ANACOSTIA SEAGOING YACHT CLUB

PRIVATE MEMBERS ONLY

De jachtclub leek identiek aan alle andere langs de rivier ten oosten

van de marinewerf van Washington. Het was een uur voor middernacht.

De jachthaven lag maar een paar kilometer ten noorden van de samenvloeiing met de brede Potomac en er lagen grote, zeewaardige motor j achten en zeilboten voor de lange afstand naast de gebruikelijke weekeindjachten. President Castilla keek door zijn raampje naar de steigers die in het halfdonkere water staken. Bij een aantal meerde net een paar zeewaardige jachten met aangekoekt zout af. De bemanning was gehuld in oliekleding. Hij zag dat er ook vijf houten gebouwen van verschillende afmetingen op het terrein stonden. De

opstelling was precies zoals hem was beschreven. 13

13

De Lincoln gleed tot stilstand achter het grootste van de verlichte

gebouwen, buiten het zicht van de steigers en door dichte bosschages van de weg gescheiden. Vier van de mannen die in de Lincoln met hem meereden en allemaal een pak en een klein machinepistool

droegen, stapten vlug uit om een kring om de auto te vormen. Ze

stelden hun infraroodbril in en speurden de omgeving af. Uiteindelijk keerde een van hen naar de Lincoln terug en gaf een kort knikje. De vijfde man, die naast de president zat, droeg ook een pak, maar

hij had een 9mm Sig Sauer. In reactie op het knikje gaf de president

hem een sleutel en hij haastte zich uit de auto naar een onopvallende zijdeur van het gebouw. Hij stak de sleutel in een geheim slot en liet de deur openzwaaien. Hij draaide zich om, zette zijn voeten uit

elkaar en hield zijn wapen paraat.

Op dat moment ging het portier dat het dichtst bij het gebouw was

open. De nachtelijke lucht was tintelend fris en er hing een vage dieselgeur. De president stapte uit. Hij was een grote, zwaargebouwde man in een kakibroek en een nonchalant sportjack. Hij bewoog zich

snel voor zo'n zwaargewicht en ging het gebouw binnen.

De vijfde lijfwacht wierp een laatste blik om zich heen alvorens hem

met twee van de vier anderen te volgen. De twee resterende lijfwachten namen hun positie bij de Lincoln en de zijdeur in. Nathaniel Frederick ('Fred') Klein, de verfomfaaide chef van CovertOne, zat achter een rommelig metalen bureau in het jachthavengebouw. Dit was het nieuwe zenuwcentrum van Covert-One. Aanvankelijk, nog maar vier jaar geleden, had Covert-One geen officiële organisatie of bureaucratische vorm, geen echt hoofdkwartier en

evenmin officiële agenten. Het was een heterogene verzameling deskundigen op allerlei gebieden. Ze hadden allemaal ervaring met clandestiene operaties, de meesten een militaire achtergrond en iedereen was in wezen ongebonden: zonder gezin, familie en verplichtingen,

tijdelijke noch permanente.

Maar nadat drie internationale crises de bronnen van het elitekader

tot het uiterste op de proef hadden gesteld, had de president besloten dat zijn ultrageheime dienst meer personeel en een permanente basis ver van de radarschermen van Pennsylvania Avenue, de Hill of

het Pentagon moest hebben. Het resultaat was deze 'particuliere

jachtclub'.

Hij had de juiste kenmerken voor clandestien werk: hij was vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week open en actief, met 14

14

veel bezoek op willekeurige tijdstippen van zowel de vaste wal als

het water. Vlak bij de weg en het spoor was een heliplatform dat er

meer uitzag als een met onkruid vergeven akker. Over de hele basis

waren de modernste communicatiemiddelen geïnstalleerd en de bijna onzichtbare beveiliging was het nieuwste van het nieuwste. Nog geen libel kon de nabije omtrek doorkruisen zonder door een van

de sensoren te worden opgemerkt.

Klein deed zijn ogen dicht en masseerde de brug van zijn tamelijk

lange neus. Hij was alleen in zijn kantoor en achter de deur klonken de gedempte geluiden van zijn kleine nachtploeg. Zijn bril met metalen montuur lag op het bureau. Vanavond zag hij er precies zo

oud uit als hij was: zestig. Hij was ouder geworden sinds hij de functie van chef van Covert-One had aangenomen. Zijn raadselachtige gezicht werd doorploegd door nieuwe rimpels en zijn haargrens had

zich een paar centimeter teruggetrokken. Een nieuw probleem stond

op het punt uit te barsten.

Toen zijn hoofdpijn afnam, leunde hij naar achteren, zette zijn bril

op en begon weer aan zijn eeuwige pijp te lurken. Het vertrek vulde zich met wolken rook die bijna net zo snel verdwenen als ze verschenen, weggezogen door een krachtig ventilatiesysteem dat speci-aal voor dat doel was geïnstalleerd. Op zijn bureau lag een opengeslagen map, maar daar keek hij niet

naar. In plaats daarvan rookte hij, tikte hij met zijn voet op de grond

en wierp hij om de paar seconden een blik op de scheepsklok aan

de wand. Uiteindelijk ging de deur links onder de klok open en stevende er een man met een Sig Sauer door het kantoor naar de buitendeur. Die deed hij op slot en hij nam zijn positie in met zijn rug ernaartoe.

Even later kwam de president binnen. Hij ging tegenover Klein op

een leren stoel met een hoge rug zitten.

'Bedankt, Barney,' zei hij tegen de lijfwacht. 'Ik roep je wel als ik je

nodig heb.'

'Maar meneer de president...'

'Je kunt gaan,' zei hij vastberaden. 'Wacht buiten. Dit is een privégesprek tussen twee oude vrienden.' Dat was ten dele waar. Hij en Fred Klein kenden elkaar al sinds de collegebanken.

Met grote tegenzin liep de lijfwacht langzaam het kantoor weer door

en verdween de gang op.

Toen de deur dichtging, blies Klein een rookpluim. Tk zou zoals gewoonlijk wel naar u zijn gekomen, meneer de president.'

Nee.' Sam Castilla schudde zijn hoofd. Zijn titaniumbril weerkaat-15

15

ste een flits van het plafondlicht. 'Voordat je me precies hebt verteld

wat er met dat Chinese vrachtschip - The Dowager Empress, niet?

- aan de hand is, blijft dit tussen jou en mij en de agenten die je nodig hebt om eraan te werken.'

'Is het lek zo erg?'

'Erger,' zei de president. 'Het Witte Huis is net een zeef. Ik heb nog

nooit zoiets meegemaakt. Zolang mijn mensen de bron nog niet hebben gevonden, spreek ik je hier.' Zijn magere gezicht stond uiterst bezorgd. 'Denk je dat we een tweede Yinhe hebben?'

Klein moest direct terugdenken aan 1993, toen er een akelig internationaal incident dreigde waarbij Amerika aan het kortste eind zou trekken. Een Chinees vrachtschip, de Yinhe, was van China naar

Iran vertrokken. De Amerikaanse inlichtingendienst kreeg meldingen dat het schip chemicaliën transporteerde waarmee wapens konden worden gemaakt. Nadat president Bill Clinton vergeefs de diplomatieke kanalen had geprobeerd, gaf hij de Amerikaanse marine opdracht de jacht op het schip te openen om te voorkomen dat het

ergens een haven zou aandoen voordat de kwestie tot klaarheid was

gebracht.

China ontkende de beschuldigingen verontwaardigd. Vooraanstaande wereldleiders zetten zich schrap. Bondgenoten uitten over en weer beschuldigingen. En de wereldmedia beschreven de impasse met schreeuwende koppen. De patstelling sleepte zich twintig eindeloze dagen voort. Toen China uiteindelijk luidruchtig met zijn wapens ging kletteren, dwong de Amerikaanse marine het schip op volle zee te stoppen en inspecteurs enterden de Yinhe. Tot grote gêne van Amerika ontdekten die alleen maar landbouwwerktuigen: ploegen,

shovels en kleine tractors. De inlichtingen bleken onjuist.

Klein herinnerde het zich maar al te goed. Hij trok een grimas. Het

incident had Amerika de reputatie van een straatrover opgeleverd.

De betrekkingen met China en zelfs met de bondgenoten bleven nog

jaren gespannen.

Hij lurkte somber aan zijn pijp en wuifde de rook bij de president

weg. 'Zitten we met een tweede Yinhe'}'' herhaalde hij. 'Misschien.'

'Je hebt "misschien" en "waarschijnlijk". Geef me het hele verhaal maar. Met alle bijzonderheden.'

Klein drukte de as in zijn pijp aan. 'Een van onze agenten is een professionele sinoloog die de afgelopen tien jaar in Shanghai heeft gewerkt voor een consortium van Amerikaanse bedrijven dat daar voet aan de grond probeert te krijgen. Hij heet Avery Mondragon. Hij

heeft ons gewaarschuwd dat hij heeft ontdekt dat The Dowager Em-

16

press tientallen tonnen thiodiglycol vervoert, dat wordt gebruikt voor wapens met mosterdgas dat brandblaren veroorzaakt en thionychloride, dat zowel voor mosterdgas als voor wapens met zenuwgas wordt gebruikt. Het vrachtschip is in Shanghai geladen en is al vertrokken met bestemming Irak. Beide chemicaliën hebben natuurlijk een legitiem, landbouwkundig nut, maar niet in zulke omvangrijke hoeveelheden voor een land zo groot als Irak.'

'Hoe goed is de informatie deze keer, Fred? Honderd procent? Negentig?'

'Ik heb het niet gezien,' zei Klein effen. Hij blies een wolk rook uit

en vergat hem deze keer weg te wuiven. 'Maar Mondragon heeft het

zwart-op-wit gezien. Hij heeft de echte vrachtbrief van het schip.'

'Grote god.' Castilla's zware schouders en bovenlijf leken wel te verstijven tegen de stoelleuning. 'Ik weet niet of je het beseft, maar China is een van de ondertekenaars van het internationale verdrag tegen de ontwikkeling, productie, opslag en het gebruik van chemische wapens. Ze zullen zich niet laten betrappen op inbreuk van dat verdrag, want dat zou hun opmars naar een steeds groter aandeel in de wereldeconomie vertragen.'

'Het is een verdomd delicate zaak.'

'De tol van een tweede vergissing van onze kant zou ook wel eens

bijzonder hoog kunnen zijn, nu ze op het punt staan ons mensenrechtenverdrag te ondertekenen.'

In ruil voor financiële concessies en handelsvergunningen van de vs

- waarvoor de president een stroef Congres had moeten bespelen en

bedreigen - stond China op het punt een bilaterale mensenrechtenovereenkomst te ondertekenen, dat zijn gevangenissen en strafrechtbanken zou openen voor inspecteurs van de Verenigde Staten en de Verenigde Naties, waardoor zijn straf-en civiele rechtspraak

meer in overeenstemming zou worden gebracht met westerse en internationale principes, en politieke gevangenen met een langdurige straf op vrije voeten zouden komen. Zo'n verdrag had al sinds Dick

Nixon hoog op het verlanglijstje van de Amerikaanse presidenten

gestaan.

Sam Castilla wilde niet dat daar iets tussen zou komen. Het was zelfs

een oude droom van hem, zowel om persoonlijke redenen als in het

belang van de mensenrechten. 'Het is ook een verrekt gevaarlijke situatie. We kunnen niet toestaan dat dit schip... Hoe was het ook weer? The Dowager Empressï'

Klein knikte.

We kunnen niet toestaan dat The Dowager Empress naar Basra 17

17

vaart met ingrediënten voor chemische wapens. Punt uit.' Castilla

stond op en ging ijsberen. 'Hoe zullen de Chinezen reageren als die

informatie van jou deugdelijk blijkt en wij achter de The Dowager

Empress aan gaan?' Hij wuifde zijn eigen woorden hoofdschuddend

weg. 'Nee, dat is de vraag niet, hè? Dat weten we namelijk al. Ze

zullen met hun wapens kletteren, een grote mond opzetten en een

dreigende houding aannemen. De vraag is wat ze écht gaan doen.'

Hij keek Klein aan. 'Vooral als we het weer bij het verkeerde eind

blijken te hebben.'

'Dat is koffiedik kijken, meneer de president. Aan de andere kant

kan geen enkel land een kolossaal leger en atoomwapens in stand

houden zonder die vroeg of laat ergens te gebruiken, al zou het alleen maar zijn om de kosten te rechtvaardigen.'

'Niet mee eens. Als het goed gaat met de economie van een land en

zijn volk is gelukkig, kan een staatshoofd een leger in stand houden

zonder het te gebruiken.'

'Natuurlijk kan China Taiwan binnenvallen als het zo'n incident wil

benutten met het excuus dat ze bedreigd worden,' vervolgde Fred

Klein. 'Dat willen ze al tientallen jaren.'

'Jawel, als ze het gevoel hebben dat we niet terug zullen slaan. En

dan heb je nog Centraal-Azië, nu Rusland niet meer zo'n regionale

bedreiging is.'

De chef van Covert-One sprak de woorden uit die geen van beiden

zelfs maar wilde denken: 'Wij zijn evenzeer een doelwit voor hun

langeafstandsraketten als welk ander land ook.'

Castilla moest een huivering onderdrukken. Klein zette zijn bril af

en masseerde zijn slapen. Er viel een stilte.

Uiteindelijk slaakte de president een zucht. Hij had een besluit genomen. 'Goed. Ik zal admiraal Brose de marine opdracht laten geven om The Dowager Empress te laten volgen en in de gaten houden. We noemen het routine-surveillance op zee zonder iemand anders dan Brose van de feitelijke situatie op de hoogte te brengen.'

'De Chinezen zullen merken dat we hun schip schaduwen.'

'Dan gaan we tijd rekken. De moeilijkheid is dat ik niet weet hoe

lang we dat ongestraft kunnen doen.' De president liep naar de deur

en bleef staan. Toen hij zich omdraaide, had hij een lang en ernstig

gezicht en een strakke kaaklijn. 'Ik moet bewijs hebben, Fred. Zorg

dat ik die vrachtbrief krijg.'

'Komt in orde, Sam.'

President Castilla's brede schouders waren krom van de zorgen. Hij

knikte, deed de deur open en verdween. Een van de agenten van de

18

geheime dienst deed de deur weer dicht.

Toen Klein weer alleen was, dacht hij fronsend na over zijn volgende stap. Toen hij de motor van de presidentiële auto zoemend hoorde aanslaan, had hij een beslissing genomen. Hij liet zijn stoel een halve slag beschrijven naar het tafeltje met twee telefoons achter

hem. De ene was rood. Het was een rechtstreekse, vervormde verbinding met de president. De andere was blauw en ook van een vervormer voorzien. Hij nam de hoorn van de haak en toetste een nummer. Woensdag, 13 september

Kaohsiung, Taiwan

Na een halfdoorbakken hamburger en een fles Taiwanees bier bij

Smokey Joe's in Chungsiao-i Road, besloot Jon Smith om een taxi

naar de haven van Kaohsiung te nemen. Hij had nog een uur voor

de hervatting van zijn middagbespreking in het Grand Hi-Lai Hotel, waar hij zijn oude vriend Mike Kerns van het Pasteur-instituut in Parijs zou ontmoeten.

Smith was al bijna een week in Kaohsiung - de op een na grootste

stad van Taiwan - maar pas vandaag had hij de kans om wat rond

te kijken. Dat soort intensiteit was gebruikelijk op wetenschappelijke conferenties, althans in zijn ervaring. Hij was als arts, biomoleculair onderzoeker en luitenant-kolonel van de landmacht toegevoegd aan USAMRIID, the U.S. Army Medical Research Institute for Infectious Diseases. Hij had zijn werk aan de bestrijding van anthrax

neergelegd voor het bijwonen van deze conferentie: de Pacific Rim

International Assembly on Development in Molecular and Cell Biology.

Maar net als vis en gasten verloren wetenschappelijke conferenties

na een dag of drie, vier hun versheid. Zonder hoed en in burgerkleding wandelde hij over de kaden, vol ontzag voor de haven, die na Hongkong en Singapore de op drie na grootste containerhaven ter

wereld was. Hij was hier jaren geleden al eens op bezoek geweest,

voordat er een tunnel naar het vasteland was gebouwd en het paradijselijke eiland gewoon het zoveelste bomvolle deel van de containerhaven was geworden. Het was een heldere dag, dus kon hij het eiland Hsiao Liuchiu makkelijk laag aan de zuidelijke horizon zien

liggen.

Hij wandelde nog een kwartiertje door het heiige zonlicht terwijl boven zijn hoofd zeemeeuwen cirkelden en het rumoer van het werk in de haven zijn oren vulde. Hier was nog geen teken van de strub-19

19

belingen over Taiwans toekomst, over de vraag of het onafhankelijk

zou blijven, binnengevallen zou worden of op de een of andere manier zou worden verkwanseld aan de volksrepubliek China, dat het nog steeds als zijn eigendom beschouwde.

Uiteindelijk hield hij een taxi aan om hem naar het hotel terug te

brengen. Hij zat amper op de achterbank of hij voelde zijn mobiele

telefoon in zijn sportjack trillen. Het was niet zijn gewone mobiel,

maar de speciale in het verborgen zakje. De telefoon met de vervormer.

Zacht zei hij: 'Smith.'

Fred Klein vroeg: 'Hoe is de conferentie, overste?'

'Het begint saai te worden,' bekende hij.

'Dan zal een kleine afleiding je misschien welkom zijn.'

Smith glimlachte. Hij was niet alleen geleerde, maar ook geheim

agent. Die twee delen van zijn leven in evenwicht houden was zelden eenvoudig. Hij wilde wel een 'kleine afleiding' maar niets groots, of niets wat hem al te zeer in beslag zou nemen. Hij wilde echt terug naar de conferentie. 'Wat hebben we dit keer, Fred?'

In zijn verre kantoor op de oever van de Anacostia beschreef Klein

de situatie.

Smith voelde een huivering, zowel van zorgelijkheid als van voor-pret. 'Wat moet ik doen?'

'Vanavond moet je naar Liuchiu. Als het goed is heb je een zee van

tijd. Huur in Linyuan een boot of koop iemand met een boot om en

zorg dat je om negen uur op het eiland bent. Precies om tien uur

moet je in een kleine inham aan de westkust zijn. De precieze lokatie, herkenningspunten en de plaatselijke naam zijn naar een CovertOne-medewerker op het American Institute in Taiwan gefaxt. Iemand zal je de gegevens persoonlijk brengen.'

'Wat gebeurt er in die inham?'

'Daar zul je een andere Covert-One-agent treffen, Avery Mondragon. Het wachtwoord is "orchidee". Van hem krijg je een envelop met de eigenlijke vrachtbrief van The Dowager Empress, die de basis is voor de rekening voor Irak. Daarna ga je rechtstreeks naar het vliegveld in Kaohsiung. Daar vind je een helikopter van een van onze kruisers die op de rede ligt. Geef de vrachtbrief aan de piloot. De eindbestemming is het Oval Office. Begrepen?'

'Hetzelfde wachtwoord?'

'Ja.'

'En dan?'

Smith hoorde de chef van Covert-One aan zijn pijp lurken. 'Dan ga 20

20

je weer terug naar je conferentie.'

De verbinding werd verbroken. Smith grijnsde. Rechttoe, rechtaan.

Een eenvoudige opdracht.

Even later stopte de taxi voor het Hi-Lai Hotel. Hij rekende af, liep

de hal in en ging naar de balie van de autoverhuur. Als de koerier

uit Taipei was geweest, zou hij de kustweg naar Linyuan nemen om

een vissersboot te zoeken die hem onopvallend naar Liuchiu zou

brengen. Als hij er geen kon vinden, zou hij er eentje huren en zelf

het roer ter hand nemen.

Toen hij door de hal liep, sprong er een kleine Chinees kwiek uit een

leunstoel om hem de weg te versperren. 'Ha, dr. Smith, op u zit ik

te wachten. Het is me een eer u persoonlijk te mogen ontmoeten.

Uw publicatie over het theoretische werk van wijlen dr. Chambord

aan de moleculaire computer was voortreffelijk. Die heeft me veel

te denken gegeven.'

Smith glimlachte om de begroeting en het compliment. 'Heel vleiend, dr. Liang.'

'Helemaal niet. Ik vroeg me af of u mij en een aantal collega's van

het Biomedisch Instituut van Shanghai vanavond zou willen vergezellen voor een etentje. We hebben veel belangstelling voor het werk van zowel USAMRIID als het CDC op het gebied van de nieuwe virussen die ons allen bedreigen.'

'Dat zou ik heel graag willen,' zei Smith vriendelijk met een ondertoon van enige spijt, 'maar vanavond heb ik een andere afspraak. Misschien hebt u nog een andere keer een gelegenheid?'

'Met uw welnemen zal ik contact met u opnemen.'

'Natuurlijk, dr. Liang.' Jon Smith vervolgde zijn weg naar de balie

en zijn gedachten waren alweer bij het eiland Liuchiu en die avond.

Washington, D.C.

