Hoofdstuk 9

Die nacht deed Julia geen oog dicht. Ze lag zich maar steeds af te vragen hoe iemand achter de verblijfplaats van de oude vrouw had kunnen komen.

Toen ze de volgende morgen beneden kwam, liep ze doelloos naar de bibliotheek, waar ze achter Nigels bureau ging zitten. In dezelfde stoel had ze nog maar twee weken geleden een brief aan Nanny zitten schrijven om haar mee te delen dat ze Mary Ennsley bij haar zou brengen, in het geloof dat de vrouw in Exton rust en veiligheid zou vinden. In plaats daarvan had ze een zenuwinzinking gekregen, en de last daarvan rustte nu zwaar op Julia’s schouders.

Ze nam de vulpen op die ze had gebruikt en schreef zonder erbij na te denken haar naam op het schone vloeiblad. Het was Nigels nadrukkelijke wens dat het vloeipapier om de andere dag werd verwisseld, en hij kon zo boos worden als een kleine jongen als Hilda het eens vergat. Plotseling verstijfde Julia. Ze wierp de pen neer en holde naar de deur.

‘Hilda!’ riep ze. ‘Kun je even hier komen?’

Hilda kwam met een stofdoek in haar hand uit de keuken. ‘Is er iets, mevrouw?’

‘Ik wil je alleen iets vragen. Maar het is erg belangrijk, dus denk goed na voordat je antwoordt. Herinner je je de dag dat we die oude dame hier hadden – degene die hier ’s nachts bleef?’ Hilda knikte en Julia vervolgde: ‘De volgende morgen heb ik haar weggebracht en nu wil ik dat je probeert je te herinneren of je die dag hier in dit vertrek een schoon vloeiblad hebt neergelegd.’

‘Een schoon vloeiblad, mevrouw?’ Het meisje keek een beetje onthutst. ‘Wat heeft dat met de bezoekster te maken?’

‘Dat weet ik niet. Maar heb je het vloeipapier op Mr. Farnhams bureau die dag vernieuwd of niet? Ik weet dat je dat vaak doet, maar heb je het ook die bewuste ochtend gedaan?’

Hilda dacht even na en zei toen: ‘Ik vernieuw het gewoonlijk op maandag, woensdag en vrijdag – tenzij het intussen smerig is geworden. Zaterdag en zondag wordt het vrijwel niet gebruikt, dus gewoonlijk blijft het in het weekend liggen.’

‘Dus het vloeiblad dat ik woensdagavond heb gebruikt, zou schoon zijn geweest? Dat wil zeggen dat je het pas vrijdag verwisselde?’

‘Dat klopt.’

Julia’s hart bonsde van opwinding. ‘Is er hier op woensdag of donderdag iemand geweest – voordat je het vloeipapier verwisselde, bedoel ik?’

‘Alleen de gebruikelijke mensen,’ antwoordde Hilda. ‘De postbode en iemand van een liefdadigheidsinstelling, en -’

‘Ik bedoel iemand die toegang tot de bibliotheek kan hebben gehad,’ onderbrak Julia haar.

‘Nee, mevrouw, er is hier niemand binnen geweest.’

‘O.’ Julia’s stem klonk teleurgesteld. ‘Dan hoef ik daar niet meer aan te denken.’

‘Pardon?’

‘Ik praatte alleen maar tegen mezelf. Je kunt nu wel gaan, dank je wel.’’

‘Jammer, dat ik niet kon helpen.’

‘Hindert niet. Het was zo maar een idee.’

Hilda liep weg, maar bleef toen staan. ‘Woensdag is er niemand geweest, mevrouw, maar donderdag was Mr. Winster hier.’

‘Dat weet ik. Ik ben toen met hem gaan lunchen. Hij wachtte op me in de salon toen ik terugkwam.

‘Maar toen hij hier aankwam heb ik hem in de bibliotheek gelaten.’

‘Weet je dat zeker? Toen ik thuiskwam, zat hij in de salon.’

‘Dat is wel mogelijk, maar toen hij kwam heb ik hem hier binnengelaten. Dat weet ik heel zeker, want die ochtend was ik in de salon bezig en ik was nog niet klaar toen hij kwam.’

‘Maar hij zat daar te wachten toen ik terugkwam.’

‘Dan moet hij me eruit hebben zien gaan,’ zei Hilda, ‘en gevonden hebben dat hij daar makkelijker zat.’

‘Dat zal wel.’ Julia keek Hilda scherp aan. ‘Is er soms nog iets dat je me vergeten hebt te vertellen?’

‘Nee. Ofschoon er donderdagochtend wel iemand aan de deur heeft gebeld en Mr. Winster voor me heeft opengedaan. Hij zei dat het een of andere student was die boeken probeerde te verkopen.’

‘En is er verder niemand anders geweest?’

