Hoofdstuk 8

In de volgende dagen kwam Nigel niet terug op de scène die tussen hen had plaatsgevonden in het Lagerhuis, en Julia vond hem gereserveerder dan ooit tevoren.

Op een middag, toen ze bezig was de meubels in de salon te verplaatsen, hoorde ze tot haar verbazing zijn sleutel in het slot omdraaien en daarna het geluid van stemmen in de hal. De deur van de bibliotheek ging open en dicht en het werd stil. Maar na een ogenblik klonken zijn voeten op het parket en kwam hij de salon binnen.

‘Je bent vroeg terug,’ zei ze. ‘Is er iets aan de hand?’

Hij greep werktuiglijk een sigaret en ging op het puntje van een stoel zitten. Hij keek haar daarbij zo ernstig aan, dat haar hart begon te bonzen. Wat wilde hij zeggen? Wilde hij haar vertellen dat het nu een goede gelegenheid was hun huwelijk ongedaan te maken?

Zijn eerste woorden stelden haar gerust. ‘Ik heb iemand meegebracht – een oude vrouw. Ze was vanmiddag bij me op kantoor en ze raakte wat in de war. Ik wilde niet dat ze in haar huidige toestand terugging naar haar flat, waar ze alleen woont, dus heb ik haar maar meegenomen. Ik had graag dat je voor haar zorgde.’

‘Wat wil je dan dat ik doe?’

‘Kijken of ze wat nodig heeft voor de nacht. Het soort dingen dat een vrouw gebruikt.’

‘Natuurlijk.’

‘Mooi.’ Hij wierp haar een dankbare blik toe. ‘Ga even kennis met haar maken. Ze is in de bibliotheek.’

Julia vergat nooit haar eerste indruk van Mary Ennsley: een roze, magere vrouw van halverwege de zestig, met sluik grijs haar dat was weggekamd van een gerimpeld gezicht. Ze zag er inderdaad uit alsof ze ieder ogenblik in elkaar zou kunnen zakken. Haar bloedeloze lippen trilden en haar ogen vulden zich met tranen, die ze vergeefs probeerde terug te dringen.

Ze is ergens doodsbenauwd voor, dacht Julia toen Nigel de vrouw naar voren duwde.

‘Miss Ennsley, dit is mijn vrouw. Ze zal u onder haar hoede nemen en ervoor zorgen dat u alles krijgt wat u voor de nacht nodig hebt.’

‘Het is echt niet nodig dat ik hier blijf,’ zei de vrouw met trillende stem. ‘Als ik wat gegeten heb, zal ik weer helemaal in orde zijn.’

Julia sloeg haar arm om de smalle schouders. ‘Het is helemaal geen moeite, Miss Ennsley. Kom maar mee naar boven, dan zal ik u uw kamer wijzen. Misschien wilt u voor het eten nog wat gaan rusten.’

De dankbaarheid van de vrouw was ontroerend. ‘U bent zo vriendelijk… zo ontzettend vriendelijk. En Mr. Farnham is ook al zo goed voor me geweest. Ik voel me echt een indringster.’

‘Helemaal niet,’ verzekerde Julia haar beslist. ‘Komt u maar mee naar boven. U zult zich stukken beter voelen als u een poosje hebt gerust.’

Nadat ze haar bezoekster in de logeerkamer had ondergebracht, keerde Julia terug naar de salon, waar Nigel op haar wachtte.

‘Het spijt me dat ik je met een vreemde heb opgescheept,’ zei hij, ‘maar ik had geen keus.’ Al pratend begon hij heen en weer te lopen. ‘Ik ben een beetje met Miss Ennsley verlegen en ik heb jouw hulp nodig.’

‘Ik zal doen wat ik kan,’ antwoordde ze. ‘Kun je me vertellen wat er met haar aan de hand is – of is dat een geheim?’

‘Ik kan je wel iets vertellen – maar niet alles. Zoals je weet, ben ik met een belangrijke zaak bezig. Die bleek echter nog meer te omvatten dan ik had verwacht, en als ik succes heb, zal ik erin slagen een enorm grote en knappe geldzwendel aan het licht te brengen. De politie is al een hele poos op de hoogte, maar heeft de man achter de schermen nog niet kunnen vinden.’