De brede en indrukwekkende gestalte van admiraal Stevens Brose

vulde de stoel aan het eind van de lange vergadertafel in het ondergrondse crisiscentrum van het Witte Huis. Hij zette zijn pet af en haalde zijn hand over zijn grijze stoppels. Hij was verbaasd - en bezorgd - door wat hij zag. President Castilla zat zoals gewoonlijk in de stoel aan het hoofd van de tafel. Zij tweeën waren de enige aanwezigen in het grote vertrek en zaten aan de ochtendkof f ie. De rijen stoelen aan weerskanten van de tafel waren onheilspellend leeg. 2,1

'Wat voor chemicaliën, meneer de president?' vroeg admiraal Brose,

die ook chef-defensiestaf was.

Thiodiglycol...'

'Mosterdgas.'

'... en thionylchloride.'

'Mosterd-en zenuwgas. Verrekte pijnlijk en dodelijk, allebei. Een

gruwelijke manier om aan je eind te komen.' De dunne mond en

grote kin van de admiraal verstrakten. 'Om hoeveel gaat het?'

'Tientallen tonnen.' President Castilla keek de admiraal strak en

grimmig aan.

'Onaanvaardbaar. Als...' Brose stopte abrupt en kneep zijn lichte

ogen samen. Hij keek naar alle lege stoelen aan de lange tafel. 'Aha.

We gaan The Dowager Empress niet onderweg tegenhouden om de

lading te inspecteren. U wilt onze inlichtingen over deze situatie geheimhouden.'

'Voorlopig wel. We hebben geen concrete bewijzen, net als met de

Yinhe. We kunnen ons niet weer zo'n internationaal incident veroorloven, vooral nu onze bondgenoten minder bereid zijn om onze militaire acties te ondersteunen en de Chinezen op het punt staan

ons mensenrechtenverdrag te ondertekenen.'

Brose knikte. 'Wat wilt u dan dat ik doe, meneer? Behalve een en

ander geheimhouden?'

'Een schip sturen om de Empress in de gaten te houden. Voldoende

dichtbij om in te grijpen, maar buiten het zicht.'

'We kunnen wel buiten het zicht blijven, maar ze zullen weten dat

we er zijn. Hun radar zal ons oppikken. Als ze smokkelwaar aan

boord hebben, zal op zijn minst de kapitein op de hoogte zijn. Die

zal zijn bemanning superwaakzaam houden.'

'Niets aan te doen. Zo is de situatie tot ik onweerlegbaar bewijs heb.

Als het erom gaat spannen, verwacht ik dat u en uw mensen het niet

op een confrontatie aan laten komen.'

'Krijgen we nog bevestiging?'

'Ik mag het hopen.'

Brose dacht na. 'Is het schip op i september 's avonds laat geladen?'

'Dat is me verteld.'

Brose maakte een berekening. 'Als ik de Chinezen en Shanghai een

beetje ken, is het pas de ochtend van de tweede uitgevaren.' Hij reikte naar de telefoon naast hem en wierp een blik op de president.

'Mag ik, meneer?'

Samuel Castilla knikte.

Brose belde een nummer en sprak in de hoorn. 'Kan me niet sche22

len hoe vroeg het is, kapitein. Ik moet die informatie hebben.' Hij

wachtte en haalde zijn hand weer over zijn korte haar. 'Juist. Onder

de vlag van Hongkong. Bulkcarrier. Vijftien knopen. Zeker weten?

Prima.' Hij hing op. 'Bij een snelheid van vijftien knopen is dat ongeveer achttien dagen naar Basra met een tussenstop in Singapore, wat de gebruikelijke koers is. Als het de eerste omstreeks middernacht is vertrokken, zal het vroeg in de ochtend van de negentiende, Chinese tijd, in de Straat van Ormoes zijn. Drie uur eerder Perzische Golf-tijd en de avond van de achttiende onze tijd. Nu is het de dertiende, dus over ruim vijf dagen is het in de Straat van Ormoes, wat de laatste plek is waar we het legaal kunnen enteren.' De bezorgdheid deed hem met stemverheffing praten. 'Vijf dagen maar,

meneer. Zo weinig tijd hebben we om iets aan deze ellende te doen.'

'Bedankt, Stevens, ik zal het doorgeven.'

De admiraal stond op. 'Een van onze fregatten zou het beste zijn

voor wat u wilt. Voldoende spierballen, maar niet overdreven. Klein

genoeg om kans te maken dat het een poosje over het hoofd wordt

gezien als de radaroperator zit te dutten of lui is.'

'Hoe snel kun je er een ter plaatse hebben?'

Brose nam de hoorn weer van de haak. Ditmaal was het gesprek nog

korter. Hij hing op. 'Over tien uur, meneer.'

'Doen.'

Het eiland Liuchiu, Taiwan

Bij het groene schijnsel van zijn militaire horloge keek agent Jon

Smith nogmaals hoe laat het was - 22.03 - en vloekte binnensmonds.

Mondragon was laat.

Hij zat ineengedoken voor een messcherpe koraalformatie op de rand

van de beschutte inham en spitste zijn oren, maar het enige wat hij

hoorde was het zachte ruisen van de Chinese Zee die het donkere

zand op rolde en zich met een hoorbaar gesis terugtrok. De wind

fluisterde amper merkbaar. Het rook er naar zout water en vis. Een

eindje verderop langs de kust lagen boten roerloos glanzend in het

maanlicht voor anker. De dagjesmensen waren op de laatste veerboot uit Penfu vertrokken. In andere inhammetjes langs de westkust van het eilandje kampeerden een paar mensen, maar in deze klonk alleen de branding en zag je in de verte het schijnsel van de lichten van Kaohsiung, een kilometer of twintig naar het noordoosten. Smith keek weer op zijn horloge. Het was 22.06 uur. Waar bleef die

Mondragon?

23

Twee uur daarvoor had de vissersboot uit Linyuan hem afgezet in

de haven van Penfu, waar hij een motorfiets had gehuurd en de weg

was ingeslagen die om het eiland liep. Toen hij het herkenningspunt

zag dat in zijn instructies was beschreven, had hij de motor in het

struikgewas verstopt en was hij te voet verder gegaan.

Nu was het al 22..10 uur en zat hij rusteloos en slecht op zijn gemak

te wachten. Er was iets misgegaan.

Hij stond op het punt om zijn schuilplaats te verlaten toen hij beweging in het het ruwe zand voelde. Hij hoorde niets, maar zijn nekharen gingen overeind staan. Hij greep zijn pmm Beretta, spande zijn spieren aan om zich om te keren voor een duik naar het zand en de

rotsen, toen hij een scherp gefluister hoorde en een warme ademtocht tegen zijn oor voelde:

'Verroer je niet!'

Smith verstijfde.

'Nog geen vinger.' De lage stem was vlak bij zijn oor. 'Orchidee.'

'Mondragon?'

'In elk geval niet de geest van Voorzitter Mao,' antwoordde de stem

droog. 'Hoewel hij misschien wel ergens op de loer ligt.'

'Ben je gevolgd?'

'Ik denk het. Ik weet het niet zeker. Zo ja, dan heb ik ze van me afgeschud.'

Hij voelde het zand weer bewegen en Avery Mondragon dook uit

de duisternis op. Hij hurkte naast Smith. Hij was klein, had zwart

haar en was zo mager als een uit de kluiten gewassen jockey. Hij

had een hard gezicht en keek hongerig uit zijn ogen, als een roofdier. Zijn blik flitste alle kanten op, naar de schaduwen van de inham, naar de lichtende golven die het strand op rolden en verder naar de groteske koraalvormen die als standbeelden uit het halfduister van de zee achter de branding oprezen. Mondragon zei: 'Ter zake. Als ik om 22.30 niet terug ben in Penfu,

ben ik morgenochtend niet terug op het vasteland. Als ik niet terug

ben, ben ik mijn dekmantel kwijt.' Hij keek weer naar Smith. 'Dus

jij bent luitenant-kolonel Jon Smith? Ik heb veel over je gehoord. Je

zou een goeie zijn. Hopelijk is minstens de helft van de geruchten

waar. Wat ik voor je heb is zo goed als radioactief.'

Hij haalde een blanco envelop te voorschijn en hield hem omhoog.

'Is dat waar het om gaat?' vroeg Smith.

Mondragon knikte en stak hem weer in zijn jack. 'Je moet Klein wat

achtergrondinformatie geven.'

'Vertel maar op dan.'

24

'In die envelop zit de echte vrachtbrief van The Dowager Empress.

Maar de zogenaamd officiële vrachtbrief - die ze bij de exportcommissie hebben ingediend - is nep.'

'Hoe weet je dat?'

'Omdat deze een factuur heeft met de "tjap" - het persoonlijke Chinese karakterzegel - van de directeur, plus het officiële bedrijfszegel, en hij is geadresseerd aan een bedrijf in Bagdad voor de afrekening.

Op deze vrachtbrief staat ook dat er drie kopieën zijn gemaakt. Kopie nummer twee is zonder meer in Bagdad of Basra, omdat die een factuur is voor de goederen die betaald moeten worden. Waar nummer drie is weet ik niet.'

'Hoe weet je zeker dat je niet de kopie hebt die bij de exportcommissie is ingediend?'

'Omdat ik die heb gezien, zoals ik al zei. Daar staat de smokkelwaar

niet op. Het zegel van de directie ontbreekt.'

Smith fronste. 'Dat klinkt nog altijd niet alsof wat je hier hebt waterdicht is.'

'Niets is waterdicht. Alles kan vervalst worden: karakterzegels kunnen nagemaakt worden en bedrijven in Bagdad kunnen nep zijn. Maar dit is een vrachtbrief met factuur die naar de ontvangende partij is gestuurd voor betaling. Dat is voldoende om president Castilla bevel te laten geven om de Empress op volle zee te enteren om onze mensen eens goed te laten kijken, als het nodig is. Bovendien

is hier sprake van veel meer "redelijke grond" dan bij de geruchten van destijds over de Yinhe. En als dit nep is, bewijst het dat er in China sprake is van een samenzwering om een knuppel in het hoenderhok te gooien. Niemand kan het ons kwalijk nemen dat we onze maatregelen treffen, zelfs Beijing niet.'

Smith knikte. 'Je hebt me overtuigd. Geef die...'

'Er is nog wat.' Mondragon keek om zich heen naar de schaduwen

van de kleine inham. 'Een van mijn contactpersonen in Shanghai

heeft me iets verteld wat je aan Klein moet doorgeven. Om voor de

hand liggende redenen is het niet geboekstaafd. Hij zegt dat er een

oude man wordt vastgehouden in een niet al te streng bewaakte gevangenisboerderij bij Chongqing, Tsjang Kai Tsjeks vroegere hoofdstad tijdens de Tweede Wereldoorlog. "Chungking" voor de Amerikanen. Hij beweert al sinds 1949, toen de communisten het land overnamen, op verschillende plaatsen in China gedetineerd te zijn

geweest. Volgens mijn agent spreekt hij Mandarijns en andere dialecten, maar hij ziet er om de donder niet Chinees uit. De oude man houdt vol dat hij Amerikaan is en David Thayer heet.' Hij staarde 25

25

even zwijgend en uitdrukkingsloos voor zich uit. 'En, hou je vast...

hij beweert dat hij de biologische vader van president Castilla is.'

Smith staarde hem aan. 'Dat meen je niet. Iedereen weet dat de vader van de president Serge Castilla was, en die is dood. De media hebben die familie uit en te na beschreven.'

'Precies. Dat maakte me zo nieuwsgierig.' Mondragon noemde nog

meer bijzonderheden. 'Volgens mijn contact gebruikte hij ook die

specifieke woorden: "President Castilla's biologische vader." Als de man een oplichter is, waarom zou hij dan een sprookje ophangen

dat zo makkelijk ontmaskerd kan worden?'

Goede vraag. 'Hoe betrouwbaar is die contactpersoon van jou?'

'Voor zover ik weet, heeft hij me nog nooit het bos in gestuurd of

desinformatie gegeven.'

'Kan het een geintje van Beijing zijn? Bijvoorbeeld om de president

dat mensenrechtenverdrag te laten intrekken?'

'De oude gevangene houdt vol dat Beijing niet eens weet dat hij een

zoon heeft, laat staan dat die zoon de huidige president van de vs

is.'

Smith' gedachten tuimelden over elkaar bij de berekeningen van jaartallen en leeftijden. Numeriek was het mogelijk. 'Waar wordt die oude man precies...'

'Neer!' Mondragon liet zich plat op het zand vallen.

Met bonzend hart dook Smith achter een koraalrots, toen er van

rechts van de kant van het water boze uitroepen in het Chinees en

een spervuur van automatische geweren losbarstte. Mondragon rolde achter de rots en verhief zich op zijn hurken naast Smith met zijn 9mm Glock in de aanslag en speurend naar de vijand in de donkere inham.

'Nou,' zei Mondragon somber, 'blijkbaar ben ik ze niet kwijtgeraakt.'

Smith verspilde geen tijd aan verwijten. 'Waar zitten ze? Zie jij iets?'

'Geen fluit.'

Smith haalde een nachtbril uit zijn windjack. Daardoor werd de

nacht lichtgroen en waren de duistere koraalformaties in zee goed

te zien. En ook een bleke, magere man met ontbloot bovenlijf bij

een van de standbeeldachtige zuilen. Hij stond tot zijn knieën in het

water met een oude AK-47 in zijn handen en keek in de richting van

de ineengedoken Smith en Mondragon.

'Ik zie er een,' fluisterde hij tegen Mondragon. 'Beweeg je. Laat een

stuk schouder zien, alsof je te voorschijn wilt komen.'

Mondragon verhief zich gebukt. Hij liet zijn linkerschouder zien als-26

26

of hij van plan was weg te sprinten. De magere man achter de zuil

opende het vuur.

Smith vuurde behoedzaam twee kogels af. In het groene licht schokte de man rechtop en viel vervolgens voorover. Een donkere vlek verspreidde zich om hem heen toen hij op zijn buik in zee dreef. Mondragon was alweer ineengedoken. Hij schoot. Ergens in de duisternis stiet iemand een gil uit.

'Daar,' blafte Mondragon. 'Rechts! Er zijn er nog meer!'

Smith zwaaide zijn Beretta naar rechts. Vier groene gestalten hadden hun dekking verlaten en holden uit zee in de richting van de weg. Een vijfde lag languit op het strand achter hen. Smith schoot

op de voorste man van dat omtrekkende groepje. Hij zag hem naar

zijn been grijpen en vallen, maar de twee achter hem grepen elk een

arm en sleepten hem verder naar dekking.

'Ze sluiten ons in!' Het zweet parelde op Smith' voorhoofd. 'Terug!'

Hij en Mondragon sprongen op en stoven over het koraalzand naar

de heuvel die de inham aan de zuidkant afsloot. Een nieuw spervuur

achter hen maakte duidelijk dat er nog heel wat meer dan drie belagers overeind waren. Met een adrenalinestoot voelde Smith een kogel door zijn windjack jagen. Hij krabbelde de heuvel op, vloog

het dichte struikgewas in en dook achter een boom.

Mondragon volgde hem, maar sleepte met zijn rechterbeen. Hij plofte achter een andere boom. Een volgende kogelregen zorgde voor een regen van bladeren en twijgen en maakte dat Smith en Mondragon stof hapten. Ze hielden het hoofd omlaag. Mondragon trok een mes uit een schede op zijn rug,

sneed zijn broek open en bestudeerde zijn beenwond.

'Is het ernstig?' fluisterde Smith.

'Ik denk niet dat er iets belangrijks is geraakt, maar het zal lastig te

verklaren zijn op het vasteland. Ik zal moeten onderduiken "met verlof", of een ongeluk moeten veinzen.' Hij glimlachte wrang. 'Maar nu hebben we andere dingen aan ons hoofd. Dat groepje is inmiddels aan de andere kant, waarschijnlijk op de weg, en de rest gaat ons in hun armen drijven. We moeten in zuidelijke richting blijven

gaan.'

Smith was het met hem eens en kroop vooruit door het struikgewas

onder de kromme bomen, dat hard en taai was geworden door de

constante wind en het opstuivend water uit de Zuid-Chinese zee. Ze

vorderden maar langzaam, want Smith moest een pad vrijmaken

voor Mondragon. Ze gebruikten alleen voeten, knieën en ellebogen,

omdat ze ook hun pistool moesten vasthouden. De bosschages we-27

27

ken met tegenzin en de takken bleven haken aan kleding en haar.

Kleinere takjes braken, krasten in hun gezicht en trokken bloederige schrammen op onderarmen en oren. Uiteindelijk bereikten ze het hoge talud boven een volgende, wat

minder beschutte inham van de eilandkust. Vanwege het gebrek aan

beschutting was het meer een baai dan een inham. Toen ze haastig

in de richting van de weg kropen, klonken er in de windstille nacht

stemmen van die kant. Achter hen doken vier schaduwen geruisloos

aan land op, terwijl er twee tot hun enkels in het water bleven. Een

van de silhouetten die groter was dan de rest, gebaarde dat de anderen zich moesten verspreiden. Badend in het vage maanlicht gingen ze uiteen en doken ze op als vier mannen die van top tot teen in het zwart gekleed waren en een capuchon over het hoofd hadden.

De man die opdracht tot verspreiden had gegeven bukte zich. Smith

hoorde een fluisterende versie van een zware, schorre stem die waar-schijnlijk instructies gaf via een handradio.

'Chinees,' fluisterde Mondragon, die zijn oren had gespitst. Hij klonk

verbeten. Hij had pijn. 'Kan niet alle woorden onderscheiden, maar

het klinkt als het Shanghaise dialect van het Mandarijns. Wat betekent dat ze me waarschijnlijk uit Shanghai zijn gevolgd. Hij is de baas.'

'Denk je dat iemand ze heeft getipt?'

'Kan. Of ik heb misschien een fout gemaakt. Of ze houden me al

dagen in de gaten. Of weken. Je weet maar nooit. Hoe dan ook, ze

zijn hier en komen dichterbij.'

Smith bekeek Mondragon eens goed. Hij leek even taai als het struikgewas aan zee. Hij had wel pijn, maar die zou hem nergens van weerhouden.

'We kunnen een gokje wagen,' zei Smith. 'En doorgaan naar de weg.

Kun je dat? Anders verdedigen we ons hier.'

'Ben je nou helemaal? Hier slachten ze ons af.'

Ze kropen dieper in de struiken en de bomen, weg van de zee. Ze

waren nog geen zeven trage meters gevorderd of ze hoorden achter

hen voetstappen die door het struikgewas ploegden. Tegelijkertijd

zagen ze de silhouetten van de groep van de landzijde hun kant en

die van de zee op komen. Hun achtervolgers hadden geraden wat ze

van plan waren en sloten hen nu van voren en van achteren in.

Smith vloekte. 'Ze hebben ons gehoord of ons spoor gevonden. Blijf

doorgaan. Als de groep van de weg vlakbij is, bestorm ik ze.'

'Misschien niet,' fluisterde Mondragon hoopvol terug. 'Daar links is

een rotsformatie die me een mooie dekking lijkt. Daar kunnen we

28

ons verstoppen tot ze voorbij zijn. Zo niet, dan houden we het misschien vol tot iemand de schietpartij hoort en poolshoogte komt nemen.'

'We kunnen het proberen,' knikte Smith.

De rotsformatie rees uit het struikgewas op als een oude ruïne in het

oerwoud van Cambodja of Yucatan. Hij bestond uit merkwaardig

gevormde groepen koraal en vormde een grillig soort fort met aan

alle kanten dekking en openingen om doorheen te schieten, als het

daar uiteindelijk op aan zou komen. Er was ook een kuil in het midden, waar ze ineengedoken bijna onzichtbaar in waren. Opgelucht maakten ze zich klein in de kuil met hun wapen in de

aanslag en luisterden naar de geluiden van het eiland in het zilveren

maanlicht. Smith voelde zijn schrammen en kleine wondjes prikken

van het zweet. Mondragon probeerde een gemakkelijke positie voor

zijn been te vinden zodat het minder pijn zou doen. Ze wachtten,

keken en luisterden... en de spanning was te snijden. De hemel lichtte op van het schijnsel van de lichten van Kaohsiung. Ergens blafte een hond en een andere volgde zijn voorbeeld. Op de weg in de verte passeerde een auto. Op zee klonk het geronk van de motor van een boot die laat terugkeerde.

Toen hoorden ze gedempte stemmen die weer in het dialect van

Shanghai spraken. De stemmen kwamen dichterbij. Nog dichterbij.

Krakende geluiden van voeten in het taaie struikgewas. Schaduwen

passeerden, versnipperd door de struiken. Iemand bleef staan.

Mondragon hief zijn Glock.

Smith greep zijn pols om hem tegen te houden. Hij schudde zijn

hoofd: niet doen.

Het was de silhouet van een grote man. Hij had zijn capuchon afgedaan. Zijn gezicht was kleurloos en zag er bijna gebleekt uit onder een dikke bos merkwaardig lichtrood haar. Zijn ogen blonken als spiegeltjes toen ze de koraalformatie afspeurden op vormen of

beweging. In de kuil tussen de rotsen hielden Smith en Mondragon

de adem in.