‘Niemand.’

Met een knikje beduidde Julia dat ze kon gaan. Toen ze alleen in de bibliotheek was, vroeg ze zich af wat ze vervolgens kon doen. Toevallig zou ze die avond met Conrad gaan eten. Ze zou hem vragen of hij de student soms in de bibliotheek had gelaten. Ze keek op haar horloge. Elf uur. Nog tijd genoeg om heen en weer naar Exton te gaan. Ze nam de telefoon op en belde Victoria Station, om te informeren wanneer de eerstvolgende trein vertrok. Over een halfuur, klonk het antwoord. Ze zou hem dus nog juist kunnen halen.

Het was lunchtijd toen ze bij haar oude kindermeid aankwam. Nanny staarde haar verbaasd aan.

‘Heremijntijd, Miss Julia! Wat leuk dat ik u weer zie.’

Julia stapte de huiskamer binnen. Alles was nog hetzelfde als de vorige keer, alleen Nanny zelf zag eruit alsof ze jaren ouder was geworden.

‘U komt zeker naar aanleiding van die arme ziel?’

Julia knikte, en Nanny veegde met haar schort haar ogen af. ‘O, o, dat was me wat. Toen ik zondagmiddag wegging, mankeerde ze niets. Ze was wel zenuwachtig, maar dat was alleen maar te verwachten. Maar toen ik terugkwam, was ze…’ Opnieuw kwamen er tranen in haar ogen. ‘Er was niets met haar aan te vangen, dus belde ik de dokter en die besliste dat ze moest worden weggebracht.’

‘Was ze volkomen krankzinnig of heeft ze nog iets verstandigs gezegd?’

‘Geen woord. Ze brabbelde alleen maar onzin over dat ze vermoord zou worden als ze praatte.’ Nanny huiverde. ‘Het was een vreselijk gezicht. Ik heb nog nooit iemand in zo’n toestand gezien. Dokter Marshall zei dat ze misschien wel nooit meer beter zal worden.’

‘Het spijt me dat ik je al die ellende heb bezorgd. Maar toen ik haar hier bracht, had ik er geen idee van…’

‘U hoeft zich nergens de schuld van te geven, Miss Julia. U probeerde alleen maar te helpen.’

‘Ja, maar toch geloof ik dat ik het had kunnen voorkomen,’ snikte Julia.

‘Onzin, u hebt alles gedaan wat mogelijk was.’ Haar gerimpelde handen streelden Julia’s donkere haar. ‘Stil nou maar. Tranen helpen niet – dat weet u ook wel.’

‘Ja,’ zei Julia. ‘Ik heb genoeg gehuild toen mijn vader…’

‘Die arme Sir Hugo, er gaat geen dag voorbij zonder dat ik aan hem denk. Ik zal er nooit van overtuigd raken dat hij wist wat er gaande was.’

‘Jij bent een van de weinigen die geloven dat mijn vader onschuldig was.’

‘Omdat ik hem heb gekend. Iemand die hem heeft gekend kan eenvoudig niets anders geloven. Dat geldt ook voor een ieder in Lammerton.’ Nanny liep naar het gasfornuis en zette een ketel water op. ‘Mr. Winster stond ook achter u, nietwaar? En dat is toch niet een man die zich makkelijk om de tuin laat leiden.’

Julie knikte. ‘Hij was een van de weinige mensen die ons niet de rug toekeerden.’

‘Hij was ook erg op u gesteld,’ antwoordde Nanny. ‘Ik heb me vaak afgevraagd of u met hem zou trouwen.’ Ze haalde kopjes en schoteltjes uit het dressoir. ‘Het grappige is dat ik hem laatst nog gezien heb, niet eens zo lang geleden. Hij reed door het dorp.’

‘Door Exton?’ Julia verstijfde. ‘Weet je dat zeker?’

‘O, heel zeker! Ik mag dan wel een beetje hardhorend zijn, maar mijn ogen zijn nog uitstekend.’

Julia stond vlug op, trillend van schrik om hetgeen zojuist tot haar was doorgedrongen. ‘Ik – ik moet terug naar Londen. Ik – eh – moet nog wat doen.’

‘Wil je dan geen kopje thee?’ vroeg Nanny verbaasd.

‘Een v-volgende keer,’ stotterde Julia. Ze gaf de oude vrouw een vluchtige kus en snelde het huisje uit.

Het was halfvijf toen ze terug was, en met haar mantel nog aan belde ze Nigels kantoor. Zijn secretaresse vertelde haar dat hij nog niet terug was van het gerecht. Ze beloofde echter dat ze zou proberen hem te pakken te krijgen en dat ze, als dat lukte, zou terugbellen. Julia begon ongeduldig heen en weer te lopen tot de telefoon rinkelde. Even later legde ze met een teleurgesteld bedankje de hoorn neer. Nigel had het gerechtsgebouw verlaten zonder naar zijn kantoor terug te keren. Wel had hij de klerk meegedeeld dat hij die avond niet thuis zou zijn.

