'Maar je hebt gelijk. Dat hoeft allemaal niet te gebeuren. De eerzame manier zal ons allemaal redden. De verantwoordelijkheid zal bij jou eindigen. Als jij niet meer kunt spreken en er geen vraagtekens
rijzen over de manier waarop je aan je eind bent gekomen, leidt er
geen enkel spoor naar mij noch naar Wei Gaofan. Je vrouw en kinderen zullen een toekomst van onbegrensde mogelijkheden houden.'
Yu Yongfu deed zijn mond open om antwoord te geven, maar er
kwam geen geluid uit. Met zijn zelfmoord voor ogen was hij verlamd van angst. Een heel eind ten westen van het centrum van Shanghai, aan de andere kant van de randweg, zette Andy de motor af en liet hij zijn Jetta uitrijden in een lommerrijke straat in een buitenwijk. Er brandden geen straatlantaarns. Op dat late uur waren de meeste huizen in duisternis gehuld. Niets bewoog zich in het staalblauwe maanlicht.
Naast hem keek Smith op zijn horloge. Het was negen uur geweest.
Voor zijn rendez-vous met Andy had hij een boodschap op het antwoordapparaat van dr. Liang achtergelaten dat hij niet lekker was, dus niet bij het etentje van hem en zijn collega's aanwezig kon zijn.
77
Hij hoopte dat dit zijn activiteiten van die avond zou dekken.
Nu had hij iets veel belangrijkers om zich zorgen over te maken. Hij
luisterde met gespitste oren. Hij hoorde niets anders dan het vage
geraas van het verkeer op de randweg in de verte achter hem. Er
klopte iets niet in deze straat van rijkeluishuizen. Hij keek om zich
heen en probeerde erachter te komen wat het was... Toen zag hij het
en moest inwendig om zichzelf lachen. Hij had zo lang in het oosten van de Verenigde Staten gewoond dat hij cultuurblind was ge-worden: er stonden geen auto's aan de stoeprand.
'Daar is het adres.' Andy wees naar de overkant. 'De villa van Yu
Yongfu.'
Smith zag geen nummer. 'Hoe weet je dat, verdorie?'
'In Shanghai weet je dat gewoon,' grijnsde Andy.
Smith gromde. Precies op de rand van de donkere straat stond een
dikke muur om het hele blok. Door de spijlen van het ijzeren hek
zag hij een indrukwekkende tuin in de binnenhofstijl van de landgoederen van grootgrondbezitters uit vroeger tijden. De villa zelf lag ver naar achteren en was amper te zien. Yu's landgoed leek rechtstreeks afkomstig uit de laatste keizerlijke dynastie. Iets dergelijks had hij nog niet eerder in de Aziatische wereldstad gezien.
Smith pakte zijn nachtkijker en richtte hem op het landhuis in de
verte. Hij kreeg een schok. Het zag er Amerikaans uit, alsof het omstreeks het begin van de twintigste eeuw was gebouwd. Het was groot, grillig en luchtig.
Hij gaf zijn verrekijker aan Andy, die even verrast was als Smith.
'Het heeft wel iets van die grote huizen van de negentiende-eeuwse
opiumtaipans, weet je wel: in de Britse, Amerikaanse en Franse Concessies. Dat waren de gasten die de handelshuizen dreven, de Bund bouwden en miljoenen verdienden door Indiase opium voor Chinese thee en zijde te ruilen.'
'Die indruk wil Yu waarschijnlijk ook wekken,' meende Smith. 'Te
oordelen naar wat ik van zijn kantoor heb gezien en wat jij me hebt
verteld, beschouwt de man zichzelf als een hedendaagse taipan.'
Smith bleef het stille landgoed bestuderen. Er brandde geen licht in
huis. Niets bewoog en er was geen teken van bewaking op het terrein. Daar keek hij ook van op. Hoewel het communistische regime bepaald geen uitgebreide elektronische beveiliging van particulieren
zou dulden die zijn politie op afstand kon houden, was mankracht
in dit land zowel goedkoop als in ruime mate voorhanden.
'Oké, Andy, ik ga naar binnen. Geef me twee uur. Als ik dan nog
niet terug ben, ga je ervandoor. Geef me mijn pak maar, voor het ge-78
78
val onze wegen zich noodgedwongen scheiden.'
Andy gaf hem het pak in een strak opgerold bundeltje waar zijn riem
omheen zat. 'En als er iemand komt voor die twee uur verstreken
zijn?'
'Er als een haas vandoor gaan. Probeer je gezicht niet te laten zien.
Verberg de auto, kom te voet terug en verstop je ergens uit het zicht.
Maar niet langer dan twee uur wachten. Als ik dan niet terug ben,
kom ik waarschijnlijk ook niet. Waarschuw je contactpersoon en
vertel hem over Flying Dragon en Yu Yongfu.'
'Jezus, maak me niet nog banger dan ik al ben. Mijn contactpersoon
is trouwens geen hij, maar een zij.'
'Vertel het dan aan haar.'
Andy An slikte en knikte. Smith stapte uit en hing zijn rugzak op
zijn rug. Daarin zat zijn gereedschap. In zijn zwarte werkkleding liep
hij door de duisternis naar het terrein. In de verte gonsde het verkeer om hem eraan te herinneren hoe stil deze wijk was. Op een hoek van de muur ver van de villa van Yu hingen de dikke
takken van een boom over de zijkant. De gemeente kapte of snoeide net zo min bomen voor de veiligheid van een particuliere magnaat als men elektronische bewakingsapparatuur zou toestaan. Smith greep een tak en hees zich op de muur. Bovenop wachtte hij
even. In de lucht hing de geur van bloeiende jasmijn. Hij had het gevoel alsof hij zich op de rand van een bos bevond, zo dicht was het geboomte en het struikgewas. Hij liet zich aan de andere kant op
droge bladeren vallen. Ze knisperden onder zijn voeten. Hij hurkte
en bleef roerloos zitten, in de hoop dat niemand hem had gehoord.
Er was nog steeds geen spoor van bewaking. Het gaf hem een onrustig gevoel. Iemand die zo ambitieus en protserig was als Yu moest een vorm van bescherming hebben. Een uitgebreide lijfwacht was
het waarschijnlijkst.
Hij liep in de richting van het huis. Weldra kwam hij tussen de bomen vandaan en betrad hij een tuin die hem net zo verbaasde als het huis en het bos. Het was een barokke, negentiende-eeuwse Engelse
tuin met smalle kronkelpaden tussen rozenstruiken en onberispelijke bloemperken, grillige vormsnoeikunst, ouderwetse bankjes, een theehuisje en zelfs een gazon voor croquet en kegelen. Er hing een
geur van vers gemaaid gras. Hij kon zich voorstellen dat een door
heimwee geplaagde Britse magnaat hier troost kon vinden.
In het spookachtige maanlicht bood de tuin minder dekking, maar
de groteske schaduwen van de in vormen gesnoeide bomen zouden
voldoende helpen. Hij bewoog zich snel voort en weldra bevond hij
79
zich tussen een groepje bomen vlak bij het huis. Hij maakte een omtrekkende beweging en ontdekte aan de zijkant een garage voor zes auto's met slechts twee voertuigen: een grote, zwarte Mercedes en
een zilverkleurige Jaguar XJR. Hij zag geen licht branden in huis,
noch een open raam.
Hij ging verder tot hij weer aan de voorkant was. De barok bewerkte
voordeur was grotendeels in de schaduw gehuld. Er hing een overdreven grote, koperen klopper op die zilverachtig glansde in het maanlicht. Hij bekeek de deur eens goed. Hij zat niet in een nis en
werd rechtstreeks door de maan beschenen. Maanlicht vertekende
het perspectief en het was lastig om diepte te zien. Er zou helemaal
geen schaduw op de deur moeten vallen. Waar kwam de schaduw
die een kwart van de deur leek te bedekken dan vandaan?
Het bleek geen schaduw te zijn. De deur stond een klein stukje open
en wat op schaduw had geleken, was in werkelijkheid het interieur.
Een valstrik? Hij werd in de gaten gehouden en gevolgd, maar onderweg had hij talrijke voorzorgsmaatregelen genomen. Het had er alle schijn van dat het landgoed verlaten was. Toch bleef de mogelijkheid bestaan dat hij iets over het hoofd had gezien. Hij trok zijn Beretta, draaide naar links en liep weer terug naar de
voordeur. Hij luisterde nog een keer goed.
Alles was rustig en stil. Met zijn Beretta in beide handen duwde hij
de deur nog verder open met de neus van zijn sportschoen. De scharnieren waren goed geolied, dus hij zwaaide geruisloos open. Waar was het personeel dat deze post hoorde te bemannen? Hij liet de
deur wijd openstaan. Hij zag een weidse hal van glanzend hout van
vloer tot plafond, verlicht door tinkleurig maanlicht dat door de
voordeur en de ramen naar binnen viel. Achterin voerde een elegante
wenteltrap naar boven.
Hij stapte naar binnen en zijn zachte zolen maakten weinig geluid.
Hij bleef even staan om een blik in de kamer links te werpen. Het
was een eetkamer in Victoriaanse stijl, maar alles wat erin stond was
Chinees, van de eettafel van bewerkt hout tot de kamerschermen die
verschillende hoekjes aan het oog onttrokken.
Geruisloos liep hij naar rechts. Achter een gebogen ingang zag hij
een huiskamer die twee keer zo groot was als de eetkamer. Hij was
donker en bijna stil. Hij luisterde fronsend. Binnen hoorde hij iemand zachtjes snikken. Bagdad, Irak
Het enige dat in Bagdad in overvloed aanwezig en goedkoop was,
80
was benzine. Zoals gewoonlijk zat het verkeer om 17.00 uur in elke belangrijke straat van de oeroude metropool vast. Achter het stuur van zijn glanzende Mercedes dacht dokter Hussein Kamil verbitterd
aan het tekort aan alles wat geïmporteerd of gefabriceerd moest worden, en onderwijl leverde hij slag met de trage stroom auto's en vrachtwagens die naar het commerciële hart van de stad ging. Hij
had een vreselijke opdracht. Zijn patiënten waren afhankelijk van
de levensreddende medicijnen die van buiten Irak kwamen. Zijn rijkdom, privileges en de toekomst van zijn familie hingen daar ook van af. Zijn patiënten hoorden bij de elite van het land, en als hij er niet
in slaagde om de antibiotica, kalmerende middelen, antidepressiva
en alle andere verfijnde westerse farmaceutica die ze verlangden te
bemachtigen, zouden ze ergens anders heen gaan... of erger.
Hij wist niet hoe de elegante Frangaise erachter was gekomen hoe
hij aan zijn farmaceutische smokkelwaar kwam. Maar ze kende alle namen en plaatsen, alle contactpersonen, elke slinkse afspraak en elke geheime bergplaats. Als er ook maar één woord zou uitlekken
naar de regering of de Republikeinse Garde, zouden ze hem vermoorden.
Zijn keel was droog van angst toen hij aankwam bij een kolossale
torenflat die in gelukkiger tijden was gebouwd. Hij parkeerde in de
garage eronder en ging met de lift naar het hoofdkwartier van Tigris Export-Import Ltd., Landbouwchemicaliën. Het gerucht ging dat de firma een van de duizenden bedrijven van de president en zijn
familie was, die via stromannen werden gedreven.
Nadia, de secretaresse, stond hem angstig en handenwringend op te
wachten. 'Hij is gewoon ingestort, dokter Kamil. Zonder waarschuwing. Het ene moment was hij...'
'Is hij nog buiten bewustzijn?'
'Ja, we zijn zo bang.'
Ze ging hem in looppas voor langs de werkhokjes van tientallen employés die zich in grimmig stilzwijgen voorbereidden om de werkdag te besluiten en naar huis te gaan. Vervolgens betrad hij het grote, stille kantoor van zijn patiënt, president-directeur Nasser Faidhi. Het kantoor had een indrukwekkend uitzicht op de stad en een groot
stuk woestijn voorbij de Tigris en de Eufraat. Hij wierp er even een
blik op en haastte zich naar Faidhi die bewusteloos op een leren divan lag. Hij controleerde zijn levenstekenen.
'Gaat hij dood?' fluisterde Nadia.
Dokter Kamil had geen flauw idee hoe de Franc.aise deze medische
crisis had bekokstoofd, maar hij wist dat het zo was, omdat ze hem
81
had verteld dat hij om klokslag 16.45 uur zou worden gebeld en ze
had gelijk gekregen. Hij betwijfelde of ze van plan was geweest Faidhi om te brengen, omdat zoiets tot een officieel onderzoek zou leiden. Het goede nieuws was dat Faidhi's hart sterk en regelmatig klopte en zijn gelaatskleur goed was. Hij was gewoon bewusteloos. Een of ander snel werkend maar onschuldig medicijn, meende dokter Kamil.
Hij stelde de secretaresse gerust. 'Nee, maar ik moet wel een paar
tests doen.' Hij keek haar even aan. 'Ik zal hem moeten uitkleden.
Begrijp je dat?'
Nadia bloosde. 'Natuurlijk, dokter.'
'Dank je wel. En zorg ervoor dat we niet gestoord worden.'
'Dat zou geen mens in zijn hoofd halen.' Ze verliet het kantoor. Ze
zou de deur als een vuurspuwende draak bewaken.
Zodra dokter Kamil alleen was met de bewusteloze zakenman, repte hij zich naar de wand met archiefkasten, waar hij de map vond die de Franc.aise had beschreven: Flying Dragon Enterprises in Shanghai. Daarin zaten vier documenten. Twee waren brieven van het filiaal van de firma in Basra, waarin de onderhandelingen werden beschreven met Yu Yongfu, directeur van Flying Dragon, over een lading landbouwwerktuigen, chemicaliën, elektronica en andere goederen die met een schip genaamd The Dowager Empress aan de firma zouden worden geleverd. De andere twee waren reacties van Faidhi, instructies over de afhandeling van de transactie door het
kantoor in Basra. Verder zat er niets in.
Dokter Kamils hart bonsde verheugd. De factuur die de Franchise
wilde hebben bestond niet of bevond zich in het kantoor in Basra.
Hij stopte de map terug in de la, deed hem dicht en liep weer naar
zijn patiënt.
Twintig minuten later klonk er een gedempt kuchje en slaakte Faidhi een zucht. Zijn oogleden trilden. Dokter Kamil liep naar de deur, deed hem open en glimlachte naar de ontredderde secretaresse die
op de gang heen en weer liep.
'Je kunt wel binnenkomen, Nadia. Hij komt weer bij en als het goed
is, komt alles weer in orde.'
'Allah zij geprezen!'
'Natuurlijk moet ik hem nog nader onderzoeken,' zei Kamil ernstig.
'Hij moet een compleet onderzoek ondergaan. Bel mijn kantoor maar
voor een afspraak.' Hij glimlachte weer. Er wachtten hem een flink
honorarium en grote dankbaarheid. Tegen de Franchise zou hij zeggen dat ze naar Basra moest als ze die factuur wilde, waar hij na-82
82
tuurlijk niet heen kon zonder argwaan te wekken. Alles was goed
afgelopen, precies zoals hij had verwacht.
8
Shanghai
In het halfduister van de huiskamer zat een beeldschone vrouw alleen temidden van zwaar, antiek meubilair van museumkwaliteit. Ze was klein en tenger en droeg haar glanzend zwarte haar naar achteren in eenvoudige paardenstaart. In de ene hand had ze een halfvol cognacglas. Op het tafel van chroom en ebbenhout naast haar stond een ontkurkte fles Remy Martin. Een grote poes keek toe van-af een luxedivan die bijna de helft van de lengte van de kolossale huiskamer in beslag nam.
De vrouw gaf geen teken dat ze Smith, de poes of wat dan ook zag.
Haar blik stond op oneindig. In die omgeving leek het broze wezen
wel een dwerg.
Smith keek om zich heen op zoek naar een teken dat de vrouw niet
alleen was. Hij zag en hoorde niets. Het huis was griezelig stil. Behoedzaam liep hij naar binnen met de Beretta nog altijd in beide handen. De vrouw bracht het glas naar haar mond en sloeg het in één teug achterover. Ze reikte naar de open fles, schonk het weer halfvol, zette de fles neer en staarde weer in het niets. Haar bewegingen waren automatisch, als van een robot.
Smith kwam geruisloos dichterbij met de Beretta nog steeds in de
aanslag. Opeens keek ze hem recht aan en hij besefte dat hij haar
ergens van kende. Hij had haar eerder gezien. Althans haar gezicht,
de Chinese jurk met die hoge hals die ze aanhad, de hooghartige uitdrukking... Natuurlijk, van de bioscoop. Van de een of andere Chinese film. Ze was een filmster. Yu Yongfu's showechtgenote? Wie ze ook mocht zijn, ze keek hem recht aan, schijnbaar zonder acht op
het pistool te slaan.
'Jij bent die Amerikaanse spion.' Haar Engels was onberispelijk, en
het was geen vraag, maar een mededeling.
'O ja?'
'Dat heb ik van mijn man.'
'Is Yu Yongfu thuis?'
Ze wendde het hoofd af en haar blik ging weer op oneindig. 'Mijn
man is dood.'
Dood? Hoe is hij gestorven? Wanneer?' 83
83
De vrouw keek hem weer aan en daarna deed ze iets merkwaardigs.
Ze keek op haar horloge. 'Een minuut of tien, vijftien geleden. Hoe?
Dat heeft hij niet gezegd. Misschien met een pistool zoals jij in je
handen hebt. Houden alle mannen van pistolen?'
Haar zakelijke, emotieloze stem en morbide kalmte gaven Smith de
rillingen. Als de snijdende wind van een gletsjer.
'Het komt door jou,' vervolgde ze. 'Ze waren bang voor je. Voor je
aanwezigheid. Het zou vragen oproepen waarop ze niet zaten te
wachten.'
'Wie zijn "ze"?'
Ze leegde haar glas weer. 'De mensen die van mijn man verlangden
dat hij de hand aan zichzelf zou slaan. Voor mij en de kinderen, zeiden ze. Ten behoeve van de familie.' Ze stiet een kort lachje uit, als een explosie. Een macaber geluid dat meer van een blafje weg had
dan van vreugde. Er klonk geen humor in door, alleen maar verbittering. 'Ze hebben hem gedood om zichzelf te beschermen. Let wel, niet tegen gevaar, maar tegen potentieel gevaar.' Ze glimlachte Smith
spottend toe. 'En hier ben je dan, hè? Op zoek naar mijn man, precies zoals ze voorspeld hebben. Ze weten altijd precies wanneer hun belangen op het spel staan.'
Smith greep de snijdende spot aan. 'Als u hem wilt wreken, help me
dan om ze ten val te brengen. Ik zoek een document dat ze in hun
bezit hadden. Ik zal ze ontmaskeren als de internationale bandieten
die ze zijn.'
Ze liet het op zich inwerken. Haar blik had iets speculatiefs. Ze
speurde zijn gezicht af alsof ze wilde ontdekken of het een valstrik
was. Daarna haalde ze haar schouders op, pakte de fles Remy Martin, schonk haar glas bijna vol en keek de andere kant op.
'Boven,' zei ze emotieloos. 'In de kluis in de slaapkamer.'
Ze keek hem niet meer aan. In plaats daarvan bestudeerde ze de leegte boven haar hoofd alsof die allerlei antwoorden bevatte die ze niet goed kon lezen.
Smith staarde op haar neer. Was dit een toneelstukje? Om hem naar
boven te lokken waar hij in de val zou lopen?
Uiteindelijk deed het er niet toe. Hij moest het document hebben dat
in de kluis lag. Er stond te veel op het spel. Hij liep min of meer achterwaarts de regenteske kamer uit en zwaaide heen en weer met zijn Beretta om zowel die ruimte als de donkere hal te dekken. Maar het
huis bleef zo stil als een graf.
Hij glipte naar de overloop op de eerste verdieping, waar de duisternis groter was omdat er geen ramen waren om het maanlicht bin84
nen te laten. Daar bewoog zich ook niets. Er hing geen geur van
kruitdamp en er lag geen lijk. Het enige geluid kwam van beneden:
het geluid van de fles cognac tegen het glas toen de rouwende weduwe nog eens inschonk. De grote slaapkamer was helemaal aan het eind van de gang. Hij
was zo groot als twee gewone slaapkamers en helemaal Chinees ingericht. Er stond een hemelbed met zes zuilen uit het einde van de Ming-dynastie, met daaromheen twee Ming-divans, Qing-kasten en
-toilettafel, en stoelen en lage tafels uit diverse andere dynastieën.
Al het houtwerk was druk bewerkt en versierd in een uiterst barokke, Chinese stijl. Bed en muren waren behangen met gordijnen van zijde en brokaat. In iedere hoek stonden kamerschermen.
De wandkluis zat achter een schilderij dat de een of andere histori-sche veldslag uitbeeldde, zo te zien uit de Yuan-dynastie van Kublai Khan. Smith haalde zijn slothaken te voorschijn, legde ze op het kastje dat het dichtst bij de kluis stond en inspecteerde het combinatieslot. Hij pakte de cijferknop en de deur bewoog. Vervuld van wantrouwen gaf hij een ruk. Net toen het deurtje open zwaaide, hoorde hij buiten een krachtige automotor tot leven komen.