De man vervolgde zijn trage surveillance die wel een eeuwigheid leek

te duren.

Smith voelde het zweet over zijn rug en borst omlaag druipen.

De man draaide zich om en verwijderde zich in de richting van de

weg.

'Pff,' zuchtte Mondragon zachtjes. 'Dat was...'

Om hen heen explodeerde de nacht. Kogels sloegen in het koraal en

floten weg door de bomen. Steenscherfjes hagelden ongenadig op ze

29

neer. De hele duisternis leek hen onder vuur te nemen en vuurmonden braakten aan alle kanten vlammen. De grote, roodharige man had ze gezien, maar niets ondernomen voordat hij de rest had gewaarschuwd.

Smith en Mondragon schoten terug en speurden gejaagd tussen de

schaduwen van het maanlicht op struikgewas en bomen naar een

zichtbare vijand. Hun bergplaats werkte nu in hun nadeel. Zij waren maar met z'n tweeën. Niet voldoende om het in het donker op te nemen tegen minstens zeven en misschien wel meer tegenstanders.

Hun munitie zou weldra uitgeput raken.

Smith boog zich naar Mondragons oor. 'We zullen moeten uitbreken. De kant van de weg op. Mijn motorfiets is niet ver. Daar kunnen we allebei op.'

'Recht van voren wordt minder geschoten. We pinnen ze vast en

gaan er aan die kant vandoor. Maak je niet druk over mij. Ik red

het wel!'

Smith knikte. Hij zou hetzelfde hebben gezegd. Momenteel zouden

ze met alle adrenaline die door hen heen stuwde naar de maan kunnen rennen als het moest. Ze telden tot drie, openden het vuur en stormden tussen de rotsen

vandaan en de kant van de weg op. Ze holden gebukt, maar gingen

toch snel en ontweken struikgewas en bomen. Even later waren ze

door de omsingeling van hun belagers gebroken. Uiteindelijk klonk

het schieten achter hen en was de weg vlakbij.

Mondragon stiet een grom uit, struikelde, viel en trok de verstrengelde vegetatie mee in zijn val. Smith greep meteen zijn arm om hem overeind te helpen, maar de agent reageerde niet. De arm had geen

energie meer; hij was levenloos.

'Avery?'

Er kwam geen antwoord.

Smith hurkte naast de neergeschoten agent en voelde warm bloed

op zijn achterhoofd. Meteen betastte hij zijn halsslagader. Niets. Hij

haalde diep adem, vloekte en doorzocht Mondragons zakken naar

de envelop. Tegelijkertijd hoorde hij de moordenaars dichterbij komen. Ze probeerden zich zo geruisloos mogelijk in het dichte struikgewas voort te bewegen. De envelop was er niet. Gejaagd controleerde hij opnieuw alle zakken en haalde er alles uit wat hij vond. Hij betastte Mondragons lijk, maar de envelop was weg, zonder meer. En hij had geen tijd

meer.

Inwendig vloekend spurtte hij weg.

30

Toen hij de weg bereikte, hadden zich boven de Zuid-Chinese Zee

wolken verzameld die voor de maan schoven en de duisternis compleet maakten. Hij bofte geweldig met de dekking van de inktzwarte duisternis. Opgelucht maar ook woest over Mondragons dood holde hij naar de overkant en liet zich vallen in de dekking van een

ondiepe greppel langs de tweebaansweg.

Hijgend richtte hij zowel Mondragons Glock als zijn Beretta op de

bomen aan de overkant. En wachtte, terwijl zijn hersens maalden...

De envelop had in een binnenzak gezeten. Mondragon was minstens

twee keer gevallen, voor zover Smith het had kunnen zien. De envelop had er toen uit kunnen vallen, of misschien toen ze door het struikgewas kropen, of zelfs toen ze met wapperende jasjes wegholden.

Gefrustreerd en ernstig bezorgd omklemde hij de twee wapens.

Een paar minuten later dook er een enkele gestalte behoedzaam op

aan de kant van de weg. Hij keek naar links en naar rechts en stak

over met zijn oude AK-47 in aanslag. Smith hief de Beretta. De beweging trok de aandacht van de schutter en hij opende blindelings het vuur. Smith liet de Glock vallen, richtte de Beretta en vuurde snel

twee kogels af.

De man sloeg voorover en bleef stil liggen. Smith greep de Glock

weer en maaide als een bezetene rond met beide wapens. Aan de

overkant klonk gegil en geschreeuw.

Terwijl dat nog in zijn oren weergalmde, sprong hij uit de greppel

en rende weg door de bomen in de richting van het midden van het

eiland. Zijn voeten roffelden over de grond en zijn longen deden zeer.

Het zweet gutste van zijn lichaam. Hij wist niet hoe ver hij holde of

hoe lang, maar op een gegeven moment werd hij zich ervan bewust

dat er geen geluiden van een achtervolging meer waren. Geen gekraak in de bosjes. Geen hollende voeten. Geen schoten. Hij hurkte ruim vijf minuten in de dekking van een boom. Het leek

wel vijf uur. Zijn bloed bonkte in zijn oren. Hadden ze de jacht opgegeven? Hij en de arme Mondragon hadden er minstens drie omgelegd, nog twee verwond en er misschien nog meer geraakt. Maar dat deed er momenteel weinig toe. Als de moordenaars de achtervolging hadden gestaakt, kon dat maar één ding betekenen: dan hadden ze wat ze zochten. Ze hadden de geheime factuur en vrachtbrief van The Dowager Empress gevonden. 31

31

Washington, D.C.

De Rozentuin baadde zich in warm zonlicht dat rechthoeken wierp

op de vloer van het Oval Office, maar op de een of andere manier

hing er die ochtend een dreigende sfeer, bedacht president Castilla

toen Charles Ouray, chef-staf van het Witte Huis, binnenkwam.

Ouray keek net zo ongelukkig als hij zich voelde, besloot de president. 'Ga zitten, Charlie. Wat is er?'

'Ik weet niet of u dit wel wilt horen, meneer de president.' Hij ging

op de bank zitten.

'Geen geluk met de lekken?'

'Nihil,' zei Ouray hoofdschuddend. 'Lekken van een dergelijke omvang en nauwkeurigheid gedurende een vol jaar zouden traceerbaar moeten zijn, maar de geheime dienst, FBI, CIA en NSA kunnen niets

vinden. Ze hebben iedereen in de West Wing onder de loep genomen, van de postkamer tot alle hoogste functionarissen, inclusief mijn persoon. Het goede nieuws is dat ze kunnen garanderen dat de

lekken niet bij ons zitten. Het voltallige personeel van het Witte Huis

tot en met de schoonmaakploegen en de hoveniers is zelfs brandschoon.'

De president zette de vingertoppen van beide handen tegen elkaar

en bekeek ze fronsend. 'Heel goed, wie blijven er dan nog over?'

Ouray keek hem argwanend aan. 'Hoezo, meneer?'

'Wie is er nog over, Charlie? Wie hebben ze nog niet doorgelicht die

toegang had tot de uitgelekte informatie? De plannen... de strategische besluiten. Die waren van het hoogste niveau.'

'Jawel meneer. Maar ik weet niet goed wat u bedoelt met "wie is er

nog over?" Niemand, dat kan ik...'

'Hebben ze mij ook doorgelicht, Charlie?'

Ouray lachte gegeneerd. 'Natuurlijk niet, meneer de president.'

'Waarom niet? Ik had in elk geval toegang, tenzij er lekken waren

waar ik niet van weet.'

'Nee, meneer. Maar u verdenken is op het eerste gezicht belachelijk.'

'Dat zeiden ze ook van Nixon voordat ze de banden vonden.'

'Meneer...'

'Ik weet het. Je denkt dat ik er de meeste schade van ondervind. Dat

is niet zo, dat is het Amerikaanse volk, maar volgens mij begrijp je

nu wel waar ik heen wil.'

Ouray zei niets.

'Zoek het hogerop, Charlie. Kijk om je heen. Het kabinet. De vice32

president, die het niet altijd met me eens is. De gezamenlijke chefs

van staven, het Pentagon, invloedrijke lobbyisten met wie we wel

eens praten. Niemand is boven verdenking verheven.'

Ouray boog zich naar voren. 'Denk je echt dat het iemand met zo'n

hoge functie kan zijn, Sam?'

'Absoluut. Wie het ook is, hij - of zij - is bezig ons te wurgen. Niet

zozeer met die informatie... het feit dat de media en zelfs onze vijanden onze plannen kennen voordat we ze onthullen... Dat is tot nu toe alleen maar gênant geweest. Nee, de ernstigste schade betreft ons

vertrouwen in elkaar en de potentiële bedreiging van de nationale

veiligheid. Met iets werkelijk gevoeligs kan ik momenteel niet op onze mensen vertrouwen, zelfs niet op jou.'

Ouray knikte. 'Ik weet het, Sam. Maar nu kun je me wel vertrouwen.' Hij glimlachte vreugdeloos. 'Ik ben gezuiverd. Tenzij je de FBI, CIA, NSA of geheime dienst niet meer kunt vertrouwen.'

'Zie je nou wel? Stiekem beginnen we die al te wantrouwen.'

'Misschien wel. Hoe zit het met het Pentagon? Een heleboel lekken

hebben te maken met militaire beslissingen.'

'Politieke beslissingen, geen militaire. Langetermijnstrategie.'

Ouray schudde zijn hoofd. 'Ik weet het niet. Misschien hebben we

ergens een buitenlandse mol zitten, zo diep dat de mensen van de

beveiliging hem niet kunnen vinden. Moeten we ze vertellen om nog

dieper te graven? Om naar een professionele spion achter een van

ons te zoeken?'

'Goed, zeg maar dat ze die hoek moeten proberen. Maar volgens mij

is het geen spion, geen buitenlandse, noch een van ons. Deze deep

throat heeft geen belangstelling voor het stelen van geheimen, hij wil het publieke debat veranderen. Onze besluiten beïnvloeden. Iemand

die er voordeel bij heeft als onze politiek verandert.'

'Ja,' beaamde Ouray ongemakkelijk.

De president richtte zijn aandacht weer op de documenten op zijn

bureau. 'Zoek dat lek, Charlie. Ik wil antwoorden voordat deze situatie me verlamt.'

Donderdag, 14 september

Kaohsiung, Taiwan

De ramen van Jon Smith' kamer op de twintigste verdieping van het

Grand Hi-Lai Hotel boden een adembenemend panorama van de

sprankelende nacht van Kaohsiung, van de lichtjes die het hele beeld

beneden vulden tot de sterrenhemel. Vanavond had Smith er geen

belangstelling voor.

33

Terug in de veiligheid van zijn kamer las hij alles in Mondragons

portefeuille en aantekenboekje voor de derde keer door. Hij had gehoopt op een aanwijzing over de manier waarop de vermoorde Covert-One-agent de hand op de vrachtbrief had weten te leggen. Het enige onderdeel dat niet was thuis te brengen, was een verfrommeld

miniservetje van een Starbucks-coffeeshop waarop in inkt een naam

was gekrabbeld: Zhao Yanji.

Zijn mobiel ging. Het was Fred Klein die terugbelde.

Klein viel met de deur in huis: 'Is het artikel naar het vliegveld?'

'Nee,' zei Smith. 'Ik heb slecht nieuws. Mondragon is dood.' De stilte aan de andere kant van de lijn klonk als een zucht.

'Dat is ernstig. Ik heb lang met hem gewerkt en ik zal hem missen.

Ik zal contact met zijn ouders opnemen. Wat een schok; die zullen

gebroken zijn.'

Smith haalde diep adem. Een keer. Twee keer. 'Sorry, Fred. Dit moet

een hele dreun voor je zijn.'

'Vertel maar wat er is gebeurd, Jon.'

Smith deed verslag over de envelop, de aanval en Mondragons dood.

'Het waren Chinezen uit Shanghai. De vrachtbrief moet echt zijn geweest. Ik heb een aanwijzing, maar die belooft niet veel.' Hij vertelde Klein over het servetje van Starbucks.

'Weet je zeker dat het uit Shanghai komt?'

'Is Mondragon de afgelopen maanden dan nog ergens anders geweest dan in Shanghai?'

'Niet dat ik weet.'

'Dan is de kans groot, en ik heb toch niets anders.'

'Kun je naar Shanghai?'

'Ik denk het wel. Er is hier een geleerde op de conferentie, dr. Liang,

die ik wel kan overhalen om me mee te nemen op een excursie naar

zijn laboratorium in die stad.' Hij vertelde hoe de Chinese microbioloog hem had aangehouden. 'Er zijn drie problemen. Ik spreek geen woord Chinees en ik heb geen flauw idee waar daar Starbuckscoffeeshops zijn. Dan heb je nog mijn Beretta. Ik zou niet weten hoe ik die China moet binnensmokkelen.'

'Ik zal de informatie over Starbucks naar Taipei laten faxen. In

Shanghai wacht er een tolk op je en hij zal je een wapen bezorgen.

Het wachtwoord is doublé latte.'

'Nog één ding.' Smith vertelde hem over de oude man in de Chinese gevangenisboerderij die beweerde David Thayer te heten. Hij herhaalde de bijzonderheden die hij van Mondragon had.

'Thayer? Ik heb nog nooit gehoord van een connectie van de presi34

dent die Thayer heet. Het lijkt me een truc.'

'Volgens Mondragons contact is de oude man zonder enige twijfel

een Amerikaan.'

'Hoe betrouwbaar is dat contact?'

'Zeer,' zei Smith. 'Althans volgens Mondragon.'

'Ik zal het de president laten weten. Als de man een Amerikaan is,

zal Castilla ervan willen weten, ongeacht wie hij in werkelijkheid is.'

'Dan zal ik mijn best doen om de vrachtbrief in Shanghai te vinden.

Hoe zit het met de andere kopieën?'

'Ik neem het exemplaar dat in Bagdad moet zijn wel voor m'n re-kening. Met een beetje geluk zal het ons worst zijn waar nummer drie is.' Hij zweeg even. 'Wees je ervan bewust dat de tijd dringt,

overste. Volgens de marine hebben we maar vijf dagen en misschien

nog minder voor de Empress de Perzische Golf bereikt.'

Woensdag, 13 september

Washington, D.C.

In het Oval Office lunchte president Castilla aan de zware grenen

tafel die hij had meegebracht uit de gouverneurswoning in Santa Fe.

Hij had daar, net als hier, als bureau dienst gedaan. Met iets van nostalgie legde hij zijn broodje chili-met-kaas neer, liet zijn nieuwe stoel een halve slag draaien en staarde uit het raam naar het weelderige

groen van het terrein en de monumenten in de verte waaraan hij verknocht was geraakt. Maar het uitzicht werd aan het oog onttrokken door een ander beeld: de weidse, rode zonsondergangen en de uitgestrekte lege, maar altijd levende woestijn van zijn boerderij in

het verre zuiden, in het grensgebied van zijn vaderland New Mexico, waar zelfs de jaguar nog in het wild rondliep. Plotseling voelde hij zich oud en moe. Hij verlangde naar huis.

Zijn dagdroom werd onderbroken omdat zijn persoonlijke assistent

Jeremy binnenkwam. 'Meneer Klein is hier om u te spreken, meneer.'

De president wierp een blik op de klok op zijn bureau. Hoe laat was

het in China? 'Tot nader order geen telefoon of bezoek.'

'Goed, meneer.' De assistent hield de deur open.

Fred Klein haastte zich naar binnen. De steel van zijn pijp stak uit

de borstzak van zijn Harris Tweed-jasje.

Toen Jeremy de deur achter zich dichttrok, gebaarde Castilla naar

de chesterfield-leunstoel die hij van de Engelse koningin had gekregen. 'Ik zou vanavond wel naar de jachtclub zijn gekomen.'

'Dit kon niet wachten. Met al die lekken vertrouw ik de rode telefoon nog niet eens.'

35

VI

De president knikte. 'Hebben we de vrachtbrief?'

Klein zuchtte. 'Nee, meneer.' Hij herhaalde het relaas van Smith.

De president trok een grimas en zei hoofdschuddend: 'Verschrikkelijk. Is de familie van je agent al op de hoogte?'

'Natuurlijk, meneer.'

'Krijgen ze ondersteuning?'

'Ja.'

De president wierp weer een blik uit zijn hoge raam. 'Denk je dat

ze een bezoek aan het Oval Office zouden willen brengen, Fred?'

'Dat kunt u niet doen, meneer de president. Covert-One bestaat niet.

Mondragon was een particuliere zakenman, meer niet.'

'Er zijn momenten dat deze functie extra zwaar op me rust.' Hij

dacht even na. 'Goed, we hebben niet wat ik moet hebben. Wanneer

heb ik dat wel?'

'Smith heeft een spoor in Shanghai. Hij werkt er nu aan, als gast van

de Chinese regering. Hij heeft gesprekken met microbiologen van de

Chinese academische gemeenschap. Ondertussen heb ik mensen aan

het werk in Beijing, Hongkong, Guangzhou en een paar industriesteden die daar de laatste jaren uit de grond zijn gestampt. Ze zoeken naar enig teken dat Beijing dit heeft geregisseerd, en naar informatie over The Dowager Empress, al zouden het maar geruchten zijn. En de kans bestaat dat we in Bagdad een tweede kopie zullen

vinden. Daar zet ik een agent op.'

'Mooi. Ik laat de marine een fregat sturen. Volgens Brose hebben we

hooguit tien uur voordat de Empress ons in de smiezen heeft. Daarna weet China het en waarschijnlijk de hele wereld.'

'Als de Chinezen dat willen.' Klein aarzelde.

Klein was er de man niet maar om te aarzelen. 'Wat is er, Fred? Als

het iets met die chemicaliën te maken heeft, kun je er maar beter

mee voor de draad komen.'

'Daar heeft het niets mee te maken, meneer de president.' Klein dacht

weer even na om de juiste woorden te kiezen.

Ditmaal drong de president niet aan, maar fronste wel, verwonderd

door wat de Ijzeren Hein van Covert-One van zijn stuk kon brengen.

Uiteindelijk vervolgde Klein: 'Er is een oude man die op een gevangenisboerderij in China vastzit en beweert een Amerikaan te zijn. Hij zegt dat hij al sinds de val van Tsjang in 1949 gevangen wordt

gehouden.'

President Castilla knikte ernstig. 'Dat soort dingen is onze mensen

na de Tweede Wereldoorlog wel meer overkomen. Waarschijnlijk 36

36

veel meer dan we wisten of vermoedden. Niettemin is het schandelijk en volkomen onaanvaardbaar. Bovendien is het gewetenloos dat hij nog altijd vastzit. Het is een van de redenen dat ik erop heb gestaan dat het mensenrechtenverdrag voorzag in inspectie van buiten voor onderzoek naar buitenlandse krijgsgevangenen. Hoe dan ook,

als het juist is en we beschikken over harde informatie, dan moeten

we daar direct iets aan doen. Heeft die Amerikaan een naam?'

Klein observeerde het gezicht van de president. 'David Thayer.'

De president vertoonde geen reactie. Geen enkele. Alsof hij het niet

had gehoord. Alsof hij nog steeds op een naam wachtte. Daarna

knipperde hij met zijn ogen. Hij liet zijn stoel draaien, stond abrupt

op en liep met zijn handen op de rug naar het raam achter zijn bureau.

'Meneer?'

Samuel Castilla's rug was stijf, alsof hij net een pak slaag had gehad. 'Na al die jaren? Hoe is dat mogelijk? Hij kon met geen mogelijkheid nog in leven zijn...'

'Wat is er gebeurd...' begon Klein, maar hij maakte zijn zin niet af.

Met een knoop in zijn maag wist hij het antwoord al.

De president draaide zich om, ging weer zitten en leunde naar achteren met de blik op oneindig. 'Hij verdween in China toen ik nog in de luiers lag. Buitenlandse Zaken, Defensie en Trumans eigen staf

hebben geprobeerd hem te achterhalen, maar zoals je weet, waren

wij mordicus tegen Mao's communisten en zij hielden evenmin van

ons. Maar we hebben wel wat clandestiene informatie van Russische, Amerikaanse en Britse bronnen in China weten te verzamelen en alles wees erop dat Thayer dood was. Hij was ofwel in het harnas gestorven, of hij was gevangengenomen en vervolgens geëxecuteerd door de communisten, of hij was vermoord door Tsjangs eigen mensen omdat hij met de Rooien probeerde te praten. Hij had mijn moeder voor zijn vertrek verteld dat hij dat ging proberen.'

Hij haalde diep adem en glimlachte flauwtjes naar Klein. 'Serge Castilla was ook iemand van Buitenlandse Zaken en een goeie vriend van Thayer. Hij had de leiding van de pogingen van het ministerie

om Thayer te vinden, waardoor hij bijna wekelijks contact met mijn

moeder had. Ik was nog veel te klein voor tekst en uitleg van wat er

aan de hand was. Toen ik vier was, was iedereen ervan overtuigd

dat Thayer dood was. Met Serge en mijn moeder leidde het een tot

het ander. Dat jaar zijn ze getrouwd en heeft hij mij geadopteerd.