Julia voelde instinctief waar ze hem zou kunnen bereiken en ze aarzelde slechts een ogenblik voordat ze het nummer van Sylvia draaide.

‘Ik probeer Nigel te pakken te krijgen,’ zei ze toen ze de hese stem aan de andere kant van de lijn hoorde. ‘Het is enorm belangrijk.’

‘Waarom bel je mij? Ik heb hem niet meer gezien sinds hij met die zaak bezig is.’

Julia beet op haar lip, maar ze bedacht dat er nu geen tijd was voor trots, daarom zei ze rustig: ‘Ik weet zeker dat hij vanavond bij u op bezoek zal komen, en ik zou graag willen dat u hem een boodschap overbracht.’

‘Waarom bel je later dan niet terug?’ opperde Sylvia.

‘Dat zal ik niet kunnen, want ik ga om zeven uur eten met Conrad.’

‘Laat dan in de hal een briefje of zo iets voor hem achter.’

Julia had moeite om kalm te blijven. ‘Dat zal ik voor alle zekerheid doen, maar ik weet niet zeker of Nigel eerst naar huis komt om zich te verkleden.’

‘Ik moet zeggen dat het allemaal nogal raadselachtig klinkt,’ teemde Sylvia. ‘Wat is er allemaal voor dringends – spionage of zo iets?’

Julia lette niet op het sarcasme, ‘Het is buitengewoon belangrijk. Ik moet Nigel iets vertellen.’

‘Goed, vertel maar wat ik tegen hem moet zeggen.’

‘Het is nogal ingewikkeld, dus u kunt het beter opschrijven.’

‘Heus, Julia, ik ben werkelijk nog wel in staat een boodschap te onthouden!’

Dat geloof ik ook wel, maar zoals ik al zei is het vrij ingewikkeld. Het zou veiliger zijn als u er een aantekening van maakte.’ Julia trilde van ongeduld, maar haar stem klonk zo vastberaden, dat Sylvia uiteindelijk toegaf.

‘Goed, als je even wacht, zal ik een pen halen.’ Toen ze weer aan de lijn was, zei ze: ‘Oké, ik ben gereed.’

‘Schrijft u maar dat ik naar Exton ben geweest en dat ik meen te weten hoe het adres is uitgelekt en wie erbij betrokken was. Hebt u dat?’

‘Natuurlijk. Als dat alles is, had je niet zoveel drukte hoeven te maken. Het is eenvoudig genoeg om te onthouden.’

‘Er is nog iets meer,’ zei Julia. ‘Zou u tegen Nigel willen zeggen dat ik naar het theater ga, maar na afloop hier terug zal komen en dan misschien zijn hulp nodig heb?’

‘Hulp? Dat klinkt nog geheimzinniger. Vertel me toch in vredesnaam wat er allemaal aan de hand is!’

‘Dat kan ik niet. Maar vergeet u alstublieft niet de boodschap meteen aan Nigel door te geven. Hij moet hier later op de avond zijn, anders zou het gevaarlijk zijn.’

‘Gevaarlijk?’ Sylvia’s stem klonk nu scherper. ‘Is dit een maniertje om Nigel hier vroeg te laten weggaan?’

‘In hemelsnaam! Ik speel echt geen spelletje, zoveel kan ik wel beloven.’

‘Ik hoop het,’ zei Sylvia gemelijk en hing op.

Julia haalde diep adem, opgelucht door de wetenschap dat Nigel haar boodschap gauw zou krijgen. Ze liep haastig naar haar slaapkamer, want ze wilde Conrad niet laten wachten.

Toen ze ongeveer een kwartier later de helderverlichte foyer van het hotel binnenkwam, stond Conrad daar al op haar te wachten.

‘Je ziet er fantastisch uit!’ zei hij waarderend.

Ze glimlachte liefjes tegen hem, terwijl hij haar de lift in leidde om naar het hoger gelegen restaurant te gaan. Ze aten haastig, maar kwamen toch te laat in het theater aan. Na afloop van de voorstelling wilde Conrad nog ergens met haar heen, maar Julia zei dat ze te moe was en liever naar huis ging.

‘Waarom ga je niet mee voor een slaapmutsje?’

‘Zou de heer en meester daar geen bezwaar tegen hebben?’

‘Doe niet zo dwaas! In elk geval is Nigel vanavond niet thuis.’

‘Dan neem ik je uitnodiging aan.’

‘Toen ze enige tijd later in de salon stonden, zei ze: ‘Mix je eigen borrel maar. Ik ben daar niet zo goed in.’

‘Ik neem cognac,’ grinnikte hij, terwijl hij naar de bar liep. ‘En jij?’

