroten van de ramen om meer zonlicht binnen te laten. Er zijn twaalf slaapkamers. Hij hield de oorspronkelijke constructie in stand, zodat ze allemaal volmaakt rond zijn. Als je in kringen wilt lopen, ben je hier op de juiste plaats,’ schertste hij. Hij opende de grote eikenhouten voordeur, die uitkwam op een ander, kleiner binnenplein. De andere moderne ingang met grote glazen ramen bevond zich aan de andere kant daarvan.
‘Voilà,’ zei hij. Het binnenplein was voorzien van houten banken, kleine vijvers en fonteinen, mooie bloemen en een paar beeldhouwwerken. ‘Mijn kamer is op de derde verdieping. Je moet het uitzicht daar zien.’
‘Zei de vos dat niet tegen de kip?’
‘Niet precies, maar het komt dicht in de buurt.’
Ik volgde hem over de stenen wandelgang naar de eigenlijke ingang. Een vrouw in een lichtblauw uniform verscheen zodra we in de grote entree stonden. Ze leek achter in de vijftig, begin zestig.
‘Ah, mevrouw Luden. We komen alleen even een zwempak halen. Laat u niet storen in uw bezigheden.’
‘Goed, meneer Lamont.’
Ze keek me onderzoekend aan, maar draaide zich toen snel om en ging verder met haar werk.
‘Is al jaren bij de familie,’ mompelde Paul en ging me voor naar de ronde trap.
‘Ze leek mijn aanwezigheid hier niet op prijs te stellen,’ zei ik.
Hij keek haar na. ‘Kan zijn. Ze is altijd nogal preuts geweest. Maar goede bedienden zijn ook doofstom.’ Hij bleef staan en knikte naar de indrukwekkende gobelins aan de muren, de schilderijen en de grote meubels. In een plafond was een bovenraam aangebracht waardoor de zon omlaag scheen en beelden in nissen en kunstvoorwerpen op tafels en planken verlichtte. ‘Denk je dat je zou kunnen leven in dit paleis?’
‘Tot dusver, ja. Het heeft nu niets kils of sombers.’
‘Ja. Home, sweet home,’ zei hij en pakte mijn hand, zodat we samen de trap op konden lopen.
Een ronde slaapkamer was een unicum. Er waren geen hoeken. Zijn televisie hing aan het plafond. Hij liet me zien dat je hem omhoog en omlaag kon draaien door op een knop aan de muur naast het hoofdeinde van zijn bed te drukken. Alle meubels waren van prachtig mahoniehout en met de hand gemaakt om in de ronde ruimte te passen. Er stonden ovale ladekasten en een halfrond bureau. Op de marmeren vloer lag een wit kleed.
De aangrenzende badkamer had dezelfde marmeren vloer en marmeren wandtegels in een iets donkerdere tint. Ik zag een grote ronde jacuzzi en een cirkelvormige, reusachtige douchecabine met vijf verschillende douchekoppen, waaronder de grote sproeikop. Paul legde uit dat de douchecabine veranderde in een sauna, alweer door op knoppen te drukken. De enige niet-ronde ruimte was de inloopkast, een brede rechthoek, waarin alles keurig was opgeborgen, van tientallen schoenen op rekken tot een rij sportjasjes en pakken met aan het eind zes verschillende smokings.
‘En, hoe vind je het?’ vroeg hij. ‘Word je er duizelig van?’
‘Een beetje. Het verbaast me dat je geen rond bed hebt. Is Hugh Hefner daar niet beroemd om?’
‘Ik heb erover gedacht, maar eerlijk gezegd, komt er slechts bij uitzondering iemand boven om mijn bed te delen.’
‘En je mogelijke aanstaande verloofde? Niet hier?’
Hij boog zijn hoofd en sloeg zijn ogen op.
‘Ik heb een paar andere bezittingen, een boerenhoeve in Mougins en een chalet in Zwitserland, om er maar twee te noemen.’
‘Norbert zal ontdaan zijn,’ zei ik. ‘Hij heeft me voor je gewaarschuwd.’
Hij lachte, opende een la om een zwembroek te pakken en schoof toen de gordijnen open door, alweer, op een knop te drukken.
‘Ik geloof dat je hier meer knoppen en schakelaars hebt dan een luchtverkeersleider in een verkeerstoren op een vliegveld.’
‘Ik heb een beter uitzicht dan zij. Kom.’ Hij wenkte en ik ging voor het raam naast hem staan. Ik keek omlaag naar de haven van Monte Carlo.
Omdat het een heldere dag was, konden we heel ver tot aan de horizon zien. Hij bezat een telescoop die hij dichterbij trok, zodat ik de schepen en zeilboten in de verte en in de haven kon zien.
‘Ik heb het gevoel dat we op de top van de wereld staan.’
‘Net als de slaaf die naast de Romeinse generaals stond en in hun oren fluisterde: “Ik moet mezelf voortdurend inprenten dat ik maar een man ben”,’ grapte hij.
Hij stond vlak naast me. Onze ogen leken in elkaar verstrengeld te raken. En toen, alsof onze lippen magneten bevatten, kwamen ze naar elkaar toe, en we zoenden. Het was een zachte kus, maar hij pauzeerde slechts even om adem te halen, en zoende me toen weer. Harder, dwingender. Zijn handen gleden langs mijn lichaam omhoog en bleven rusten bij mijn borsten. Hij zoende me in mijn hals.
‘Het spijt me dat ik geen rond bed heb, maar dit is niet slecht,’ fluisterde hij en duwde me zachtjes in die richting.
Ik bleef stokstijf staan. ‘De vos en de kip,’ zei ik.
‘Ik heb van geen van beide een klacht gehoord.’
‘Ik denk dat we beter eerst kunnen lopen voor we op hol slaan,’ zei ik, en ging voetje voor voetje opzij.
De verraste, teleurgestelde blik ging snel over in amusement. ‘Als we eens gingen zwemmen voor we op hol slaan?’
‘Dat was het plan,’ merkte ik op. Er klonk geen enkele twijfel of aarzeling in mijn stem.
Hij lachte, pakte zijn zwembroek en hield de deur voor me open.
Toen we de kamer uitliepen, dacht ik dat mevrouw Brittany trots op me zou zijn. Ik had alle eventuele tests doorstaan.
Op de een of andere manier wist ik zeker dat ik binnenkort de waarheid zou weten.