Smith sprong naar het raam dat uitzag op de oprijlaan en zag nog
net op tijd de achterlichten van de Jaguar over de lange oprijlaan
naar de straat verdwijnen. Verdomme.
Hij holde de slaapkamer uit en sprong met twee treden tegelijk de
trap af naar de huiskamer. Het cognacglas en de fles stonden op de
tafel naast de Eames-stoel en de vrouw was weg. Was hij erin gelopen? Was het een valstrik? Had de vrouw hem expres afgeleid met haar schrijnende verhaal over die gedwongen zelfmoord?
Hij luisterde, maar hoorde geen voertuigen de oprijlaan op komen.
Hij snelde weer naar boven en ging naar een slaapkamer aan de
voorkant van het huis voor een ander perspectief. Het was een jongenskamer. Hij keek uit het raam door de tuin en langs de bomen naar de muur in de verte. Van de straat kwam geen enkel geluid. In
de tuin beneden zag hij niets bewegen.
Misschien had hij het mis. Misschien was ze echt overstuur en halfdronken en ging ze ervandoor naar de een of ander privéschuilplaats om de verschrikking te ontvluchten. Of om haar man te volgen in
de dood.
Hij kon geen enkel risico nemen. Hij rende terug naar de grote slaapkamer, leegde de kluis en gooide de inhoud op een van de divans. Er waren juwelen, brieven en documenten. Er was geen geld bij en 85
85
de vrachtbrief was er evenmin. Boos schudde hij zijn hoofd. De teleurstelling schrijnde. Hij doorzocht de brieven en documenten nog twee keer en vloekte binnensmonds. De vrachtbrief was er zeker niet
bij.
Eén onderdeel was wel interessant: een getypt briefje op het postpapier van een Belgische firma: Donk & LaPierre, S.A., Antwerpen en Hongkong. Het was geschreven in het Frans en gericht aan Yu
Yongfu van Flying Dragon Enterprises. Het verzekerde Yu dat de
vracht op 24 augustus in Shanghai zou arriveren, ruimschoots op
tijd voor het vertrek van The Dowager Empress, en gaf uiting aan
groot optimisme over 'onze gezamenlijke onderneming'. Hij was getekend door Jan Donk en onder de naam van de afzender stond een telefoonnummer in Hongkong.
Opgelucht dat hij misschien eindelijk iets concreets had gevonden,
stopte Smith de brief in zijn rugzak en haastte hij zich de slaapkamer uit. Boven aan de trap zag hij silhouetten in het maanlicht voor de ramen aan weerskanten van de voordeur voorbij schieten. Zijn
hart ging sneller kloppen toen hij zichzelf dwong om roerloos te blijven staan luisteren. Buiten in de nacht klonken haastige voetstappen vlak bij het huis.
Hij voelde een stoot adrenaline toen hij terugrende naar de grote
slaapkamer en uit de ramen aan de achterkant naar de vormelijke
Engelse tuin keek. Er was niemand te zien, maar er stonden geen bomen en de enige manier om beneden te komen was springen. Hij was in een paar stappen bij de ramen aan de andere kant van
de kamer, die wegkeken van de oprijlaan en de garage. Het gemanicuurde gazon glom koperachtig in de maneschijn. Er stonden wel bomen, maar niet voldoende dichtbij om erbij te kunnen. Maar er
liep wel een regenpijp van de dakgoot boven zijn hoofd naar het gras
beneden.
Terwijl hij de regenpijp goed bekeek, zag hij twee gestalten om de
voorste hoek van het huis hollen om te zien of er een raam was waardoor ze naar binnen konden. Al was er misschien geen val gezet toen hij aankwam, nu zat hij er
wel in. Ze zouden er zo achter zijn dat de voordeur niet op slot zat,
als ze dat niet al wisten. Hij had maar een paar seconden om buiten te komen voordat zij binnen waren en naar boven waren gekomen om hem te pakken te nemen. Hij wachtte tot de figuren aan de achterkant uit het zicht waren verdwenen, deed het raam open, klom naar buiten, ging met zijn benen buitenboord op de vensterbank zitten en boog zich naar de re86
genpijp, die van plaatijzer was en goed bevestigd leek. Hij hield hem
met twee handen vast en zwaaide naar buiten. De pijp kreunde, maar
hield. Met de neus van zijn schoenen liep hij letterlijk langs de zijkant van de villa omlaag. Zodra hij het gras voelde, rende hij met grote sprongen over het gras in het maanlicht naar het groepje bomen dat hem bij zijn komst dekking had geboden. Uit het open raam van de grote slaapkamer klonken boze Chinese
kreten door de nacht. Ze hadden de open kluis gevonden en gezien
hoe hij was ontkomen.
Zodra hij bij de bomen was, begon hij te zigzaggen om het donkere struikgewas te ontwijken. Kreten volgden hem uit de verte en daarna klonk er maar een enkele gedempte versie van een zware, ruwe stem die ingehouden bevelen gaf, als een sergeant-instructeur die zijn
manschappen tot standvastigheid maant. Die stem had Smith eerder
gehoord: van de aanvoerder van zijn belagers op het eiland Liuchiu.
De grote Chinees met het rood met witte haar die de accountant van
Flying Dragon Feng Dun had genoemd.
Opeens was de nacht vervuld van een onheilspellende stilte. Smith
vermoedde dat ze bevel hadden gekregen zich te verspreiden en hem
systematisch naar het punt van de muur te drijven waar die aan de
straat en het hek grensde. Daar zouden nog meer manschappen van
Feng Dun wachten. Het was dezelfde tangbeweging die hij op Liuchiu had gebruikt. Militairen neigden een voorkeur voor dezelfde tactieken te hebben, zoals de omtrekkende nachtelijke marsen van
Stonewall Jackson.
Smith draaide zich om en liep zacht naar de muur aan de achterzijde. Terwijl hij door de schaduwen glipte, haalde hij zijn walkie-talkie uit zijn zak. 'Andy? Ben je daar, Andy?'
'Shit, overste. Alles in orde?'
'Heb je ze gezien?'
'Nou en of. Drie auto's. Ik was er al vandoor.'
'Waar zit je nu?'
'Voor, zoals u had gezegd. Ik heb de auto verstopt en ben teruggelopen. Die drie auto's staan hier vlak voor mijn neus op straat, akelig dichtbij.'
'Hebben ze daar nog mensen achtergelaten?'
'Zeker weten.'
'Hoeveel?'
'Te veel naar mijn smaak. Drie chauffeurs. En er zijn er net nog eens
vijf uit het hek gekomen om zich bij hen te voegen.'
Laten we het ontvangstcomité maar overslaan. Ga als een haas te-87
87
rug naar de auto, rijd om en pik me op bij de achterste hoek van de
muur aan de zijstraat. Begrepen?'
'Zijstraat, achterste hoek.'
'Haast je.'
Smith verbrak de verbinding en hervatte zijn race naar de achterzijde. Hij begon net te denken dat hij zijn achtervolgers te slim af was geweest toen hij een geluid hoorde dat gevaar betekende. Hij draaide zich met een ruk om en liet zich plat op de grond vallen met zijn Beretta in aanslag. Daar had je het weer: het harde geluid van metaal dat op hout sloeg. Er klonk een gedempte, gemompelde verwensing. Vanuit zijn lage positie deed hij zijn uiterste best om beweging te
zien. Het kleine bos was stil geworden en de enige beweging scheen
te worden veroorzaakt door de wind die door takken en bladeren
speelde.
Rechts van hem, vlak bij de muur, was struikgewas. Hij kroop er
naar toe met al zijn zintuigen op scherp. Hij gleed tussen twee struiken die hem van boven dekking verschaften en dwong zijn ademhaling om te vertragen en oppervlakkig te worden. Hij wachtte. De enige reden dat hij de grote gestalte zag passeren was omdat de
wind een opening in de bladerdak hoog boven zijn hoofd blies. Het
maanlicht dat erdoorheen viel belichtte een man die half gebogen
met zijn geheven AK-47 passeerde.
Boos op zichzelf besefte Smith dat hij verkeerd gegokt had. Feng
Dun had geredeneerd dat Smith weer een tangbeweging zou verwachten, dus had hij het merendeel van zijn manschappen naar de straat gestuurd en was hij op eigen houtje in de tegenovergestelde
richting gelopen, in de hoop dat hij Smith bij verrassing kon verschalken. Maar verderop zou hij niet alleen zijn, daar zouden zijn manschappen wachten.
Smith gleed onder de struiken vandaan. De takken met stekels krasten over zijn hoofd en handen. Hij voelde het ongemak amper. Zodra hij eruit was, liep hij naar links naar de plek waar de muur aan de zijstraat grensde. Er was geen boom voldoende dichtbij om van
pas te komen, maar gevallen takken en andere rommel hadden een
berg gevormd die hoog genoeg was om een handje te helpen. Gelukkig prefereerde Yu Yongfu uiterlijk boven inhoud en interesseerde het onderhoud van het terrein op plekken waar niemand het zag hem niet. Of het had hem niet geïnteresseerd als het waar was wat
zijn vrouw had verteld.
Smith nam een aanloop, wipte boven op de berg en sprong. Hij greep
88
de muur, hees zich erop, ging er schrijlings op zitten en inspecteerde de straat. Aan de andere kant, bij de verste hoek, stond de Jetta van Andy.
Hij zette zijn walkie-talkie aan. 'Andy?' fluisterde hij. 'We hebben
overal op het terrein gezelschap. Ik kan niet bij die hoek komen. Rij
weg, beschrijf een cirkel en kom naar het midden van het blok. Neem
daar gas terug, ik spring in de auto en dan gaan we er als de weerga vandoor.'
Hij wachtte. Er kwam geen antwoord. Had Andy zijn radio uitgezet?
'Andy? Ben je daar?'
Stilte.
'Andy?'
Zijn maag trok samen van angst. Er voer een kille huivering door
hem heen. Hij diepte zijn nachtkijker uit zijn rugzak en richtte hem
op de Jetta. Andy zat roerloos achter het stuur naar de straat voor
zich te kijken. Er zat niemand anders in de kleine auto.
Fronsend bestudeerde Smith de auto en de groene nacht om hem
heen. Andy bewoog zich nog steeds niet. Smith observeerde hem nog
twee lange minuten, die wel een eeuwigheid leken. Maar er veranderde niets. Andy bewoog geen centimeter. Geen spier. Hij knipperde zelfs niet met zijn ogen. Smith slaakte een treurige zucht. Andy was dood. Ze hadden hem
vermoord.
Hij stopte de kijker weer weg, liet zich op de straat vallen en sprintte naar de overkant naar een groepje kleinere villa's en ging er als een speer vandoor via hun terrein. Deze keer hoorde hij geen geschreeuw achter zich. Ze concentreerden zich waarschijnlijk volledig op de Jetta, in de verwachting dat hij en Andy elkaar zouden treffen.
Woest en afgemat vertraagde hij tot een looppas. Hij zigzagde door
straten, langs tuinen, omheiningen en de muren van enclaves van
buitenlandse zakenlieden die in toenemende drommen naar de Volksrepubliek kwamen om aan haar miljardenbevolking te verdienen. Uiteindelijk bereikte hij een doorgaande weg. Druipend van het
zweet hield hij een taxi aan.
Beijing
De telefoon ging in de huiskamer van het voornaamste huis in Niu
Jianxings ouderwetse binnenhofcomplex aan de rand van het Xichen-district, een van de oudste wijken van de stad. De Uil mocht 89
zichzelf graag als man van het volk zien. Hij had geweigerd zich te
scharen bij de talrijke leden van het Permanente Comité die dure villa's hadden laten bouwen in het verre Chaoyang-district. Hoewel zijn complex groot en comfortabel was, was het allesbehalve protserig.
Niu zat met zijn vrouw en zoon een video van een Amerikaans juridisch drama te bekijken en was dus geïrriteerd door de onderbreking. Deels omdat er inbreuk werd gemaakt op de tijd met zijn gezin, iets wat hij koesterde, maar waaraan hij in afnemende mate kon toegeven sinds zijn promotie naar het Permanente Comité. Maar
misschien nog meer omdat er inbreuk werd gemaakt op zijn gefas-cineerde studie van de Amerikaanse opvattingen over misdaad, wet, samenleving en individu.
Aan de andere kant zou niemand het wagen hem op dit gevorderde
uur te storen als het niet dringend was. Hij verontschuldigde zich,
ging naar zijn privéwerkkamer en deed de deur dicht om de tv en
de opgewekte geluiden van zijn vrouw en zoon buiten te sluiten.
Niu nam de hoorn van de haak. 'Ja?'
Generaal Chu Kuairong viel met de deur in huis. 'Onze geëerde
vriend, dr. Liang, meldt dat Jon Smith zich niet aan de dinerafspraak
heeft gehouden. De doctor had een bericht van Smith op zijn antwoordapparaat gevonden. Hij ging naar Smith' hotelkamer in de hoop hem van gedachten te kunnen doen veranderen. Toen er geen
reactie kwam, had hij de manager de deur laten openmaken om zich
ervan te vergewissen dat er niets ernstigs met Smith was. De kamer
was leeg. Smith had niet uitgeboekt of zijn eigendommen meegenomen, maar hij was wel weg.'
Dat zinde Niu niet. 'Wat zegt majoor Pan over Smith?'
'Zijn surveillanceteam heeft kolonel Smith het hotel niet zien verlaten. Geen moment.'
Niu wist dat het hoofd van de staatsveiligheid genoot van Pans gênante mislukking. Maar daar ging het niet om. 'Smith vermoedde zeker dat dr. Liang argwaan had gekregen. Hij wist dat hij in de gaten werd gehouden en heeft een manier gevonden om ons te ontglippen.'
'Dat spreekt.' Het was op het randje van sarcasme.
Niu onderdrukte zijn irritatie. 'Is Smith al eens eerder in Shanghai
geweest?'
'Niet dat wij weten.'
'Spreekt hij Chinees? Heeft hij hier vrienden of medewerkers?'
'Zijn militaire en personele dossier geven daar geen indicatie van.'
90
'Hoe functioneert hij dan?' vroeg Niu zich af en hij beantwoordde
zijn eigen vraag: 'Iemand helpt hem.'
De generaal had zijn pleziertje gehad. Nu werd hij ernstig. 'Een Chinees. Een insider die Engels spreekt of een andere taal die Smith beheerst. Hij moet een auto hebben en beter de weg kennen dan de meeste mensen. We verwonderen ons zeer omdat Smith ons totaal
onbekend is, en kennelijk toch beschikt over hulp uit onze gelederen, misschien van iemand die jaren geleden is gerekruteerd om ons te bespioneren.'
Niu dacht aan zijn eigen privéspionnen. Zonder hen zou hij vrijwel
blind en doof zijn in de arglistige wereld van de Chinese binnenlandse politiek. 'Hoe dan ook moeten we deze man nu aanhouden en ondervragen. Geef majoor Pan opdracht om dat onverwijld te
doen.'
'Pans mensen doorzoeken Shanghai al.'
'Als ze Smith vinden, wil ik een seintje. Ik wil hem persoonlijk spreken.' Niu hing fronsend op. Alle plezier in de tijd met zijn gezin en het Amerikaanse televisieprogramma was hem vergaan.
Waarom zouden de Amerikanen nu, in zo'n politiek gevoelige tijd,
deze agent sturen en hem toestaan zijn werk te doen als hij zeker
wist dat hij tegen de lamp zou lopen? Waarom zouden ze hun eigen
verdrag in de waagschaal stellen?
Hij plofte op zijn kantoorstoel, leunde achterover en deed zijn ogen
dicht om zijn geest naar die stille plek te loodsen waar het leek alsof hij dreef. Er rustte geen gewicht op zijn lichaam, noch op zijn geest... Er gingen minuten voorbij. Een uur. Geduld was geboden.
Uiteindelijk, met een flitsend gevoel van helderheid, wist hij het: dat
zouden ze alleen doen als er een factie in de Amerikaanse regering
was die zich ook tegen het verdrag verzette.
Washington, D.C.
De grote vergaderzaal naast het Oval Office stond bol van verwachting. Alle stoelen om de lange tafel waren bezet, net zoals de stoelen langs de wand, waar assistenten, adviseurs en onderzoekers
zaten en stonden om te horen welke beslissingen er genomen zouden worden, zodat ze werden voorbereid om antwoorden te zoeken op de vragen die hun chefs zouden stellen. Deze bomvolle vergadering was slechts een voorlopige gedachtewisseling, maar het ging wel 91
91
om de uiterst belangrijke, jaarlijkse multimiljardenbegroting voor
militaire wapens. De nieuwe minister van defensie, Henry Stanton,
die rechts van de president zat, had de vergadering belegd. Van zijn
dunne haar tot zijn rusteloze handen straalde hij energie en charme
uit. Zijn scherpe trekken waren in de loop der jaren zachter geworden, waardoor hij er bijna vaderlijk uitzag. Hij was halverwege de vijftig en sloeg tijdens persconferenties met groot succes munt uit
dat geruststellende trekje. Maar nu, buiten het gezichtsveld van de
media, was hij een en al zakelijkheid.
Met zijn ongepolijste stijl vervolgde hij: 'Meneer de president, heren
en dame.' Hij neeg het hoofd naar de enige vrouw aan de lange tafel, de voormalige brigade-generaal Emily Powell-Hill, adviseur na-tionale veiligheid van de president. 'Beschouw het militaire apparaat maar als een alcoholist. Net als alle alcoholisten moet het volledig
breken met zijn verleden als dat apparaat - en ons land - het wil
overleven.'
De ergernis aan de andere kant van de tafel viel af te lezen aan de
strakke gezichten en was te horen in het zware gebrom van de militaire leiders. Alcoholist? Alcoholist! Hoe durft hij! Zelfs president Castilla trok een wenkbrauw op.
Emily Powell-Hill sprong bij om de gekwetste ego's te sussen. 'De
minister vraagt natuurlijk de inbreng van ons allemaal, van de talrijke deskundigen op het bewuste terrein, en van onze bondgenoten.'
'De minister,' snauwde Stanton, 'vraagt niets. Hij zegt het gewoon
zoals het is. Het is een gloednieuwe dag en een gloednieuwe wereld.
Zoals de president heeft gezegd: we moeten eens ophouden ons voor
te bereiden op de oorlog van vorig jaar!'
'De uitspraken en analogieën van de minister maken hem misschien
tot een beroemdheid in de krantenkoppen waarop hij zo dol schijnt
te zijn,' gromde chef-defensiestaf admiraal Stevens Brose op zijn stoel
recht tegenover de president en Stanton, 'maar zijn studeerkamervisie zal op het slagveld geen cent uitmaken.' Zijn grijze stoppels leken wel recht overeind te staan van nijd. Hij zat ongemakkelijk met zijn enkels over elkaar en zware kin vooruit.
Minister Stanton reageerde direct: 'Die steek onder water stel ik niet
op prijs, admiraal, en...'
'Dat was geen steek onder water, excellentie,' zei Brose effen. 'Dat
was een feit.'
Het tweetal staarde elkaar aan.
Nieuwkomer Stanton sloeg de ogen neer en keek naar zijn aanteke92
ningen. Weinig mensen hadden ooit de onverzoenlijke chef-defensiestaf doen wegkijken, en Stanton zou daar vandaag niet bij horen. Niettemin week Stanton geen centimeter. Hij keek op. 'Goed dan,
als u dit antagonistisch wilt maken...'
De admiraal glimlachte.
Stanton liep rood aan. Als voormalig president-directeur van General Electric was Stanton niet gewend vraagtekens bij zijn eigen overtuiging te zetten. 'Zeg maar dat ik uw volle aandacht heb, admiraal. Daar komt het op aan.'
'U bent te laat. Dat heeft de situatie in de wereld al voor elkaar gekregen,' gromde Brose. 'Alsof er een anker tussen mijn ogen is gevallen.'
De president stak een hand op. 'Goed, heren. Laten we een wapenstilstand afkondigen. Henry, verlicht ons arme leken. Vertel maar eens specifiek waar je heen wilt.'
Stanton, gewend om raden van bestuur plat te krijgen om iedere gril
van hem te onderschrijven, zweeg even voor het effect. Zijn analytische blik ging langs de verzamelde generaals en ministers. 'Langer dan een halve eeuw heeft Amerika zich bewapend voor een korte,
uiterst intensieve oorlog in Europa of de voormalige Sovjet-Unie,
vanaf grote, permanente bases die min of meer binnen handbereik
lagen. Doelwitten lagen binnen bereik van straaljagers en bommenwerpers op vliegdekschepen, en er waren bovendien reuzenbommenwerpers die vanuit Amerika konden opstijgen. Ter voorkoming van oorlog vertrouwden we op beheersing en een kolossale afschrikkingsmacht. Dat moet allemaal radicaal veranderen. En wel nu.'