‘En ben jij daar wel in geslaagd?’

‘Ik geloof van wel.’ Hij glimlachte even om het ongeloof in haar stem. ‘Het gebeurde terwijl ik bezig was aan deze nieuwe zaak. Door Miss Ennsley ben ik aan zekere inlichtingen gekomen. Ik raakte erdoor aan het denken en nu geloof ik echt dat ik op het goeie spoor ben.’

‘Wat heeft Miss Ennsley ermee te maken? Dat lijkt me niet iemand die bij een bende betrokken is!’

‘Dat is ze ook niet. Althans niet zoals jij denkt.’ Hij zweeg even en vervolgde toen: ‘Ze was jarenlang directiesecretaresse van een groot bedrijf, toen dit tot haar verbazing plotseling gesloten werd. Ze ontving natuurlijk wel een vergoeding, maar daar was ze niet tevreden mee. Een paar maanden voor de sluiting van het bedrijf was ze al argwanend geworden en omdat naar haar gevoelens een groot gedeelte van het personeel de dupe was geworden, kwam ze naar mij toe. Had ze dat niet gedaan, dan zouden bepaalde dingen waarschijnlijk nooit zijn opgehelderd.’

‘Wat voor dingen?’ vroeg Julia nieuwsgierig.

Hij wreef even over zijn wang. ‘Die geldzwendel. Ze had nog een balans van het bedrijf in haar bezit – die ze vergeten had terug te geven toen het bedrijf sloot. En ze gaf die aan mij, in de hoop dat er door de winsten die de balans onthulde, nog iets voor het personeel uit de bus zou kunnen komen. Er was iets in die balans dat me vreemd voorkwam, en ik vroeg me af wie degene zou zijn die het meest op de hoogte was van de intieme details over een directeur en zijn medewerkers. Wat denk jij daarvan?’

‘Een privé-secretaresse,’ antwoordde Julia. ‘Zoals Miss Ennsley bijvoorbeeld!’

‘Precies! In het begin was het bedrijf blijkbaar volkomen legaal, maar in de loop van de laatste jaren scheen er een andere ontwikkeling te zijn geweest.’

‘Heb je de politie ingelicht?’

‘Ja. Maar die willen meer bewijzen hebben.’

‘Je wilt me toch niet vertellen dat jij je oordeel op intuïtie baseert?’

‘In zekere zin wel.’

‘Dat is dan helemaal niets voor jou,’ voegde ze hem toe. ‘Ik dacht dat jij altijd alleen maar op feiten afging?’

Hij kreeg een kleur. ‘In dit geval niet. Er is een -’

Hij zweeg. ‘Ik heb een speciale reden om deze zaak tot op de bodem uit te zoeken.’

‘Wil je zeggen dat die ex-baas van Miss Ennsley het brein achter die geldzwendel was?’

‘Ja.’ Nigel knikte grimmig. ‘Maar ik kan niet teruggaan naar de politie zonder meer bewijzen. Daar ben ik nu druk mee bezig. Zodra ik onweerlegbare bewijzen heb, zal die kerel zich niet meer onder een veroordeling uit kunnen werken.’

‘Maar waarom is Miss Ennsley zo overstuur?’ vroeg Julia verbaasd.

‘Ze is onder druk gezet om haar mond te houden.’

‘Onder druk gezet? Op welke manier?’

‘Bedreigingen,’ zei hij langzaam. ‘Telefoontjes die haar waarschuwen dat ze er spijt van zal krijgen als ze in de getuigenbank gaat zitten. Ze is doodsbenauwd geworden van die telefoontjes, en als ik met deze zaak doorga – en ik kan niet anders – dan moet ik ervoor zorgen dat haar niets overkomt.’ Hij wreef met zijn hand over zijn kin. ‘De enige oplossing is haar te laten verdwijnen tot ik haar nodig heb als getuige. En nu zou ik m’n moeder wel kunnen vragen of ze haar zolang in huis wil nemen, als dat niet het meest voor de hand liggende onderduikadres was.’