‘Ik niets, dank je,’ zei Julia en liep naar de spiegel om haar haar op te kammen.

Nadat hij een slok van zijn borrel had genomen, legde Conrad zijn handen op haar schouders en boog zijn hoofd naar voren tot zijn lippen haar hals raakten. ‘Je bent vanavond zo mooi, lieveling – of heb ik je dat al eerder verteld?’ Hun ogen ontmoetten elkaar in de spiegel. ‘Geen enkel portret van jou zou zo lieftallig kunnen zijn als je eigen spiegelbeeld, en deze spiegel vormt een ideale omlijsting.’

‘Spiegels kunnen erg nuttig zijn, niet?’ zei ze, terwijl ze hem vragend aankeek.

‘Hoe bedoel je?’

‘Doe maar niet alsof je het niet weet.’ Ze ging op de bank zitten om het trillen van haar ledematen niet te laten merken. ‘Tien dagen geleden bracht Nigel iemand mee naar huis – een vrouw die hij schuil wilde houden tot hij haar nodig had als getuige in de zaak waaraan hij op dit ogenblik bezig is. Op mijn voorstel ging ze naar mijn oude kindermeid. Ik schreef Nanny die avond en deed de brief onmiddellijk op de post, nadat ik de inkt waarmee ik het adres op de envelop geschreven had, gedroogd had met het schone vloeiblad dat Nigel altijd op zijn bureau heeft liggen. Hij wilde de verblijfplaats van de vrouw geheim houden, omdat ze bedreigd werd – waarschijnlijk door de man die het meest van haar te vrezen had als ze in de getuigenbank verscheen. Iemand ontdekte echter waar deze vrouw logeerde. En de enige die belang in haar kon stellen, was de man die haar zo bang wilde maken dat ze haar mond zou houden.’ Ze keek hem recht in de ogen. ‘Die man was jij.’

Als ze verwacht had dat hij woedend zou worden, dan werd ze teleurgesteld, want hij begon te lachen.

‘Allemachtig, die is goed! En wil je me misschien ook vertellen hoe ik aan het adres had moeten komen?’

‘Dat heb ik je al verteld. De afdruk ervan op het schone vloeiblad. Iemand die er een spiegeltje bij hield, kon het zo aflezen. Als kind maakten we daar een spelletje van.’

‘Aha, en wanneer had ik dat moeten doen?’

‘Toen je mij de dag erna kwam halen om te gaan lunchen. Toen ik je zag, kwam je uit de salon, en ik veronderstelde dat je daar op me had gewacht. Vanmorgen hoorde ik echter van Hilda dat ze je in de bibliotheek had binnen gelaten. Nadat je daar het adres had overgeschreven, besloot je dat het handiger zou zijn als je in de salon werd aangetroffen.’

‘Eerlijk, Julia, jij hebt een grenzeloze fantasie! Wil je me misschien ook de volgende zet vertellen die je van plan bent?’

‘Natuurlijk,’ antwoordde ze rustig. ‘Ik ga de politie bellen.’

‘En wat ga je ze vertellen? Dat je, op grond van een spelletje dat je als kind placht te spelen, mij ervan verdenkt naar Exton te zijn gereden om Mary Ennsley een zenuwinzinking te bezorgen?’

‘Hoe kom je aan haar naam?’ vroeg Julia wild. ‘Die heeft nooit in de kranten gestaan.’

Conrad hield even zijn adem in en zuchtte toen zacht. Er viel een lange, geladen stilte. Tenslotte wierp hij zijn sigaret in het vuur en keerde zich naar haar toe.

‘Je bent erg scherpzinnig, Julia. Dat had ik nooit achter je gezocht. Ik heb altijd geweten dat je mooi was, maar ik wist niet dat je ook nog hersens had. Je man moet erg trots op je geweest zijn toen je hem vertelde hoe de vork aan de steel zat.’

‘Ik heb het hem nog niet verteld.’ Ze wist meteen dat ze een fatale fout gemaakt had.

‘Dan zijn er dus maar twee mensen die het weten, jij en ik,’ grijnsde Conrad triomfantelijk. ‘Dat was niet zo slim van je, hè?’

‘Probeer je me soms bang te maken, Conrad?’

‘Ik probeer het niet, lieverd. Ik doe het! Je bent bang, Julia. En daar heb je alle reden toe! Zodra ik je voor het eerst zag, wilde ik met je trouwen, maar nu mijn persoonlijke veiligheid op het spel staat, zal ik me niet laten leiden door sentiment.’

‘Wil je van mij soms ook een geval voor de psychiater maken?’