Admiraal Brose knikte. 'Ik ben het er volledig mee eens als u een
slanker militair apparaat suggereert. Het moet snel kunnen reageren, snel waar dan ook en wanneer dan ook in te zetten zijn en uitgerust zijn met lichtere, kleinere, minder zichtbare en makkelijker te vervangen wapens. De marine heeft haar "straatvechter s "-concept al toegepast: kleine vliegdekschepen, vaartuigen met geleidewapens
en onderzeeërs om in smalle kustwateren te kunnen vechten, wat we
steeds meer verwachten.'
Naast Brose zat de generaal van de luchtmacht Bruce Kelly. Hij zat
rechtop, had een blozend patriciërsgezicht, een onberispelijk uniform
en een heldere, berekenende blik. Zijn vijanden klaagden dat hij een
emotieloze machine was, terwijl zijn supporters opschepten dat hij
beschikte over een van de sluwste breinen die het militaire apparaat
ooit gesierd hadden. 'Ik mag aannemen dat de minister niet sugge93
reert dat we onze afschrikkingscapaciteit laten varen,' zei hij mild.
'Onze nucleaire wapens voor de lange en korte afstand zijn van cruciaal belang.'
'Klopt.' Stanton glimlachte charmant. Hij en Kelly waren het fundamenteel eens. 'Maar wat we moeten overwegen is het terugbrengen van de wapenvoorraden en het afslanken van het onderzoek naar grotere en "betere" bommen en de gigantische raketten die nodig
zijn om ze te vervoeren. Waarschijnlijk is het ook onverstandig om
nog meer vliegdekschepen en onderzeeërs te bouwen dan we al hebben, en die we nodig hebben om te vervangen wat we hebben.'
Emily Powell-Hill zei: 'Kom eens ter zake, Henry. Dit is een begrotingsvergadering. Wat suggereer je nou precies wat we wel en niet moeten bouwen?'
'Zoals ik al zei, Emily, suggereer ik niets. Ik zeg jullie wat we moeten doen om ons militaire overwicht te behouden. We moeten de financiering van de bouw van reuzenvliegdekschepen, kolossale tanks en straaljagers met overweldigende vuurkracht verplaatsen naar lichte, kleine en bijna onzichtbare wapens.'
Chef-staf van het leger luitenant-generaal Tomas Guerrero zat uiterst rechts van admiraal Brose. Zijn grote handen met vierkante vingers had hij voor zich op tafel ineengevlochten. 'Niemand gaat mij vertellen dat we geen tanks, zware artillerie en een grote strijdmacht
nodig hebben die is getraind voor een grote oorlog. Rusland en China liggen daar nog steeds, minister Stanton. Die vergeet u. Zij beschikken over reusachtige legers, enorme gebieden en atoomwapens. Dan heb je nog India, Pakistan en de Europese Unie. Europa is nu
al onze economische tegenstander.'
Stanton was niet van plan een stap terug te doen. 'Dat is nou precies wat ik zeg, generaal.'
NSA Powell-Hill kwam tussenbeide: 'Ik betwijfel of iemand gelooft
- noch verlangt - dat onze huidige militaire macht op de schroothoop moet, meneer Stanton. Voor zover ik het begrijp, bent u van mening dat we ons meer moeten richten op de ontwikkeling van kleinere wapens en vermogens.'
'Ik...' begon Stanton.
Voordat de minister van defensie zijn zin kon afmaken, gebruikte
admiraal Brose zijn gezaghebbende aanwezigheid om met kracht zijn
zegje te doen. 'Niemand in dit vertrek is het oneens met het concept
van een slanker, doeltreffender militair apparaat. Allemachtig, daar
zijn we sinds de Golfoorlog al mee bezig. We hebben alleen nog niet
de volledige inzet bereikt waar u om vraagt.'
94
Aan het uiteinde van de tafel baste luitenant-generaal Oda, opperbevelhebber van de mariniers: 'Ik zeker niet. Licht en snel, dat is precies wat de mariniers willen.'
Alom werd instemmend geknikt. Alleen president Castilla, die doorgaans enthousiast deelnam aan ieder serieus gesprek over de strijdmacht, bleef zwijgen. Hij leek wel te broeden en te wachten tot er iets anders werd gezegd.
Minister Stanton wierp een blik op hem en voelde iets van onzekerheid. Hij ging onvervaard door. 'Wat dit betreft, ben ik blij dat u het eens bent met mijn analyse. Maar ik krijg de indruk dat u het
hebt over morgen beginnen. Dat is niet goed genoeg. We moeten
vandaag beginnen. Nu. Op dit moment zijn er wapens in diverse stadia van ontwikkeling: de FZZ, de straaljager van de luchtmacht voor de korte afstand, de volgende generatie DD2.i-slagschepen en vliegdekschepen van de marine en het langeafstandsartilleriesysteem Protector van de landmacht. Die zijn te groot. Stuk voor stuk. Het zijn olifanten terwijl we jaguars nodig hebben. Die zullen volslagen nutteloos zijn in het soort confrontatie van de toekomst waarmee we hoogstwaarschijnlijk te maken krijgen.'
Voordat de golf van verontwaardiging explosieve kracht kon krijgen, stak admiraal Brose abrupt zijn hand op. Terwijl het rumoer afnam tot een verongelijkt gebrom, zei hij: 'Goed. Laten we ze stuk
voor stuk eens onder de loep nemen. Bruce, doe jij de verdediging
van de F2.2 maar.'
'Dat is zo gebeurd,' zei generaal Kelly. 'De Fi6 veroudert. De FZZ
zal oppermachtig in het luchtruim boven elk slagveld zijn. De nieuwe generatie zorgt voor de eerste verkenning, het eerste schot en de eerste nederlaag. Ze zijn sneller, wendbaarder en sterker, en hun camouflage wordt verhoogd tot het punt waarop ze praktisch onzichtbaar zijn.'
'Beknopt gesteld, generaal,' zei Stanton goedkeurend. 'Ik zal proberen uw voorbeeld te volgen. Geen enkel land bouwt een luchtmacht die de onze kan evenaren. Wat ze wél bouwen zijn betrekkelijk goedkope, krachtige en nauwkeurige raketsystemen. De moeilijkheid is dat veel van die raketsystemen in handen van terroristen zullen vallen. Tegelijkertijd blijft de F2.2. een straaljager voor de korte afstand, hoe oppermachtig hij ook is in de lucht. Dat wil zeggen dat er bases vlak bij het slagveld moeten zijn. Maar wat gebeurt er als de vijand die bases met raketten vernietigt? Dan zullen onze nieuwe en dure straaljagers nutteloos zijn.'
'Ik zal spreken voor de marine,' zei admiraal Brose. 'We zijn al be95
zig met andere ideeën over onze vliegdekschepen en andere oppervlaktevaartuigen. In besloten wateren of kustwateren zijn ze kanonnenvlees voor raketten. Als het gaat om een oorlog diep in het continent, komen er toch geen schepen of korteafstandsjagers in de buurt.'
'Blijft over de landmacht en het artilleriesysteem Protector,' zei de
minister van de landmacht Jasper Kott. Hij was een elegante, veel-eisende man met gladde wangen, een kalm gezicht en expressieve ogen. Zelfs onder de meest benarde omstandigheden was hij niet uit
het veld te slaan. 'Ik zal minister Stanton voor zijn door het ermee
eens te zijn dat we het snel inzetbare leger nodig hebben dat hij voor
ogen heeft. Als er in Kosovo een grondoorlog was uitgebroken, zou
het maanden hebben geduurd voordat onze tanks ter plaatse waren
en als ze daar eenmaal waren, zouden er tien of twaalf bruggen zijn
bezweken tussen de haven en het slagveld onder het kolossale gewicht van de Abrams-tanks, die zeventigduizend kilo per stuk wegen. Daarom trainen we nu "interimbrigades". Uiteindelijk zullen die beschikken over een nieuw pantservoertuig dat veel kleiner is
dan de Abrams, en we kunnen ze met vliegtuigen transporteren.'
'Dus eigenlijk hebben we dat Protectorsysteem helemaal niet nodig,
minister Kott?' vroeg Stanton uitdagend.
Kott bleef beleefd, bijna neutraal zelfs. 'Eigenlijk wel. We hebben
het hard nodig. Zoals generaal Guerrero heeft gezegd, hebben we
serieuze tegenstanders in de wereld: China, Rusland, Servië, India,
Pakistan en niet te vergeten Iran en Irak. Onze langeafstandsbommenwerpers zijn krachtig, maar niet altijd even accuraat. De artillerie is nog altijd de sleutel voor het winnen van een grote veldslag. We zijn blij met de Protector omdat hij veel beter is dan ons huidige Paladin-systeem. Hij verschaft ons de superioriteit die geboden is om grote militaire tegenstanders af te schrikken. De Protector laat
zich overigens eenvoudig door de lucht vervoeren.'
'Hij is alleen eenvoudig door de lucht te vervoeren als hij op het niveau van veertig ton blijft, het uitgeklede gewicht. U hebt een heleboel bepantsering overboord gezet die u eigenlijk wilt. Iedereen weet dat u die weer monteert zodra u de kans krijgt. Vervolgens is dat
verrekte ding weer te zwaar om waar dan ook heen te vliegen.'
'Hij blijft door de lucht te vervoeren,' kaatste generaal Guerrero terug.
'Ik betwijfel het, generaal. Het leger is dol op zware bepantsering.
U vindt wel een manier om dat gewicht weer toe te voegen als u eenmaal het fiat van de regering voor de bouw hebt. Denk maar ge-96
96
woon aan wat de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog in Rusland en de Ardennen hebben geleerd: slechte wegen, oude bruggen, smalle tunnels en slecht terrein kunnen alle voordelen van zware
tanks en artillerie torpederen. Voeg daar nog eens slecht weer aan
toe en je kunt net zo goed ter plaatse je graf delven.'
'Aan de andere kant delven lichte strijdkrachten altijd het onderspit
tegen zware wapens en een grote strijdmacht,' merkte minister Kott
op. 'Dat kun je met geen mogelijkheid tegenspreken. Wat jij zoekt
is het recept voor een ramp, Stanton.'
De heren om de tafel zetten hun stekels op en maakten zich op voor
de hervatting van de woordenstrijd, maar admiraal Brose zei met
stemverheffing: 'Ik vind dat we onze standpunten voldoende hebben
toegelicht. De fondsen voor bewapening zijn niet onuitputtelijk, is
het wel, Emily?'
De adviseur nationale veiligheid schudde ernstig haar hoofd. 'Helaas niet.'
'Dus neig ik het standpunt van de minister van defensie in dezen te
delen,' zei Brose. 'Onze eerste prioriteit is het ontwikkelen van de
snellere strijdkrachten die onze ervaringen vanaf Somalië tot de dag
van vandaag voorschrijven. Ook moeten we handhaven wat we hebben en de militaire ontwikkelingen van potentiële vijanden goed in de gaten houden.' Hij staarde naar de president aan de overkant van
de tafel. 'Wat vindt u, meneer?'
Hoewel president Castilla tijdens de langdurige discussie merkwaardig zwijgzaam was gebleven, was het bekend dat hij voorstander van een soberder militair apparaat was. Hij knikte, min of meer tegen zichzelf. 'U hebt allemaal krachtige argumenten op tafel gelegd die de aandacht verdienen. De noodzaak van een snelle-reactiemacht die groot en sterk genoeg is om elk oplaaiend conflict, of derde-werelddreiging aan te kunnen, of om onze burgers en belangen in ontwikkelingslanden te beschermen, spreekt voor zich. We willen geen tweede Somalië. Tegelijkertijd mogen we er niet op vertrouwen dat andere landen werkeloos toezien als Amerika een kolossale strijdmacht aan hun grens samentrekt, zoals Saddam Hoessein tijdens de Golfoorlog heeft gedaan.'
De president knikte admiraal Brose en minister Stanton toe. 'Aan de
andere kant herinneren de generaals en minister Kott ons eraan dat
we ook te maken kunnen krijgen met conflicten op monumentale
schaal tegen grote tegenstanders met atoomwapens. Misschien moeten we strijden op uitgestrekte continenten waar lichte strijdkrachten ontoereikend zijn.' Hij leek weer te broeden. Uiteindelijk zei hij: 97
'Het zou kunnen dat we een grotere militaire begroting moeten overwegen dan we hebben voorzien.'
Verwonderd keken alle aanwezigen eerst elkaar aan en vervolgens
weer naar de president. Hij hinkte op twee gedachten, een zeldzaamheid voor iemand die doorgaans zo besluitvaardig was. Alleen admiraal Brose had een vaag vermoeden wat de oorzaak van die ongebruikelijke aarzeling was. The Dowager Empress en China's strategische belangen in dat schip. De president stond op. 'Binnenkort komen we weer bijeen om hier
verder over te praten. Emily, jou en Charlie moet ik over een andere aangelegenheid spreken.'
De verschillende generaals, leden van de ministerraad en assistenten
liepen fronsend naar buiten en wisselden cryptische opmerkingen uit
over wat ze duidelijk een onbevredigende vergadering vonden. President Castilla keek ze ernstig na. Shanghai
In de taxi verkleedde Smith zich in het pak met de das dat hij eerder had teruggekregen van de arme Andy. Om de paar minuten keek hij over zijn schouder naar de voortsnellende koplampen achter hem.
Hij kon het gevoel niet van zich afschudden dat hij werd gevolgd.
Tegelijkertijd werd hij zeker achtervolgd door de gezichten van Avery
Mondragon en Andy An. Had hij iets kunnen of moeten doen om
hun leven te redden?
In gedachten ging hij de afgelopen twee dagen af, op zoek naar iets
wat hij misschien over het hoofd had gezien. Naar een beslissing die
alles had veranderd. Zijn woede laaide weer op. Zijn spieren spanden zich. Zijn borst deed pijn van razernij. Wie waren die mensen voor wie een mensenleven niet telde?
Uiteindelijk zette hij het ergste van zich af. Te veel kwaadheid vertroebelde het brein en hij had al zijn hersens nodig, omdat het vinden van de vrachtbrief van cruciaal belang was. Hij had zich verkleed en stopte zijn zwarte werkkleren weer in zijn
rugzak. Er was werk aan de winkel. Werk dat des te belangrijker
was nu Mondragon en Andy dood waren.
De taxi zette hem na twee straten op de Bund af en hij versmolt met
de menigte die een avondwandeling langs de rivier maakte. Op de
hoek tegenover het Vredeshotel sloeg hij af naar Nanjing Dong Lu.
Hier veranderde het befaamde winkelparadijs weer in de smalle, stinkende, drukke straat die het voor de bouw van het winkelcentrum was geweest. De trottoirs waren zo vol dat de meeste voetgangers
98
schouder aan schouder op straat liepen.
Tegenover de draaideur van het hotel trok Smith zich terug in een
steegje. Hij concentreerde zich op de hotelingang in de hoop het rood
met witte haar van Feng Dun te bespeuren. Een straatventer van nepRolexen die iedereen aanklampte die het hotel in-of uitging, kon wel eens iemand zijn die hij bij de villa van Yu Yongfu had gezien.
Een knoedelverkoper naast zijn dampende pot op de stoep was het
zeker: hij was een van het tweetal dat onder het raam van de grote
slaapkamer was gepasseerd.
Ze speelden hun rol goed, maar ze verrieden ook de tekenen van
postende waarnemers. Ze hadden geen belangstelling voor hun
koopwaar, keken niet echt naar voorbijgangers die stopten om hun
handel te bekijken en schreeuwden niet zoals straatventers doorgaans doen. Ze deden wel hun uiterste best om iedereen die door de hoteldeur ging goed te bekijken. Het had geen zin om de andere ingangen te controleren, want daar zou het net zo zijn. Deze lui waren georganiseerd en door de wol geverfd. Hij moest ze zien weg te lokken of op de een of andere manier zien
weg te krijgen. Zichzelf als lokaas aanbieden was riskant. Dit was
hun stad, niet de zijne en hij sprak geen Chinees. Uiteindelijk liet hij
zich weer meevoeren door de menigte die terugliep naar de Bund tot
hij een telefooncel zag. Met de telefoonkaart die hij van dr. Liang
had gekregen belde hij het hotel.
De receptionist nam in het Chinees op maar schakelde snel over op
Engels zodra Smith zijn naam noemde.
'Ja, meneer. Wat kan ik voor u doen?'
'Het is een beetje gênant, maar ik zit met een probleempje. Eerder
op de dag had ik een onaangename woordenwisseling met een tweetal straatverkopers. Helaas zijn ze terug en houden ze de hotelingang in de gaten. Ik maak me zorgen om mijn veiligheid. Ik bedoel, wat moeten ze daar?'
'Dat regel ik wel. Kunt u ze beschrijven? Er zijn er zoveel in dit deel
van Nanjing Dong Lu.'
'De ene verkoopt imitatie-Rolexen en de andere Shanghai-knoedels.'
'Dan weet ik genoeg, dr. Smith.'
'Dank u wel, ik voel me al heel wat rustiger.' Hij hing op en baande zich een weg terug door de menigte voetgangers om bij een bloembak te gaan staan en toe te kijken. Binnen twee minuten wrong zich een patrouillewagen van de gemeentepolitie toeterend door het verkeer om voor het hotel te stoppen. Twee agenten in een donkerblauwe lange broek en lichtblauw 99
overhemd sprongen eruit en de straatverkopers begingen de vergissing om geen belangstelling te tonen, wat direct de argwaan van de politie wekte. Straatverkopers worden altijd schichtig van de komst
van de politie. Even later maakten de nepverkopers schreeuwend ruzie met de agenten. Smith wachtte af. Weldra ging het portier van een grote zwarte auto aan de overkant open en stapten er twee man in burger uit. Ze persten zich door de menigte en iedereen deinsde terug om ruimte
te maken. De Veiligheidsdienst. Ze voegden zich bij de gemeentepolitie. Een van hen maakte een scherpe opmerking. Onmiddellijk begonnen zowel de straatverkopers als de politieagenten tegen de geheime politie te schreeuwen. De venters zwaaiden met een vergunning. De politie wees naar het hotel. De agenten van de Veiligheidsdienst schreeuwden terug. Toen er een grote, zwarte Lincoln voor het hotel stopte om drie Europese zakenlieden en drie jonge Chinese vrouwen in een splitjurk uit te laten stappen, sloot Smith zich bij het opgewekte gezelschap
aan en lachte hij met ze mee toen ze de hal van het hotel in liepen,
terwijl zich een steeds grotere menigte om de ruziënde agenten en
straatverkopers vormde.
Smith ging zijn kamer in en haalde zijn mobiel te voorschijn, maar
bleef met een ruk staan. Het dunne velletje folie op het kleed was
weg. Hij stopte zijn mobiel weer in zijn zak, trok zijn Beretta en keek
rond op de vloer. Ver hoefde hij niet te zoeken. Een klein stukje van
de deur lag het propje plastic. Iemand was binnengekomen, op het
plastic gaan staan en had het zonder over de betekenis na te denken
weggeschopt.
Hij ging de gang weer op, haalde het NIET STOREN-bordje weg en
bestudeerde het slot. Het zag er onaangeroerd uit. Terug in de kamer deed hij de deur weer op slot en controleerde zijn koffers. De draadjes waren nog intact. Iemand met een sleutel was binnengekomen, had zich niet druk gemaakt om het onzichtbare plastic en geen belangstelling voor zijn koffers getoond. Dat leek niet op de Veiligheidsdienst, de plaatselijke politie of de gangsters van vanavond te wijzen. Meer op hotelpersoneel.
Hij fronste. Hij had toch duidelijk het bordje met NIET STOREN aan
de deurknop gehangen. Was er soms iemand - niet per se van het
hotel - komen kijken of hij er wel was?
Hij kon geen risico nemen. Hij zette de tv aan, draaide het volume
hoog en zette de kranen van de badkuip wijd open. Met die storen100
de achtergrond ging hij op de wc zitten, haalde zijn mobiel weer te
voorschijn en belde Fred Klein via de vervormde Covert-One-verbinding.
'Waar zit je in vredesnaam?' vroeg Klein. 'Wat is dat voor kabaal?'
'Ik zorg er alleen maar voor dat ze me niet kunnen afluisteren. De
kans bestaat dat mijn hotelkamer wordt afgeluisterd.'
'Geweldig. Heb je goed nieuws voor me, overste?'
Hij duwde zijn hoofd schuin naar achteren om zijn nek te strekken.
'Ik wou dat het waar was. Mijn enige succes was toen ik erachter
kwam van wie de Empress is. Een Chinese firma genaamd Flying
Dragon Enterprises. President-directeur is - of was - een zekere Yu
Yongfu, maar de echte vrachtbrief lag in geen van Yu's kluizen.' Hij
vertelde de chef van Covert-One over de bedrij fsaccountant Zhao
Yanji en de informatie die hij van de wanhopige man had gekregen.
'Natuurlijk ben ik in de villa van Yu Yongfu geweest.' Hij beschreef
zijn gesprek met de vrouw van Yu. 'Misschien heeft ze een spelletje
met me gespeeld, misschien ook niet. Ze is filmster en een verdomd
goeie ook, van wat ik me herinner. Toch had ik de indruk dat haar
verhaal en rouw niet gespeeld waren. Iemand heeft Yu Yongfu gedwongen zelfmoord te plegen, en wie dat ook geweest mag zijn heeft de vrachtbrief.'