‘Misschien weet ik wel iemand waar ze kan blijven.’

‘Waar dan?’

‘In Exton. Het is een klein dorp, ongeveer vijftien kilometer van mijn vroegere thuis. Mijn oude kinderjuffrouw heeft daar een huisje. Ik weet zeker dat ze graag iemand een poosje bij zich wil hebben. Het is een rustig, afgelegen plaatsje.’

‘Nou, dat klinkt ideaal. Als Miss Ennsley veilig zou zijn tot ik haar nodig heb, zou dat een pak van m’n hart zijn.’

‘Hoelang zal het je kosten om het benodigde bewijsmateriaal op te diepen?’

‘Ik weet het niet. Ik geloof dat ik al zoveel heb als nodig is.’

‘Kan die man niet proberen het land uit te komen?’

‘Als hij dat probeert, zullen ze hem tegenhouden.’

‘Maar wat is dan het -’

‘Probleem?’ maakte hij de vraag voor haar af. ‘Dat is Miss Ennsley, want zonder haar woord zou het tweemaal zo moeilijk zijn om die man veroordeeld te krijgen.’

Julia keek op haar horloge. ‘Ik zal Nanny, zoals ik haar nog steeds noem, meteen schrijven dat ze me morgen met Miss Ennsley kan verwachten!’

‘Kun, je niet beter bellen?’

‘Ze heeft geen telefoon, en van een telegram zou ze alleen maar schrikken. Ik zal nu meteen schrijven, dan heeft ze de brief morgenochtend.’

De volgende morgen verlieten Julia en Mary Ennsley Londen al voor het spitsuur, en even na elf uur waren ze in Exton. Nanny was dolgelukkig dat ze haar ‘Miss Julia’ weer eens zag en toen Julia toekeek, terwijl ze Miss Ennsley de trap opleidde om haar spulletjes te gaan uitpakken, wist Julia dat ze er goed aan had gedaan om de vrouw hier naar toe te brengen.

Ofschoon Julia zo gauw mogelijk terugkeerde naar Londen, was het halftwee voordat ze thuiskwam. Conrads auto stond al voor de deur, en toen ze de hal binnenstapte, kwam hij de salon uit om haar te begroeten. Ofschoon hij een man was die een hekel had aan wachten, leverde hij tot haar verbazing geen commentaar.

Nadat ze hem verzekerd had dat ze niet langer dan een paar minuutjes zou wegblijven, holde ze naar boven om zich te verkleden.

‘Je ziet er fantastisch uit,’ zei Conrad toen ze naast hem in de auto zat. ‘Waar moest je vanmorgen zo haastig heen?’

‘Ik moest een paar boodschappen voor Nigel doen,’ jokte ze.

Conrad gaf geen antwoord en toen hij weer sprak, ging het over iets heel anders.

De lunch bij Tiberio, een van de chicste restaurants in Londen, was bijzonder prettig en Julia voelde de spanning van de laatste uren wegebben. Conrad was ongewoon stil; er waren zelfs ogenblikken waarop zijn gedachten ergens anders schenen te zijn.

Op één zo’n ogenblik moest Julia haar woorden herhalen om zijn aandacht te trekken en hij verontschuldigde zich meteen voor zijn slechte gedrag. ‘Vergeef me dat ik zo afwezig ben, lieveling, maar ik heb het enorm druk met m’n werk. Dat is wel goed, ofschoon ik daardoor weinig tijd heb om aan jou te denken.’ Ze voelde zich slecht op haar gemak bij zijn woorden, maar een antwoord werd haar bespaard toen hij vervolgde: ‘Wanneer ik aan jou denk als de vrouw van Farnham, dan zou ik met liefde en plezier zijn arrogante neus plat kunnen slaan.’

‘Je kunt het Nigel niet kwalijk nemen, want het was even goed mijn schuld.’