Inmiddels was Serge wat mij betreft mijn vader en David Thayer

maar een naam. Aan het eind van mijn late tienerjaren heeft ze me

37

alles verteld wat ze over zijn tijd in China wisten, wat verdomd weinig was. Ik zag geen reden om het van de daken te schreeuwen, omdat Serge mijn vader was. Hij had me opgevoed, was er geweest bij de koepokken en de spellingexamens en ik hield van hem. Omdat

we dezelfde achternaam hadden, is niemand ooit op het idee gekomen om te vragen of hij mijn biologische vader was.'

De president bracht zichzelf hoofdschuddend terug naar de tegenwoordige tijd. Hij keek de bezorgde Klein recht aan. 'David Thayer maakt deel uit van mijn persoonlijke verleden, maar tegelijkertijd

herinner ik me niets van hem.'

'De kans is heel groot dat deze man gewoon een opportunist is, misschien wel een gewone misdadiger en waarschijnlijk niet eens een Amerikaan. Misschien heeft hij Thayer ooit ontmoet, voordat die

verdween. Dus nu zit hij op een niet al te streng bewaakte boerderij, heeft van u en uw inspanningen gehoord om China meer respect te laten opbrengen voor de mensenrechten en ziet hij zijn kans schoon

om eruit te komen.'

'Als dat zo zou zijn, hoe kan hij dan weten dat Thayer een zoon had

die later president van Amerika zou worden, en nog wel een met de

achternaam Castilla?'

Klein fronste. 'Voor hetzelfde geld: hoe zou de echte David Thayer

iets van u gehoord moeten hebben? Hij wist dat hij een zoon had,

maar hij kon niet weten dat zijn weduwe met Serge Castilla zou trouwen.'

'Dat is nogal eenvoudig. Als deze man werkelijk David Thayer is,

kan hij gewoon een en een bij elkaar hebben opgeteld. Hij wist dat

hij een zoon had met de naam Samuel Adams, en een boezemvriend

die Castilla heette. Met de spelling van onze familienaam komt Castilla niet veel voor. Mijn leeftijd zou precies kloppen.'

'U hebt natuurlijk gelijk,' gaf Klein toe. 'Maar die lekken dan? Misschien zit er een spion in het Witte Huis die het aan Beijing heeft doorgegeven en is dit een van hun ingewikkelde valstrikken.'

De president schudde zijn hoofd. 'Ik heb nooit moeite gedaan om te

verbergen dat Serge me heeft geadopteerd, maar het kwam zelden

ter sprake. Niemand behalve mijn directe familie weet precies wie

en wat mijn biologische vader was en wat er met hem is gebeurd.

Zelfs jij wist dat niet. Ik wilde geen munt uit mededogen slaan of

mijn moeder in verlegenheid brengen.'

'Er is altijd iemand die het weet, die het zich herinnert en die te koop

is.'

En jij bent een eeuwige cynicus.' 38

38

'Dat hoort bij het vak.' Klein glimlachte flauw.

'Dat zal wel.'

Klein aarzelde weer. 'Goed. Zeg maar dat we niet zeker kunnen weten dat hij het niet is. Hij kan uw vader zijn. Zo ja, wat moet ik dan doen?'

De president leunde naar achteren, zette zijn bril af en wreef met

zijn grote handen over zijn gezicht. Hij slaakte een diepe zucht. 'Ik

wil hem natuurlijk zien. Ik kan momenteel niets bedenken dat mijn

moede, oude hart zo zou laten zingen als zo'n ontmoeting. Stel je

voor, mijn echte vader leeft nog. Stel je voor. Ongelooflijk. Toen ik

klein was, droomde ik van David Thayer, al hield ik nog zo van Serge.' Hij zweeg even en er verscheen een melancholische trek op zijn gezicht die een oud verlies verried.

Hij haalde zijn schouders op en maakte een achteloos gebaar. 'Goed.

Dat is dus een droom. Maar realistisch gesproken: wat wil de president van de Verenigde Staten? Ik wil hem natuurlijk uit China weg hebben. Hij is Amerikaan. Daarom verdient hij de volledige steun

van zijn land. Net als elke andere Amerikaan die zo'n beproeving

achter de rug heeft, wil ik hem ontmoeten, bedanken voor zijn moed

en hem een hand geven. Hoe dan ook, er moeten internationale consequenties in aanmerking worden genomen. We zitten met The Dow- ager Empress en de mogelijkheid van een dodelijke lading die het

schip naar een land brengt dat ons wil vernietigen.'

'Inderdaad, meneer.'

'Als we erachter komen dat het schip inderdaad chemicaliën vervoert

en wij moeten het enteren, kan ik me niet voorstellen dat het verdrag wordt ondertekend. Zeker niet dit jaar en waarschijnlijk niet voordat er een nieuwe regering is. Er zal nog meer sprake van uitstel zijn omdat de Chinezen eerst de politiek van het nieuwe Oval Office willen peilen. Gezien Thayers leeftijd zal hij waarschijnlijk

nooit op vrije voeten komen.'

'Waarschijnlijk niet, Sam.'

De president trok een grimas, maar zijn• stem klonk hard en onbuigzaam toen hij vervolgde: 'En dat mag geen gewicht in de schaal leggen. Nog geen seconde. Als de Empress chemicaliën voor wapens

vervoert, moet het tegengehouden of desnoods tot zinken gebracht

worden. Voorlopig doen we niets aan die oude man in China. Duidelijk?'

'Absoluut, meneer de president.'

39

Donderdag, 14 september

Shanghai, China

Het toestel van Air China uit Tokio vloog over de Zuid-Chinese Zee

landinwaarts en beschreef een grote boog over de uitgestrekte delta

van de rivier de Yangtse. Jon Smith keek uit het raampje naar het

groene land, de dichte bebouwing en de nevel boven de laagste delen van wat ooit een van de machtigste steden van Azië was. Zijn blik gleed van de druk bevaren Yangtse naar het eiland Chongming in het noorden, terwijl hij in stilte worstelde met het probleem van de verloren vrachtbrief en de huiveringwekkende tol van dat verlies. Toen het vliegtuig precies om 13.12 uur op de internationale luchthaven Pudong landde, was hij er nog niet uit. Hij wist alleen

dat het verdrag over de mensenrechten weliswaar van het grootste

belang was, maar chemische wapens uit handen van Saddam Hoessein houden waarschijnlijk nog belangrijker. Omgeven door glimlachende collega's begeleidde dr. Liang Tianning

dr. Jon Smith uit het vliegtuig. Naar westerse maatstaven was de terminal met zijn potplanten en hoge, blauwe plafonds niet groot, maar wel ultramodern. Er stonden drommen mannen in pak voor de ticketbalies. Het waren zowel Europeanen als Chinezen en dat was kenmerkend voor de drang van Shanghai om het New York van Azië

te worden. Een enkeling wierp een blik op Smith en zijn metgezellen, maar dat was gewoon niet meer dan loze nieuwsgierigheid. Buiten stond tussen de gretige taxi's een zwarte limousine te wachten. Zodra ze achterin zaten, voegde de chauffeur zich in het verkeer. Hij slaagde erin drie taxi's te ontwijken en twee voetgangers, die zich met een sprong het vege lijf wisten te redden. Smith keek

over zijn schouder om te zien of ze het hadden gered, maar niemand

anders besteedde er de geringste aandacht aan, wat boekdelen over

de plaatselijke rijgewoonten sprak. Hij kreeg ook een duidelijk beeld

van een kleine, donkerblauwe auto, zo te zien een Volkswagen Jetta. Hij had tussen de taxi's gestaan, maar reed nu vlak achter de limousine. Werd hij ook door iemand anders verwacht? Iemand die niets te maken had met biomoleculaire wetenschap en niet goed wist of hij wel degene en datgene was dat dr. Liang had gezegd? De chauffeur van

de Jetta kon net zo goed een gewone inwoner van Shanghai zijn die

per ongeluk tussen de taxi's was gaan staan in plaats van in de parkeergarage om een terugkerende vriend of familielid af te halen. Toch 40

was het opvallend dat de chauffeur exact hetzelfde moment had gekozen om bij de terminal weg te rijden. Smith hield zijn mond tegen dr. Liang. Terwijl de heren het over virussen hadden, gleed de limousine een snelweg op en koerste hij door een zompige delta, die de hele dertig kilometer amper boven de zeespiegel reikte, naar het westen. De grillige skyline van Shanghai kwam in beeld: een nieuwe stad, bijna geheel het werk van het afgelopen

decennium. Eerst kwam het uitgebreide, nieuwe Pudong District met

de vlijmscherpe spits van de Oosterse Pareltoren en het vierkantere,

maar ook torenhoge Jin Mao-gebouw. Kostbare bouwwerken met alle bijbehorende luxe en technische tierelantijnen. Nog maar een decennium geleden was hier vlak moerasland geweest dat de stad van groenten voorzag.

Het gesprek ging over op plannen voor Smith' bezoek toen de li-mousine door Pudong en onder de Huangpu door Puxi en de Bund binnenreed, dat tot 1990 het centrum van het oude Shanghai was

geweest. Nu torende een falanx van blinkende wolkenkrabbers uit

boven de neoklassieke kantoren uit het koloniale tijdperk van de

stad.

Bij het Volkspark kon Smith de drommen auto's, fietsen en voetgangers die de straten bevolkten van nabij zien; een zee van bewegend leven. Een paar seconden liet hij alles op zich inwerken: de kolossale nieuwbouw; de symbolen van enorme welvaart; de mensenhorden. Shanghai was de dichtst bevolkte stad van China,

groter nog dan Hongkong of Beijing. Maar Shanghai wilde nog meer.

Het verlangde een prominente plaats op het economische wereldtoneel. Het koesterde een terloops respect voor het verleden, maar de blik was op de toekomst gericht.

De limousine sloeg rechtsaf naar de rivier en dr. Liang vroeg bijna

handenwringend: 'Weet u heel zeker dat u geen kamer in het Grand

Hyatt in het Jin Mao-complex wilt, dr. Smith? Het is een modern,

schitterend hotel. De restaurants en voorzieningen zijn ongeëvenaard. Ik verzeker u dat u zich daar uiterst comfortabel zult voelen. Bovendien ligt het veel dichter bij ons Biomedisch Onderzoeksinstituut in Zhangjiang, waar we heen gaan zodra u zich hebt geïnstalleerd. Het Vredeshotel is weliswaar historisch, maar allerminst een viersterrenetablissement.'

De onderzoeksmensen van Covert-One hadden hem laten weten dat

er tegenwoordig maar drie Starbucks-coffeeshops in Shanghai waren, allemaal aan de Puxi-kant van de rivier en twee niet ver van de Bund. 41

41

Glimlachend zei hij: 'Ik heb altijd in het Vredeshotel willen logeren,

dr. Liang. Noem het maar een gril van een geschiedenisgek.'

De geleerde zuchtte. 'In dat geval, natuurlijk. Vanzelf.'

De limousine sloeg in zuidelijke richting af op de fraaie weg die de

rivier volgde, met aan de ene kant de koloniale gebouwen van de

Bund en aan de andere kant de weidse Huangpu. Smith keek naar

de statige kantoren en huizen die uitzagen op de rivier. Hier was het

hart van de vroegere Britse Concessie, die zich in 1842. had gevestigd en bijna een eeuw krampachtig de macht had vastgehouden, tot de Japanners de stad uiteindelijk in de Tweede Wereldoorlog innamen.

Dr. Liang boog zich naar voren en wees. 'Daar is uw Vredeshotel.'

'Ik zie het. Bedankt.'

Het hotel bestond uit twaalf verdiepingen gotische architectuur volgens de Chicago-school, bekroond met een groene piramide. Een be-ruchte miljonair uit Shanghai, Victor Sassoon, had het in 192.9 laten bouwen nadat hij een fortuin had verdiend met de handel in opium en wapens.

Toen de limousine voor de gewelfde ingang stopte, zei dr. Liang tegen Smith: 'Ik zal u laten boeken op naam van het Biomedisch Instituut.' Hij stapte uit. Smith volgde zijn voorbeeld en keek onopvallend in een volledige

cirkel om zich heen. Hij zag geen teken van de donkerblauwe auto

die gelijktijdig van Pudong International was vertrokken. Maar toen

hij door de draaideur liep, zag hij dat de chauffeur van de limousine ook was uitgestapt, de motorkap had opgetild en iets leek te bestuderen in de motor, die net zo vlekkeloos had gedraaid als een Zwitsers uurwerk, althans in de oren van Smith.

De receptie was in art-decostijl en er was weinig veranderd sinds de

jaren twintig, die vooral in Shanghai hadden gebruist. Dr. Liang

loodste Smith naar links, over een vloer van wit, Italiaans marmer

naar de balie. De receptionist keek hooghartig op dr. Liang neer toen

hij de gast inschreef, en vervolgens wierp hij een blik op Smith. Hij

deed weinig moeite om zijn arrogantie onder stoelen of banken te

steken.

Dr. Liang sprak hem toe in onderdrukt, scherp Chinees en Smith

hoorde iets wat op de naam van het onderzoeksinstituut leek. Er

blonk angst in de ogen van de receptionist. Op slag werd hij bijna

kruiperig tegenover de westerse gast. Ondanks de uitstraling van het

losgeslagen kapitalisme dat de stad om zich heen had doen grijpen,

lag Shanghai in China en China was en bleef een communistisch

42

land. Dr. Liang bleek heel wat invloedrijker dan hij op de conferentie in Taiwan had laten doorschemeren. De receptionist riep een piccolo en dr. Liang gaf Smith zijn kamersleutel. 'Het spijt me dat we geen suite konden bemachtigen, maar uw kamer zal zeer ruim en comfortabel zijn. Wilt u zich opfrissen

voordat we naar het instituut gaan?'

'Vandaag?' Smith deed of hij verrast was. 'Ik ben bang dat ik niet

op mijn best ben, dr. Liang. Ik heb tot in de kleine uurtjes vergaderingen en bijeenkomsten gehad. Een dag rust en dan zal ik onze collega's morgenochtend recht doen.'

Dr. Liang keek verschrikt. 'Nou ja, natuurlijk. Dat is prima. Ik zal

mijn personeel waarschuwen dat ze het programma moeten aanpassen. Maar u gaat toch wel met ons eten? Het zal ons veel genoegen doen om u de schoonheid van Shanghai bij nacht te laten zien.'

Smith weerstond de neiging om te buigen; het was niet de gewoonte in China. 'Dat vind ik heel prettig, dank u wel. Maar kunnen we misschien wat later beginnen? Schikt het u om negen uur?'

'Heel goed. Dan zijn we hier.' Liang glimlachte en knikte begrijpend.

Maar hij klonk een tikje scherp toen hij eraan toevoegde: 'We zullen het niet laat maken, dr. Smith. Dat beloof ik u.'

School er argwaan achter de glimlachende woorden? Of begon dr.

Liang gewoon zijn geduld te verliezen? Voor een eenvoudige geleerde leek hij de receptionist iets te veel angst in te boezemen. Smith was zich er maar al te zeer van bewust dat hij misschien argwaan

bij zijn collega had gewekt door hem in Taiwan eerst aan het lijntje

te houden, om hem vervolgens een paar uur later zelf aan te klampen, en uiteindelijk te laten doorschemeren dat hij een onmiddellijke uitnodiging niet zou afslaan, hoe subtiel hij ook had getracht de invitatie van dr. Liang te laten uitgaan. Maar gezien de tijdsdruk

moest hij dat risico wel nemen.

Argwanend of niet, de geleerde glimlachte tenminste toen hij vertrok. Smith keek hem na door de glazen deuren en zag dat hij bij de limousine bleef staan. De chauffeur verscheen uit het niets en zei snel

iets dringends tegen hem. Beiden stapten in en de limousine zoefde

weg.

De piccolo had zijn koffer al meegenomen. Smith nam de lift naar

zijn verdieping en vond zijn kamer. Hij moest nog steeds denken

aan dr. Liang, de limousinechauffeur die een motor had nagekeken

die geen enkel teken had gegeven dat het nodig was, en aan de donkerblauwe Jetta. Zijn bagage stond te wachten en de piccolo was 43

vertrokken. Het was tegen de gewoonte om fooien te geven in China, hoewel die gewoonte meer werd geëerd door de inbreuk dan door de handhaving, zoals Shakespeare al in Hamlet had geschreven. De kamer was precies zoals dr. Liang had beloofd. Hij was zo groot

als een suite in de meeste Amerikaanse en Europese luxehotels, hij

was sfeervol en er stond een kingsize bed met nachtkastjes die waren weggewerkt in een gelambriseerde alkoof die vriendelijk werd verlicht door antieke tafellampen. Er was ook een gezellige zithoek

met leunstoelen en een salontafel, een bureau met ingelegd leer, potten met groene klimop en een volledig ingerichte badkamer achter een houten deur met paneelwerk. Met de chintzreproducties en ronde chippendale-tafel zag het er allemaal erg Brits uit. De ramen waren groot, maar het uitzicht was allesbehalve spectaculair: niet op de rivier, Pudong, of de twee hangende bruggen, noch op de Bund.

In plaats daarvan zag Smith uit op de oudere, lagere kantoorgebouwen en woonhuizen van de miljoenen werknemers die de grote stad voedden en lieten draaien.

Smith controleerde zijn koffer. Het vrijwel onzichtbare draadje dat

hij had aangebracht was nog intact, wat inhield dat niemand erin

had geneusd. Hij stelde vast dat hij te schrikachtig was en waarschijnlijk overdreven reageerde... Toch bevonden zich ergens daarbuiten de echte vrachtbrief van de Empress, de mensen die hem hadden opgesteld en de mensen die hem van Mondragon hadden gestolen. Het kon dezelfde groep zijn, maar misschien ook niet. In

elk geval wist hij redelijk zeker dat iemand hem van voldoende dichtbij had gezien om hem te herkennen. Inmiddels wisten ze misschien al hoe hij heette.

Tegelijkertijd had hij alleen maar een glimp van de lange, potige leider van hun belagers opgevangen - een Han-Chinees met vreemd rood haar - en een nietszeggende naam die op een servetje van een

koffiehuis was gekrabbeld.

Hij was net begonnen met uitpakken toen hij voetstappen op de gang

hoorde. Hij wachtte en spitste zijn oren. De geluiden stopten voor

zijn deur. Zijn hart ging sneller kloppen. Hij liep zachtjes door de

kamer, drukte zich ruggelings tegen de muur en wachtte.

Toen dr. Liang Tianning het biomedisch centrum betrad, knikte de

secretaresse van de staf naar zijn kantoor. 'Er is iemand voor u, dr.

Liang. Hij zei dat hij is gekomen in verband met uw telefoontje. Ik...

Ik kon hem niet tegenhouden.' Ze sloeg haar ogen neer en huiver44

de. Ze was jong en verlegen en zo had hij zijn secretaresses graag.

'Ik mag hem niet.'

Dr. Liang berispte haar. 'Hij is een belangrijk persoon. Bepaald niet

iemand over wie je zo onverbloemd je afkeer mag uitspreken. Geen

telefoontjes alsjeblieft, zo lang hij er is. Begrepen?'

Ze knikte, nog altijd met neergeslagen ogen.

Toen dr. Liang zijn kantoor betrad, stond de man tegen zijn archiefkast tegenover het bureau geleund. Hij stond glimlachend een beetje te fluiten, als een ondeugend jongetje.

Dr. Liang klonk ongemakkelijk. 'Ik zou niet weten wat ik nog moest

toevoegen aan wat ik u al telefonisch heb gemeld, majoor Pan.'

'Misschien niets. Laten we maar eens kijken.'

Majoor Pan Aitu was klein en mollig. Hij had zachte handen, een

vriendelijke stem en een welwillende glimlach. Hij droeg een conservatief Europees pak met een gebloemd vlinderdasje dat met een klemmetje vastzat en een hoornen bril. Niets aan hem boezemde enige angst in, tot je achter zijn brillenglazen keek. De ogen vertoonden

geen enkele reactie. Als hij glimlachte, deden zijn ogen niet mee. Als

hij met die kalme stem iets zei, stonden die ogen niet levendig. Ze

luisterden niet, ze keken. Ze keken naar je, maar zagen je niet. Je kon

met geen mogelijkheid zien wat ze van moment tot moment zagen.

'Legt u maar eens uit wat u is opgevallen aan deze dr. Jon Smith,'

zei majoor Pan. 'Heeft hij vragen gesteld?'

'Nee, nee. Niets van dien aard.' Liang plofte op de stoel achter zijn

bureau. 'In Taiwan leek hij alleen zo gretig, maar toen we een onmiddellijk bezoek aan het onderzoekscentrum hadden geregeld, was hij vrij plotseling te moe. Hij zei dat het morgen beter zou zijn.'

'Is hij volgens u niet moe?'

'Op de conferentie in Taiwan wekte hij die indruk niet. En op het

vliegveld in Taiwan leek hij erg benieuwd.'