Hij hoorde Klein hard aan zijn pijp lurken. 'Ze zijn ons van meet af
aan een stap voor geweest.'
'Het ergste komt nog. Andy - An Jingshe - is ook vermoord.'
'Ik neem aan dat je op de tolk doelt die ik je gestuurd heb. Ik kende hem niet, maar dat maakt het niet minder erg. Je went nooit aan sterfgevallen, overste.'
'Nee,' zei Smith.
Er viel een korte stilte. Toen: 'Vertel eens wat meer over die aanval
op de villa van Yu. Waarom denk je dat het geen valstrik was?'
'Zo voelde het niet. Ik denk dat ze me in de gaten hielden en uiteindelijk besloten stappen te nemen toen de vrouw wegreed. De manier waarop ze te werk gingen maakte duidelijk dat ze niet verwachtten dat de voordeur open was.'
'Veiligheidsdienst?'
'Ze waren te opzichtig en klunzig. Ik denk dat het huurmoordenaars
waren.'
'Moordenaars die Yu hebben gedwongen zelfmoord te plegen en de
vrachtbrief hebben meegenomen?'
'Zo ja, waarom zijn ze dan terug naar de villa gegaan? Zegt de naam
Feng Dun je iets?'
101
Toen Klein nee zei, beschreef Smith zijn confrontaties met hem.
'Ik laat hem wel natrekken.'
Klein zweeg even en Smith zag hem voor zijn geestesoog al fronsend
piekeren in dat verre kantoor in de jachthaven aan de Anacostia.
Uiteindelijk bromde Klein: 'Dus ons voornaamste spoor is doodgelopen en de vrachtbrief die we moeten hebben is weg. Wat nu, overste? Ik kan je terugtrekken en hergroeperen voor een andere aanpak.'
'Probeer elke aanpak maar die je kunt bedenken, maar ik ben nog
niet bereid het op te geven. Misschien kan ik de belagers op het spoor
komen. Dan is er nog de man die zegt dat hij de vader van de president is. Ik zal zien of ik iets over hem te weten kan komen.'
'Wat heb je nog meer gevonden?'
'Iets heel belangrijks... Flying Dragon staat niet alleen in die Em-
press-kwestie. Een Belgische firma, genaamd Donk & LaPierre, S.A.,
heeft voor een deel van de vracht gezorgd, zo niet de hele vracht.
Donk & LaPierre heeft een filiaal in Hongkong. Het zou logisch zijn
als ook zij een kopie van de echte vrachtbrief hadden.'
'Goed idee. Ga zo gauw mogelijk naar Hongkong. Ik zal iemand
sturen om te kijken of er in België iets is. Waar zit dat hoofdkantoor
ook weer?'
'Antwerpen. Ik neem aan dat onze mensen in Bagdad niets gevonden hebben?'
'Inderdaad. Ik ben bezig een betrouwbaardere agent in Basra te regelen om verder te graven.'
'Mooi. Ik verzin wel een excuus voor dr. Liang en neem het eerste
het beste toestel van China Southwest naar Hongkong.'
'Welnu...'
Boven het geluid van de tv en de badkraan kon hij de klop op de
deur amper horen. 'Wacht even.' Smith trok zijn Beretta en liep naar
de deur. 'Wie is daar?'
'Roomservice, meneer.'
'Doctor Jon Smith? Wolhandkrab? Bass-bier? Van het Dragon Phoenix-restaurant.'
Wolhandkrab was een exquise schotel Shanghai en het Dragon Phoenix-restaurant was in het hotel, maar dat veranderde niets aan het feit dat Smith geen éten had besteld. Hij zei tegen Fred Klein dat hij
terug zou bellen.
'Wat is er aan de hand daar?' vroeg Klein. 'Is er iets mis?'
'Zeg maar tegen Potus dat ik die afspraak met de tandarts misschien
toch zal moeten maken.' Hij verbrak de verbinding, stak het mobiel
102.
in zijn zak, klemde de Beretta vast en trok de deur op een kier.
Een man in een kelnersjasje stond alleen naast een wagentje met een
wit tafellaken erover. Uit de afgedekte schalen steeg de geur van
warm zeebanket. Smith herkende hem niet. Hij was klein en mager,
maar onder zijn uniform zaten spieren en zijn halspezen leken wel
kabels. Hij had een zekere doelbewuste spanning over zich als een
ingedrukte veer. Hij was donkerder dan alle Han-Chinezen die Smith
ooit had gezien en leek wel uit getaande, ongelooide koeienhuid gekerfd. Er liepen diepe rimpels en plooien door zijn lange gezicht met hoge jukbeenderen, hoewel hij niet ouder kon zijn dan veertig en
waarschijnlijk nog jonger was. De snor was een elegant onderdeeltje. Smith stelde vast dat het geen gewone Chinees was, wat en wie hij ook was.
Voordat de deur goed en wel open was, had de kelner het karretje
al de kamer binnengereden. 'Goeienavond, meneer,' zei hij hardop
in Engels met een zwaar Kantonees accent. Door de gang liep een
zwierig stel hand in hand. Ze liepen de kamer van Smith voorbij.
'Wie ben jij?' vroeg Smith.
De kelner wierp een blik op Smith' Beretta, gaf geen teken dat het
wapen hem zorgen baarde en duwde de deur met zijn hak dicht.
'Geen heisa maken, overste,' zei de man met een flits van zijn zwarte ogen. Weg was het Kantonese accent; het had plaats gemaakt voor deftig Brits. 'Als u zo vriendelijk wilt zijn.' Hij reikte onder het dienwagentje en gooide Smith een bundeltje kleren toe. 'Trek die aan. Vlug. Beneden zijn een stelletje lui naar u op zoek. Ik heb geen tijd
om alles uit te leggen.'
Smith ving het bundeltje in zijn linkerhand, terwijl hij met zijn rechter de Beretta op de man gericht hield. 'Wie ben jij verdomme, en wie zijn zij?'
'Zij zijn van de Veiligheidsdienst en ik ben Asgar Mahmout, alias
Xing Bao in de Volksrepubliek.' Hij sloeg nog altijd geen acht op de
Beretta van Smith. 'Ik ben de agent die Mondragon heeft verteld
over de oude man in de Chinese gevangenis.'
10
Washington, D.C.
Op de gang vlak bij hun kantoren in het Pentagon nam de minister
van de landmacht Jasper Kott afscheid van generaal Tomas Guerrero. Ze hadden verschillende strategieën besproken om meer steun 103
van zowel de regering als het militaire apparaat te krijgen, inclusief
publiciteit om het grote publiek te informeren. Kott bleef in de richting van zijn kantoor lopen tot generaal Guerrero uit het zicht was verdwenen.
De minister veranderde van richting en dook de herentoiletten in.
Daar was niemand, dus hij ging een hokje binnen, deed de deur op
slot en ging op de wc zitten. Hij toetste een nummer op zijn mobiel
en wachtte terwijl het telefoontje door een elektronisch labyrint werd
geschakeld.
De krachtige stem die uiteindelijk klonk vroeg: 'En?'
'Volgens mij lukt het. De president hinkt op twee gedachten.'
'Dat is niets voor onze leider. Wat doet hij precies?'
'Je weet hoe hij zijn tanden ergens in kan zetten. Nou, hij heeft amper aan de discussie deelgenomen. Stanton heeft zijn stokpaardje flink bereden, maar stond wel alleen. Op Brose en Oda na natuurlijk. Maar dat hadden we voorzien.'
'Geef me de bijzonderheden.'
Kott beschreef de hoogtepunten van de begrotingsvergadering. 'Niemand wist waarom de president zo humeurig, afwezig en aarzelend leek. Alleen Brose misschien. Ik heb een blik tussen hen opgevangen.'
Er klonk een schamper lachje. 'Vast. We moeten het hier eens over
hebben.'
'Kan altijd. Laten we nog maar een telefoonafspraak maken.'
'Nee, persoonlijk, onder vier ogen. Er is te veel te bespreken en het
is te belangrijk.'
Kott dacht even na. 'Ik moet toch een bezoek aan onze bases in Azië
brengen.'
'Mooi. Ik wacht.' De verbinding werd verbroken.
Kott stak de telefoon weer in zijn zak, trok door en vertrok.
President Castilla had vaak de indruk dat Fred Klein eeuwig in het
donker leefde. In het kantoor van Covert-One in de Anacostia Seagoing Yacht Club sloten aan het eind van de ochtend dikke gordijnen het zonlicht, de herrie van de bedrijvige jachthaven en de geluiden
van boten en fauna op de rivier buiten. De president zat tegenover
Klein, die achter zijn bureau naar achteren geleund zat. Zijn handen
lagen in het licht van de bureaulamp en zijn gezicht was in het halfduister van het kantoor gehuld. Klein herhaalde wat Jon zojuist had gemeld. 'En het kan zijn dat we
hem heel snel uit China weg moeten halen.' Klein beschreef het ab104
rupt geëindigde telefoongesprek uit Shanghai met de codewoorden
'Potus' - voor president - en 'afspraak met de tandarts' voor reddingsoperatie.
'Laten we Smith niet ook kwijtraken.' De president schudde bezorgd
zijn hoofd. 'De vrachtbrief hebben we nog steeds niet en we weten
niet wie hem heeft, of waar hij is.'
'Volgens Smith heeft het Belgische bedrijf misschien nog een kopie.'
'Misschien?'
'Mijn mensen in China proberen erachter te komen wie Smith hebben aangevallen en in Irak wordt gezocht naar de tweede kopie van de vrachtbrief. Ik zal in Antwerpen de zaak aan het rollen brengen
om uit te zoeken of kopie nummer drie daar is. Maar als we er geen
in Shanghai, Basra of Antwerpen vinden, blijft alleen Hongkong
over.'
De president knikte. 'Goed. Ik vertrouw op je oordeel. We hebben
nog een paar dagen respijt voordat het vrachtschip aankomt.' Hij
aarzelde en trok vervolgens een grimas. 'Ik zal moeten overwegen
wat me te doen staat als er geen kopieën van de vrachtbrief boven
water komen. Ik mag dat schip zijn lading in Irak niet laten lossen.
Uiteindelijk zullen we geen andere keus hebben dan enteren, en dat
betekent dat ik me op de consequenties moet voorbereiden.'
'Een militaire confrontatie met China?'
'Zo'n confrontatie is een heel reële - en angstaanjagende - mogelijkheid.'
'Zouden we dat alleen doen, zonder onze bondgenoten?'
'Zonodig. Als we ze vragen om ons te steunen, zullen ze bewijs verlangen. En als we geen bewijs hebben...'
'Ik begrijp waar u heen wilt. We kunnen maar beter die vrachtbrief
te pakken zien te krijgen.'
'Ik wil er niet aan denken wat ons te doen staat als China zo dwaas
is om ons uit te dagen.' Castilla schudde zijn hoofd en zijn brede gezicht was betrokken door de onuitgesproken zorgen. 'Stel je toch voor, ik wilde deze baan. Ik heb me rot gewerkt om hem te krijgen.'
Hij boog zich naar voren en zei: 'Nog iets over David Thayer gehoord?'
'Zodra ik de exacte lokatie van die gevangenisboerderij weet, stuur
ik een agent om contact te maken en het waarheidsgehalte van zijn
verhaal te peilen.'
De president knikte weer. 'Ik heb zitten denken over de mogelijkheid dat het mensenrechtenverdrag misschien nooit ondertekend zal worden. Dat zint me van geen kant.'
105
'Als het daarop uitdraait, moeten we gaan denken aan een reddingsoperatie voor Thayer.'
'Wat voor reddingsoperatie?'
'Een kleine eenheid. Hoe groot precies en met wat voor uitrusting
hangt af van de beveiliging en de lokatie van de boerderij.'
'Je krijgt alles wat je nodig hebt.'
Vanuit de schaduw bestudeerde Klein zijn oude vriend. 'Begrijp ik
het goed dat u bereid bent het licht voor die operatie op groen te
zetten?'
'Laten we zeggen dat ik de opties openhoud.' De president deed een
ogenblik zijn ogen dicht en zijn gezicht leek even een melancholische uitdrukking te krijgen. Die was snel geweken. Hij stond op.
'Hou me op de hoogte. Dag en nacht.'
'Zodra ik iets weet.'
'Mooi.' Hij deed de deur open en verliet met zijn zware schouders
recht en waardig het kantoor. Onmiddellijk werd hij omringd door
drie agenten van de geheime dienst die hem naar de buitendeur loodsten.
Fred Klein hoorde de motor van de Lincoln aanslaan en de banden
over het grind knarsen toen het voertuig wegreed. Hij stond op en
liep naar het grote scherm aan zijn rechterwand. Ideeën en zorgen
tuimelden in zijn brein over elkaar toen hij op een rode knop drukte. Het scherm lichtte op. Er verscheen een gedetailleerde kaart van China. Met zijn handen op de rug bestudeerde hij die intensief.
Shanghai
Smith bleef in zijn hotelkamer zijn Beretta op de als kelner verklede man gericht houden. 'Wie is Mondragon en wat zou hem de een of andere oude man kunnen schelen?'
'Dit is niet echt een moment om preuts te zijn, overste.' Hij trok zijn
witte jasje en wijd vallende broek uit en daaronder zaten het typische, alomtegenwoordige witte overhemd van de jongemannen uit Shanghai, donkerblauwe, goedkope no-ironbroek en donkerblauw
jasje. 'We hebben iemand achter Mondragon aan gestuurd om er zeker van te zijn dat hij de informatie aan de yanks zou geven. Herinnert u zich het eiland Liuchiu nog? De hinderlaag. Daar is Mondragon aan zijn eind gekomen. Daarna bent u naar Kaohsiung teruggekeerd. We hebben u geen moment uit het oog verloren. Zo
goed?'
Smith hield nog steeds zijn wapen op hem gericht. 'Waarom zou de
Veiligheidsdienst belangstelling voor mij hebben?'
106
'O, godverdomme! Rustig nou maar. Het zou heel goed kunnen dat
David Thayer ons vrijkaartje is voor wereldwijde erkenning van wat
zich hier in China eigenlijk afspeelt. De Veiligheidsdienst zit achter
u aan om hun eigen redenen, niet de onze.'
'Was jij de man in de landrover?'
Asgar Mahmout slaakte een overdreven zucht. 'Het was niet koningin Elizabeth. Trek die kleren aan voordat ze ons allebei aan onze ballen ophijsen.'
Asgar Mahmout was geen Chinese naam en met die ronde ogen en
donkere huid zag hij er evenmin Chinees uit. Hij had het over 'wij'.
Wij hebben iemand achter Mondragon aan gestuurd. En 'ons'. Ons vrijkaartje. De een of andere ondergrondse groep dissidenten? Wie
of wat precies zou moeten wachten, want wat hij zei klonk logisch:
ze hadden hem kunnen vinden, als ze hem hadden gevolgd sinds zijn
rendez-vous met Avery op Liuchiu. Wat betekende dat de Veiligheidsdienst waarschijnlijk beneden op de loer lag. Smith legde de Beretta op de salontafel en verwisselde zijn pak vlug
voor de gekregen kleren: een donkerblauw Mao-pak voor een oude
man, een pet van het Chinese leger, een pastelblauw overhemd met
een groezelige boord en Chinese sandalen.
'Alleen meenemen wat je nodig hebt.' Mahmout had het wagentje
omgedraaid naar de deur en maakte die open.
Smith pakte zijn rugzak, stopte de Beretta in zijn zak en holde hem
achterna door de gang. Die was verlaten. Mahmout duwde het wagentje snel naar rechts, weg van de gewone liften en de hoek om naar een dienstlift.
Die stond open. 'Dat is boffen,' zei hij tevreden.
Hij duwde het wagentje erin met Smith op de hielen. Toen de deuren dichtgingen, hoorden ze een gastenlift op hun etage stoppen. De deuren suisden open en voetstappen holden door de gang. Hun lift
daalde met de geluiden van hard, ongeduldig gebons op een deur en
scherpe bevelen in het Chinees, hard genoeg om door de wand te
dringen.
'Dat klinkt alsof ze bij uw kamer zijn,' zei Asgar.
Smith knikte en vroeg zich af hoe lang het zou duren voor de geheime politie erachter was wat er was gebeurd en waar ze heen waren. Op de parterre duwde Mahmout het wagentje de hal in.
'We kunnen door de keuken naar buiten,' zei Smith.
'Weet ik. Die heb je vandaag al eerder gebruikt met die jonge Han.
Wie is dat? Waar is hij?'
'Een tolk.' Smith liet zijn stem dalen. 'Hij is ook dood.'
107
Mahmout schudde zijn hoofd met een grimmige uitdrukking. 'U bent
me de talisman wel, overste. Ik zal niet alleen u moeten beschermen,
maar mezelf ook. Wie heeft dat op z'n geweten?'
'Ik denk een man die Feng Dun heet en zijn mensen.'
'Nooit van gehoord.' Mahmout repte zich door de geurige gangen
achter de keuken naar de dienstuitgang met Smith aan zijn zijde. Ze
lieten het wagentje staan en slopen naar buiten, waar ze direct werden belaagd door het lawaai van de stad. De donkere steeg liep naar links naar de drukke Nanjing Dong Lu en rechts naar de straat achter het hotel.
'Heb je de Land Rover?'
'Ben je nou helemaal? Niet hier.'
Het geschreeuw kwam van links noch van rechts maar van achteren, in het hotel. De geheime politie was er sneller achter gekomen wat er was gebeurd dan Smith had gedacht.
'Rennen!' Mahmout stoof als een hazewind naar rechts.
Smith holde naast hem mee door de schemerige steeg en het geroezemoes van Nanjing Dong Lu verdween achter ze in de verte. Op de hoek hoorden ze nog meer geschreeuw exploderen en het geroffel
van voetstappen die hen achtervolgden. Ze sloegen links af, weg van
de Bund en de rivier, sprongen over de smallere zijstraat, doken een
andere steeg in en belandden al kronkelend in weer een andere steeg.
Met een blik over hun schouder schoten ze een straat over.
Toen ze weer een nieuwe steeg in holden, had Mahmout een halsbrekende, afstand verslindende snelheid bereikt. Zwetend en verward had Smith geen idee waar ze waren of heen gingen. Mahmout voerde hem door een verbijsterend labyrint van achterafstraatjes en
naamloze stegen, waar ze rechts en links zonder een moment te pauzeren vloekende voetgangers ontweken, om gestalde fietsen slalomden, bouwterreinen overstaken, over vuilnis sprongen, tegen straatventers botsten, en om op de stoep geparkeerde voertuigen en auto's met rode lichten zigzagden.
Terwijl ze hijgend verder holden, werden ze belaagd door duizenden-een rauwe, stinkende geuren en oorverdovend kabaal. Ze doken onder drogend wasgoed door, sprongen over kookvuurtjes, glibberden om afval en ontweken zowel fietsen als motorfietsen die geen onderscheid maakten tussen straten, stegen en trottoirs. En al die
tijd werden ze gevolgd door geschreeuw en het kabaal van hollende
voeten, nu eens dichterbij, dan weer verder weg, maar altijd aanwezig, als een nachtmerrie. Tweemaal keerde Mahmout scherp naar rechts of naar links toen er
108
voor hen opeens nieuwe achtervolgers opdoken die hun de weg probeerden te versperren. Eenmaal slipte een ongemarkeerde auto vlak voor hen met gillende banden tot stilstand. Ze doken een huis in en
schoten aan de achterkant weer een steeg in.
Hun achtervolgers waren genadeloos. Er was geen tijd om iets te zeggen of te vragen. Geen tijd om op adem te komen. Geen enkel respijt. Smith raakte zijn richtingsgevoel kwijt, hoewel hij zeker wist dat hij
al kilometers had gesprint. Zijn spieren deden zeer en zijn longen
voelden rauw. Inmiddels moesten ze in het oude Shanghai of de Franse Concessie zijn. Maar toen doken ze weer op in de dichte menigte van Nanjing Dong Lu, waar het wemelde van het winkelende publiek, kroeglopers, dagjesmensen, dieven, zakkenrollers en hoerenlopers die als bij toverslag weer in het straatbeeld waren verschenen toen de economische 'vrije' markt het nieuwe ideaal van het socialisme werd.
'De metro! Daar, ouwe jongen. Kom óp!' Mahmout schoot de trap
af, gebruikte zijn vooraf betaalde kaartje om binnen te komen en
gaf het aan Smith.
Die stormde hem achterna naar het goed verlichte perron waarop
HE NAN LU stond. Op dit late uur stonden er maar weinig mensen
op de trein te wachten. Gespannen en doordrenkt van het zweet ijsbeerden Smith en Mahmout over de laad-en losplek en hielden ondertussen de verschillende ingangen in de gaten. Toen er uiteindelijk een trein kwam, sprongen ze erin.
Smith slaakte een diepe zucht van verlichting toen de trein het station verliet en het platform leeg achterbleef. 'Goed werk,' zei hij in de goeddeels verlaten coupé. 'Maar je zult het nooit tot toeristengids schoppen. Je neemt niet genoeg tijd om van de bezienswaardigheden te genieten.'
