Verstopt

In Zwitserland heb ik Henk nog even opgezocht. Indertijd was hij een aankomend letterkundige te Amsterdam, maar zijn diepe mengelstoffen vielen niemand bepaald op. Toen besloot hij de wereld de rug toe te keren. Hij doet dit nu al jaren metterdaad te Ascona, een plaatsje dat zich daartoe bijzonder leent, want het combineert het sierlijk 'nou ja' der Italianen met de schone handdoeken van de Zwitsers en is aan een mooie, blauwe hemel gewoon.
'Heb je 't nogal druk?' zei ik, meer uit routine. We zaten aan het meer te niksen en ik bedacht, dat ik net zo goed aan iemand van het heilsleger had kunnen vragen: 'Verdien je wat?7 'Ik denk na, ' sprak hij stemmig. Ook dat wordt in Ascona al jaren véél gedaan, want het is altijd een toevluchtsoord voor grote geesten geweest, die er tijdelijke impasses het hoofd boden. Lenin zat er destijds doorwrocht te mokken en niet zonder gevolg: later kwamen de Witrussen er hun spectaculaire verledens verslijten. Want dat is een wezenstrek van het milde, schilderachtige plaatsje: het drukt allerlei tegenstrijdige emigraties zonder persoonlijke voorkeur aan het lauwe jak. Toen de wereld nog betrekkelijk vredig was, lag het voor uitgebroken kunstenaars klaar. Men kan u het hotel wijzen, waar een afstappende Rilke abusievelijk voor de nieuwe etagekelner werd gehouden en het huis, waarin een nog niet beroemde Kokoschka een kleine industrie van naaktfoto's opzette, omdat die, in schrille tegenstelling tot zijn schilderijen, wél verkocht werden.
'En zie je die vredige oude heer daar?" zegt Henk, 'da's nog een dadaïst. Die is hier indertijd tegelijk met Arp en de anderen gekomen. '
En blijven hangen in peinzende ledigheid. Er blijven hier heel wat mensen hangen en dat heeft soms smartelijke consequenties. In 1933 verschenen de Duitse emigranten — schilders, schrijvers, beeldhouwers — en ze zaten er nog, toen, na Hitiers val, de nazi-artiesten kwamen aangereisd, omdat ze door de Amerikanen werden gezocht. Twee emigraties ontmoetten elkaar voor de riante villa van Erich Maria Remarque en grondvestten een ruzie, die tot heden voortwoekert, zij het gematigd door de plaatselijke atmosfeer. Want die is mild.
'Je hebt hier niet zo'n behoefte aan werken als in Holland, ' zegt Henk, met een bon-viveurslachje. Het klinkt aardig, maar toch niet helemaal harmonisch, want er bestaat geen moeilijker kunst dan waarlijk uitgebalanceerd niets doen. Hij is zesenveertig nu, een beetje een overbodig ding, met eensceptisch mondje en een koket wit badplaatsjasje. Je hebt mensen die leven en mensen die het leven opschrijven, maar hij doet iets onduidelijks daartussen in, begunstigd door mooi weer, dat dient gezegd.
'Je wilt zeker weten, of ik nog wel eens wat schrijf?" vraagt hij spottend.
Ik zit net te kijken naar een kat, die komt aangelopen met de misplaatste tevredenheid van een dier, dat zojuist een zeldzame zangvogel heeft genuttigd, maar haast me te zeggen: 'Ja, natuurlijk. '
Hij krabbelt iets op een stukje papier en geeft het me. Ik lees: 'Fouten hebben en ze niet verbeteren, dát is pas fouten hebben. '
'Een klein aforisme, ' zegt hij. 'Hoe vind je het? Eerlijk zeggen hoor. '
'Och, wel aardig, ' antwoord ik. 'Maar het helpt me niet bepaald uit de moeilijkheden. '
Hij glimlacht wrang.
'Je vindt het niks, he?" besluit hij.
'Dat zeg ik niet, ' roep ik. 'Maar het is alleen een beetje onbeduidend. Niet geschikt voor "Maatstaf". Meer voor de "Libelle". Begrijp je?'
Hij knikt en staat op.
'Het is een beroemde uitspraak van Konfucius, ' zegt hij. 'Sla het maar na. Nou, tot ziens. Doe ze allemaal de groeten van me. '
En hij stapt uit mijn smeulende resten, in een wolk van triomf. En in dat witte jasje.