'Vertelt u eens wat er in Taiwan precies is voorgevallen.'

Liang beschreef hoe hij Smith had benaderd, zijn uitnodiging aan

hem om te gaan eten met hem en zijn collega's van het instituut,

Smith die zich verontschuldigde en voorstelde dat het misschien een

andere keer kon.

'Dacht u dat hij die avond geen andere afspraak had?'

Dr. Liang tikte tegen zijn tanden en dacht na. 'Hij was... Nou ja, hij

deed ontwijkend. U weet hoe je kunt voelen hoe iemand wordt verrast en vlug een beleefde manier bedenkt om te weigeren?'

Majoor Pan knikte, evenzeer tegen zichzelf als tegen Liang. 'En toen

hebt u hem voorgesteld dat u contact met hem op zou nemen voor

45

een geschiktere gelegenheid om over uw biomedische aangelegenheden te praten?'

'Ja.' Er was iets aan majoor Pan - misschien de manier waarop hij

altijd leek af te wachten - wat mensen dwong om meer te zeggen.

'Dat leek me juist. Zijn werk bij USAMRIID is belangrijk. We willen

graag weten wat zij doen. Misschien is er iets wat ons eigen onderzoek kan helpen.'

'Is hij dan een legitieme geleerde?'

'Een vooraanstaande nog wel.'

'Maar ook officier in het Amerikaanse leger?'

'Ik denk het. Hij is kolonel, geloof ik.'

'Luitenant-kolonel,' corrigeerde majoor Pan afwezig. Zijn uitdrukkingsloze blik was naar binnen gekeerd terwijl hij nadacht. 'Na uw telefoontje heb ik zijn dossier bestudeerd. Er zijn wat... zeg maar eigenaardigheden in zijn verleden.'

'Eigenaardig? Hoezo?'

'Leemten. In zijn dossier worden die doorgaans verklaard met "verlof", wat militair jargon voor vrijaf is. Vakantie. Een heeft zich afgespeeld na de dood van zijn verloofde door een virus waarmee hij werkte.'

'Ja, ik ken dat virus. Angstaanjagend. Zo'n verlof is toch wel begrijpelijk na zo'n verschrikkelijke gebeurtenis?'

'Misschien.' Majoor Pan knikte alsof hij echt luisterde, maar zijn

blik zei dat hij met zijn gedachten elders was. 'Hebt u Smith gisteravond niet meer gezien?'

'Nee.'

'Maar u hebt wel verschillende voordrachten en bijeenkomsten bijgewoond?'

'Vanzelfsprekend. Daarom waren we daar.'

'Zou u hem ook onder de aanwezigen hebben verwacht?'

'Ja.' Liang fronste. 'Bij twee in het bijzonder. Een van een Amerikaanse collega en een andere van een persoonlijke vriend van hem van het Pasteur. Maar vergeet niet dat hij me wel heeft verteld dat

hij tot diep in de nacht bijeenkomsten heeft bijgewoond. Er was een

grote keus.'

Majoor Pan dacht na. 'En de volgende morgen benaderde hij u plotseling met het verzoek om een bezoek aan uw instituut in Shanghai te brengen?'

'Nou ja, niet met zoveel woorden. Maar ik zou zeggen... dat hij er

geen misverstand over liet bestaan dat hij geen nee zou zeggen tegen

een onmiddellijke uitnodiging.'

46

'Hoe dat zo? Hoe kwam hij vanmorgen met u in contact?'

Dr. Liang dacht even na. 'Hij kwam met ons ontbijten. Doorgaans

at hij met die vriend van het Pasteur. Tijdens de maaltijd liet hij achteloos vallen dat hij graag een bezoek aan ons instituut zou brengen om ons over het werk van USAMRIID te vertellen. Toen ik zei dat dit

in de nabije toekomst zeker te regelen was, kreeg hij iets spijtigs. Hij

liet doorschemeren dat zo'n lange reis niet mee zou vallen, wat betekende dat hij niet vaak in Azië was. Toen stelde ik hem natuurlijk voor om direct te komen, omdat hij nu toch in de buurt was.'

'En dat leek hem wel wat?'

'Hij aarzelde en sputterde wel tegen, maar ik kon wel zien dat het

idee hem aansprak.'

De majoor knikte weer peinzend. Abrupt zette hij zich af tegen de

archiefkast en weg was hij.

Dr. Liang staarde naar de dichte deur van zijn kantoor en vroeg zich

af wat er was gebeurd. Hij wist zeker dat hij alles al telefonisch aan

de Veiligheidsdienst had gemeld, zoals hij na ieder buitenlands bezoek verplicht was. Waarom was majoor Pan hierheen gekomen, en wat was hij zojuist te weten gekomen waardoor hij zo plompverloren was vertrokken? De majoor had de reputatie te slagen als alle anderen gefaald hadden. Liang schudde zijn hoofd en voelde een verwarrende huivering van angst. Beijing, China

De streng bewaakte enclave Zhongnanhai lag in de schaduw van de

legendarische Verboden Stad in het hart van Beijing, waar ooit de

keizers en keizerinnen van China spelenderwijs regeerden. Eeuwenlang was Zhongnanhai de keizerlijke speeltuin geweest, waar op de oevers van twee groene meren paardenrennen, jachtpartijen en festivals werden gehouden voor de adel en zijn gevolg. Zhongnanhai betekende letterlijk 'Centraal en Zuidelijk Meer'.

Toen de communisten in 1949 de macht in het land hadden overgenomen, betrokken zij het uitgestrekte complex om de gebouwen in pagodestijl te verbouwen en opnieuw in te richten. Tegenwoordig werd Zhongnanhai beurtelings met ontzag bejegend en beschimpt als de almachtige zetel van de Chinese regering, de nieuwe Verboden Stad. Hier hield het vijfentwintigkoppige Politbureau hof

in vorstelijke pracht en praal. Hoewel daar het hoogste gezag berustte, werd de feitelijke macht uitgeoefend door het Permanente Comité van het Politbureau. Dat was de elite van de elite. Onlangs was het Permanente Comité van zeven tot negen leden uitgebreid. Hun

47

beslissingen kregen het stempel van het Politbureau en werden uitgevoerd door ministeries en lagere departementen. Velen woonden met hun gezin op het streng beveiligde terrein, in

traditionele landhuizen van verschillende gebouwen om een binnenplaats en omgeven door muren. Hoge ambtenaren woonden er ook, in appartementen die veel comfortabeler waren dan de meeste

die in de wereldstad buiten het terrein beschikbaar waren.

Toch was dit nog niet het Witte Huis of Downing Street 10, of zelfs

maar het Kremlin. Heimelijk en mediaschuw als Zhongnanhai was,

liet het zich maar op weinig toeristenkaarten aangeven, ook al stond

het algemene officiële adres - Fuyoujie 2, - duidelijk op het briefpapier van de Communistische Partij. Het terrein werd omgeven door een rode muur, net zoals het exemplaar dat de Verboden Stad ooit

voor de buitenwereld had afgesloten en was zo goed aangelegd dat

het onmogelijk was om van welke plaats in Beijing ook een blik over

de hoge muur te werpen voor een kijkje in de keuken. Gewone Chinezen mochten er niet komen. Buitenlanders waren er nog minder welkom, behalve staatshoofden.

Dat alles was maar ten dele naar de zin van Niu Jianxing. Hoewel

hij een van de eliteleden van het Permanente Comité was en in Zhongnanhai werkte, verkoos hij om erbuiten, in de eigenlijke stad te wonen. Zijn kantoor was niet opgedirkt met ornamentele perkamentrollen, draken en foto's, maar Spartaans ingericht. Hij geloofde in het socialistische basisprincipe 'van ieder volgens zijn vaardigheden

naar ieder volgens zijn behoeften'. Zijn materiële behoeften waren

simpel en gespeend van pretenties. Zijn intellectuele behoeften waren een ander verhaal. Niu Jianxing leunde naar achteren aan zijn rommelige bureau, vouwde zijn vingers in elkaar en deed zijn ogen dicht. Hij zat nog in de ronde poel van licht van zijn oude bureaulamp. Dat scheen op zijn

ingevallen wangen en broze trekken, die gedeeltelijk schuilgingen

achter een schildpadbril. Het schelle licht scheen hem niet te deren,

alsof hij zich zo concentreerde dat hij niet eens besefte dat er licht

brandde, alsof niets de kalme wereld van zijn geest kon verstoren.

Niu Jianxing was een heel belangrijk man geworden door stap voor

stiekeme stap de macht naar zich toe te trekken. Sinds hij zich had

aangesloten bij de Partij en lid van de regering was geworden, had

hij rust en stilte van meet af aan een geweldige steun voor concentratie en correcte beslissingen gevonden. Hij zat dikwijls op die manier in zwijgen gehuld tijdens vergaderingen van het Politbureau en het Permanente Comité. Aanvankelijk dachten de anderen dat hij

48

sliep en hadden ze hem afgedaan als een lichtgewicht van het platteland bij Tianjin. Ze praatten alsof hij er niet bij was - alsof hij helemaal niet bestond zelfs - tot duidelijk werd dat hij ieder woord had gehoord en hun problemen doorgaans had opgelost of van tafel geveegd nog voordat ze die maar konden formuleren, tot eeuwige spijt van een handjevol dat te vrijuit had gesproken. Daarna noemden zijn bewonderaars hem 'de Uil', een aansprekende bijnaam die als een lopend vuurtje de ronde deed door de gelederen, en die hem bestempelde tot iemand om rekening mee te houden. Hij was zowel een geslepen politicus als een strateeg, dus had hij van die uil een persoonlijk zegel gemaakt.

Op dat moment dacht de Uil na over het zorgwekkende gerucht dat

een aantal collega's in het Permanente Comité zijn twijfels had over

de ondertekening van het mensenrechtenverdrag met de Verenigde

Staten, een verdrag waarvoor hij zich veel moeite had getroost. Hij

had die ochtend zijn voelhorens uitgestoken om diegenen te identificeren die waren teruggekrabbeld. Vreemd dat hij geen waarschuwing had gekregen van zo'n ernstige

tweedracht. Dat zat hem ook dwars, want het duidde op georganiseerde oppositie die het juiste ogenblik afwachtte om zich te manifesteren en het verdrag om zeep te helpen. Nu China op het punt stond zich bij de kapitalistische wereld te scharen, was het onontkoombaar dat er in de regering mensen zaten die vastbesloten waren om het te torpederen, om hun eigen macht veilig te stellen. Een lichte klop op de deur deed hem uit zijn overpeinzing opschrikken. Hij deed zijn ogen met een ruk open. De luiken voor de ramen waren afgesloten voor het felle daglicht in Beijing en het uitzicht op de schitterende tuinen van Zhongnanhai. Jarenlange ervaring had hem het belang van zijn beschermde kantoor geleerd. Opnieuw werd er een keer geklopt. Hij herkende de tekens maar al te goed: dat klopje voorspelde altijd moeilijkheden.

'Kom binnen, generaal.'

Generaal b.d. Chu Kuairong, van het VBL marcheerde de besloten

kamer in, zette zijn pet af en nam plaats. Hij zat voorovergebogen

op de harde stoel tegenover het bureau en had een gezicht vol littekens, zware schouders en een kleerkast van een romp. Zijn kleine oogjes lagen diep verzonken in de verweerde plooien van zijn gezicht. Ze blikten naar Liu alsof hij door het schelle woestijnlicht keek. In het licht van de bureaulamp glom zijn kaalgeschoren hoofd

als opgewreven staal. Met al zijn medailles had hij iets weg van een

oude sovjetmaarschalk die tijdens de Tweede Wereldoorlog de ver49

woesting van Berlijn in ogenschouw neemt.

Het beeld werd alleen tenietgedaan door de dunne sigaar die hij tussen zijn tanden geklemd hield. 'Het gaat over de spionnen vanger.'

'Majoor Pan?' De Uil onderdrukte zijn ongeduld.

'Ja. Majoor Pan denkt dat dr. Liang misschien spoken ziet, maar hij

is niet zeker van zijn zaak.' Generaal Chu was het hoofd van de Veiligheidsdienst, een van de organen die onder de Uil ressorteerden. Majoor Pan was een van de topagenten van de contraspionage van

de generaal. 'Het kan zijn dat luitenant-kolonel Smith een spion is

die met een specifiek doel een uitnodiging heeft weten te bemachtigen. Wetenschappelijke spionage misschien.'

'Waarom denkt majoor Pan dat?'

'Twee dingen. In de eerste plaats zijn er een paar onregelmatigheden

in het dossier van Smith. Korte, min of meer onverklaarde absenties

van zijn werk op het lab van USAMRIID. Het blijkt dat Smith meer

is dan een arts en een geleerde. Hij heeft veel meer gevechts-en commandotraining dan de meeste zuivere geleerden, zelfs binnen hun militaire apparaat.'

'En het tweede?'

'Majoor Pan heeft een "voorgevoel" over hem.'

'Een voorgevoel?'

Generaal Chu blies een fraai kringetje dikke sigarenrook. 'In de jaren dat ik aan het hoofd van de inlichtingendiensten heb gestaan, heb ik vastgesteld dat de "voorgevoelens" van majoor Pan op ervaring stoelen en daarom dikwijls uitkomen.' *

Van de talrijke overheidsdiensten onder zijn gezag was Niu het minst

op de Veiligheidsdienst gesteld. Het was een inktvis met kaken en

klauwen, een kolossale, geheime organisatie met verstrekkende politionele en spionagebevoegdheid. De Uil was een bouwer, geen vernietiger. In zijn functie van minister stonden de beslissingen waaronder hij zijn handtekening moest zetten hem zo nu en dan tegen.

'Wat stelt majoor Pan voor?'

'Hij wil die Smith goed in de gaten houden. Hij wil toestemming om

hem te volgen en hem aan te houden voor ondervraging als hij iets

doet wat ook maar enigszins verdacht is.'

De Uil deed zijn ogen weer dicht en dacht na. 'Surveillance is waarschijnlijk verstandig, maar ik wil tastbaar bewijs voordat ik een verhoor toesta. Dit zijn broze tijden en momenteel mogen we van geluk spreken dat de Amerikaanse regering bijzonder gebrand is op vrede en samenwerking. We zouden wel gek zijn als we die uitzonderlijke kans niet grepen.' 50

50

Generaal Chu blies weer een rookwolk uit. 'Pan denkt dat er misschien verband bestaat tussen de plotselinge belangstelling van Smith voor een bezoek aan Shanghai en de verdwijning van onze agent in

die stad.'

'Weet u nog steeds niet waar uw man aan werkte?'

'Hij was met vakantie. Volgens ons is hij op iets gestuit wat zijn argwaan heeft gewekt en trok hij dat na alvorens het aan ons te melden.'

De Uil zat niet te wachten op een confrontatie met de Verenigde Staten. Dat zou in beide landen een storm van protest doen opsteken, beide regeringen met de wapens laten kletteren, de handen van de

Amerikaanse president binden als het aankwam op de ondertekening van het verdrag op de mensenrechten en het Permanente Comité dwingen om te luisteren naar de haviken in het Politbureau en het Centraal Comité.

Maar het prestige en de veiligheid van China waren belangrijker dan

welk verdrag ook, en een mogelijke spion in Shanghai plus een vermiste agent van de Veiligheidsdienst waren reden tot zorg. 'Zodra u het antwoord weet, wil ik het horen,' droeg Niu de generaal op.

'Voor die tijd heeft majoor Pan toestemming om Smith goed in de

gaten te houden. Vindt hij het tijd worden om hem in hechtenis te

nemen, dan zal hij eerst mij moeten overtuigen.'

De oogjes van de generaal glinsterden. Hij blies weer een volmaakt

kringetje en glimlachte. 'Ik zal het hem zeggen.'

De blik in de o^en van de oude soldaat beviel Niu niet. 'Doe dat. Ik

zal Pans verdenkingen en maatregelen aan het Permanente Comité

melden. Pan en u zijn niet alleen mij, maar ook hun verantwoording

schuldig.'

5

Shanghai

De ruime kamer van Smith in het Vredeshotel was opeens veel te

klein. Met zijn rug tegen de muur naast de deur luisterde hij of de

voetstappen zich weer verwijderden. Maar er werd geklopt, even

zacht als de voetstappen waren geweest. Smith bewoog zich niet.

Daar was het weer: een licht geklop, nu aanhoudend en nerveus. Het

was geen piccolo of kamermeisje.

Toen wist hij het. 'Verdomme.' Dat moest de tolk zijn die door Fred

Klein was geregeld. Hij deed de deur open, greep een lange, mage51

re Chinees bij de voorkant van zijn te ruime leren jack en rukte hem

naar binnen.

De blauwe Mao-pet van de man vloog af. 'Hé!'

Smith ving de pet in de lucht op, deed de deur met zijn hak dicht en

bekeek de magere man die zich met een gekwetst gezicht probeerde

te bevrijden.

'Wachtwoord?'

'Doublé latte.'

'Je bent een agent verdomme,' zei Smith. 'Agenten sluipen niet!'

'Oké, overste. Oké!' protesteerde hij met een volmaakt Amerikaans

accent. 'Laat me los.'

'Je mag van geluk spreken dat ik je niet keel. Probeer je soms de aandacht op me te vestigen?' Nog altijd nijdig liet hij de man los.

'Daar hebt u mij niet voor nodig, overste. Dat hebt u al helemaal op

eigen houtje voor elkaar gekregen.' Verontwaardigd trok de tolk de

kraag van zijn ruime jack recht, sloeg zijn ongestreken blauwe hemd

af en griste zijn Mao-pet terug.

Opeens ging Smith een licht op. Hij vloekte. 'Ik durf te wedden dat

jij een blauwe Volkswagen Jetta hebt.'

'Ja, best. U hebt me op het vliegveld in de smiezen gekregen. En het

was maar goed ook dat ik daar was, verdomme, anders had ik de

surveillance nooit gezien.'

Smith verstijfde. 'Hoezo surveillance?'

'Ik zou niet weten door wie. Dat weet je tegenwoordig nooit in

Shanghai. Politie? De geheime politie? De militairen? De spionnen

van de een of andere rijke stinker d? De onderwereld? Het kan iedereen zijn. We hebben tegenwoordig het kapitalisme, met min of meer vrije handel. Het is nu heel wat moeilijker te bepalen wie er

achter wie aan zit.'

'Geweldig,' zuchtte Smith. Hij had zich al zorgen gemaakt, en nu

wist hij dat hij gelijk had gehad. Een schrale troost. 'Wat is je dekmantel?'

'Tolk en chauffeur. Wat nog meer? Zeker geen wapensmokkelaar,

dus hier, pak maar gauw aan.' Alsof hij zijn vingers eraan brandde,

gaf hij Smith een canvas holster met een duplicaat van zijn 9mm Beretta.

'Heb je een naam?' vroeg Smith, terwijl hij het halfautomatische pistool in zijn riem op zijn rug stak en de schouderholster in zijn koffer gooide.

'An Jingshe, maar noem me maar Andy. Zo heette ik ook op de universiteit van New York. In de Village, niet buiten het centrum. Ik 52

52

vond het daar wel tof. Een heleboel chicks en genoeg woonruimte

die je af en toe kon delen.' Trots en een beetje melancholiek voegde

hij eraan toe: 'Ik schilder.'

'Gefeliciteerd,' zei Smith droog. 'Een nog onzekerder bestaan dan

dat van spion. Goed, Andy, laten we maar eens koffie gaan drinken

bij een Starbucks om te kijken of we kunnen uitvogelen wie er op

mijn achterbumper zit.'

Hij herstelde de onzichtbare draadjes in al zijn koffers, deed ze dicht

en liep naar de deur waar hij een dun velletje transparant plastic folie op het kleed aanbracht zodat een indringer erop zou staan voordat hij het in de gaten had. Aan de deurknop hing hij het bordje met NIET STOREN.

Ze gingen met de lift naar beneden. Beneden in de hal vroeg Smith

aan An Jingshe: 'Kunnen we via de keuken naar buiten?'

'Dat moet kunnen.'

De geüniformeerde klusjesman poetste het koper en de marmeren

wanden in de gang van de hal naar de liften. Het was een tanige

man die met zijn lange gezicht, scherpe, zwarte ogen, lichtbruine

huid en druipsnor niets weg had van de andere Chinezen of westerlingen in de receptie. Hij was zwijgend en met neergeslagen blik aan het werk en concentreerde zich zo te zien op zijn taak, maar niets

ontging hem.