Mahmouts gezicht glom van het zweet en zijn uitdrukking hield
steeds het midden tussen grimmig en neutraal, maar opeens grijnsde hij sardonisch. De huid om zijn zwarte ogen rimpelde van vro-lijkheid. 'Het is duidelijk dat je er niets van begrijpt, overste.' Smith moest wennen aan het uitgesproken Britse accent. 'Ik richt me op
heel specifieke toeristen, namelijk die meer belangstelling hebben
voor uithoudingsvermogen dan plaatjes schieten. Bovendien heb je
er een vergunning voor nodig en die krijg ik hier domweg niet.'
'Kun je die niet bemachtigen?'
'Niet bij de politie. Die maakt er een gewoonte van om me achterna te zitten.'
109
'Gebeurt dat vaak?'
'Hoe denk je dat ik aan mijn conditie ben gekomen? Ik woon dan
wel in China, maar ik spreek nog altijd openlijk over de Partij, de
regering en de minderheden. Ik ben verre van populair bij de handlangers van de gangsters aan de top.'
De metro trein was schoon, snel en comfortabel. Bij het volgende station stapte Mahmout uit en keek het perron af. Na een blik in beide richtingen kwam hij hoofdschuddend terug.
'Moeilijkheden?'
'De gemeentepolitie houdt de uitgangen in de gaten, waaruit ik afleid dat de Veiligheidsdienst weet dat we de metro hebben genomen.'
'Maar hoe weten ze waar we heen gaan?'
'Dat weten ze niet. Wisten ze dat wel, dan zouden we geheime politie op het perron zien, geen gemeentepolitie. De veiligheidsjongens wachten tot die ons heeft gevonden.'
'Dat bevalt me niet.'
'Mij wel,' zei Mahmout. 'Het geeft ons een kleine voorsprong. De
gemeentepolitie zal ons niet arresteren. Die wacht tot de geheime politie er is.'
De trein vertrok weer. Mahmout liet nog twee stations passeren voordat hij zei: 'De volgende halte is de Jing An-tempel. Daar stappen we uit. Ze hebben mij nooit goed kunnen bekijken en in deze kleren kan ik voor iedereen doorgaan. Wat jou betreft, betwijfel ik of ze je op het station zullen aanhouden, maar ik weet het niet zeker.
Ik zal wel zeggen welke uitgang je moet nemen en je gaat temidden
van de menigte naar buiten. Ik loop vlak achter je, voor het geval
ze je in de gaten krijgen. Dan bespringen we ze samen.'
'En dan?'
'Dan zetten we het weer op een lopen.'
'Mooi. Ik kan amper wachten.'
Mahmout grijnsde breed en toonde een rij witte, gave tanden onder
zijn zwarte snor. Toen de trein het lichte station binnenreed en tot
stilstand kwam, keek hij uit het raam. 'Loop mee met de rest. Sla
linksaf en loop de kant van het eind van het perron op. Onderweg
kom je langs drie uitgangen. Je neemt de een na laatste.'
Ze bleven kijken en de deuren gingen rammelend open.
'Begrepen.' Smith stapte uit met de stroom passagiers en volgde de
groep die linksaf sloeg. Nog geen kwart koos de een na laatste uitgang. Hij bleef bij ze en durfde niet achterom te kijken om zich ervan te vergewissen dat Mahmout in de buurt was. Bij de uitgang stonden twee politieagenten uit Shanghai die de ge-110
110
zichten van de passagiers nauwlettend bekeken. Smith ontsnapte aan
de aandacht van nummer een, maar nummer twee schrok na een
vluchtige blik op en concentreerde zich op zijn gezicht.
Smith versnelde zijn tred en wierp een blik over zijn schouder. De
agent stond over zijn handradio gebogen en zei er iets in.
Smith was al bij de trap toen achter hem een kreet klonk, eerst in
het Chinees, toen in het Engels: 'Halt! Die grote Europeaan daar,
stoppen!'
Hij voelde een duw in zijn rug. 'Lopen, ouwe jongen, als de gesmeerde bliksem!'
Smith sprong de trap op, zette het op een lopen en kwam op een
donkere straat uit.
Mahmout holde hem voorbij. 'Volg me!'
Boven het geluid van het verkeer klonk nog meer geschreeuw. 'Halt!
Jij daar, overste Smith. Stoppen of we schieten.'
De Veiligheidsdienst was gearriveerd. Koplampen van auto's gingen
aan en motoren raasden.
'Hou ze tegen, idioten!' Dat was in uitstekend Engels.
Smith snelde achter Mahmout aan. Ze waren allebei gevangen in het
licht van de koplampen en renden als antilopen op de Afrikaanse
vlakte. Er was geen dekking. De straat was open en recht.
'We kunnen ze niet voor blijven!' snauwde Smith naar de man aan
zijn zij.
'Hoeft ook niet.' Mahmout maakte een haakse bocht en schoot een
inktzwarte zijstraat in.
Ze passeerden een statig Europees huis uit het begin van de negentiende eeuw en Smith besefte dat ze eindelijk in de Franse Conces-sie moesten zijn. De koplampen kwamen dichterbij. Mahmout sloeg weer af naar een
nog smallere en donkerdere zijstraat. Ze joegen langs rijen van wat
aaneengebouwde villa's leken, achter muren in een stijl die niet bij
die van de huizen paste. Voordat de koplampen van de Veiligheidsdienst ook de bocht om konden gaan, had Mahmout een hek opengerukt. Hij schoot naar binnen, dook opzij en Smith volgde zijn voorbeeld.
Mahmout trok het hek meteen dicht. Terwijl de koplampen de straat
verlichtten, holden de twee mannen langs een reeks bakstenen villa's. Ze verlieten een vrij brede steeg en belandden in een labyrint van doorgangen die steeds kleiner werden, met aan alle kanten deuren. Wasgoed hing in de nog altijd warme avondlucht twee tot drie etages hoog tussen de ramen. Haveloze fietsen stonden tegen de bak111
stenen muren. Roestige airconditioners staken als vierkante gezwellen uit de ramen. Overal hingen vettige kookluchtjes.
'Is dat hek waar we door kwamen de enige manier om weg te komen?' vroeg Smith.
'Doorgaans wel,' zei Mahmout. 'Kom mee. Hierin.'
Hij dook in een van de gebouwen aan de smalste steeg die Smith tot
nu toe had gezien. Hij volgde zijn gids door vertrekjes waar mannen met lange, donkere gezichten zoals dat van Mahmout met witte of veelkleurige kalotjes op het hoofd op stoelen zaten of op kleden met kussens lagen. De meesten sliepen, maar anderen bekeken hem nieuwsgierig en onbevreesd.
Mahmout liep met lichte tred om zo min mogelijk lawaai te maken
naar een onregelmatig gat in de muur. Hij kroop erdoorheen. 'Kom
mee, overste, niet treuzelen.'
'Wat is dit?' vroeg Smith weifelend toen hij hem achterna kroop.
'Veiligheid.'
Ze bevonden zich in een ander vertrek met bedden, stoelen, tafeltjes
en schemerlampen. Ze waren alleen.
'We zijn in de Franse Concessie, maar waar?' vroeg Smith zich af.
Zijn hart bonkte nog steeds van hun marathon en hij was doordrenkt
van het zweet.
Mahmouts gezicht was niet alleen nat van transpiratie, maar donkerrood van de inspanning. 'In de longtangs.' Hij haalde een arm langs zijn voorhoofd.
'Wat zijn dat?'
'Aaneengebouwde bakstenen huizen in Europese stijl uit het eind
van de negentiende eeuw. Maar de huizen zijn gebouwd in groepen
en de muren om de groepen zijn in Chinese stijl. De longtangs zijn ontworpen naar het oude Chinese binnenhofpatroon: talrijke huizen, telkens binnen vier muren, met elkaar verbonden door voetpaden.'
'Je bedoelt steegjes.'
'Je hebt het gezien. In dit geval, inderdaad. De Europeanen beseften
dat ze dieven waren van hun eigen portemonnee als ze de Chinezen
buiten de Concessies hielden. Dus hebben ze de longtangs gebouwd
om voornamelijk aan de rijkste Chinezen te verhuren. Alle oorspronkelijke bewoners van Shanghai plachten daar te wonen. Zo'n veertig procent woont er nog. Deze, in de Franse Concessie, zijn het
bewoonbaarst. Hier en daar worden de binnenplaatsen gedeeld door
hele families, groepen vrienden of mensen uit een bepaald dorp.'
Smith hoorde een geluid en zag nog net hoe een heel stuk van de
112
bakstenen muur, precies in de vorm van het gat waar ze net doorheen waren gekropen, in de opening werd gezet.
'Van de andere kant is dat gat nu feitelijk onzichtbaar,' legde Mahmout uit. Smith was onder de indruk. 'Wat ïs dit in hemelsnaam voor plek?'
'Een onderduikadres. Honger?'
'Ik zou het hele keizerlijke paleis kunnen opeten.'
'Ik heb spijt dat we die krabben hebben achtergelaten.' Mahmout
deed een deur open en ging een ander vertrek in. Daar stonden een
lange tafel, een fornuis en een koelkast. Mahmout wilde de koelkast
opentrekken, maar zijn hand bleef halverwege hangen.
Smith had het ook gehoord.
Er klonken zware voetstappen aan de andere kant van de verste muur
en mannelijke stemmen twistten en overlegden. Ze klonken als de
geheime politie, en slechts een kamer verderop.
Mahmout haalde zijn schouders op. 'Ze zullen ons gat in de muur
niet vinden, overste. Je went wel aan het gevoel van veiligheid. We
zijn hier niet eens in dezelfde longtang als zij. Toen we door de muur kropen, zijn we in de volgende beland, en...'
Hij stopte weer en draaide zijn hoofd met een ruk om. Smith keek
al naar de muur. Er klonken andere stemmen die bevelen uitdeelden,
maar die klonken niet aan de andere kant van de slaapkamermuur.
Deze waren buiten.
'Wat...' begon Smith.
Er werd op nog geen zeven meter afstand op een deur gebonsd.
Asgar Mahmout grinnikte zacht en haalde iets uit de koelkast. 'Ga
maar aan tafel, overste. Ze vinden ons niet.'
Smith luisterde weifelend naar de stemmen en zware voetstappen op
de houten vloer. Ze klonken nog dichterbij, alsof ze in de andere kamer waren. Maar Mahmout toonde geen belangstelling. 'Ons gat is de enige manier waarop ze ons kunnen vinden. Niemand zal het zien.' Hij had vastgesteld waar hun achtervolgers waren en vertrouwde op zijn beveiliging. Hij haalde nog meer eten te voorschijn, zette alles in twee magnetrons en zette ze aan. Terwijl het eten warm werd, vond hij
twee flesjes bier en ging aan tafel zitten.
Hij gebaarde naar de andere stoel. 'Vertrouw me maar, overste.'
De stemmen en voetstappen bleven klinken, maar er kwam niemand
en Smith had honger. Hij ging tegenover Mahmout zitten die de flesjes Newcastle Brown Ale openmaakte en twee gewone halveliterglazen met kroontje en al uit een Engelse pub volschonk. 113
'Proost, op een behouden reis.' Mahmout hief zijn glas en hield zijn
hoofd schuin alsof de nervositeit van Smith hem amuseerde.
Uiteindelijk haalde die zijn schouders op. Zijn keel was zo droog als
scheepsbeschuit van al dat rennen. 'Nou ja. Proost.' Hij nam een
grote slok.
il
Mahmout zette zijn glas neer en veegde het schuim uit zijn snor. 'Je
moet wat meer vertrouwen in ons hebben, overste. Dit onderduikadres is zo veilig als de safehouses van jullie CIA.'
'Wie zijn "ons" en waarom heb je twee namen? Een Chinese en nog
een?'
'Omdat de Chinezen met alle geweld vinden dat ons land in China
ligt, en daarom moet ik een Chinees zijn en een Han-naam hebben.
"Ons" is de Oejgoeren.' Hij sprak het uit als Oewiekoeren. 'Ik ben een Oejgoer uit Xinjiang. Eigenlijk een halve Oejgoer, maar dat is
een kleinigheid die alleen belangrijk is voor mijn ouders. Mijn echte naam is Asgar Mahmout. In de metro noemden ze jou overste Smith, dus heb je kennelijk een militaire opleiding. Heb je ook nog
andere namen?'
'Jon. Jon Smith. Ik ben arts en wetenschapper die toevallig ook of-ficier in het leger is. En wat is in 's hemelsnaam een Oejgoer?'
Mahmout nam nog een slok en glimlachte wrang. 'Ach, die Amerikanen. Jullie weten zo weinig van de wereld, zo weinig van geschiedenis, soms zelfs weinig van jullie eigen geschiedenis. Charmant, energiek en onwetend, daar heb je het signalement van de yanks.
Laat me je het een en ander bijbrengen.'
Het was Smith' beurt om te glimlachen. Hij nam een slok. 'Ik ben
een en al oor, zoals wij "yanks" zeggen.'
'Je bent een heer.' Zijn stem rees van trots. 'De Oejgoeren zijn een
oud Turks volk. We wonen al sinds de oudheid in de woestijnen,
bergen en steppen van oostelijk Centraal-Azië, sinds lang voor jullie Christus werd geboren. Ook lang voordat de Chinezen voldoende moed hadden verzameld om te ontvluchten aan hun valleien in het oosten. We zijn verre neven van de Mongolen, Oezbeken, Kirgiezen en Kazaken. Ooit bezaten we grote koninkrijken, keizerrijken waar jullie Amerikanen nu op azen.' Hij zwaaide dramatisch rond zijn hoofd met een ingebeeld zwaard. 'We hebben samen gevochten met de grote Khan en de legendarische Timoer. We hebben 114
de scepter gezwaaid in Kashgar en beheersten de beroemde Zijderoute waarover Marco Polo zo hoog opgaf tijdens zijn bezoek aan de kleinzoon van de Khan, die inmiddels natuurlijk de arrogante
Han had verslagen en China had veroverd.'
Hij dronk zijn glas leeg. Hij vervolgde grimmig: 'Maar nu zijn wij
de slaven, alleen erger. De Chinezen dwingen ons om Han-namen te
dragen, Han te spreken en ons als Han te gedragen. Ze sluiten onze scholen en weigeren ons in een andere taal dan het Han les te geven. Ze sturen miljoenen van hun eigen mensen om onze steden te bevolken, onze manier van leven te vernietigen en ons van onze boerderijen de woestijn in te jagen, of naar de hoge steppen met de Kazaken, als we het als volk willen overleven. Ze laten ons niet tot Allah bidden en verwoesten onze historische moskeeën. Onze taal, gewoonten en literatuur worden geëlimineerd. Mijn vader was een
Han. Hij verblindde mijn moeder met zijn geld, status en opleiding.
Maar toen ze weigerde de islam op te geven en mij en mijn zuster
als een Han op te voeden, en om Kashgar te verruilen voor de vallei van de Yangtse met zijn pest, of voor de moerassen van Guangzhou, heeft hij ons in de steek gelaten.'
'Dat zal niet meegevallen zijn.'
'Het was verschrikkelijk.' Hij ging naar de koelkast om nog een biertje te pakken. Hij gebaarde of Smith er ook een wilde. Smith knikte. 'En je Britse accent?'
'Ik ben naar Engeland gestuurd.' Hij nam de biertjes mee naar de
tafel en schonk in. 'Mijn grootvader van moederskant had het gevoel dat iemand met een westerse opleiding nuttig zou zijn. Mijn volk is radeloos as ik gearresteerd word.' Hij haalde zijn schouders
op.
'Heb je in Londen gestudeerd?'
'Uiteindelijk wel, ja. Eerst op privéscholen en daarna de Londen
School of Economics. Mijn opleiding lijkt hier misschien enigszins
nutteloos.'
De magnetrons meldden dat het eten klaar was. Hij bracht de dampende borden en schalen en ging weer zitten.
'Ze willen je voorbereiden om leiding te geven als jullie ooit onafhankelijk worden. Ik neem aan dat jij niet de enige bent die is weggestuurd voor een opleiding.'
'Natuurlijk niet. In de loop der jaren zijn dat er enige tientallen geweest, inclusief mijn zus.'
'Weet de wereld iets over de Oejgoeren? Hoe staat het met de Verenigde Naties?' 115
Asgar schepte gestoofde blokjes schapenvlees, ui, paprika, schijfjes
gember, wortel, koolraap en tomaat op zijn bord en Jon volgde zijn
voorbeeld. Uit de grote schaal namen ze handenvol dikke, gebakken
rijst met nog meer wortel en ui. Al etend doopte Asgar de blokjes
schapenvlees in de donkere vloeistof in het kleine schaaltje en at ze
met een van de knapperige matses die hij vasthield als een boterham.
Jon deed net als hij en vond het kruidige voedsel verrukkelijk.
'De VN?' vroeg Asgar tussen twee happen door. 'Die weet natuurlijk
van ons. Maar wij hebben geen status, en voor China zijn we iets
gênants. Wij willen ons land terug om er gewassen op te verbouwen
en ons vee te laten grazen. China wil het omdat het rijk is aan olie,
gas en mineralen. Hoe vind je het schapenvlees?'
'Heerlijk. Hoe heet dat platte, knapperige brood?'
'Nang.'
'En de rijst?'
Asgar grinnikte. Hij lachte veel voor iemand met zo'n bitter verhaal.
'We noemen het "rijst die met de handen wordt gegeten".' Hij haalde zijn schouders op. 'Voor de volkeren van Centraal-Azië is het altijd eender geweest. We zijn naar het westen getrokken omdat we arm waren en beter land en betere mogelijkheden zochten. We waren een woest volk met geweldige leiders. In de loop der eeuwen is onze glorie getaand door te veel gekibbel, te veel kleine leiders met
koninkrijkjes die door steeds benepener geesten werden geregeerd.
Uiteindelijk, in de negentiende eeuw, keerde het tij. Dat gebeurt vroeg
of laat altijd met volkeren.' Hij keek naar Jon over de rand van zijn
glas. 'Vergeet dat niet, Amerikaan.'
Jon knikte werktuiglijk.
Asgar nam een langzame slok bier. 'Eerst kwamen de Russen die een
oogje op India hadden, maar blij waren dat ze ons onderweg in konden pikken. Daarna kwamen de Chinezen, omdat ze ons land als het hunne beschouwden. Ten slotte waren het de Britten, die "hun" India beschermden. Zij noemden dat het "Grote Spel" en nu spelen jullie dat weer. Tegenwoordig is het enige verschil voor ons en het
grootste deel van de wereld dat het nu de yanks zijn en niet de Britten.'
'En de Oejgoeren? Wat doen die?'
'Ha, nu stel je een cruciale vraag. Wij pakken natuurlijk ons land
terug. Of liever gezegd ons grondgebied, omdat we nooit een "land" in de Europese zin hebben gehad, alleen maar een volk.'
'Is dit jullie ondergrondse?'
'Zo kun je het stellen. Momenteel zijn we maar met een handjevol,
116
maar iedere dag worden het er meer in Xinjiang en over de grens in
Kazakstan en elders. We zijn maar een verzetsbeweging, een luis in
de pels helaas. Gewoon overvallers, saboteurs en bandieten. We pesten de Han. Die beweren dat er maar zeven of acht miljoen Oejgoeren zijn. Volgens ons zijn het er wel dertig miljoen. Maar zelfs dertig miljoen mensen met paarden en pick-ups kunnen maar weinig uitrichten tegen een miljard soldaten met tanks. Toch moeten we verzet blijven bieden. Het zit in elk geval in onze aard. Het resultaat
is wel dat we een "autonoom gebiedsdeel" zijn geworden. In het grotere geheel zegt dat natuurlijk niets, vooral niet nu Ürümqi al een Han-Chinese stad is, maar het laat zien dat ze zich voldoende zorgen maken om ons om te kopen.'
Jon schepte nog eens op. 'Daarom heb je Mondragon zeker verteld
over de oude man die zegt dat hij de vader van onze president is?'
Asgar knikte. 'Misschien is hij het wel. In ieder geval is hij een Amerikaan die de Chinezen bijna zestig jaar stiekem gevangen hebben gehouden. Wij hopen dat het de belangstelling voor de ellendige situatie van de mensenrechten in China nieuw leven zal inblazen, en voor de systematische vernietiging van z'n minderheden, vooral die
niets Chinees hebben. We wonen heel wat dichter bij Kaboel en New
Delhi dan bij Beijing.'
'Zeker als het echt de vader van de president is.'
'Zeker.' Asgar glimlachte zijn witte tanden weer bloot.
Uiteindelijk schoof Jon zijn lege bord weg en pakte hij zijn glas bier.
'Vertel eens wat meer over die oude man. Waar zit hij precies?'
'In een gevangenis bij Dazu. Dat is ruim honderd kilometer ten
noordoosten van Chongqing.'
'Wat voor gevangenis?'
'Het is meer een beveiligde boerderij. Er zitten voornamelijk politieke gevangenen die "heropgevoed" worden, kruimeldieven en oude mannen die geen groot vluchtrisico betekenen.'
'Geringe beveiliging?'