‘Nee. Jij bent van een ander kaliber dan Mary Ennsley. Voor jou heb ik een beter idee. Farnham weet hoe ongelukkig je de laatste tijd bent geweest, dus wat is er natuurlijker dan dat je zelf een eind aan alles maakt? Voor het raam van je slaapkamer is een balkon, niet? Nou, dat maakt de zaak dan al heel eenvoudig. En als het geen zelfmoord is, ach, een ongelukje is snel gebeurd. – Je komt ’s avonds laat thuis, wil nog even wat frisse lucht happen, maar je leunt iets te ver over de balustrade, en…’ Hij zweeg en voegde er toen zoetsappig aan toe: ‘Je ziet hoe makkelijk het is.’

Julia’s hart bonsde zo hevig, dat ze bijna geen adem kon halen. Waar was Nigel? Hij moest inmiddels toch zeker de boodschap van Sylvia hebben gekregen? Maar hoe ze haar oren ook inspande, ze hoorde niets. Het huis was zo stil als het graf. Haar angst nam toe. Veronderstel dat Nigel niet geloofde dat haar boodschap dringend was? Veronderstel dat hij dacht – evenals Sylvia had gedaan – dat het alleen maar een smoesje was om hem gauw naar huis te laten komen? ‘O, God,’ bad ze, ‘laat hem toch gauw komen. Zo gauw mogelijk… want anders zal het te laat zijn.’

Toen Nigel uit de rechtszaal kwam, kon hij zich er niet toe brengen om regelrecht naar huis te gaan na alles wat er de vorige avond was voorgevallen. Hij stapte in zijn auto en besloot naar Sylvia te gaan. Deze begroette hem even hartelijk als altijd en deed alsof er helemaal geen tijd verstreken was sinds hij haar voor het laatst had bezocht.

‘Wat heerlijk je weer te zien, Nigel.’ Ze leidde hem naar de huiskamer. ‘Ga zitten, dan zal ik een borrel voor je inschenken.’

Ze mixte handig een martini en keek zwijgend toe, terwijl hij het glas leegdronk. ‘Wil je er nog een?’

‘Nee, dank je. Ik heb de hele dag nog niet gegeten, dus lijkt me dat niet verstandig.’

‘O, lieveling, je zult wel rammelen! Ik zal opschieten met het eten.’

Toen de maaltijd achter de rug was, gingen ze bij de haard zitten en met Sylvia’s hoofd tegen zijn schouder, begon hij langzaam over de gebeurtenissen van de afgelopen weken te vertellen, waarbij hij de bijzonderheden uitlegde van de zaak waar hij aan bezig was.

‘Heel toevallig ontdekte ik wie het brein achter de hele zwendel was,’ zei hij. ‘Vandaag had ik voor de ontknoping willen zorgen, maar helaas was de getuige die ik nodig had, te ziek om te verschijnen, en ik weet niet eens zeker of ik haar ooit nog wel zal kunnen gebruiken.’

‘Hoezo?’

‘Als ik een getuige zou gebruiken die in een psychiatrische inrichting is geweest, zou ik de tegenpartij mooi in de kaart spelen,’ zei hij droog.

‘Je wilt me toch zeker niet vertellen dat die getuige niet normaal is!’ riep ze uit.

‘Ze was dat wel toen ik besloot haar te gebruiken.’

Nigels stem klonk zo ruw, dat Sylvia wist dat ze beter niet verder kon vragen. In plaats daarvan stelde ze een andere vraag.

‘Wie zit er eigenlijk achter deze fraude – of kun je me dat niet vertellen?’

Hij aarzelde. ‘Als ik het doe, is het vertrouwelijk.’

‘Natuurlijk.’

‘Conrad Winster.’

Sylvia was oprecht geschokt. ‘Dat meen je niet!’

‘Helaas is het zo. Ik heb het onweerlegbare bewijs dat hij de grote man achter een aandelen- en geldzwendel is, die al jarenlang aan de gang is. Maar om hem achter de tralies te krijgen, ben ik afhankelijk van de getuigenis van Mary Ennsley.’

‘En dat is zeker de vrouw die in een psychiatrische inrichting zit?’

‘Ja. Winster ontdekte helaas waar ze was en maakte haar zo bang, dat ze volkomen ineen stortte.’

‘Dus dat bedoelde Julia toen ze -’ Sylvia zweeg, maar het was te laat.

‘Wanneer heb jij Julia gesproken?’ vroeg Nigel scherp.

‘Vandaag. Ze heeft gebeld.’

‘Waarom?’

‘Ze wilde uitvissen of jij vanavond hier naar toe kwam. Je weet hoe jaloers ze op onze vriendschap is.’

Nigel dacht na. Het was niets voor Julia om Sylvia te bellen. En zeker niet om die reden, daar was ze veel te trots voor. Ze moest er een heel andere reden voor hebben gehad.

‘Wat zei Julia precies toen ze belde?’