Toen de lange, magere Chinees en de grote, gespierde westerling uit

de lift stapten, bleven ze even staan praten. Het was te ver om het

gedempte gesprek te horen, dus de klusjesman poetste nog een koperen muurkandelaar en nam de grote man met een geoefende blik op. Hij was iets meer dan een meter tachtig groot, had brede schouders

en borst, maar was slank en atletisch gebouwd. Zijn zwarte haar

was boven zijn hoge voorhoofd naar achteren gekamd en hij had intelligente, blauwe ogen. Al met al zag de klusjesman niets ongewoons aan de man in het donkergrijze pak van Amerikaanse snit. Toch had

hij iets onmiskenbaar militairs over zich en hij was uit Taiwan gekomen in het gezelschap van dr. Liang Tianning en zijn biomoleculaire team. De klusjesman bestudeerde hem nog toen het tweetal rechtsomkeert

maakte en naar de deur van de keuken liep. Toen ze die betraden,

pakte hij zijn schoonmaakmateriaal in en repte hij zich door de hal

naar buiten, naar de drukke Nanjing Dong Lu, een van de beroemdste winkelstraten ter wereld. Hij holde in westelijke richting door de menigte en de toeterende voertuigen de kant van het auto53

vrije winkelcentrum op. Maar voor de eerste kruising hield hij bij

het steegje naast het hotel halt.

Hij bleef wachten op de plek vanwaar hij zowel de dienstingang als

de hotelingang die hij net had verlaten in het oog kon houden. Het

was alleszins mogelijk dat ze hem hadden gezien en dat de gang naar

de keuken een weloverwogen list was geweest.

De lange Amerikaan noch de Chinees kwam naar buiten, maar de

klusjesman zag wel iets anders: hij was niet de enige die het hotel in

de gaten hield. Twee sigaretten gloeiden even op in een zwarte auto

die zo was geparkeerd dat hij het smalle trottoir aan de overkant

van de draaideur van het hotel blokkeerde. De Veiligheidsdienst, de

gevreesde geheime politie en inlichtingendienst van China. Niemand

anders was zo arrogant.

Hij bekeek het voertuig nog eens goed. Toen hij weer een blik in het

steegje wierp, zag hij de Amerikaan en de Chinees naar een Volkswagen Jetta hollen die met zijn neus naar de straat geparkeerd stond. De klusjesman verdween weer in de menigte op de stoep.

De rechterwielen van de Jetta stonden vlak tegen een muur. De Chinees maakte een portier open terwijl de Amerikaan om zich heen keek alsof hij een aanval verwachtte. Ze sprongen in de auto, de Jetta voegde zich in het verkeer en sloeg af naar het westen in de richting van het autovrije winkelcentrum, dat helemaal doorliep naar de Franse Concessie. Voertuigen waren daar niet toegestaan.

De klusjesman liet er geen gras over groeien. Hij liet een schril fluitje horen. Even later stopte er een gehavende Land Rover. Hij gooide zijn gereedschapskist achterin en sprong zelf voorin naast de bestuurder, die een ronde, witte pet droeg en een gelooide bruine huid en ronde ogen had, net als hij.

Toen de bestuurder iets zei in een taal die noch Chinees, noch een

Europese taal was, antwoordde de klusjesman in dezelfde taal en

maakte hij een duimbeweging naar de Jetta, nog geen half blok voor

hen in het vastgelopen verkeer.

De chauffeur knikte en forceerde de Land Rover door de opstopping. De Jetta sloeg abrupt linksaf. De chauffeur stiet een stroom van verwensingen uit en slalomde hotsend en botsend met de Land Rover naar links om de Jetta te volgen die weer afsloeg naar het westen op Jiujiang Lu. En daarna weer vlug naar het noorden, terug in de richting van Nanjing Dong Lu.

De chauffeur van de Land Rover vloekte weer en probeerde hem te

volgen, maar werd tijdelijk geblokkeerd. Hij maakte een geforceerde u-bocht. De klusjesman ving in de verte nog even een glimp op 54

van hun prooi en daarna was de auto verdwenen.

De chauffeur liet de Land Rover nog een eindje doorrijden en stopte vlak voor Nanjing Dong Lu, waar een vrijwel verborgen steegje in zuidelijke richting liep. De klusjesman vloekte. De Chinese chauffeur en de Amerikaan met het militaire postuur moesten hem hebben gezien. De Jetta was het steegje ingeschoten en kon inmiddels overal in het drukbevolkte gebied zijn.

Twee uur later zette Andy Smith af bij de tweede Starbucks en reed

hij weg om te parkeren. Deze coffeeshop was in Fixing Dong Lu,

ook een drukke straat, niet ver van de rivier in de wijk Nanshi, de

Oude Stad van Shanghai.

De eerste Starbucks was op Lippo Plaza aan Huaihai Zhong Lu geweest. Die coffeeshop werd bevolkt door zowel plaatselijke klanten als westerlingen. Smith en Andy hadden er geen connectie met de

Empress gevonden, en evenmin toen ze de straten waren afgegaan

om naambordjes op deuren te lezen en de lage gebouwen met winkels en kleine bedrijfjes te bestuderen. In de tweede Starbucks was het minder druk. Aan de tafeltjes zaten

alleen Chinezen voor een haastig kopje koffie. De meesten waren in

pak, zowel westers als Chinees, en leken snel naar hun bureauwerk

terug te moeten.

Smith liep met zijn tweede doublé latte naar een tafeltje aan het raam. Hier was een kantorenwijk, wat de afwezigheid van westerlingen

verklaarde. Het was een allegaartje van gebouwen van vier tot zes

verdiepingen uit de laatste periode van het koloniale tijdperk, hogere moderne gebouwen en een paar blinkende kantoortorens van glas en staal. Een van de nieuwste stond recht aan de overkant. Smith

keek naar de verticale rij koperen naambordjes naast de hoofdingang.

Andy kwam naast hem staan. 'Ik ga een kopje mokka halen en dan

kunnen we gaan lopen. Betaal jij?'

Smith gaf hem het geld. Toen de tolk/chauffeur terugkwam, stond

Smith op. 'We gaan eerst dat gebouw aan de overkant controleren.'

Met de ervaring die ze in het verkeer van Manhattan hadden opgedaan slalomden ze met hun plastic beker tussen fietsen, auto's en bussen naar de overkant. Smith liep naar de koperen naamplaten bij

de ingang. De meeste waren in Chinese karakters, maar sommige

waren omgezet in pinyin.

Andy vertaalde.

'Wacht even!' zei Smith bij het tiende bordje. 'Nog eens.'

55

'Flying Dragon Enterprises. International Trade and Shipping.' Andy

zei gewichtig: 'De draak is in China het symbool van de hemel.'

'Juist.'

'En daarom van de keizer.'

'De keizer is allang dood, maar bedankt. Maak de lijst maar af.'

Flying Dragon bleek de enige scheepvaartmaatschappij. Al koffiedrinkend haastten ze zich langs de andere kantoorgebouwen in het blok. Ze vonden nog vier bedrijven die iets met mondiaal transport

te maken konden hebben. Daarna vonden ze een straatventer die

jianbing verkocht, een omelet van eieren en groene uien met een vulling van chilisaus. Deze keer trakteerde Andy. Zodra ze hun omelet op hadden, liep Smith weer door. 'Tijd voor

de laatste Starbucks.'

Die was in een winkelcentrum in de nieuwe zakenwijk rond de luchthaven Hongqiao aan Hongqiao Lu. In die buurt waren geen bedrijven die iets met scheepvaart te maken hadden en Smith gaf Andy opdracht terug te rijden naar het hotel.

'Goed, we hebben vijf mogelijkheden,' zei Smith, 'die allemaal dicht

genoeg in de buurt zijn van Starbucks twee om door een informant

te worden gebruikt voor het doorsluizen van informatie naar Mondragon. Ben je goed met computers?'

'Hoe goed was Grant in het winnen van veldslagen?'

'Breek via internet in bij die vijf bedrijven en zoek naar de naam

Zhao Yanji bij het personeel.'

'Komt voor elkaar.'

Ze reden verder. Toen ze in de buurt van de Bund kwamen, vroeg

Jon: 'Heeft het Vredeshotel nog een andere ingang behalve de hoofden de dienstingang?'

'Ja, om de hoek in een zijstraat.'

'Mooi. Zet me daar maar af.'

Terwijl Andy door een duizelingwekkende doolhof van doorgaande

straten en stegen reed, bekeek Smith hem eens goed. 'Je bent bijna

net zo lang als ik. Je broek moet lang genoeg zijn, en dat leren jack

van je is groot genoeg voor een buffel. Met dat Mao-petje kan ik zo

voor een inwoner uit Shanghai doorgaan als ze niet te dichtbij komen. In mijn pak zal jij net een vogelverschrikker lijken, maar dat jack hoef je tenminste niet te dragen.'

'Waarschijnlijk moet ik je bedanken.'

In de buurt van het hotel zei Smith waar hij moest parkeren. Hij

worstelde zich in de kleine auto uit de kleren. Andy zette de motor

af en volgde zijn voorbeeld. Het leren jack paste Smith goed. De 56

56

broek was een paar centimeter te kort, maar kon ermee door. Hij

trok de Mao-pet over zijn ogen en stapte uit.

Hij boog zich naar het open raampje. 'Doe die research, eet bijtijds

en kom me hier over twee uur ophalen.'

Andy's gezicht klaarde op. 'Dat is te vroeg voor voorstellingen of

een tocht langs de clubs. Wat gaan we voor leuks doen?'

'Niets leuks. Jij gaat in de auto wachten. Ik ga een beetje inbreken.

Hoeveel, hangt af van wat jij te weten komt.'

'Ik kan je ook helpen bij het inbreken. Ik ben net een kat.'

'Volgende keer.'

Andy fronste teleurgesteld. 'Ik ben niet het geduldige type.'

'Flink oefenen.' Smith mocht de tolk wel. Grijnzend liep hij weg.

Het kabaal was oorverdovend en de straten waren zoals altijd tjokvol. Hij zag niemand die hem schaduwde, maar nam geen risico. Hij liet zich opnemen door de stroom inwoners van Shanghai en zich

meevoeren naar de Bund. Pas bij de deur van het hotel maakte hij

zich los om naar binnen te schieten.

Twee uur later werd Shanghai gehuld in een paarse schemering en

een atmosfeer van Aziatische schoonheid maakte de harde skyline

een beetje vriendelijker. Andy An stopte even om Smith af te zetten

in de buurt van het blok waarin Flying Dragon Enterprises, International Trade & Shipping was gehuisvest. Omdat de grootste drukte zich naar het avondvertier in Old Town, de Franse Concessie en Huangpu had verplaatst, was het straatbeeld ingrijpend veranderd

en half verlaten.

Andy's naspeuringen hadden het doelwit onthuld: Zhao Yanji was

de accountant van Flying Dragon, gehuisvest in de kantoortoren

recht tegenover de tweede Starbucks die ze die dag hadden bezocht.

Smith vond dat wel logisch. Een clandestiene verkoper van hoogst

gevoelig materiaal die iets in werktijd verkocht, zou zo kort mogelijk van zijn of haar bureau weg willen zijn en bovendien met een geloofwaardig excuus, zoals koffie halen bij Starbucks. Als Zhao

Yanji die persoon was, had hij in de populaire Starbucks een perfecte lokatie gevonden. Als alles goed ging, zou Smith ruimschoots op tijd terug zijn voor

het diner om negen uur met dr. Liang en zijn medewerkers. Als het

tegenzat... Nou ja, dan zag hij wel verder.

De Jetta werd opgeslokt door de avondschemer en Smith liep in de

richting van de kantoortoren, terwijl hij alles en iedereen uit zijn

ooghoeken in de gaten hield. Hij droeg een zwarte sweater, zwarte

57

spijkerbroek, soepele schoenen met zachte zolen en op zijn rug een

lichte rugzak die ook zwart was. Hij keek omhoog. Het gebouw dat

Flying Dragon huisvestte was fel verlicht en droeg bij aan de oogverblindende, nachtelijke skyline van de stad. Aan de overkant was Starbucks nog altijd open. Een handvol koffiedrinkers zat aan de

ronde tafeltjes als in een hyperrealistisch tafereel dat deed denken

aan een schilderij van Edward Hopper. In de lucht hing het vage aroma van diesel dat alle steden gemeen hebben, en een snufje Aziatische specerijen en knoflook. Door de glazen pui van de kantoortoren zag Smith één geüniformeerde bewaker achter een beveiligingsbalie in de hal dommelen. Smith zou misschien langs hem heen kunnen glippen, maar dat was

een onnodig risico. Het moderne gebouw hoorde alle normale kenmerken te hebben. Hij liep verder naar de afrit van een verlichte, maar afgesloten parkeergarage. Een meter of drie na de afrit was de uitgang van de brandtrap. Die moest hij hebben. Hij probeerde de kruk. De deur

was vanbinnen op slot gedraaid. Hij gebruikte de slothaken die hij,

vermomd als chirurgische apparatuur, in zijn medische uitrusting bij

zich had. Bij de vierde poging ging de deur open.

Hij glipte naar binnen, deed de deur zacht achter zich dicht, borg de

slothaken weer op in zijn rugzak en luisterde in het verlaten trapgat. Dat verdween in de hoogte uit het zicht. Hij wachtte twee minuten voordat hij naar boven ging. Zijn zachte schoenzolen maakten weinig geluid. Flying Dragon Enterprises was op de achtste verdieping. Twee keer bleef hij roerloos staan toen er ergens boven

hem een deur openging en er voetstappen klonken.

Op de achtste verdieping haalde hij een stethoscoop uit zijn rugzak

en gebruikte die om aan de deur te luisteren. Toen hij had vastgesteld dat er binnen geluid noch beweging was, trok hij de deur open om een wachtkamer met groen tapijt, witte muren en een ultramoderne inrichting van chroom en glas en suède te betreden. Een brede gang met dezelfde witte muren en smaragdgroene vloerbedekking voerde naar een kruisgang met dubbele deuren, waarvan sommige van glas en andere van glanzend hout. Flying Dragon Enterprises bleek achter het derde paar glazen deuren. Smith liep er voorbij en wierp achteloos een blik naar binnen. Er was een donkere receptie. Daarachter was een groot, verlicht kantoor met lange rijen onbemande bureaus met daarachter een glazen vensterwand.

Links en rechts zat een rij massieve deuren in de dichte wanden.

Toen hij voor de derde keer langsliep, probeerde hij de deur. Hij zat 58

58

niet op slot. Gretig, maar op zijn hoede glipte hij naar binnen en slalomde hij geruisloos tussen de bureaus door naar de massieve deur in de verste hoek. Daarop stond zowel in het Chinees als Engels: YU

YONGFU, PRESIDENT AND CHAIRMAN. Er scheen geen licht onder de

deur door.

Hij glipte naar binnen en liep bij het licht dat door de deuropening

naar binnen viel naar een groot bureau. Daar schakelde hij de bureaulamp op dimlicht. De kleine, geelachtige bundel wierp een vaag en spookachtig licht dat van de straat niet te zien zou zijn.

Hij deed de deur dicht en nam het kantoor in zich op. Hij was onder de indruk. Het was weliswaar geen begeerd hoekkantoor, maar wel zo enorm dat de omvang dat ruimschoots compenseerde. Het

uitzicht was ook prestigieus. Het reikte van de rivier en de kantoortorens van Pudong via de historische Bund naar noordoostShanghai aan de overkant van de Suzhou-kreek, en tot slot weer terug naar de rivier waar die een bocht naar het oosten maakte om zich bij de Yangtse te voegen.

Voor Smith was het belangrijkste meubilair een archiefkast van drie

laden tegen de linkerwand. Er stond ook een divan van wit suède en

een glazen Noguchi-salontafel. Rechts was een wand met een boekenkast vol leren banden. Hier en daar hingen originele schilderijen van Jasper Johns en Andy Warhol en een panoramische opname van

het Britse Shanghai rond de een na laatste eeuwwisseling. Het mahoniehouten bureau was enorm, maar dat viel in deze ruimte niet op. Het kantoor maakte op een opzichtige manier duidelijk dat president-directeur Yu Yongfu het had gemaakt in het moderne China, en dat niet onder stoelen of banken stak.

Smith haastte zich naar de archiefkast. Die was op slot, maar daarmee maakten zijn slothaken korte metten. Hij trok de bovenste la open. De mappen zaten op alfabet, in het Engels met een Chinese

vertaling. Weer die dikdoenerij van Yu Yongfu. Hij herademde toen

hij op de map van The Dowager Empress stuitte. Zonder het te beseffen had hij de adem ingehouden. Hij sloeg de map meteen open, boven op de archiefkast, maar het

enige dat hij vond waren nutteloze memo's en vrachtbrieven van

vroegere ladingen. Steeds ongeruster bladerde hij door. Uiteindelijk

bleek het laatste document raak: de vrachtbrief. Maar zijn opwinding verdween toen hij hem las. De data klopten, net zoals de havenplaatsen aan het begin en eind van de reis, Shanghai en Basra. Maar de lading klopte niet. Het was een opsomming van wat het

vrachtschip zogenaamd vervoerde: radio's, cd-spelers, zwarte thee,

59

ruwe zijde en andere onschuldige vracht. Het was een kopie van de

officiële vrachtbrief, ingediend bij de exportcommissie. Een rookgordijn.

Boos richtte hij zijn aandacht weer op de archiefkast om de andere

laden te doorzoeken, maar hij vond niets meer dat op de Empress

betrekking had. Met een verbeten gezicht deed hij de archiefkast

dicht en weer op slot. Hij gaf het niet op. Er moest ergens een kluis

zijn. Hij keek om zich heen in het enorme kantoor en stelde zich de

persoon erachter voor: ijdel, zelfingenomen en opvallend.

Natuurlijk. Opvallend. Hij draaide zich weer om naar de archiefkast. Daarboven hing de panoramische foto van het oude Shanghai. Hij tilde de ingelijste foto van de muur en daar zat de kluis. Het was

een eenvoudige wandkluis zonder tijdmechanisme en andere moderne elektronica zag hij evenmin. Zijn slothaken zouden daar...

'Wie bent u?' vroeg een stem in Engels met een zwaar accent.

Langzaam en geruisloos draaide hij zich om. Hij wilde geen provo-cerende gebaren maken. In het grijze licht van de deuropening stond een kleine, zwaargebouwde Chinees met een montuurloze bril. Hij hield een Sig Sauer op de buik van Smith gericht.

Beijing

De avond was een van de mooiste tijden in Beijing, wanneer de trage transformatie van de vreselijke vervuiling en de grauwe socialistische levensstijl naar ongelode brandstof en modern vertier tot uiting kwam in enclaves van bruisend nachtleven onder een sterrenhemel die ooit onzichtbaar was geweest door de stedelijke

smog. Karaoke en serieuze bigbandmuziek waren uit. Disco's, cafés

en restaurants met levende muziek en eersteklasvoedsel waren in.

Beijing was nog altijd verstokt communistisch, maar het verleidelijke kapitalisme kreeg zijn zin. De stad schudde zijn grijze habijt af en begon welvarend te worden.

Toch was Beijing nog altijd niet het economische paradijs waarmee

het Politbureau reclame maakte. Het gewone volk begon zelfs het

gevecht met de yuppificatie te verliezen en werd de stad uit gedwongen omdat het de kosten van het levensonderhoud niet meer kon opbrengen. Het was de schaduwkant van de nieuwe tijd. Dat

zat de Uil dwars, al was hij daarmee misschien de enige in het Permanente Comité. Hij had Jeltsins vergeefse pogingen om de inhalige Russische oligarchen een halt toe te roepen en het bijna-bankroet van de Russische economie als gevolg daarvan nauwlettend gevolgd.

60

China had behoefte aan een meer afgemeten benadering van zijn herstructurering. Maar eerst moest de Uil het mensenrechtenverdrag met de Verenigde Staten veilig stellen. Dat was van cruciaal belang voor zijn plannen voor een democratisch, sociaal bewust China. Vanavond was er een bijzondere vergadering van het negen leden

tellende Permanente Comité. Van onder zijn half geloken oogleden

bestudeerde hij de gezichten van zijn acht collega's om de antieke,

keizerlijke tafel in de vergaderzaal van Zhongnanhai. Om wie moest

hij zich druk maken? Een gerucht binnen de Partij, en daarom in de

regering, was niet zomaar een gerucht; het was een oproep voor

steun. En dat hield in dat een van de ernstige oude heren of glimlachende jongemannen zijn mening over het verdrag op de mensenrechten herzag, op dit moment, terwijl Niu wachtte op het moment waarop hij zijn verslag kon doen.

Het was onwaarschijnlijk dat hun voorzitter - de doorluchtige, half-blinde algemeen secretaris met zijn dikke bril - zijn toevlucht zou nemen tot het verspreiden van een gerucht, stelde Niu vast. Niemand

zou openlijk oppositie tegen hem voeren, althans nog niet dit jaar.

En waar hij ook ging, zou zijn acoliet uit zijn periode uit Shanghai

hem altijd volgen. Die daar met het gezicht van een beul was te oud

en te toegewijd aan zijn baas om ooit zelf secretaris te worden. Hij

had geen reden om de moeite te nemen zich tegen het verdrag te verzetten.