'Naar Chinese maatstaven. Hij is helemaal omheind en wordt zwaar
bewaakt, maar de gevangenen leven in barakken, niet in cellen. Er
is weinig interactie met de buitenwereld en er komt amper bezoek.
De oude man die zegt dat hij David Thayer is, heeft een paar privileges, zoals een kamer in de barak met maar één medebewoner, wat boeken, kranten en een speciaal dieet. Maar dat is het wel zo'n beetje.'
'Hoe ben je aan zijn verhaal gekomen?'
'Zoals ik al zei, zijn er een heleboel politieke gevangenen. Een aan117
tal zijn Oejgoeren. Binnen de gevangenis hebben we een activistenen informatienetwerk voor het nieuws van buiten. Thayer had iets over het mensenrechtenverdrag gehoord, wist dat onze mensen tegen de Chinezen waren en berichten naar buiten konden smokkelen, dus heeft hij ze verteld wie hij was.'
Jon knikte. 'Wat weet je van zijn geschiedenis?'
'Niet veel. Volgens onze mensen is hij teruggetrokken en laat hij maar
weinig los, vooral over zijn verleden. Hij zou waarschijnlijk in grote moeilijkheden komen als hij dat wel deed. Maar uit wat hij wel heeft verteld kun je afleiden dat hij in de loop der jaren allerlei gevangenissen vanbinnen heeft gezien, van streng bewaakte tot licht bewaakte, afhankelijk van de machtsstrijd in Beijing en de nieuwe
theorieën. Ik heb de indruk dat ze hem dikwijls hebben verhuisd om
hem geïsoleerd en verborgen te houden.'
Het klonk logisch en gaf Smith voldoende stof om aan Fred Klein
te melden zodra hij het land uit kon. Maar veel mogelijkheden had
hij niet, omdat hij geen Chinees sprak. Zonder hulp was hij aangewezen op de gebruikelijke kanalen voor buitenlandse bezoekers die het land bezochten of verlieten: internationale luchthavens, een paar
passagiersschepen en nog minder treinen. Nu hij door de Veiligheidsdienst en door de geheimzinnige groep van het eiland werd gezocht, zouden die uitgangen potdicht zitten. Asgar had naar hem zitten kijken. 'Wat denk je dat de Amerikaanse regering aan David Thayer gaat doen?'
'Hangt van de president af. Als ik een gok moet doen niets, nu het
verdrag zo goed als ondertekend is. Hij zal waarschijnlijk wachten
tot het verdrag een feit is en daarna de kwestie David Thayer bij de
Chinese regering op tafel leggen.'
'Of het misschien laten uitlekken bij de krant om Beijing onder druk
te zetten?'
'Misschien,' beaamde Jon. Hij keek Asgar aan. 'Daar zijn jullie op
uit, hè? Op publiciteit?'
'Absoluut. Wij willen onszelf net als ieder ander op de wereldkaart
zetten. En als het verdrag niét wordt ondertekend?'
'Wat brengt je op dat idee?'
'Logica. Mondragon hoefde niet stiekem weg te glippen naar het eiland Liuchiu om jullie over David Thayer te vertellen. Nee, hij moest iets brengen, nietwaar? Jij moest dat daar in ontvangst nemen. Maar
hij is vermoord en jij bent ontkomen en rechtstreeks naar Shanghai
gegaan. Daaruit leid ik af dat de aanvallers te pakken hebben gekregen wat Mondragon bij zich had en dat jij dat op jouw beurt 118
weer te pakken probeert te krijgen. De hele toestand riekt naar moeilijkheden, en die geur verandert in stank als je het verdrag in aanmerking neemt. Momenteel is dat tenslotte de belangrijkste kwestie tussen de vs en China.'
'Laten we zeggen dat je misschien gedeeltelijk gelijk hebt. Zo ja...
Als de president er volledig van overtuigd zou zijn dat het verdrag
verkeken is, zou hij misschien een ploeg sturen om Thayer te bevrijden.'
'Dat zou voor vette koppen zorgen. Zowel de Chinezen als de Amerikanen in alle staten.'
'Maar als ik mijn mensen geen bericht kan sturen over waar Thayer zich bevindt, zal dat allemaal niet gebeuren. Kan ik mijn mobiele telefoon hier veilig gebruiken?'
'Geen goed idee. Inmiddels zal de Veiligheidsdienst wel een manier
gevonden hebben om draadloos contact vanaf deze plek te peilen.
In de longtangs zijn zo weinig mobiele telefoons dat ze het de moeite waard zullen vinden om elk telefoontje na te trekken, vooral als ze alles op alles zetten om je te vinden.'
Smith dacht even na. 'Een telefooncel is ook goed, als je me daar
kunt krijgen. Ik zal niets verraden.'
'Als dat me lukt, heb je dan een plan?'
'De Zevende Vloot is altijd in de buurt van China. Dat betekent dat
ik ook je hulp nodig heb om naar de kust te komen en me te laten
oppikken.'
Asgar staarde met getuite lippen voor zich uit en stond vervolgens
zonder een woord te zeggen op. Hij pakte de vuile borden en bracht
ze naar de gootsteen.
Jon pakte de rest en voegde zich bij hem.
Uiteindelijk vroeg Asgar: 'Zal jouw regering garanderen dat het verhaal van David Thayer op de een of andere manier naar buiten komt?'
'Dat betwijfel ik. Ik verwacht dat ze datgene zullen doen wat in het
belang van de vs is.'
'Het is in het internationale belang om China te ontmaskeren... plus
wat dat betekent voor Hongkong en Taiwan, en ook voor Ürümqi
en Kashgar.'
'Als dat zo is, zullen ze er zeker voor zorgen dat de wereld erachter
komt, maar ze zullen niet met garanties beginnen. Aan de andere
kant, als ik mijn baas niet kan doorgeven wat ik heb gehoord, gebeurt er zeker niets.'
Asgar bleef voor zich uit staren. Zijn ogen waren net harde, zwarte
119
knikkers. 'Ik denk het niet. Zo belangrijk ben je niet. Dat is toch
geen enkele agent? Maar misschien ben je belangrijk genoeg dat ze
in de wielen worden gereden als je je niet aanmeldt, zodat ze je gaan
zoeken. Dat zouden we niet prettig vinden.'
Jon keek hem recht aan. 'Ik begrijp wel hoe dat jullie zou dwarsbomen.'
De Oejgoer bleef hem een poos aankijken alsof hij wilde peilen uit
welk hout Smith gesneden was. Uiteindelijk ging hij naar de gootsteen om er wat afwasmiddel - Palmolive - in te doen, de heetwaterkraan open te draaien en het schuim te zien rijzen. 'Het zal niet makkelijk zijn, overste. China is een hermetisch, homogeen land,
vooral hier in het oosten. Op het platteland is het nog erger. Daar
zien ze zelden buitenlanders, Oejgoeren of zelfs maar particuliere
voertuigen. Alleen al een Land Rover zal een heleboel bekijks trekken.'
'Je lijkt je anders vrij makkelijk te bewegen.'
'Dat komt omdat we in Shanghai zijn. Shanghai is anders dan het
merendeel van China. Het is zelfs anders dan Beijing. Inwoners van
Shanghai zijn meer verwesterd; dat zijn ze altijd geweest. Die kijken
niet zo gauw ergens van op. Maar een auto vol Oejgoeren op het
boerenland zal een heleboel aandacht trekken. Voeg daarbij Oejgoeren en westerlingen die samen reizen, en de politie wordt gewaarschuwd. En hun belangstelling kan wel eens zo groot zijn dat ze de Veiligheidsdienst waarschuwen.'
'Wat moeten we dan?'
Asgar dacht na. 'We maken een Oejgoer van je.'
'Ik ben te groot. Mijn ogen hebben niet de juiste kleur en vorm.'
'De meeste Oejgoeren hebben nauwelijks iets oosters als ze uit de
puberteit zijn. We zijn Turks.' Hij keek eens goed naar Jons trekken
en postuur. 'Je bent inderdaad groot. Dat komt van al dat gezonde
Amerikaanse eten. Maar we kunnen wel je huid donker maken en
er wat rimpels aan toevoegen. Je zult je ogen tot spleetjes moeten
knijpen. Vervolgens trekken we je een stel traditionele kleren aan,
nemen je tussen ons in en drukken je wat in elkaar. Dat kan ermee
door, zolang niemand goed naar je kijkt.'
'Misschien. Waar aan de kust denk je heen te gaan?'
'Ergens in het zuiden, niet al te ver weg.'
'Ik moet de coördinaten hebben, zodat ze me kunnen oppikken.'
'Dat begrijp ik. Maar eerst moet ik met mijn mensen praten. We
moeten besluiten hoeveel mensen we nodig hebben, wat voor voertuigen we zullen gebruiken, de veiligste plek voor jouw rendez-vous 120
120
en de beste route om daar te komen.'
'Wanneer gaan we?'
'Vanavond. Hoe eerder hoe beter, nu de geheime politie nog bezig is
haar superieuren te raadplegen, als een kip zonder kop rondloopt
en overlegt.'
'Ik ben klaar.'
'Nog niet. Eerst gaan de vrouwen een Oejgoer van je maken en de
rest van ons zal een plan uitstippelen. Wacht hier maar, Jon. Ik kom
zo terug.'
Alleen gelaten inspecteerde Jon het kleine onderduikadres van vier
kamers. Er waren twaalf opeengepakte slaapplaatsen, een badkamer,
nog twee koelkasten en vier magnetrons. Het was ruim, goed voorzien en comfortabel. Terwijl hij rondkeek, besefte hij dat de stemmen en laarzen die nog geen uur geleden zo dichtbij hadden geklonken,
waren verdwenen. De geheime politie had zich teruggetrokken, althans voorlopig. Nu was er niets anders dan stilte... stilte alom, zowel buiten als in de vensterloze vertrekken. Het beviel hem van geen kant. De Veiligheidsdienst had het een beetje te snel, te gemakkelijk opgegeven. Waarom? Ze hadden ofwel opdracht gekregen om zijn aanwezigheid in China als een gevoelige zaak met mogelijke internationale complicaties te behandelen, wat
inhield dat ze wel argwanend waren, maar niet zeker wisten of hij
wel meer dan een eenvoudige bezoekende geleerde was. Of ze wachtten buiten de longtangs in de hoop dat hij zijn gezicht zou laten zien. Of... ze hadden maar een toneelspelletje opgevoerd zonder van plan
te zijn hem te vangen, omdat ze hem al hadden: omdat Asgar Mahmout en zijn zogenaamde Oejgoeren in feite voor, of met de Veiligheidsdienst werkten. Dat zou Asgars achteloze vragen over het mensenrechtenverdrag verklaren. Als dat het geval was, hadden ze hem dan al gevangen in deze verzegelde vertrekken, of zouden ze doorgaan met hem aan het lijntje te houden in de hoop erachter te komen wat hij precies uitspookte?
Hij bleef peinzend staan. Hij stelde vast dat ze zouden doen alsof ze
hem hielpen, omdat arrestatie inderdaad een internationale rel kon
betekenen als ze niet konden aantonen wat zijn opdracht was. Aan
de andere kant, als de hele toestand inderdaad een kat-en-muisspelletje was, betekende dat een kans. 121
12.
Vrijdag, 15 september
In zijn krappe kantoor in het hoofdbureau van politie in Hankou
Lu vlak bij de Bund, keek majoor Pan Aitu fronsend door zijn hoornen bril naar een dossier op zijn bureau. Er was niets mis met, of ongewoons aan dit dossier van een gewone straatrover tegen wie hij
in de loop van de dag moest getuigen. Een stuurs gezicht was gewoon Pans alledaagse gezicht als hij alleen was. De vriendelijke stem en welwillende glimlach waren uitsluitend voor openbaar gebruik,
evenals het kalmerende pak en het opgewekte vlinderdasje, allemaal
bedoeld om zijn slachtoffers te hypnotiseren. Zijn rondborstige jovialiteit was ook gespeeld. Onder het vet schuilden spieren, harde, geoefende spieren.
Met zijn zwarte jack, soldateske, bruine safarihemd en zwarte spijkerbroek had hij het boosaardige voorkomen van een dreigende dwerg die uit het diepst van de aarde was opgespit. Hij zat nog over
zijn dossier gebogen toen een klop op de deur zijn chef, generaal
Chu Kuairong, aankondigde.
'Heb je de Amerikaanse geleerde gevonden?'
'En weer uit het oog verloren,' zei de spion nijdig. 'We moeten betere mensen hebben, generaal. De teams die ik had gestuurd hebben alleen de hoofdingang van het hotel in de gaten gehouden, ervan uitgaande dat hij als buitenlander de stad niet kende en daarom op zijn achterhoofd gevallen was. Het is duidelijk dat hij het hotel op een
andere manier verliet en betrad.'
'Is hij al eens eerder in Shanghai geweest?' Chu Kuairong was boos.
'Zijn dossier en dat van ons wijzen daar niet op.'
De majoor schudde zijn hoofd. 'Hij moet hulp gehad hebben.'
'Hulp? Van onze éïgen mensen? Uitgesloten.'
'Kan niet anders,' zei Pan effen. 'Waarschijnlijk iemand die door hen
is gerekruteerd. Maar toen we toestemming kregen om hem aan te
houden, hebben die idioten van mij ondanks die hulp eindelijk hun
gezond verstand gebruikt en alle in-en uitgangen in de gaten gehouden. Niettemin hebben ze hem het hotel niet opnieuw zien binnengaan. Gelukkig hadden ze een mannetje in vermomming in het hotel laten posten. Die heeft Smith gezien.'
De generaal slaakte een gefrustreerde zucht. Hij dacht, zoals wel vaker, dat zijn budget voor het aannemen en opleiden van goede agenten veel te klein was. Hij boog zich als een reusachtige roofvogel wat naar voren op de rechte stoel. Zijn kale schedel blonk onder het
122
schelle neonlicht en zijn smalle, diepliggende oogjes boorden zich in
die van de majoor.
Generaal Chu gromde: 'En vervolgens zijn ze Smith weer kwijtgeraakt?'
Majoor Pan vertelde alles wat er was gebeurd nadat zijn agenten de
hotelkamer van Smith die avond waren binnengedrongen, hadden
ontdekt dat hij alles behalve zijn kleren had achtergelaten en hem
achterna hadden gezeten via de metro naar de longtangs in de Franse Concessie. Generaal Chu luisterde aandachtig. Toen de majoor was uitgesproken, dacht hij even na. 'Heb je nog altijd geen idee wat die zogenaamde geleerde in Shanghai te zoeken had?'
'Zijn wetenschappelijke geloofsbrieven zijn boven alle twijfel verheven. Hij is wat hij voorgeeft te zijn. De moeilijkheid is wat hij nog méér kan zijn. Hoewel we nog niet weten wat hij hier zoekt, begint
zich wel een aantal mogelijke antwoorden af te tekenen.'
'Wat voor antwoorden?'
'Een reeks gebeurtenissen die, althans in mijn ogen, een patroon en
een richting doet vermoeden.' Majoor Pan telde op zijn korte, mollige vingers af: 'Eén: een zekere Avery Mondragon, een bekende Amerikaanse sinoloog die al enkele jaren in Shanghai werkt als algemeen vertegenwoordiger van talrijke Amerikaanse ondernemingen, wordt
vermist. Zijn medewerkers melden dat hij sinds woensdagochtend is
verdwenen.'
Chu boog zich nog verder naar Pan toe. 'Daags voordat Smith in
Shanghai arriveerde?'
Pan knikte. 'Een interessante samenloop van omstandigheden, nietwaar? Twee: een schoonmaakster in een kantoor in het centrum heeft een lijk gevonden in het kantoor van Yu Yongfu, president-directeur
van Flying Dragon Enterprises, een internationale scheepvaartmaatschappij met connecties in Hongkong en Antwerpen. Drie: dezelfde Yu Yongfu en zijn vrouw blijken ook te worden vermist. Althans, er
was niemand thuis in zijn villa en de garage was leeg.'
'Wat is er van hem bekend?'
De majoor wees naar de open map op zijn bureau. 'Dit is zijn dossier. Hij is een jongeman die het heel snel ver heeft geschopt en nu rijk is. Dat hij de schoonzoon van Li Aorong is, kan dat misschien
helpen verklaren. Omdat Li een hooggeplaatste beambte in Shanghai is en...'
Chu spitste de oren. 'Ik ken Li en zijn dochter persoonlijk. Hij is een
oud en gerespecteerd lid van de Partij. Je denkt toch niet...'
123
'Niettemin schijnen zijn dochter en schoonzoon te worden vermist
en is de accountant van de firma van haar man dood. Doodgeschoten zelfs. Nog meer toeval?'
Chu rechtte de rug. 'Was de dode man in het kantoor de accountant? Aha. Dat is interessant. Worden Yu en zijn vrouw gezocht?'
'Vanzelfsprekend.'
'En haar vader?'
'Li Aorong zal vanochtend ondervraagd worden.'
Chu knikte. 'Wat nog meer?'
'Nog een lijk is aangetroffen in een auto bij het vliegveld Hongqiao.
Een jongeman die toeristengids en tolk was. Curieus genoeg heeft
hij vele jaren in de Verenigde Staten gestudeerd.'
'Suggereer je soms dat hij misschien degene is geweest die onze Smith
heeft geholpen?'
'Zijn foto is geïdentificeerd door personeel van het Vredeshotel. Eerder op de dag is hij in de hal geweest nadat luitenant-kolonel Smith daar een kamer had genomen. Samengevat: een Amerikaanse ingezetene verdwijnt. De volgende dag arriveert luitenant-kolonel Smith, wordt de accountant van een scheepvaartmaatschappij vermoord,
verdwijnen de directeur van dat bedrijf en zijn vrouw en wordt er
dezelfde avond een in Amerika opgeleide tolk uit Shanghai en chauffeur vermoord en bij het vliegveld gevonden.'
'Heb je een theorie?'
'Alleen een mogelijk scenario,' waarschuwde de majoor. 'Mondragon heeft iets bij de firma van Yu Yongfu ontdekt dat hij van belang achtte voor de Amerikanen. Smith werd gestuurd om erachter te komen wat Mondragon had ontdekt en het te vinden. Er ging iets mis. Om wat voor reden ook heeft de tolk opdracht gekregen om Smith
de weg te wijzen en voor hem te vertalen.'
'Als je gelijk hebt... zijn er mensen in dit land die niet willen dat de
Amerikanen vinden wat Mondragon had ontdekt.'
De spion neeg het hoofd. 'Inderdaad.'
De generaal haalde een lange, dunne sigaar uit de binnenzak van het
burger-Mao-pak dat hij die avond aanhad. Hij beet een stukje van
het mondstuk, stak hem al draaiend aan en blies een van zijn kringetjes.
'Heeft de kolonel gevonden wat hij kwam zoeken?'
'Dat weten we niet.'
'Dat móéten we weten.'
'Mee eens.'
Chu blies nog een kringetje. 'Als Smith het wel heeft gevonden, zal
124
hij proberen het land te verlaten.'
'Alle vertrekpunten zijn gedekt.'
'Ik betwijfel het. We hebben een lange kustlijn, majoor.'
'Hij is niet aan de kust.'
'Dan weet u wat u te doen staat.' Nog een kringetje, en deze ging
sneller. 'En als hij niet heeft gevonden wat hij zocht?'
'Dan blijft hij in Shanghai tot hij het wel heeft.'
Chu Kuairong dacht na. 'Nee. In dat geval zal hij ook proberen te
vertrekken. Zijn dekmantel is hij kwijt. Als hij blijft, kan hij niets
uitrichten. Hij lijkt me te intelligent om gebruik te maken van het
openbaar vervoer. In plaats daarvan zal hij zo slim zijn om zich aan
de kust te laten oppikken. We hoeven hem alleen maar op het spoor
te komen, eventuele Amerikaanse agenten of medewerkers op te pakken die hem helpen, hem aan te houden op zijn bestemming en, met een beetje geluk, zowel zijn redders als hem in de kraag te grijpen.'
De generaal pafte aan zijn sigaartje en eindelijk glimlachte hij. 'Ja,
dat zou me hoogst welgevallig zijn. Ik laat de hele organisatie aan
jou over, Pan.'
Een stuk van de wand bewoog. Weer gehuld in een zwarte trui, een
zwarte spijkerbroek en zwarte schoenen met zachte zolen, wachtte
Jon waar hij kon zien hoe het stuk muur werd verwijderd om de ingang van het geheime appartement vrij te maken. Hij hield zijn Beretta op de rug. Asgar Mahmout kwam door het gat en draaide zich om om drie ernstige vrouwen die hem volgden een handje te helpen. Ze droegen gewone kleren - lange broek en spijkerbroek, hemd en blouse, sweater en sweatshirt en een blazer. Twee van hen droegen een make-upset en de derde een bundel kleren. Ze waren vrij lang en slank en hadden dik, glanzend zwart haar. De vrouw met het bundeltje kleren was groter dan de anderen en had een smal gezicht. Haar zwarte
haar zat naar achteren en was in haar nek bijeengebonden. Er zat
een kuiltje in haar kin, er lag een flauwe glimlach om haar lippen en
ze had uitstekende, fraai gevormde jukbeenderen. Ze was een
schoonheid, ze wist het en scheen het amusant te vinden.