‘Eh… iets over Exton. Ja, dat is waar ook, ik heb het opgeschreven, maar ik heb er verder helemaal niet aan gedacht.’

‘Laat zien!’ zei hij scherp. Sylvia liep naar de hal en kwam even later terug met het papiertje waarop ze Julia’s boodschap had geschreven. Toen hij het gelezen had, trok alle kleur weg uit zijn gezicht.

‘Waarom heb je me dat in vredesnaam niet meteen gegeven?’

‘Ach, ik dacht dat het onbelangrijk was.’

Nigel stond op. ‘Ik denk dat ik meteen maar naar haar toe ga.’

‘Waarom?’

‘Omdat ze me nodig heeft.’

‘Ze heeft jou niet nodig. Ze wil ons alleen maar uit elkaar drijven. Zie je dat niet in?’

‘Onzin. Ze is in gevaar, en ze heeft me nodig.’ Nigel liep vlug naar buiten en opende het portier van zijn auto.

Toen hij wilde instappen, trok Sylvia hem terug. ‘Ga niet weg! Blijf alsjeblieft hier. Ik heb jou meer nodig dan zij. Ik hou van je. Als zij er niet was geweest, zou je met mij getrouwd zijn.’

‘Dat is niet waar. Ik vind je ontzettend lief, maar ik hou niet echt van je.’

‘Omdat je me altijd beschouwd hebt als de vrouw van je neef. Je weigerde me te bekijken als een vrije vrouw.’

‘Ik ben blij dat je het woord “vrij” hebt gebruikt,’ zei Nigel, terwijl hij haar ruw wegduwde en achter het stuur ging zitten. ‘Misschien herinnert het je aan het feit dat ik toevallig getrouwd ben.’

‘Ik hoop dat je niet meer lang getrouwd zult zijn! Ik hoop dat je te Iaat thuis komt. Julia is doodsbenauwd van Conrad, en dat betekent dat ze bang is dat hij haar zal vermoorden.’

Zonder antwoord te geven klapte Nigel het portier dicht en reed weg.

Julia probeerde inmiddels tijd te rekken, terwijl ze zich dwong niets van de angst te laten merken die haar keel dichtkneep. ‘Ben je niet een beetje al te melodramatisch, Conrad?’ zei ze. ‘Het in scène zetten van een zelfmoord is echt niet zo makkelijk.’

‘O, in jouw geval wel. Dat balkon is een prachtige oplossing.’

‘Ik ben geen marionet,’ glimlachte ze. ‘Ik zou vechten.’

‘Ja, maar niet lang.’ Hij stak zijn handen in zijn zakken en wipte heen en weer op zijn hakken. ‘Ik heb heel wat op het spel staan, lieve. Ik heb heel wat jaartjes nodig gehad om mijn naam en fortuin op te bouwen, en dat laat ik niet kapotmaken door één man – zelfs al was ik toevallig bijzonder gesteld op de vrouw van die man.’

Julia beefde. Conrad sprak in de verleden tijd, alsof ze al dood was.

‘Mij uit de weg ruimen zal Nigel toch niet weerhouden vol te houden tot hij jou in de gevangenis heeft.’

‘Nu die ouwe Mary veilig opgeborgen zit, zal hij niets tegen me kunnen bewijzen.’

‘Op dat punt ben je abuis, Winster!’

Conrad keek met een vloek op toen Nigel de kamer binnenkwam, gevolgd door een politie-inspecteur.

‘Behalve mijn vrouw en mijzelf is er nog iemand die tegen jou kan getuigen, en het zal je niet meevallen drie zelfmoorden te ensceneren!’

Op Conrads voorhoofd verschenen zweetdruppels, en plotseling had hij een revolver in zijn hand.

‘Die zou ik niet gebruiken als ik u was,’ zei de inspecteur kalm.

‘Maar jij bent mij niet’ klonk het antwoord. ‘Daarom ben jij een luizige diender en ik een miljonair!’

‘Doe die revolver weg!’ beet de inspecteur hem toe.

Julia zag hoe Nigel zijn spieren spande. Ogenblikkelijk begreep ze dat hij Conrad wilde bespringen, en ze werd aangegrepen door een panische angst.

‘Nigel, niet doen!’ schreeuwde ze. ‘Hij zal schieten!’

Zonder op haar eigen veiligheid te letten en zich ervan bewust dat Nigel recht in de vuurlijn stond, wierp ze zich tussen hem en Conrad. Er klonk een oorverdovende knal in het vertrek, en op hetzelfde ogenblik voelde Julia een scherpe pijn in haar borst. Toen werd het zwart voor haar ogen.

Ze kwam bij kennis in een kale ziekenhuiskamer. Toen ze haar ogen opsloeg, zag ze Nigel naast haar bed staan.

‘Hallo, Julia, ben je eindelijk wakker?’ Zijn stem klonk vriendelijk, maar even onpersoonlijk als altijd. ‘Hoe voel je je?’