De vier stralende jongemannen kwamen wel in aanmerking. Stuk

voor stuk werkten ze aan een achterban om hun machtsbasis te verstevigen, maar tegelijkertijd waren het allemaal moderne figuren en als zodanig krachtige voorstanders van goede betrekkingen met het

Westen. Omdat het verdrag belangrijk was voor de huidige Amerikaanse president, zou het niet meevallen om hun steun te ondermijnen. Er bleven twee kandidaten over. De een was Shi Jingnu met het dikke, grijnzende gezicht van de zijdehandelaar die hij ooit was. Om Shakespeare te parafraseren: hij glimlachte er maar op los, maar was

een schurk. De tweede kandidaat was de kale, benepen Wei Gaofan

die nooit glimlachte. Als jong soldaat had hij ooit de legendarische

Chu Teh ontmoet en was nooit verder gekomen.

De Uil met zijn eigen slaperige glimlach knikte inwendig. Een van

die twee. Ze waren van de oude garde en moesten hun uiterste best

doen om de teugels van de macht niet te verliezen, nu het spook van

onbeduidendheid zijn kille adem in hun oude, gerimpelde nek blies.

61

'Jianxing, heb jij geen commentaar op het rapport van Shi Jingnu?'

glimlachte de algemeen secretaris om aan te geven dat hij wist dat

de Uil niet sliep.

'Ik heb geen commentaar,' zei de Uil, Niu Jianxing.

'Heb je dan iets te melden in verband met de staatsveiligheid?'

'Eén kwestie is vandaag naar voren gekomen, meneer de voorzitter,'

zei Niu. 'Dr. Liang Tianning, directeur van het Biomedisch Onderzoeksinstituut in Shanghai, heeft een vooraanstaande Amerikaanse microbioloog, luitenant-kolonel Jon Smith, M.D., uitgenodigd voor

een bezoek aan zijn instituut om met zijn onderzoekers te praten.

Hij...'

Wei Gaofan viel hem in de rede. 'Sinds wanneer geven de Amerikanen hun geleerden een militaire rang? Is dit weer zo'n voorbeeld van de oorlogszucht van...'

'De luitenant-kolonel,' snauwde Niu op zijn beurt, 'werkt als arts

op het United States Army Medical Research Institute of Infectious

Diseases, een wereldberoemd instituut van het hoogste niveau, te

vergelijken met onze eigen biomedische laboratoria in Beijing en

Shanghai.'

De algemeen secretaris viel de Uil bij: 'Ik ken dr. Liang goed uit mijn

tijd in Shanghai. We kunnen vertrouwen op zijn oordeel over wie

zijn onderzoekers dienen te horen.'

Niu vervolgde: 'In feite is dr. Liang niet geheel zeker van de bewuste Amerikaan.' Hij gaf door wat hij van generaal Chu Kuairong had gehoord. 'Ik ben geneigd in te stemmen met de eerste inschatting van

de kwestie door majoor Pan. Dr. Liang is een beetje oud en schrikachtig en ziet gauw spoken.'

'Je neemt de dreiging van een potentiële Amerikaanse spion nogal

luchtig op, Niu,' kritiseerde Shi Jingnu, wiens blik van de een naar

de ander ging om de reacties te peilen.

'Het sleutelwoord hier is "potentieel",' antwoordde Niu tegen de

aanwezigen in het algemeen zonder acht op Shi te slaan. 'We hoeven niet evenveel vertrouwen in het "gevoel" van majoor Pan te hebben als de directeur van onze Veiligheidsdienst. Het is zijn taak - en die van Pan - om spoken te zien, niet de onze.'

'Wat heb je dan besloten?' vroeg de discipel van de algemeen secretaris.

'Ik heb generaal Chu opdracht gegeven om Smith goed in het oog

te houden. Ik heb geen fiat gegeven om hem te laten arresteren en

ondervragen. Eerst zullen ze mij voldoende ernstig bewijsmateriaal

moeten overleggen. Dit zijn gevoelige tijden en momenteel heeft 62

62

Amerika een regering die een voorkeur heeft voor vrede en samenwerking.'

Hij maakte geen melding van de agent van de Veiligheidsdienst die

in Shanghai werd vermist. Tot nu toe viel er niets te melden en hij

wilde geen extra steun geven aan wie het ook was die zich had bedacht over het mensenrechtenverdrag. Alom werd geknikt, zelfs door Shi Jingnu en Wei Gaofan, waaruit

hij afleidde dat degene die overwoog zich in dit late stadium tegen

het verdrag te verzetten daar nog niet openlijk voor uit wilde komen.

Maar Wei kon niet nalaten er een waarschuwend slotwoord aan toe

te voegen. Hij kneep zijn spleetogen nog verder samen en zei: 'We

moeten niet al te gretig lijken om met de Amerikanen samen te wer-ken. Vergeet niet dat spoken gevaarlijk kunnen zijn.'

Shanghai

De schemering had plaats gemaakt voor de nacht. In een chique buitenwijk van Shanghai ijsbeerde Yu Yongfu door zijn werkkamer en keek door de openslaande deuren naar de tuin. De geur van pas gemaaid gras dreef naar binnen. Schijnwerpers verlichtten de zeldza- me planten en bomen, nu eens van onderen, dan weer van boven,

op zoek naar volmaakte harmonie. De Engelse tuin was een replica

van de hof die in het begin van de twintigste eeuw was aangelegd

voor een Britse theemagnaat wiens landhuis allang geleden was afgebroken. Yu had de plannen overgenomen en mocht tegenover zijn westerse gasten graag met de beroemde tuin pronken.

Maar vanavond bood de tuin weinig troost. Om de paar minuten

keek hij op zijn Rolex.

Yu was al een magnaat op zijn vierendertigste, maar zag er nog jonger uit. Hij was slank en atletisch en hield zich dagelijks in vorm in een exclusief fitnesscentrum in de buurt van zijn bedrijf, Flying Dragon Enterprises. Hij hield zijn gewicht even nauwlettend in het oog als de internationale effectenbeurzen, valuta-en termijnmarkten en

hulde zich in slanke Italiaanse maatpakken uit Rome. Zijn regimentsdassen en enkelhoge schoenen werden in Engeland met de hand gemaakt, zijn overhemden in Parijs en zijn ondergoed en pyjama's

in Dublin. Hij had deze verfijnde welvaart in slechts zeven jaar bereikt. Maar aan de andere kant was dit nu eenmaal een nieuw Chi-63

63

na... een stoutmoedig, genotzuchtig China... een China met een hoog

Amerika-gehalte... en Yu beschouwde zijn instelling, zakelijke aanpak en ambitie als zeer Amerikaans. Een en ander had hem maar weinig troost geboden toen Feng Dun

gisteren langs was gekomen om hem in te lichten over agent Mondragon en de vermiste vrachtbrief. Het Dowager Empress-gambiet was een riskante onderneming geweest, dat had hij wel beseft, maar

de winst was astronomisch en bovendien was er een kolossale gu-

anxi mee gemoeid, omdat de lading verband hield met de illustere

Wei Gaofan in eigen persoon, vanouds een machtig lid van het Permanente Comité. Maar nu was er iets heel erg mis. Waar bleef die verrekte Feng? Waar

was de vrachtbrief? De doodstraf van tienduizend zweepslagen voor

degene die hem aan de Amerikaan had gegeven!

'Is er iets, man van me?'

Yu draaide zich met een ruk om en wilde zijn bemoeizuchtige vrouw

iets toesnauwen, maar bedacht zich. Zo'n soort vrouw was Kuonyi

niet, noch zou ze dat ooit worden. Ze hadden een modern huwelijk,

een westers huwelijk.

Hij beheerste zich. 'Het is die verfoeilijke Feng. Hij had allang terug

moeten zijn uit Taiwan.'

'Gaat het om die vrachtbrief?'

Yu knikte.

'Hij krijgt hem wel te pakken, Yongfu.'

Yu hervatte hoofdschuddend zijn geijsbeer. 'Hoe weet je dat zo zeker?'

'Die kan de duivel uit de hel terughalen. Hij is van onschatbare waarde, maar ook gevaarlijk. Je mag hem nooit vertrouwen.'

'Ik kan Feng wel aan.'

Zijn vrouw slikte haar reactie in en Yu bleef met een ruk staan. Een

grote auto was het ommuurde terrein binnengereden.

'Daar zul je hem hebben,' zei hij.

'Ik wacht boven wel.'

'Ja-'

Je vrouw als partner behandelen werd als zwak beschouwd in China, ondanks de Partij-oekase die voorschreef dat vrouwen honderd procent gelijk waren aan mannen. Yu dwong zich om achter zijn bureau plaats te nemen. Hij hoorde het dienstmeisje opendoen en trok een beheerst gezicht.

Afgemeten voetstappen weerklonken op de hardhouten vloer en

kwamen de kant van zijn werkkamer op. In de deuropening ver64

scheen plotseling een grote man, alsof hij daar was gematerialiseerd.

Hij had een ongewoon lichte huid en zijn gemillimeterde haar was

vaalrood met helwitte plekken. Hij was een kleine een meter negentig lang en had een krachtig postuur, maar je kon hem amper zwaar noemen. Het was zo'n negentig kilo spieren. Bij hem vergeleken was Yu Yongfu een dwerg. De laatste keek fronsend naar hem op.

Yu mat zich een scherpe stem aan, zoals paste bij een belangrijke

werkgever. 'Heb je het?'

Feng Dun glimlachte. Het was niet meer dan een flauw glimlachje,

alsof het op het gezicht van een marionet was geschilderd. Hij liep

door de werkkamer naar een leren leunstoel en nam bijna geruisloos

plaats.

Zijn stem klonk laag en gedempt. 'Ik heb het... baas.'

Yu kon een zucht van verlichting niet onderdrukken. Daarna stak

hij zijn hand uit en liet zijn stem gebiedend klinken. 'Geef op.'

Feng boog zich naar voren om hem de envelop aan te reiken. Yu

scheurde hem open om de inhoud te bestuderen.

Feng zag dat zijn handen trilden. 'Het is de echte vrachtbrief,' verzekerde Feng. Zijn lichtbruine ogen waren bijna kleurloos, zodat het was alsof ze leeg waren. Ze verduisterden en richtten zich op Yu's

gezicht. Het was een blik die weinig mensen durfden weerstaan.

Daar hoorde Yu niet bij. Hij keek snel de andere kant op. 'Ik zal

hem boven in mijn kluis opbergen. Goed werk, Feng. Er zit een bonus voor je in.' Hij stond op. Feng stond ook op. Hij was tegen de vijftig. Ooit was hij beroepsofficier geweest, begonnen als 'waarnemer' tijdens de oorlog van de Amerikanen tegen Noord-Vietnam, en in de voormalige Sovjet-Unie.

Hij hing zijn uniform aan de wilgen toen hij besefte dat hij als huursoldaat in de zogenaamde legers van de rusteloze Centraal-Aziatische republieken veel meer kon verdienen, vooral na de val van de Sovjet-Unie. Hij vond dat hij goed mensen en situaties kon inschatten en was bepaald niet onder de indruk van wat hij bij Yu Yongfu zag.

Toen ze de werkkamer verlieten, zei Feng: 'Ik stel voor dat u de

vrachtbrief verbrandt. Op die manier kan niemand anders hem stelen. Het is nog niet achter de rug, baas.'

Yu schoot een stukje terug, zodat het leek alsof iemand een ruk aan

de riem gaf. 'Wat bedoel je?'

'Misschien moet u eerst horen wat er in Taiwan is gebeurd.'

Yu stond met een been buiten de kamer als een oplichter die op het 65

65

punt staat met de noorderzon te vertrekken. Hij aarzelde. 'Vertel

op.'

'We hebben de Amerikaanse agent gedood en de vrachtbrief terug...'

Yu wilde schreeuwen van frustratie. Waarom was het niet achter de

rug? Wat bedoelde Feng in godsnaam? 'Dat weet ik! Als dat alles

is...'

'... maar Mondragon was niet alleen. Er was nog iemand op het

strand. Een goed getrainde persoon, intelligent en door de wol geverfd. Vrijwel zeker een andere Amerikaanse spion die opdracht had de informatie naar Washington te brengen zodat Mondragon weer

achter zijn dekmantel in Shanghai kon kruipen. Het strand was maar

een overdrachtlokatie. Er is geen andere logische verklaring voor de

aanwezigheid van die tweede man, want hij was zeer getraind en

sluw genoeg om ons te ontglippen.'

Yu vocht met zijn paniek. Wat was daar zo erg aan? De Amerikanen hadden gefaald; de vrachtbrief zat nu veilig en wel in zijn zak.

'Maar het is hem niet gelukt. Wij hebben de vrachtbrief. Wat...'

'De man is nu in Shanghai.' Feng sloeg de ondernemer nauwlettend

gade en geen spierbeweging ontging hem. 'Ik betwijfel dat hij hier

op vakantie is.'

Yu kreeg een bittere smaak in zijn mond. 'Hier? Hoe kon zoiets gebeuren? Heb jij je laten schaduwen? Hoe kon je zo stom zijn?' Hij hoorde zijn stem hysterisch overslaan. Hij maakte meteen een eind

aan zijn tirade.

'Hij kan ons niet gevolgd zijn. Mondragon moet hem nadere informatie hebben gegeven, of hij heeft iets op Mondragons lijk gevonden. Door een van beide is hij hier gekomen.'

Yu moest zijn uiterste best doen om zijn zelfbeheersing te herwinnen. 'Maar hoe is hij het land binnengekomen?'

'Dat is de vraag, hè? Hij blijkt in feite een bekende microbioloog en

arts, die toevallig ook militair is. Luitenant-kolonel Jon Smith, M.D.,

biomedisch onderzoeker. Wat hij niét schijnt te zijn, is een agent van

een bekende Amerikaanse dienst. Toch was hij degene met wie

Mondragon op het strand een afspraak had. En daarna nodigde hij

zichzelf in ons land uit.'

'Heeft hij zichzelf uitgenodigd?'

'In Taiwan heeft onze eminente dr. Liang Tianning de wens te kennen gegeven om hem beter te leren kennen. Smith poeierde hem af. Vervolgens veranderde Smith vanmorgen van gedachten. Hij liet op

niet mis te verstane wijze aan dr. Liang doorschemeren dat hij ons

kon vereren door ons microbiologisch onderzoeksinstituut hier di66

reet toe te spreken. Maar toen hij eenmaal hier was, wendde hij vermoeidheid voor. Hij wilde alleen in zijn hotel blijven. Dr. Liang was verrast en een tikje argwanend. Natuurlijk heeft hij Zhongnanhai

op de hoogte gebracht. En Zhongnanhai laat hem nu schaduwen.'

'Hoe weet je dat?'

'Dat soort dingen weten is de reden waarom u me zo goed betaalt.'

Dat was zo. Fengs guanxi leek af en toe wel groter dan die van Yu zelf, en dat kon hem brutaal maken. Hij moest er constant aan worden herinnerd wie er de baas was. 'Ik betaal je om je werk te doen en meer niet. Waarom leeft die Amerikaan nog?'

'Hij is niet makkelijk te benaderen en we moeten op onze tellen passen. Zoals ik zei, kijkt Zhongnanhai toe.'

Yu proefde gal in zijn keel. 'Ja, ja, natuurlijk. Maar hij moet dood.

En vlug ook. Ben je er al achter wie Mondragon de vrachtbrief had

bezorgd?'

'Nog niet.'

'Ga hem zoeken. En als je hem hebt gevonden, moet hij er ook aan.'

Feng glimlachte. 'Natuurlijk baas.'

In het halfduistere kantoor van Flying Dragon zag Smith de kleine,

dikke man naar de map op de archiefkast staren. Zijn pistool trilde

toen zijn blik op de wandkluis boven de kast viel. Hij had niet gevraagd: 'Wat doet u?' of: 'Wat is hier aan de hand?' Hij had alleen gevraagd: 'Wie bent u?' Hij wist al wat Smith in het kantoor en

hoofdkwartier van president-directeur Yu Yongfu uitspookte.

Smith zei: 'U moet Zhao Yanji zijn. U hebt Avery Mondragon de

echte vrachtbrief van The Empress gegeven.'

De loop van de Sig Sauer begon te beven. 'Hoe...?'

'Dat heb ik van Mondragon zelf. Ze hebben hem vermoord voordat hij hem aan mij kon geven.'

'Wie heeft hem nu?'

'Zij.'

Zhao Yanji pakte het pistool met twee handen vast in een poging

het stil te houden. 'Hoe... Hoe weet ik dat u de waarheid spreekt?'

'Omdat ik weet van Mondragon. Ik ken uw naam en ik ben hier om

zelf naar de vrachtbrief te zoeken.'

Zhao knipperde met zijn ogen. Hij liet de Sig Sauer zakken, plofte

met gekruiste benen op de grond en legde het hoofd in de handen.

'Ik ben ten dode opgeschreven.'

Smith nam de Sig Sauer uit zijn vingers. Hij stak de Beretta in de

zak van zijn jack, de Sig Sauer in zijn riem en keek neer op Zhao.

67

Die zat met zijn nek ontbloot, alsof hij op de bijl van de beul wachtte.

Smith vroeg: 'Kunnen ze de vrachtbrief naar u traceren?'

Het hoofd knikte. 'Niet vandaag. Misschien niet morgen. Maar uiteindelijk wel. Feng is een tovenaar. Hij kan achter alle schermen kijken.'

'Wie is Feng?'

'Feng Dun. Hoofd van Yu Yongfu's beveiliging.'

Smith vroeg zich fronsend af... 'Hoe ziet hij eruit?'

Zhao beschreef hoe lang en sterk hij was, het rood-witte haar en de

wreedheid achter het kalme uiterlijk. 'Hebt u hem gezien?'

'Ja,' knikte Smith. Hij keek er niet van op. Nu wist hij eindelijk hoe

hij heette. 'Begin maar bij het begin. Waarom hebt u het gedaan?'

Zhao keek op. Eensklaps was hij boos en was hij zijn doodsangst

vergeten. 'Yu Yongfu is een inhalig zwijn! Hij is de reden waarom

ik de vrachtbrief aan Mondragon heb gegeven! De edele grootvader

van mijn vriend Bei Ruitiao heeft Flying Dragon Enterprises gesticht

toen de Engelsen en Amerikanen hier nog waren. Wij waren een eerzaam bedrijf... Wij...'

Smith luisterde naar de tirade, en de puzzelstukjes van een verhaal

dat maar al te bekend was in de Volksrepubliek vielen in elkaar:

Flying Dragon was een betrekkelijk klein, conservatief bedrijf geweest dat voornamelijk vracht over de Yangtse en langs de kust tot het eiland Hainan vervoerde. Bei Ruitiao was directeur geweest tot

Yu Yongfu zich met behulp van geweld, connecties in Beijing en een

Belgische financier in een maffia-achtige overname van het bedrijf

meester maakte. Yu bombardeerde zichzelf tot president-directeur

en breidde de onderneming met behulp van een Belgische scheepvaartmaatschappij uit tot een internationaal transportbedrijf. Al die tijd balanceerde hij op het randje van zowel het Chinese als internationale recht. Zhao's stem trilde van emotie. 'Mijn vriend Ruitiao is door Yu geruïneerd. Ik heb de vrachtbrief aan Mondragon gegeven om Yu te ontmaskeren en hem ook te gronde te richten!' Al zijn bravoure verdween even snel als ze was opgekomen. 'Maar het is me niet gelukt. Ik ben er geweest.'

'Hoe is het u gelukt hem te stelen?'

Hij knikte naar de onthulde kluis boven de archiefkast. 'Hij zat in

een geheime map in Yu's kluis. Ik ben accountant van Flying Dragon. Ik heb gedaan alsof ik Yu met open armen ontving en hij heeft de vergissing gemaakt mij aan te houden. Op een dag is hij verge68

ten dat hij de map uit de kluis had gehaald en heb ik hem gevonden. Ik heb hem in de kluis teruggelegd nadat ik de vrachtbrief eruit had gehaald. Toentertijd herinnerde hij zich niet dat hij de map eruit

had gehaald. Maar dat zal hij zich nu wel herinneren. De vrachtbrief moet ergens vandaan zijn gekomen.' Verslagen zeeg hij nog meer in elkaar.

'Waar denk je dat de vrachtbrief nu is? Weer in die kluis?'

Zhao schudde zijn hoofd. 'Nee. Yu zal het niet wagen om hem nu

hier te laten. Hij zal hem thuis hebben. Daar heeft hij ook een kluis.'

'Waar woont hij?'

'Ver voorbij de luchthaven Hongqiao. In een walgelijke villa waarvoor een kopstuk van de Yuan-dynastie zich gegeneerd zou hebben.'

Hij noemde een adres dat Smith niets zei, maar Andy wel zou kunnen vinden.

'Mondragon heeft gezegd dat er drie kopieën waren.'

'Ja,' zei Zhao dof. 'Drie.'

'Waar zijn die andere twee?'

'Een moet bij de ontvangende partij in Basra of Bagdad zijn. Dat

zou de gewone procedure zijn. Ik weet niet waar nummer drie is.'

Smith staarde naar de ongelukkige Zhao. 'Ik kan ervoor zorgen dat

je veilig en wel uit China komt.'

Het dikke mannetje zuchtte. 'Waar moet ik heen? China is mijn thuis.'