Na de vrouwen kropen er nog twee mannen door het gat.
Asgar wierp hen een blik toe en knikte Smith toe. 'Ik zie dat je je
werkkleding hebt aangetrokken.'
'Dat vond ik wel zo verstandig.'
De lange, mooie vrouw droeg een blazer op een sweatshirt en een
spijkerbroek. Ze nam Jon van top tot teen op. 'Is dat de nieuwste
125
mannenmode in Washington?' vroeg ze in duidelijk Engels met een
Amerikaans accent. De flauwe glimlach werd breder.
'Alleen onder spionnen die dienst hebben.' Hij glimlachte terug.
Een van de mannen zei iets tegen Asgar in een taal die iets weg had
van wat Jon onder de Oezbeken van de Noordelijke Alliantie in Afghanistan had gehoord. Asgar antwoordde en vertaalde het voor Jon. 'Toktufan wil weten
waar je je wapen hebt verstopt. Ik heb hem verteld dat je je pistool
waarschijnlijk onder je trui achter je riem op je rug hebt en een mes
op je been.'
'Warm.'
Asgar glimlachte. 'Die andere knaap hier is Mierkanmilia, en de lange dame die praat als een yank is mijn zus Alani. Zij en haar vrien-dinnen gaan een Oejgoer van je maken als het lukt. Ze hebben ook Oejgoerse kleren voor je.'
'En wat ga jij doen?'
'Uitzoeken wat de beste plaats van bestemming is, transport regelen
en zelf ook weer een Oejgoer worden.' Hij wenkte de andere twee
mannen. 'We laten je in de vaardige handen van Alani.' Het drietal
kroop terug door het gat en zette het bakstenen gedeelte weer op
zijn plek.
De vrouwen overlegden in het Oejgoers. Liever gezegd, de twee die
nog geen naam hadden, vuurden een stortvloed van vragen op Alani af.
Uiteindelijk wendde ze zich tot Jon. 'Ga hier maar zitten, overste
Smith.' Ze gebaarde naar een stoel. 'En trek uw trui uit.'
Jon trok zijn zwarte trui uit, waaronder hij een zwart poloshirt van
katoen droeg.
Alani snoof. 'Een tikje te dik gekleed, nietwaar? Moet ik je bij de
hand nemen?'
Jon lachte. Tot zijn verbazing lachte zij ook en het kwam hem voor
dat ze de een of andere Amerikaanse onderwijzer had geïmiteerd.
Een privégrapje zeker. Onder de gegeven omstandigheden was dat
opmerkelijk, omdat ze haar leven voor hem in de waagschaal stelde. Hij trok het poloshirt uit en zag de belangstelling even oplichten in de ogen van de lange vrouw toen ze zijn borstkas bekeek. Hij glimlachte. 'Jij en je broer zijn anders dan de rest.'
Haar volle lippen lachten geluidloos en ze wenkte de andere twee
vrouwen. Die hadden achter hun hand staan fluisteren en giechelen
toen hij zijn shirt uittrok. Ze kwamen haastig naderbij en gingen aan
het werk met zijn gezicht, eerst met een lichtbruine foundation om
126
zijn huid donkerder te maken.
'Hoezo? Zijn wij soms anders omdat we Engels spreken?' Alani deed
een stap naar achteren om met een kritisch oog toe te kijken.
'Dat, en het feit dat jullie een opleiding in het buitenland hebben gehad. Dat verraadt een geschiedenis en een plan.'
'Weet je dat onze vader een Han was?'
'Ja. Het schijnt voor geen van jullie beiden veel te betekenen.'
'Dat klopt, alleen geeft het ons een streepje voor op de andere Oejgoeren. Het is natuurlijk ook een nadeel. De kans bestaat altijd dat we overlopen. Dat hebben we nooit gedaan en ze zullen het nooit
hardop zeggen, maar het ligt op de loer in hun achterhoofd.'
De twee make-updames waren in een verhit gesprek verwikkeld terwijl ze bezig waren met lange penselen en naar zijn ogen en wenkbrauwen wezen. De penseelstreken op zijn huid waren zacht en kriebelend. Alani zei iets op scherpe toon tegen ze. Ze antwoordden, negeerden
haar en wijdden zich weer aan hun esthetische meningsverschil. Alani schudde ten einde raad haar hoofd en keek op haar horloge.
'Wat is het voordeel?' vroeg Jon.
Ze stond nog steeds naar de twee kibbelende visagistes te kijken en
leek hem niet te hebben gehoord. 'Onze moeder is de dochter van
een van onze leiders in de onafhankelijke regering in ballingschap in
Kazakstan. Dat maakt haar, en daarom ook ons, belangrijk in de
ogen van de Oejgoeren. Onze grootvader heeft ervoor gezorgd dat
we naar het buitenland werden gestuurd om te studeren.'
Ze blafte iets tegen de vrouwen die eindelijk aan de ogen waren begonnen. Ze wees op haar horloge. 'Om die reden en vanwege het feit dat onze vader een Han is, denkt Beijing dat wij bij uitstek geschikt zijn als leiders en pleitbezorgers om ons volk ervan te overtuigen te aanvaarden dat ze een deel van China uitmaken. Om ze ervan te overtuigen dat ze hun erfgoed op moeten geven om te assimileren. Daardoor genieten we privileges, zolang we maar de indruk wekken met hun plannen mee te gaan. Dat is een goede dekmantel, inclusief verblijfsdocumenten die ons in staat stellen veel vrijer rond te reizen en zelfs voor lange perioden in Han-gebieden
te vertoeven. Ze houden ons natuurlijk in de gaten, maar zo lang ze
ons nergens op betrappen, kunnen we vrijwel gaan en staan waar
we willen.'
'Asgar lijkt allerlei dingen te doen die het risico van arrestatie met
zich meebrengen.'
Ze knikte. 'We maken ons ernstig zorgen over Asgar. Hij is een goed
127
mens en is nog nooit in ernstige moeilijkheden geweest. We duimen
voor hem.'
'Ik probeer je accent thuis te brengen. Waar heb je gestudeerd in de
Verenigde Staten?'
'Ik heb bij een gezin in New Jersey gewoond en ben daar naar openbare scholen gegaan, en vervolgens naar de Universiteit van Nebraska in Omaha. Ik ben een mengeling van Oostkust en MiddenWesten, de perfecte mix voor de studie van politieke wetenschappen en agronomie.'
En om een goede leider van een overwegend boerenvolk te worden.
Haar grootvader had ver vooruit gedacht. 'Met als bijvak guerrillastrijd?'
Ze glimlachte. 'Dat is Asgar weer. Toen de Russen in Afghanistan
zaten, wilde jullie CIA graag Centraal-Aziatische moslims opleiden
om tegen ze te vechten, en toen heeft hij zich bij de Noordelijke Alliantie aangesloten. We kunnen zo voor een van die volkeren doorgaan, zelfs voor Tadzjieks.'
De twee make-updeskundigen waren eindelijk klaar en deden een
stap naar achteren, klakten bewonderend met hun tong en keken
Alani stralend aan. Die knikte en zei waarschijnlijk iets complimenteus, want de vrouwen bleven stralen. De twee pakten hun tubes, flesjes, potjes en penselen in. Ze bleven omkijken om het gezicht te
bewonderen terwijl de een op de bakstenen klopte met het heft van
een dolk die ze ergens onder haar kleren vandaan had gehaald.
Alani hield een handspiegel omhoog. 'Kijk zelf maar.'
Onder de indruk van het resultaat keek Jon naar zijn nieuwe, plakkerige en erg ongemakkelijke masker. Zijn ogen hadden iets van een plooi gekregen, zijn huid was licht kastanjebruin en verweerd door
zon en wind. Als hij zijn ogen een beetje samenkneep, zou hij in het
donker voor een Oejgoer door kunnen gaan.
'Onder ons zal je waarschijnlijk niet opvallen,' stelde Alani vast.
'Laten we hopen dat we niet worden aangehouden.'
'We zullen wel aangehouden worden, daar kun je donder op zeggen.
Maar met Asgar en mijn papieren en de documenten die we voor de
rest van ons hebben vervalst, zouden ze ons goed moeten behandelen. Hopelijk laten ze ons niet uit de Land Rover stappen.' Ze keek weer op haar horloge. 'De anderen zullen zo wel terug zijn. Trek de
kleren die ik heb meegebracht maar vast aan.'
Ze klonk ietwat bezorgd, alsof de tijd te snel ging en de mannen te
laat waren.
Haar onrust sloeg op Jon over. Toen hij zich aankleedde, vroeg hij: 128
128
'Wat doe jij 'm Shanghai? Ik bedoel officieel?'
'We studeren om les te geven aan een lerarenopleiding. Althans, Asgar en ik. Een paar anderen worden opgeleid voor dorpshoofd of agenten voor Beijing. De rest maakt deel uit van ons ondergrondse
netwerk.'
Hij trok een slobberige corduroy broek over zijn zwarte spijkerbroek. 'Dat is een verrekt gevaarlijk spel, Alani. Voor jullie allemaal.'
'We kennen de risico's. Ze hebben al duizenden van ons gearresteerd
en er een stuk of honderd geëxecuteerd.' Ze keek hem kalmpjes aan.
'Misschien is het een spel voor jou en de CIA, overste, maar niet voor
ons.'
Het sleetse, ongestreken witte hemd zat strak over zijn sweater, maar
het flanellen overhemd viel ruim. 'Ik ben niet van de CIA,' zei Jon.
'En ik heb het nooit als een spel gezien.'
Ze keek hem even aan. 'Ja, dat kan ik wel zien.'
'Niemand heeft me gevraagd waarom ik hier ben en wat ik kom
doen. Niet dat ik van plan ben het te vertellen.'
'Wat we niet weten, kunnen ze ook niet uit ons krijgen. Je bent tegen de Chinezen, of je doet iets om ervoor te zorgen dat het verdrag op de mensenrechten er komt. Voor ons is dat voldoende.'
Hun gesprek werd onderbroken door het schurende geluid van baksteen op baksteen. Voordat het gat goed en wel open was, klom Asgar naar binnen. Hij had zich gehuld in de ruwe boerenkleren en rijlaarzen van een schaapherder. Hij droeg ook een geborduurd wit kalotje onder een strohoed.
Hij bekeek Jon van een afstandje en vervolgens van iets dichterbij.
'Bij slecht licht kan het ermee door.' Hij knikte naar Alani. 'Wij zijn
klaar.'
'Waar gaan we heen?' vroeg Jon.
Asgar gebaarde naar de keukentafel waaraan ze hadden zitten eten.
Hij spreidde een kaart van de gemeente Shanghai en omgeving uit
en wees naar een plekje ten zuiden van de stad. 'Er is daar een verlaten pagode op een heuvel aan zee, tussen Jinshan en Zhapu aan het brede gedeelte van de Huangzhou Baai. De kust is er een beetje
rotsachtig, maar er zijn ook een paar gastvrijere stranden. Kiezels,
maar niet slecht. Eentje in het bijzonder, dat vrij groot is, zal prima
voldoen.'
'Hoe diep is het daar?'
'Dat weet ik niet zeker, Jon, maar volgens Toktufan kan een kleine
boot dicht bij de kant komen. Hij heeft in die wateren gewerkt.'
'Goed.' Jon pakte zijn rugzak, haalde een plastic zak te voorschijn
129
en trok er een gedetailleerde topografische kaart van Shanghai en
omgeving uit die over een satellietfoto zat. Hij controleerde de waterdiepten, liet Asgar precies aanwijzen waar de pagode en het strand waren en schreef de breedte-en lengtecoördinaten in een klein, waterdicht notitieboekje. Toen ze klaar waren, rolde hij de kaarten op. Alani waarschuwde: 'Vergeet je hoofdbedekking niet.'
Jon zette het geborduurde Oejgoer-kalotje op en daarna de strohoed.
De vrouwen maakten aanstalten om door het gat in de muur te kruipen en Jon wilde hun voorbeeld volgen. Asgar weerhield hem. 'Wij nemen een andere weg.'
Toen de rest weg was en het bakstenen deel weer op zijn plek zat,
ging Asgar hem door de verschillende kamers voor naar de laatste
slaapkamer. Hij duwde een bed opzij, tilde een stuk van de linoleumvloer op en wees in een smal zwart gat dat zichtbaar werd.
'Deze kant nemen wij.'
Jon weifelde. 'Pas ik daar wel in?'
'Beneden wordt het breder. Ik hoop dat je geen claustrofobie hebt.'
'Nee,' verzekerde Jon.
'Ik ga wel eerst, ouwe jongen. Maak je geen zorgen. Het is een fluitje van een cent.' Asgar ging zitten en liet zijn benen in het smalle gat bungelen. Hij keek een keer omlaag en liet zich vallen.
Jon volgde en het lukte maar net om zich door het gat in de vloer
te wringen. Zijn neusgaten vulden zich met de graflucht van aarde
en steen. Hij schuurde zijn schouders helemaal tot de bodem van een
donkere, klamme met hout afgetimmerde schacht. Voor hem, waar
de tunnel nog smaller werd, scheen een zaklantaarn. Hij zag Asgars
voeten en benen.
Asgar klonk gesmoord. 'Er zijn wel grotere mannen doorheen gekomen. Concentreer je maar op mijn voeten en het licht. Het is ongeveer vijfentwintig meter.'
Daarna bewoog het licht en de voeten verdwenen in de stoffige duisternis voor hem. Jon volgde en voelde voor het eerst van zijn leven wat claustrofobie betekende: ademen als je het gevoel hebt dat er
geen lucht is en zeker weten dat je ieder ogenblik levend begraven
kunt worden. Zijn longen voelden beklemd en het bloed bonkte in
zijn slapen.
De tijd leek stil te staan toen hij zichzelf dwong in te ademen en te
kruipen. Inademen. Kruipen. De voeten volgen. De donkere tunnel
leek hem te verzwelgen.
Uiteindelijk veranderde de lucht. Hij stonk weerzinwekkend en dik.
Jon hapte als een stervende vis naar lucht.
130
'Opschieten,' maande Asgar en krabbelde overeind.
Vlug volgde Jon zijn voorbeeld. Ze kwamen te voorschijn in een
donkere duiker aan het eind van een stinkende steeg, maar op dat
moment kon Jon zich geen mooier panorama herinneren.
Asgar liep vooruit en Jon wankelde achter hem aan, terwijl hij zijn
longen vol bleef zuigen, totdat ze door een ijzeren hek dat openstond in een straat kwamen waar twee Land Rovers langs de stoeprand stonden. Handen trokken hem in het tweede voertuig en hij merkte dat hij achterin zat, waar de achterbank was verwijderd.
Drie mannen en twee vrouwen zaten tegen hem aan gedrukt. Hij
herkende Toktufan, Mierkanmilia en de twee make-upartiesten. De
vijfde had hij nog niet eerder gezien, maar ze droegen allemaal traditionele Oejgoerse kledingstukken. Alani zat voorin en Asgar reed.
'Waarom twee Land Rovers?' fluisterde Jon.
'Misleiding. Voor het geval de politie toekijkt.'
De eerste Land Rover, die net zo was geladen, vertrok.
Ze wachtten. Na vijf minuten vertrokken zij ook, slingerend door
smalle straatjes in de kleine uurtjes, tot ze een verlichte hoofdstraat
bereikten waar wel wat verkeer was.
Asgar wierp een blik over zijn schouder. 'We nemen de Huhang-snelweg in de richting van Hangzhou. We lopen in de kijkerd als een kermisattractie: acht boerenkinkels uit Xinjiang die naar Hangzhou
gaan, net als jullie Okies* in de jaren dertig. Hopelijk zien we eruit
als een stelletje malloten, en niet als een bedreiging. Als de Veiligheidsdienst ons niet al op de hielen zit of de valstrik heeft doorzien, maken we misschien een kans.'
Huhang-snelweg, China
Onder de donkere nachtelijke hemel had het spel van schaduw en
mistflarden op het platteland iets spookachtigs. In een telefooncel in
de nieuwe stad Gubei in het Changning-district belde Jon een nummer in Hongkong. In het Frans besprak hij een zakelijke overeenkomst die legitiem was als hij zou worden nagetrokken. Het gesprek bevatte een schijnbaar onschuldige code voor een reddingsoperatie
over zee en het tijdstip, plus de coördinaten. Zodra hij had opge* 'Okies': inwoners van Oklahoma, later synoniem met 'boerenkinkels' - vert. 131
hangen, zou de contactpersoon de informatie aan Fred Klein doorgeven.
'De verbinding klonk veilig, er was geen teken dat hij werd afgetapt,' zei hij tegen Asgar toen de Land Rover zijn martelgang over de slechte weg die door het rotsachtige, glooiende landschap liep
hervatte.
'Ze luisterden mee,' verzekerde Asgar. 'Alle langeafstandsgesprekken worden afgeluisterd, zeker naar Hongkong. Het voordeel is dat het werk wordt gedaan door lage beambten voor wie dat een routineklus is. Ze krijgen zelden iemand te pakken, tenzij het heel doorzichtig is. Maar deze keer weet de dienst dat jij hier bent, dus is het vrijwel zeker dat er alarm is geslagen. Maar als je contactpersoon
een solide, oude dekmantel heeft, zal het je misschien gelukt zijn.'
Jon trok een grimas. 'Bedankt.'
Twee keer waren ze aangehouden bij een gewone controlepost en
hadden ze voor hilariteit bij de politie gezorgd. Ze werden zonder
veel omhaal doorgelaten. Jon begon zich te ontspannen. Een halfuur later reden ze op de snelweg, waar op dat late uur weinig verkeer was, en waren ze halverwege Hangzhou. Een paar kilometer verder sloegen ze af op een tweebaanslandweg bij Jiaxing en reden
ze in zuidoostelijke richting naar de kust en de Oost-Chinese Zee.
Zelfs in de donkerste uren voor zonsopgang waren er nog andere
voertuigen op de weg, een paar personenauto's en een grillige stroom
pick-ups van keuterboertjes die hun producten gevaarlijk hoog hadden opgetast in de laadbak. Kleinere ondernemers trokken op de fiets tweewielige aanhangers met speciale producten om in Shanghai te verkopen. Asgar reed gelijkmatig maar niet al te hard, want hij wilde geen aandacht trekken. 'Als de geheime politie de zaak in de gaten houdt, wachten ze tot we op het strand zijn en de operatie in volle gang is.
Ze zullen ook het reddingsteam willen pakken. Maar we hebben de
tijd, dus heeft het geen zin om onnodig risico te nemen door te hard
te rijden. Overigens, met een beetje geluk worden we niet gevolgd.'
Jon was het met hem eens. Hij leunde achterover en deed zijn ogen
dicht. Iedereen behalve Asgar zat te dommelen en werd af en toe
wakker door de zilte, frisse zeelucht en de zure geur van de slikken.
Bij Zhapu sloegen ze af in noordwestelijke richting de kant van Jinshan op. Hier op de kustweg was het een tweerichtingsverkeer van pick-ups en fietsen, naar Shanghai in het noorden en Hangzhou in
het zuiden. Af en toe kwam er een politieauto voorbij, maar de agenten besteedden of geen aandacht aan ze of grijnsden breed bij de 132.
aanblik van het ongeregelde ploegje kinkels.
Uiteindelijk stopten de Land Rovers zodat Asgar en Alani hun positie konden controleren. Ze overlegden en bekeken de kaart met een zaklantaarntje. Alani keek naar achteren en zei iets in het Oejgoers.
Toktufan wrong zich tussen hen in op de voorbank. Er ontstond een
verhitte discussie in het Oejgoers, waarbij Toktufan eerst op de kaart
en vervolgens naar voren wees en Alani blijkbaar probeerde een exacte lokatie van hem te horen. Ze bood hem een pen om een kruisje op de kaart te zetten. Hij haalde zijn schouders op, maakte een afwerend gebaar en bleef hardnekkig naar voren wijzen. Kennelijk was Toktufan degene die precies wist waar ze heen gin-gen, maar uitsluitend op het gezicht en het gevoel, en nog wel in het holst van de nacht. Dat maakte Jon er niet geruster op en Asgar en
Alani zo te zien evenmin.
Binnensmonds vloekend in het Oejgoers, vervolgde Asgar zijn weg
en reed door, terwijl Toktufan de donkere buitenwereld bestudeerde.
'Weet je zeker dat hij het bewuste strand kan vinden?' vroeg Jon.
'Hij vindt het wel,' zei Alani. 'De vraag is alleen wanneer.'
'Over een paar uur, is het licht.'
Ze draaide zich half om met een ironisch glimlachje. 'Je wilt toch
geen saai leven, overste? Opwinding en avontuur. Daarom ben je
toch geheim agent geworden? Tussen haakjes, als je niet van de CIA
bent, wat ben je dan wel?'
Jon kon zichzelf wel voor zijn kop slaan omdat hij dat daarnet had
gezegd. Verdomme. 'Buitenlandse Zaken.'
'O ja?' Ze scheen hem te bestuderen, alsof ze wist hoe een agent van
Buitenlandse Zaken eruitzag. Misschien wist ze dat ook wel.