‘Afschuwelijk.’

‘Dat verbaast me niets, want dokter Rowntree heeft gisteravond de kogel pas verwijderd.’

‘Bedoel je dat ik geopereerd ben?’

‘Natuurlijk. Maar over een paar weken ben je weer helemaal de oude.’

Julia keek hem onderzoekend aan. ‘Hoe is de rechtzaak gegaan?’ vroeg ze gespannen.

‘Daar zal ik je nu niet mee vermoeien,’ zei hij beslist.

‘O, maar ik wil het graag weten,’ riep ze uit.

‘Ik zou het liever eerst over iets anders willen hebben,’ zei Nigel bedachtzaam.

‘Alsjeblieft,’ smeekte ze, ‘vertel het me. Is – is Conrad ontsnapt?’

‘Nee.’ Hij zweeg even, boog zich toen naar voren en herhaalde: ‘Ik wil het eerst over iets anders hebben.’ Julia zweeg.

‘Ik heb het je nooit eerder gevraagd,’ hernam hij toen langzaam, ‘omdat het me niet nodig leek, maar nu vind ik het belangrijk de waarheid te weten. Vertel me eens eerlijk, Julia, hield je erg veel van Winster?’

Julia wendde het hoofd af, opdat hij de uitdrukking in haar ogen niet kon zien. Nigel had tijdens hun huwelijk nooit enige belangstelling getoond voor haar gevoelens en omdat hij er nooit naar gevraagd had, had ze ook nooit hoeven te liegen over haar gevoelens ten opzichte van Conrad. Maar nu, nadat ze op het randje van de dood had gezweefd, kon ze eenvoudig niet moedwillig een leugen vertellen.

‘Ik heb nooit van Conrad gehouden,’ mompelde ze, ‘nooit.’

‘Maar waarom wilde je mij dan laten geloven dat je van hem hield?’

‘Het leek me het makkelijkst. Ik zou uiteindelijk toch wel met hem zijn getrouwd – zelfs zonder van hem te houden.’

‘Ik begrijp het.’ Zijn stem klonk effen, maar toen ze haar hoofd omdraaide en hem aankeek, werd ze zo getroffen door de smartelijke uitdrukking op zijn gezicht dat de tranen haar in de ogen sprongen.

‘Je begrijpt het niet,’ zei ze vlug. ‘Je begrijpt er helemaal niets van. Ik zou met hem getrouwd zijn om – omdat het toch allemaal niets meer uitmaakte. Ik zocht niet langer naar geluk; ik was bereid genoegen te nemen met – gemoedsrust.’

‘Op jouw leeftijd?’ barstte hij uit. ‘Vertel me de waarheid, Julia. Het geeft niet hoe gekwetst ik me zal voelen, maar vertel me in ieder geval de waarheid. Waarom wilde je me doen geloven dat je van hem hield?’

Ze sloot haar ogen. Het deed er niet toe hoeveel geweld ze haar trots aandeed, ze kón gewoon niet liegen.

‘Omdat ik dacht dat je met Sylvia wilde trouwen,’ fluisterde ze tenslotte.

‘Sylvia?’ herhaalde hij perplex. ‘Als ik dat had gewild, had ik dat al veel eerder gedaan! Er is maar één vrouw met wie ik ooit heb willen trouwen, en dat ben jij!’

‘Mensen veranderen,’ mompelde ze.

‘Niet altijd.’

Ze staarde hem aan. ‘Wil je zeggen dat…’

‘Ik hou van je,’ viel hij haar in de rede. ‘Het heeft geen zin het te ontkennen. Toen ik dacht dat je dood was…’ Hij boog zich weer naar voren. ‘Weet je dan niet dat je niet zomaar kunt ophouden van iemand te houden, alleen maar omdat dat je beter uitkomt? Ik begreep wel waarom je me haatte – soms haatte ik mezelf.’

‘Dat heb je me nooit gezegd.’

‘Trots,’ zei hij schamper. ‘Ik had er evenveel last van als jij.’

‘Het is verkeerd.’ Haar stem trilde, maar klonk niettemin vastberaden. ‘Ik zal me niet meer laten leiden door mijn trots. Ik hou van je, Nigel. Ik was in het begin te verbitterd door alles wat er was gebeurd om het in te zien en later…’ Ze zuchtte. ‘Toen het tot me doordrong, was het te laat.’

‘Het is nooit te laat om iemand te laten weten dat je van hem houdt.’

‘In ons geval wel. We kunnen zo niet verder gaan, Nigel. We moeten scheiden.’

‘Maar waarom? Ik kan je niet volgen, Julia,’ pleitte Nigel wanhopig, ‘waarom zeg je dit. Waarom moeten we scheiden als we van elkaar houden? Ben je bang dat je je zult blijven herinneren wat ik je vader heb aangedaan?’