Hij hees zich overeind, liep door de kamer en plofte in een van Yu

Yongfu's suède leunstoelen. 'Misschien komen ze er niet achter.'

'Misschien niet.'

'Mag ik mijn pistool terug?'

Smith aarzelde. Daarna haalde hij de Sig Sauer uit zijn riem, controleerde de kamer, haalde het magazijn eruit en gaf hem het wapen.

'Ik leg het magazijn bij de deur.'

Hij liet hem achter in de chique leunstoel, starend naar het nachtelijke, nieuwe Shanghai. In de ommuurde tuin van Yu Yongfu zat Feng Dun geduldig in zijn

Ford Escort, verborgen achter een zwarte parasol onder een brede

plataan. Terwijl een briesje de zoete geur van bloeiende jasmijn door

zijn open raampje naar binnen blies, bestudeerde hij de schaduwen

die achter de gordijnen van de villa bewogen. Het waren westerse

gordijnen voor de ramen van Yu's westerse huis, dat de ondernemer

had laten bouwen als hedendaagse replica van de statige landhuizen

van de thee-en zijdetaipans van de Britse en Franse hongs in het

tijdperk van de Concessies. 69

69

De schaduwen gebaarden. De grootste ijsbeerde met zwaaiende armen, terwijl de kleinste bleef staan en afgemeten gebaren maakte. Dat moest Li Kuonyi, Yu's vrouw zijn. Zij was zekerder van zichzelf en nadrukkelijker, en Feng had haar altijd voorzichtig behandeld. Van haar man kon je er niet op aan dat hij zijn hoofd koel zou houden als de situatie nog meer verslechterde. Voor alle betrokkenen was het betreurenswaardig dat zij de touwtjes niet in handen had.

Feng had genoeg gezien. Terwijl hij met een hand met zijn oude, Russische Tokarev speelde, toetste hij met zijn andere een nummer in op zijn mobiel. Hij wachtte op de reeks zoemtonen en stiltes van het

ingewikkelde relaissysteem dat de man die hij moest hebben, Wei

Gaofan, beschermde.

'Ja?' klonk een stem.

'Ik moet hem spreken.'

Zijn stem werd meteen herkend. 'Natuurlijk.'

Vanuit de Ford zag Feng het silhouet van Yu Yongfu. Hij zat nu in

elkaar gedoken en de slankere gestalte van Li Kuonyi stond bij hem

met de hand op zijn schouder, kennelijk om hem te troosten.

'Wat is er aan die Amerikaan gedaan?' informeerde Wei Gaofan korzelig in het verre Beijing. Feng bracht verslag uit: 'Jon Smith is blijkbaar nog in zijn hotel. Dat

wordt door de Veiligheidsdienst in de gaten gehouden. Mijn mensen posten ook om hem te onderscheppen als hij probeert de vrachtbrief te bemachtigen, zoals we vermoeden.'

'In welk hotel zit hij?'

'Het oude Vredeshotel.'

'O ja? Rare keus voor een moderne, Amerikaanse microbioloog die

zogenaamd belangstelling heeft voor ons laboratorium in Zhangjiang. Volgens mij zegt dat ons alles wat we willen weten. Mee eens?'

'Hij heeft niet alleen belangstelling voor microbiologie.'

'Ga dan maar door.'

'Natuurlijk.' Feng zweeg even. 'Er is nog een probleem. Yu Yongfu

redt het niet.'

'Weet je dat zeker?'

'Hij begint al in te storten. Als de geringste bijzonderheid aan het

licht komt, slaat hij door en verraadt hij alles. Misschien gebeurt dat

wel eerder zelfs.' Beslist voegde hij eraan toe: 'We kunnen hem niet

meer vertrouwen.'

'Goed. Laat hem maar aan mij over. Jij liquideert die Amerikaan.'

Na een korte stilte vroeg hij: 'Hoe heeft dit allemaal kunnen gebeu70

ren, Feng? We wilden dat de Amerikanen de informatie kregen, meer

niet. Nooit het bewijs.'

'Ik weet het niet, meester. Ik heb ervoor gezorgd dat Mondragon het

gerucht over de lading hoorde, zoals u had gezegd, maar ik weet niet

wie vervolgens die vrachtbrief heeft gevonden en gestolen. Maar dat

komt wel.'

'Ongetwijfeld.' De verbinding werd verbroken.

Feng bleef een poosje in de auto zitten. Nu was overal in huis het

licht uit, behalve in de grote slaapkamer boven. Er bewogen zich

geen schaduwen achter de gordijnen. Feng glimlachte ondoorgrondelijk en stelde zich Yu's vrouw Kuonyi voor. Ze had hem altijd aangesproken. Hij stiet een lachje uit, haalde zijn schouders op en toetste weer een nummer op zijn mobiel. Hongkong

Hongkong, ooit het laatste Britse hoekje van China, was iets van

zijn schreeuwerige luister kwijt sinds het vasteland het in 1997 weer

in handen had gekregen. Terwijl Beijing zichzelf beschouwde als de

toekomstige hoofdstad van Azië, en Shanghai zichzelf als de oosterse versie van New York, wilde Hongkong alleen maar zichzelf blijven: een zorgeloze, opgewekte en opwindende kip met gouden eieren, iets wat je niet gauw van een andere moderne Chinese metropool kon zeggen.

Vanaf het penthousebalkon van de Altman Group leek er geen einde te komen aan Hongkongs oceaan van twinkelende lichtjes als eerbewijs aan een levenskrachtige stad. In de met teakhout gelambriseerde eetzaal liep een etentje op zijn eind. In de kamer hing het aroma van kostbare vleessoorten en Franse sauzen. De hartelijke

gastheer Ralph McDermid - oprichter en president-directeur van Altman - zat te oreren ten behoeve van zijn twee laatste gasten. McDermid was een joviale, iets te dikke man van middelbare leeftijd met een gewoon postuur en een gezicht dat in een menigte geen mens op zou vallen. 'De toekomst van de wereldeconomie ligt in de

landen om de Stille Oceaan, met de Verenigde Staten en China als

haar twee financiële pijlers en belangrijkste afzetgebieden. Ik weet

zeker dat China dat evenzeer inziet als de Verenigde Staten. Of ze

nu blij zijn met uw semi-onafhankelijke status of niet, ze zullen er

een hele poos mee moeten leven.'

Het Chinese echtpaar, autochtonen van Hongkong, was een machtig lid van de financiële gemeenschap. Ze knikten ernstig en instemmend, maar veel invloed hadden ze niet, omdat Beijings ijzeren po-71

71

litieke vuist een constante bedreiging vormde voor alle zakenlieden

in de Speciale Administratieve Zone.

Maar gefêteerd en gerustgesteld worden door een man van Ralph

McDermids statuur, in zo'n luxueus westers decor gaf voedsel aan

hun trots en hoop. Het penthouse was de kroon op de duurste kantoortoren in Repulse Bay Road. Terwijl ze het gesprek voortzetten, pauzeerden man en vrouw zo nu en dan om van het miljoenenuitzicht te genieten. Ergens ging een telefoon, en de Chinese zakenman zei tegen McDermid: 'Het doet ons genoegen om uw standpunten te vernemen en we hopen dat u ze aan onze burgemeester uiteen zult zetten. Amerika's steun is van cruciaal belang voor onze betrekkingen met Beijing.'

McDermid glimlachte hoffelijk. 'Volgens mij is Beijing zich maar al

te bewust...'

McDermids persoonlijk assistent kwam bijna geruisloos iets in zijn

oor fluisteren. McDermid reageerde niet, maar verontschuldigde zich

tegenover zijn gasten. 'Tot mijn spijt moet ik dit telefoontje aannemen. Het is een sublieme avond geweest. Het was zowel leerzaam als bijzonder aangenaam. Ik dank u hartelijk voor uw gezelschap.

Ik hoop dat u gelegenheid vindt om nog eens mijn gast te zijn, zodat we onze gedachtewisseling kunnen voortzetten.'

De zakenvrouw zei: 'Het genoegen zal aan ons zijn. De volgende

keer moet u ons een bezoek brengen. Ik denk dat we u een boeiende avond kunnen bezorgen, maar niet zulk verrukkelijk voedsel. De wijn was subliem.'

'Eenvoudige Amerikaanse kost, anders niet, en een onbeduidend

landwijntje dat zulke belangrijke gasten amper recht doet. Lawrence

zal u uw jas brengen en uitlaten. Nogmaals mijn dank dat u mij met

uw aanwezigheid hebt vereerd.'

'Twee nederige middenstanders zijn u veel dank verschuldigd.'

Nadat de complimenten naar behoren waren gegeven en verworpen,

haastte McDermid zich door het penthouse naar de suite.

Zijn joviale glimlach week van zijn gezicht. 'Rapport,' snauwde hij

in de hoorn.

'Alles is goed gegaan,' zei Feng Dun. 'Zoals u verwachtte, was er

nog een Amerikaanse agent op het eiland. Mondragon hebben we

gedood, we hebben de vrachtbrief terug, maar de andere Amerikaan

hebben we laten ontsnappen. Inmiddels zal er groot alarm zijn geslagen.'

'Uitstekend.'

72

'Het wordt nog beter,' vervolgde Feng. 'Diezelfde Amerikaanse

agent, een zekere luitenant-kolonel Jon Smith, is microbioloog bij

USAMRIID.'

'Waarom is dat beter? Wie is hij?'

'Hij is geen agent van een van de Amerikaanse inlichtingendiensten.'

McDermid knikte verwonderd. 'Merkwaardig.'

'Wie hem ook heeft gestuurd, Smith zit momenteel in Shanghai, wat

in ons voordeel is. Ik neem hem wel voor mijn rekening. Maar we

zitten nog met een ander groot probleem. Iets onvoorziens.'

'Wie? Wat?' vroeg hij.

'Yu Yongfu. Hij doet wel alsof hij een vos is, maar hij is een bang

konijn. Een konijn zal zichzelf doodbijten als het in een hoek wordt

gedreven. Yu is als de dood. Hij zal zichzelf en ons de das omdoen.'

Er viel een nadenkende stilte. 'Je hebt gelijk. Dat risico kunnen we

niet nemen. Lozen.'

Nadat McDermid had opgehangen, bleef de informatie over Smith

door zijn hoofd malen. Een klop op de deur wekte hem uit zijn overpeinzing. 'Ja?'

'Juffrouw Sun is in de huiskamer, meneer.'

'Dank je, Lawrence. Schenk maar iets voor haar in en zeg dat ik zo

kom.'

Hij bleef nog een minuut of wat piekeren en daarna verhief hij zich.

Sun Liuxia was de dochter van een belangrijke ambtenaar die hij

niet mocht beledigen. Bovendien was ze bloedstollend mooi en jong.

Glimlachend friste hij zich op, trok een ander jasje aan en verliet de

slaapkamer. Het was nog vroeg. Door de ramen van het penthouse

zag hij de lichtjes van Hongkong aan zijn voeten liggen alsof de hele wereld van hem was. Toen hij de huiskamer betrad, was zijn goede humeur weer helemaal terug. Shanghai

Zhao Yanji zuchtte. Hij zat nog steeds in Yu Yongfu's exotische leunstoel in het kantoor van Flying Dragon. Ongelukkig en moedeloos staarde hij naar het ongeladen pistool op zijn schoot. Misschien kon

de Amerikaan hem toch wel helpen. Misschien was het antwoord

wel om toch maar uit Shanghai te vertrekken. Hij kon ook het magazijn pakken, het pistool tegen zijn hoofd zetten en de trekker overhalen. Hij bekeek het wapen peinzend en streelde het met zijn vinger. Hij

stelde zich voor hoe de kogel de kamer zou verlaten, als een bliksemschicht uit de loop zou komen en door zijn schedel en zachte 73

hersenweefsel zou jagen. Hij huiverde niet van die gedachte. Hij beleefde zelfs een ogenblik van vrede. De strijd zou eindelijk gestreden zijn en hij zou van de vreselijke last van de schande van het bedrijf

verlost zijn.

Hij keek om zich heen in Yu Yongfu's kantoor. Het was zo vertrouwd. Als accountant leek hij daar wel een heel leven lang gepoogd te hebben de egoïstische ondernemer op te voeden en de onderneming te redden. Hij haalde diep en hoofdschuddend adem. Hij voelde een golf van woede, bijna van vastbeslotenheid. Nee, hij wilde nog niet dood. Zijn vechtlust was nog niet op. De zaak kon nog gered worden. Hij moest daar weg voordat iemand hem ontdekte. Hij hees zich

overeind en voelde zich opgelucht. Een besluit nemen was de toekomst onder ogen zien. Er klonk een geluidje. Niet meer dan een scherpe klik.

Verbaasd draaide hij zich om. De deur van het kantoor stond open.

Tegen het licht van het voorkantoor stak een silhouet af. Voordat

Zhao iets kon zeggen, klonk er een harde plof. Toen zijn gezichtsvermogen het begaf, besefte hij wat het was: een schot door een geluiddemper. Hij voelde een abrupte, hevige pijn rond zijn hart. Die was zo overweldigend dat hij niet eens merkte dat hij voorover op

het kleed tuimelde.

7

Yu Yongfu en zijn gezin hadden een belangrijke gast in zijn villa in

de buitenwijk van Shanghai. Zijn komst had ze verrast. Hij was een

dikke, oude man met talrijke onderkinnen en zat aan Yu's bureau

alsof het van hem was. Yu zei niets en probeerde de ergernis over

zijn bemoeizieke schoonvader te onderdrukken. De vrachtbrief van

de Empress was tenminste veilig weggeborgen en het enige dat nog

restte was afrekenen met de Amerikaanse spion. Hij moest er maar

op vertrouwen dat Feng hem uit de weg zou ruimen.

Trots zag hij de oude man stralen naar het jongetje dat bedeesd bij

hem stond. Hij keek opzij om het jongetje eens goed te bekijken. Het

droeg een westerse pyjama met het gezicht van Batman op zijn tengere borstkas. Hij was klein voor zijn leeftijd en rook naar westerse pindakaas. De oude man - Li Aorong - gaf hem een vriendelijk klopje op zijn

hoofd. 'Hoe oud ben je nu, Peiheng?'

74

'Zeven, eerbiedwaardige grootvader.' Met een blik op zijn moeder

vervolgde hij: 'Over een maand.' Trots voegde hij eraan toe: 'Ik zit

op de Amerikaanse school.'

Li lachte. 'Vind je het leuk om met westerse kinderen op school te

zitten?'

'Vader zegt dat het me belangrijk zal maken in de wereld.'

Li wierp een blik op zijn schoonzoon, Yu Yongfu, die stijfjes in een

van zijn suède leunstoelen zat. Toch glimlachte Yu naar zijn zoon,

ondanks de tastbare spanning.

Li zei: 'Je vader is een intelligent man, Peiheng.'

Li Kuonyi, die bij de deur van de werkkamer stond, onderbrak hem.

'U hebt ook nog een kleindochter, vader.'

'Dat is zo, dochter van me. Dat is zo. En nog wel een beeldschone.'

Li glimlachte weer. 'Kom eens bij je broertje staan, kind. En vertel

eens, zit jij ook op de Amerikaanse school?'

'Ja, grootvader. Ik zit twee klassen hoger dan Peiheng.'

Li veinsde verbazing. 'Maar één jaar ouder en twéé klassen hoger?

Je lijkt op je moeder. Die is altijd slimmer geweest dan mijn zoons.'

Yu Yongfu zei bits: 'Peiheng is erg goed in rekenen.'

'Nog een zakenman,' grinnikte Li verheugd. Hij aaide de gezichtjes

van beide kinderen alsof het zeldzame, breekbare vazen waren. 'Ze

zullen het ver brengen in de nieuwe wereld. Maar het is allang bedtijd, hè?' Hij knikte Yu en zijn dochter ernstig toe. 'Het was vriendelijk van jullie om ze zo lang op te laten.'

'U komt niet vaak langs, vader,' zei Kuonyi een tikje scherp.

'De zaken van Shanghai houden een oude man van de straat.'

'Maar vanavond bent u er wel,' zei Kuonyi uitdagend. 'En nog wel

zo laat.'

Vader en dochter staarden elkaar aan. Kuonyi's blik was even hard

en brutaal als die van haar machtige vader. Ze wilde tekst en uitleg.

Hij zei: 'De kinderen moeten naar bed, dochter.'

Kuonyi pakte hun hand en draaide zich om. 'Mijn man en ik komen

zo terug.'

'Yongfu blijft. Hij en ik moeten praten,' zei hij. Nu klonk hij scherp.

'Onder vier ogen.'

Kuonyi aarzelde. Ze rechtte haar rug en nam de kinderen mee.

Op de schoorsteenmantel van Yu's westerse kantoor tikte de Victoriaanse klok zacht. De twee mannen bleven een poosje zwijgend zitten. De oudste staarde net zo lang naar zijn schoonzoon tot Yu Yongfu beleefd zei: 'Het is een hele tijd geleden dat u ons voor het laatst 75

hebt bezocht, geëerde schoonvader. We hebben allemaal uw wijze

raad ontbeerd.'

Li zei: 'De eerste verantwoordelijkheid van een man is jegens zijn familie. Is dat niet zo, schoonzoon?'

'Zoals sinds lang geleden geschreven staat.'

Li viel weer stil.

Yu wachtte af. De oude man had iets op het hart; misschien had hij

een belangrijke post voor Yu en kon dat worden beschouwd als nepotisme. Misschien wilde hij zich ervan vergewissen of Yu wel was opgewassen tegen de taak. Yu had die avond behoefte aan goed

nieuws. Zijn problemen met de Empress waren slopend.

Uiteindelijk zei Yu: 'Een man moet zijn familie nooit te schande maken.'

'Schande?' De oude man stak zijn kin naar voren en herhaalde het

woord bijna verwonderd. 'Je hebt een vrouw en twee kinderen.'

'Ik ben gezegend en zij zijn mijn ziel,' glimlachte Yu.

'Ik heb een dochter en twee kleinkinderen.'

Yu knipperde met zijn ogen. Wat was er gebeurd? Wat moest hij

daarop zeggen? Zijn mond werd zo droog als de woestijn van Xinjiang, want er was iets veranderd in de kamer. Hij zat als aan zijn stoel genageld van angst. Hij keek niet langer in de ogen van een

toegeeflijke grootvader van zijn zoon en dochter, maar de ijzige blik

van een ambtenaar van de Speciale Administratieve Zone Shanghai,

een politicus die een marionet van de oppermachtige Wei Gaofan

was.

'Je hebt een onvergeeflijke vergissing begaan,' zei Li neutraal. Zijn

omvangrijke, dikke gezicht was zo onbeweeglijk als dat van een

wachtende slang. 'De diefstal van de echte vrachtbrief van The Dow-

ager Empress brengt ons in grote moeilijkheden. Ons allemaal.'

Yu voelde zich verlamd van angst. 'Een vergissing die is goedgemaakt. Er is niets schadelijks uit voortgekomen. De vrachtbrief zit veilig en wel opgeborgen in mijn kluis boven. Er is geen...'

'De Amerikanen weten wat de Empress vervoert. Om die reden snuffelt er nu een Amerikaanse spion rond in Shanghai. Hij kan niet uit de weg worden geruimd zonder dat er talloze vraagtekens rijzen. Je

hebt mij in gevaar gebracht en erger nog: je hebt Wei Gaofan in gevaar gebracht. Wat geheim was is niet langer geheim, en wat niet langer geheim is kan de vijanden van Wei Gaofan in het Permanente Comité, het Politbureau en zelfs in het Centraal Comité zelf ter ore komen.'

'Feng zal de Amerikaan uit de weg ruimen!'

76

'Wat het Politbureau ter ore komt, wordt onderzocht. Jïj zult worden onderzocht.'

Yu Yongfu was ten einde raad. 'Ze zullen niets te weten komen...'

'Ze zullen alles te weten komen. Je bent er de man niet naar om je

daartegen teweer te stellen, schoonzoon.' Li's stem werd wat vriendelijker. 'Het is droevig maar waar. Je zult alles verraden, en als je het overleeft, zul je geruïneerd worden. Wat de ondergang van ons

allemaal betekent. De héle familie Yu. De héle familie Li.'

'Néé!' Yu Yongfu sidderde. Zijn maag was samengetrokken. Hij kon

amper ademhalen. 'Ik ga wel weg. Ja, ik zal vertrekken...'

Li maakte een nonchalant gebaar. 'De kwestie is al beslecht.'

'Maar...'

'De enige vraag die nog rest is de manier waarop. Dat is jouw keus.

Wordt het gevangenis, ongenade en ondergang voor onze familie?

Moeten er talrijke vragen worden gesteld en beantwoord en moeten

wij allemaal uit de gunst van Wei Gaofan raken? Zonder de doorluchtige Wei ga ik ten onder. Jouw vrouw - mijn dochter - zal met mij ten onder gaan en mijn andere kinderen en hun gezin zullen ook

geen toekomst meer hebben. En wat voor jóü het belangrijkste is:

jouw kinderen zullen evenmin nog een toekomst hebben.'

Yu beefde. 'Maar...'