Asgar stiet opeens uit: 'Voor ons!'
Jon zag een uniform. Een politieauto blokkeerde een rijbaan. Een
wegversperring.
'Toktufan, jij gaat weer achterin!' commandeerde Asgar.
Toktufan gleed van de voorbank van de trage Land Rover en wrong
zich weer tussen de rest achterin. De Land Rover reed met een slakkengang verder in een rij pick-ups, oude auto's en fietsen. Vooraan hielden chauffeurs en fietsers documenten gereed. Een duffe, dienstdoende officier leunde geeuwend tegen zijn auto. Af en toe blafte hij een bevel.
Zijn agenten hadden de handen vol. Ze controleerden identiteitsbewijzen en tilden dekzeilen op om ladingen te controleren. Toen de 133
Land Rover aan de beurt was, keek de slaperige officier nog eens
goed. Hij rechtte alert zijn rug en blafte een commando.
De twee agenten keken met open mond naar het opeengepakte achttal in de Rover. Een bekeek de papieren die Alani en Asgar aanreikten, terwijl nummer twee geamuseerd grinnikte. De officier blafte nog iets, kwam naar voren en nam de papieren over. Hij bestudeerde ze
en bekeek Asgar en Alani. Alani glimlachte. Deze keer was het een
innemende, bijna flirterige glimlach. De officier knipperde met zijn
ogen en staarde haar aan.
Jon dook zo ver mogelijk ineen om zijn lengte te camoufleren en de
anderen drukten zich dichter tegen hem aan. Een van de politiemannen richtte zijn zaklantaarn op alle gezichten en zei iets in het Han waarbij het woord Oejgoer viel.
De officier stond nog steeds naar Alani te staren. Hij knikte en blafte weer een bevel. De agenten richtten hun aandacht op de twee fietsers die volgden. De officier knikte Alani glimlachend toe en gebaarde dat ze door konden rijden. Toen Asgar wegreed, weerstond Jon de neiging om een blik over zijn
schouder te werpen. Iedereen slaakte een zucht van verlichting. De
nacht hulde de Land Rover in anonimiteit en glimlachend fluisterden ze naar elkaar. Maar Jon deed daar niet aan mee. Hij vroeg Alani: 'Zijn dat soort
controleposten algemeen?'
'Soms, in de stad, maar meestal niet op het platteland.'
'Ze zijn door de Veiligheidsdienst gewaarschuwd om naar iemand
te zoeken.'
Asgar knikte. 'Maar niet naar Oejgoeren.'
'Naar een Amerikaan zoals ik,' beaamde Jon.
'Dat betekent dat ze niet weten waar je bent, met wie, noch wat je
volgende stap is. Als ze dat wel wisten, zou het nu wemelen van de
politie in de kuststreek.'
'Ze denken natuurlijk dat ik een vluchtpoging ga wagen, anders zouden ze de politie zo ver van Shanghai niet hebben gewaarschuwd.'
'Dat geldt voor iedere agent wiens dekmantel verknald is.'
Het zinde Jon niets. Iemand bij de Veiligheidsdienst vermoedde dat
hij om bijstand zou vragen en had daarom alarm geslagen in het
kustgebied rond Shanghai. Het zou wel eens kunnen dat er ook patrouilleboten en straaljagers paraat waren. Om de vaartuigen maakte hij zich niet zo druk, wel om de straaljagers. Maar weldra had hij andere dingen aan zijn hoofd. Toktufan boog
zich naar voren, zei iets in het Oejgoers en gebaarde enthousiast naar
134
links, weg van de zee. Tussen de lichamen en hoofden door ving Jon
een glimp op van een smal gebouw hoog op een heuvel een eindje
landinwaarts. De daklijn krulde omhoog en vormde het silhouet van
een Chinese pagode. De groep reageerde opgewonden.
Met een ruk aan het stuur draaide Asgar de Land Rover abrupt de
weg af in de richting van de zee. De Rover rammelde een greppel in
die vanaf de weg niet te zien was. Asgar parkeerde de auto onder
een wilg en zette de motor af. De plotselinge stilte maakte dat iedereen een ogenblik zwijgend bleef zitten om ervan te genieten. Door elkaar geschud door de lange, hotsende rit kropen ze er vervolgens
stijf uit om in een kring om Asgar en Toktufan te hurken. Ze werden omgeven door bomen en struikgewas. Asgar voerde het woord in het Oejgoers, waarbij Toktufan commentaar leverde en in het afnemende maanlicht verschillende kanten op wees. Toen ze uitgesproken waren, stond een van de vrouwen op en verdween in het struikgewas, terug in de richting van de weg boven de greppel.
Alani wendde zich tot Jon. 'Asgar heeft Fatima met een elektrische
lantaarn en een reflector naar de pagode gestuurd. Die zet ze in het
bovenste venster met de reflector zo dat het licht vanaf het land niet
te zien is.' Ze knikte in de tegenovergestelde richting, naar het water. 'Het strand is ongeveer vijfhonderd meter in een rechte lijn van de pagode. Doorgaans is het verlaten, vooral op dit uur, maar er zijn
wel eens mensen die graag 's nachts vissen of op krabben jagen. De
kans bestaat ook dat de politie de boel met nachtkijkers in de gaten
houdt.'
'Dan moeten we het strand zo lang mogelijk mijden.'
Ze knikte. 'We zijn gewapend. Zodra we het licht in de pagode zien,
gaan we.'
De groep bleef bij elkaar, ineengedoken in het dichte struikgewas.
Hoge bomen rezen krom naar een ingebeeld plafond. ledere seconde leek wel een minuut en iedere minuut een uur. Het zachte gefluister van de Oejgoeren klonk bedrukt, bezorgd en dodelijk serieus. Alani hurkte zwijgend naast hem, in gedachten verzonken.
Hoog in de nachtelijke lucht verscheen opeens een lichtpunt. Asgar
verscheen als bij toverslag in hun midden. Hij zei snel iets in het
Oejgoers en wendde zich tot Jon. 'Tijd om te gaan, Jon. Ik weet het
niet honderd procent zeker, maar ik geloof dat ik iemand bij de weg
heb gehoord toen ik overstak. Ik heb niets gezien, dus hopelijk vergis ik me. Er is geen reden om risico's te nemen. We weten niet hoe ver jouw mensen van de kust zijn, en of ze er überhaupt wel zijn.
135
Toch kunnen we maar beter opschieten.'
'Het is tijd, dus ze zijn er,' verzekerde Jon.
Toktufan ging voorop en slalomde als een spook door bomen en
struiken. De rest van de Oejgoeren volgde hem op de hielen, met de
wapens in de hand. Jon liep achter hen met zijn Beretta in de aanslag, terwijl Alani met Asgar de achterhoede sloot. De zwijgzame optocht leek wel door het gras te zweven als geestverschijningen die
even tastbaar waren als de nevel.
Uiteindelijk hoorde Jon het geluid van de branding. Een zoute wind
prikte in zijn gezicht. Bomen en struiken liepen over in een laag talud van graspollen, ruim een meter boven een smal strandje van stenen. Jon en de Oejgoeren hurkten afwachtend tussen de bomen. De maan boven de zwarte zee was bijna onder en wierp een zilveren
pad naar de horizon. Hoge bomen zwaaiden in de wind en de bladeren ritselden griezelig. Op zee flitste licht. En nog een keer. En weer. Drie keer.
Daarna was het weer donker. En klonk er een abrupt geluid. Iemand
struikelde. Gromde. Een boze verwensing.
'Onder het talud!' fluisterde Jon gejaagd en hij rolde naar beneden.
Tegelijkertijd riep Asgar iets in het Oejgoers.
Ze gleden en doken weg achter de dekking van het talud en bijna
gelijktijdig explodeerde er een spervuur van tussen de bomen. De
kogels sloegen in het zand en regenden in de branding.
'Wacht tot je ze ziet!' riep Jon boven het kabaal uit.
Asgar herhaalde het in het Oejgoers. Niemand raakte in paniek. Ze
wachtten kalmpjes af met de rug naar de zee en een gevoel van kille onvermijdelijkheid. Er barstte weer een spervuur los en Jon zag beweging tussen de bomen aan zijn linkerhand. Hij vuurde. In de verte klonk een schreeuw. Hij had iemand geraakt, wie het ook was. Iemand anders schoot en
daarna klonk een derde schot. Er klonk geen geschreeuw noch gekraak van brekende takken. Asgar vloekte in het Oejgoers en riep iets nijdigs.
Een derde salvo donderde recht van voren, maar ditmaal zwakker
en willekeurig. Links zag Jon schaduwen tussen de bomen vandaan
naar het hoge gras van de open strook voor het strand rennen.
'We worden omsingeld!'
Alani herhaalde zijn waarschuwing en Jon vroeg zich af of dit dezelfde mensen waren die hem en Mondragon op Liuchiu hadden aangevallen en vervolgens in de villa van Yu Yongfu. Was het soms weer Feng Dun met zijn geliefkoosde strategie?
136
Veel tijd om erover na te denken had hij niet. Wie ook, ze waren in
de meerderheid en kwamen dichterbij. Jon zag al meer beweging en
veel dichter bij de laatste rij bomen. De Oejgoeren ook, die een nauwkeurig en dodelijk vuur openden, waardoor de belagers plat op de grond doken.
Asgar hurkte naast hem. Zijn adem was warm toen hij bezorgd in
Jons oor fluisterde: 'We kunnen ze wel een poosje bezighouden, maar
als die anderen een eindje verderop dichterbij komen, zitten we in
de val, als we er niet als de donder vandoor gaan.'
'Ja,' beaamde Jon. 'Je hebt erg veel voor me gedaan. Ik ben je heel
dankbaar, dat weet je. Als je weg moet, ga je.'
'En jij dan?'
'Wie het ook zijn, ze moeten alleen mij hebben.'
'Denk je dat het de geheime politie is?'
'Misschien, misschien ook niet. Maakt niet uit.'
'Voor ons wel.'
Jon begreep het. 'Als het de geheime politie is, zal ik ze proberen bezig te houden tot jullie een goed...'
Een nieuw salvo automatisch vuur explodeerde van links. De Oejgoeren lieten zich plat op het strand vallen en schoten terug, maar nu was hun voorkant ongedekt. Van tussen de bomen voor hen klonken hollende voetstappen. Ze waren in een hoek gedreven.
'Weg!' snauwde hij tegen Asgar. 'Ik geef me wel over.'
Asgar aarzelde.
Opeens was Alani er. 'We kunnen hem niet achterlaten!'
'Kom met ons mee!' drong Asgar aan.
Voordat Jon een besluit kon nemen, werd de nacht weer verscheurd
door een verzengende explosie van automatische wapens. De kogelregen maaide door de strook gras tussen de bomen en het lage talud. Ijselijk gegil weergalmde over de duistere zee.
Jon en Asgar draaiden zich met een ruk om en zagen nog net acht
donkere silhouetten op gelijke afstand uit de branding oprijzen, die
over de hoofden van Jon en de Oejgoeren op de belagers bleven
schieten.
Jon grijnsde. 'Krijg nou wat. Dat is onze marine. Het neusje van de
zalm: SEALS.'
Het nieuws verspreidde zich ogenblikkelijk. De Oejgoeren openden
het vuur weer op de aanvallers in de flank, die zich terugtrokken.
Met veel gevloek en getier zocht de groep op het talud weer dekking
tussen de bomen.
Een SEAL kwam met grote sprongen uit het water en hurkte naast
137
ze. 'Orchidee.' Hij was breedgeschouderd en gespierd. Zijn gezicht
was bedekt met zwarte smeer.
'Aardig van je om langs te komen.'
'Luitenant Gordon Whelan, meneer. Blij dat we er op tijd zijn. Maar
we kunnen er maar beter gauw vandoor gaan. Er varen patrouilleboten rond, meer dan een. Ze weten dat er iets broeit. Kunnen uw mensen op eigen gelegenheid weg komen?'
Asgar knikte. 'Als u ze nog een paar minuten bezig kunt houden.'
'Oké, wegwezen.'
Asgar riep iets naar de andere Oejgoeren. Ze wachtten niet om afscheid te nemen. Ineengedoken kropen ze zijwaarts over het strand naar rechts en verdwenen in de duisternis. De SEALS zorgden voor
een niet-aflatend dekkingsvuur om de belagers zo bezig te houden
dat ze niets in de gaten hadden.
'Naar de boot, meneer,' beval de luitenant. 'We moeten hier nu als
de donder weg.'
Jon sprintte het kleine stukje naar de grote rubber Zodiac die op het
strand was getrokken. Het witte schuim van de branding kolkte
eromheen. Hij klauterde aan boord. Vier SEALS vuurden een laatste
salvo af alvorens de boot vlot te trekken, erin te springen en snel
zeewaarts te peddelen.
Achter hen bleef het resterende viertal, onder wie luitenant Whelan,
schieten. Toen viel er een stilte. Vanuit de boot keek Jon achter zich
terwijl de kustlijn zich terugtrok. Donkere figuren hadden zich verzameld om met naar beneden gerichte wapens hulpeloos zeewaarts te staren.
Jons hart bonkte van de resterende adrenaline. Hij luisterde naar het
kalme geklots van de golven tegen de boot en voelde de lichte deining. De Zodiac verwijderde zich steeds verder van de kust. De SEALS
zeiden niets. Hij wist dat ze aan het achtergebleven viertal dachten.
En zich zorgen maakten. Hij deed dat ook.
Uiteindelijk doken er zo'n vierhonderd meter van het strand opeens
vier donkere vormen uit het water op. Handen werden overboord
gestoken. De mannen grepen ze en klauterden een voor een aan
boord.
Luitenant Whelan was de laatste. Hij telde de hoofden en knikte.
'Allemaal present. Goed werk, mannen.'
Er werd niets meer gezegd tot ze bijna een kilometer van het strand
waren. Opeens zwaaide er een fel zoeklicht over het donkere water
in het noorden. Hij maaide ruim drie kilometer verderop over het
oppervlak, maar kwam snel dichterbij.
138
'Ze zullen ons zo in de gaten krijgen,' zei de luitenant. 'Gebruik de
motor maar, boots.'
Een van de SEALS startte de afgedekte buitenboordmotor en het vaartuig schoot naar voren en danste als een stukje speelgoed over de golven. Jon hield zich vast en genoot van het koude water dat tegen
zijn bezwete gezicht sproeide. Tegelijkertijd hield hij het Chinese patrouillevaartuig ongerust in het oog. Het kwam door het donker steeds dichterbij en af en toe klonk er een geweerschot vandaan, op
zoek naar een doelwit. Het zoeklicht had hen nog niet bereikt, maar
als dat gebeurde...
Toen zag hij een donkere vorm opdoemen als een reusachtig zeemonster. Het was een onderzeeër. Goddank een Amerikaanse. Op het moment dat de rubberboot van de SEALS tegen de enorme metalen onderzeeër stootte, had het zoeklicht op de patrouilleboot ze eindelijk gevonden. Kogels reten door het rubber toen ze als apen
aan boord klauterden en Jon en de gehavende Zodiac achter zich
aan sleurden.
Een stem op de brug bulderde: 'Alle hens van dek!'
Het patrouillevaartuig ving de onderzeeër in zijn zoeklicht en er begon een sirene te loeien. De duikboot zakte al toen Jon, de SEALS en de dekbemanning in de open luiken doken en ze met een klap dichttrokken tegen het aanstormende water. De patrouilleboot opende het vuur met een zware mitrailleur, maar de kogels ketsten van het
staal zonder veel schade aan te richten. Toen de commandotoren onder water zakte, bleef het patrouillevaartuig in doelloze, gefrustreerde kringetjes varen. Toen Jon benedendeks naar een hutje werd gebracht om zich te verfrissen en te rusten, besefte hij dat de belagers op het strand niet van de geheime politie waren geweest. Was dat wel het geval, dan zouden ze wel meer dan een eenzame patrouilleboot hebben gestuurd. Nee, wie het ook waren geweest, de opdrachtgever was een particulier.
Beijing
Wei Gaofans ommuurde residentie in Zhongnanhai had - zoals een
van de oudste leden van het Permanente Comité betaamde - een uitgelezen lokatie op de oever van het met waterlelies overdekte Nanhai, het Zuidelijke Meer. Op haar binnenplaats stond een gemanicuurde wilg in de ochtendbries te wiegen. Hij sleepte zijn jadegroene takken over het dikke gras. Bloeiende boompjes en welverzorgde
bloemen omzoomden de tegelpaadjes naar de vier gebouwtjes om
139
de binnenplaats. De gebouwtjes hadden een sierlijk pagodedak en
waren versierd met zuilen waarin draken, wolken en kraanvogels
waren uitgehouwen die een gelukkig, lang leven symboliseerden. Het
grootste huis deelde hij met zijn vrouw en tegenover hen woonden
zijn dochter met haar kind en een babysitter. Het derde gebouw was
zijn kantoor en in het vierde ontving de familie gasten.
De zon was al ruim een uur op toen Feng Dun werd toegelaten tot
Wei's kantoor, dat was ingericht met kleine schatten uit alle dynastieën sinds de grote Han. Wei, een connaisseur van thee, zat aan een tafel Longjing te drinken. In de lucht hing het subtiele aroma van
bloemen. In tegenstelling tot wijn die beter werd met de jaren, smaakte thee het best - en was ze het duurst — als ze werd gedronken in het jaar waarin ze was geplukt. Zijn thee was amper zes maanden
oud. Longjing werd gekweekt in Hangzhou en was de beste, fijnste
thee die China te bieden had.
Wei nam niet de moeite Feng Dun een kopje aan te bieden en stak
ook zijn boosheid niet onder stoelen of banken. 'Dus de Amerikaanse
luitenant-kolonel is je ontsnapt.'
'Ook aan de Veiligheidsdienst.' Feng Dun was geen zitplaats aangeboden, dus bleef hij staan en zag neer op Wei, die kaal was, kleine spleetoogjes, een log lichaam en spillebeentjes had.
Wei keek hem scherp aan. 'Daar bof je dan mee.'
'Wij allebei,' zei Feng zonder met zijn ogen te knipperen toen de harde blik van het uiterst machtige lid van het Permanente Comité op hem rustte.
Wei nam een slokje thee. 'Maar generaal Chu en majoor Pan ruiken
onraad.'
'Misschien dat ze iets vermoeden, maar ze weten niets en zullen het
ook nooit weten.'
Wei fronste opnieuw. 'Dan is er nog de vrouw van Yu Yongfu die
naar ik hoor wordt vermist.'
Feng haalde zijn schouders op. 'Ze kan niets beginnen. Het zou de
ondergang van haar vader zijn en zij is te intelligent om daar op uit
te zijn. Uw goedgunstigheid kan het leven erg aangenaam voor hem,
haar en haar kinderen maken.'
'Dat is zo.' Maar er blonk nog steeds twijfel in Wei's ogen. 'Dus was
onze Amerikaanse agent echt zo bedreven? Hoe is hij weggekomen?'
'Hij is goed, maar niet goed genoeg om de vrachtbrief te pakken te
krijgen. Wat zijn andere ontsnappingen betreft, heeft hij geluk gehad, en hulp.'
'Van wie?'
140
'In de eerste plaats van een tolk en medewerker van de CIA, die nu
dood is. En later van een ondergrondse cel Oejgoeren. Die hebben
hem naar zijn afgesproken plek gebracht. De domme politie heeft
niets vermoed. Ze lachten de Oejgoeren uit en vervolgens lieten ze
hen ongehinderd doorrijden. Imbecielen.'
'Kun je de Oejgoeren identificeren?'
'We zijn nooit voldoende dichtbij gekomen, maar ze kenden de stad
en het platteland goed. Vervolgens verschenen de Amerikaanse SEALS
om hun ontsnapping mogelijk te maken.'
Wei Gaofan knikte verheugd. 'Een duikboot. Dat wil zeggen dat de
Amerikanen zich ernstig zorgen maken over het risico van een internationaal incident. Het zit ons mee. Goed werk.'
Feng Dun neeg het hoofd als dank voor het compliment, maar voelde zich nog steeds beledigd omdat hem geen thee was aangeboden. Maar zijn beloning kwam later wel, als Wei Gaofan zijn grotere rol
in het China van de toekomst zou gaan spelen.
'Is de vrachtbrief vernietigd?' vervolgde Wei.
'Verbrand.'
'Weet je dat zeker?'
'Ik was er getuige van dat Yu Yongfu hem verbrandde voordat hij
zijn pistool pakte en wegreed,' zei Feng. 'Ik ben hem natuurlijk gevolgd.'
'De politie heeft zijn lijk niet gevonden?'
'Misschien vinden ze het nooit.'
'Heb je gezien dat hij de hand aan zichzelf sloeg? Met eigen ogen?'
'Daarom ben ik hem gevolgd. Vervolgens is hij in de Yangtse gevallen. Zo wilde hij het.'
Wei Gaofan glimlachte weer. 'Wij hebben niets meer om ons druk
over te maken, terwijl de Amerikanen een heleboel zorgen hebben.
Een kopje thee, Feng?'
141