‘Nee, nee, dat is het niet,’ zei ze heftig.

‘Maar wat is het dan, in vredesnaam?’

Er viel een lange stilte, voordat Julia met moeite kon uitbrengen: ‘Kinderen.’

‘Kinderen?’ herhaalde Nigel verbijsterd.

‘Ja! Nigel, denk toch na! Onze kinderen – wat zullen ze zeggen als ze er achter komen wie ik ben – de dochter van een misdadiger.’

‘Dus dat is het,’ zuchtte hij ongelovig, maar opgelucht. Hij pakte haar hand. ‘Lieveling, jouw vader was geen misdadiger. Hij was de man in wie jij altijd hebt geloofd. Ik kon niet blijven leven met de haat die in je ogen te lezen stond. Ik wist dat het altijd als een onoverkomelijke muur tussen ons in zou blijven staan, dus kon ik twee dingen doen – jou bewijzen dat je vader schuldig was, of mezelf bewijzen dat hij dat niet was. Ik heb daartoe een heleboel dossiers nageslagen en ook met een groot aantal mensen gesproken, en ik kreeg daardoor een heel andere indruk van je vader. Een indruk die niet overeenkwam met die welke ik aanvankelijk had gehad. Ik ben blijven zoeken, tot het spoor tenslotte naar Winster leidde. Maar toen ik naar de politie ging, wilde die nog meer bewijzen hebben.’

‘Ik haat het woord bewijzen!’ zei Julia bitter. ‘Daardoor is mijn vader veroordeeld!’

‘Helaas,’ beaamde Nigel zuchtend. ‘Maar destijds waren er ook zo ontzettend veel bewijzen tegen hem. Alles wees op zijn schuld. Maar toen hij jou dreigde, was Conrad Winster erg openhartig over zijn activiteiten. Daardoor gaf hij me alle ontbrekende schakels die ik nog nodig had om jouw vaders onschuld te bewijzen. Je vaders naam is nu van alle blaam gezuiverd.’

Julia kon haar tranen niet bedwingen. ‘Ik kan het niet geloven… O, was hij nu nog maar in leven!’

‘Jij kunt het niet intenser wensen dan ik,’ zei Nigel eenvoudig. ‘Te kunnen bewijzen dat je vader onschuldig was, heeft me meer voldoening gegeven dan wat ook in m’n hele carrière.’ Hij boog zich nog dichter naar haar toe. ‘Geloof je dat, Julia?’

‘Ja.’

De uitdrukking in zijn ogen was zo geëmotioneerd dat ze bang was meer in die blik te lezen dan er in feite in lag.

‘Wat – wat is er met Conrad gebeurd?’ vroeg ze verward.

‘Nadat hij op je geschoten had, vluchtte hij het huis uit. De inspecteur rende hem achterna, maar hij wist te ontkomen. De inspecteur heeft toen het hele politiecorps op de been gebracht en het kentekennummer van Winsters auto doorgegeven. Hij werd uiteindelijk, na een wilde jacht, ingesloten door een aantal politie-auto’s. Hij weigerde echter te stoppen en trachtte hen nog te ontwijken, maar… eh… hij verongelukte.’

‘Hij is dood, he?’ vroeg Julia zacht.

‘Ja, ik wilde het je niet vertellen, maar…’

‘Ik ben blij dat ik het weet. Ik heb helemaal geen medelijden met hem. Als ik eraan denk hoe hij mijn vader bedrogen heeft – hoe hij mij bedrogen heeft door te doen alsof hij van me hield.’

‘Ik denk dat hij dat ook wel deed.’

‘Ja, genoeg om me te doden,’ zei ze smalend en huiverde. ‘Hij zou het gedaan hebben als jij niet net op tijd was gekomen.’

Er viel opnieuw een lange stilte, totdat Nigel opstond en de kamer op en neer begon te lopen.

‘Wat gaat er met ons gebeuren?’ vroeg hij plotseling abrupt. ‘Is er nog een toekomst voor ons samen weggelegd of…’ Hij maakte zijn zin niet af.

‘Moet ik je daar nog antwoord op geven?’ vroeg ze innig. De pijn negerend, stak ze haar hand naar hem uit en trok hem naar zich toe. ‘Blijf bij me, Nigel, ga niet weg, Ik hou zoveel van je. Ik wil helemaal van jou zijn – in elk opzicht.’

‘Dat zul je ook,’ fluisterde hij bewogen en drukte zijn lippen op de hare. ‘Een paar weken komen er niet op aan, liefste – niet wanneer we ons hele leven nog voor ons hebben.’

‘Ja, we hebben ons hele leven nog voor ons,’ beaamde Julia en wist dat ze eindelijk weer een toekomst had.

 

***