‘Ja.’ Hij glimlachte een beetje. ‘Maar jouw neus kan ik niet platslaan, wel? Enfin, het zal niet lang duren voordat je vrij bent, en zodra je met me getrouwd bent, zullen we weggaan voor een lange vakantie. Ik zou je graag Zuid-Amerika laten zien, Julia. Het is een wereld van vrolijkheid en kleur waarvan je nog nooit hebt gedroomd. Je zult het daar geweldig naar je zin hebben. Bij dat land vergeleken zinkt Engeland in het niet.’

‘Maar dit is je thuis,’ zei ze verbaasd. ‘Je denkt er toch zeker niet over te emigreren?’

‘Ik weet het niet. Dat hangt af van wat jij wilt.’

‘Dat is moeilijk. Ik heb nog nooit in het buitenland gewoond en geen enkel ander land zou mijn thuis kunnen zijn,’ verklaarde ze. ‘Althans niet zoals Engeland is.’

Hij begon te grinniken. ‘Ik wist niet dat je zo vaderlandslievend was!’

‘Er is een heleboel dat je niet van me weet,’ antwoordde ze.

‘M’n lieve Julia, ik ben van plan de rest van m’n leven te spenderen om daar achter te komen!’ Hij greep haar hand en drukte die even. ‘Wees alsjeblieft niet boos op me omdat ik me niet zo met Engeland verbonden voel. Ik ben Australiër, weet je nog?’

‘Natuurlijk,’ glimlachte ze. ‘Dat had ik vergeten. Je bent waarschijnlijk nog meer Aussie dan Engelsman!’

‘Inderdaad.’ Hij wenkte de kelner, tekende de rekening en liep met haar naar buiten.

Onwillekeurig vergeleek ze hem met Nigel. In plaats van de gezette, blozende man voor haar zag ze het hoekige, ascetische gezicht van haar echtgenoot.

Op het trottoir bleef ze staan. ‘Je hoeft me niet naar huis te brengen, Conrad. Ik moet eerst nog wat winkelen en daarna neem ik wel een taxi.’

‘Weet je het zeker?’

‘Absoluut.’

Hij wenkte een taxi en hielp haar met instappen. ‘De eerstkomende dagen zal ik het erg druk hebben,’ zei hij, ‘maar ik bel je op zodra ik vrij ben. Zul je dan met me kunnen gaan eten?’

‘Natuurlijk,’ beloofde ze. ‘Ik ben niet aan Nigel gebonden.’

‘Je bent naar mijn smaak veel te veel aan hem gebonden. Je moet een eind aan deze farce maken en -’

‘Nu niet,’ zei ze, terwijl ze vlug naar de taxichauffeur keek. ‘Een ander keertje praten we er nog wel over.’

‘Oké.’ Hij stapte achteruit. ‘Blijf aan me denken, Julia. Ik hou van je en je zult mijn vrouw worden.’

Mary Ennsley diende als schakel tussen Nigel en Julia, en die avond vroeg hij onder het eten of het de vrouw in Exton bevallen was. De vraag leidde tot verscheidene andere en Julia zat tenslotte te vertellen over haar eigen jeugd in Lammerton.

Dit was de eerste van een reeks avonden die ze samen doorbrachten voor het begin van de rechtszaak, en ze wachtte nieuwsgierig tot hij haar zou vertellen dat hij het ontbrekende bewijs had gevonden waarnaar hij had gezocht. Maar toen het weekend aanbrak en hij nog steeds niets had gezegd, kon ze haar nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Vrijdagavond vroeg ze hem onder het eten wat er allemaal ging gebeuren.

‘De eigenlijke rechtszaak begint volgende week,’ zei hij.

‘Wil dat zeggen dat je het bewijs gevonden hebt dat je nodig had?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Je haalt twee dingen door elkaar, Julia. Ik dacht dat ik je al eerder had verteld dat de zaak waaraan ik nu werk, niet direct te maken heeft met die – die man of Mary Ennsley. Zij is er alleen maar indirect bij betrokken. Maar hetgeen ze me heeft verteld, heeft geleid tot deze nieuwe’ – hij aarzelde – ‘ik kan het woord “zaak” niet gebruiken, omdat het nog geen zaak is. Op het ogenblik is het alleen nog maar een spoor dat zou kunnen leiden naar wat misschien wel de allergrootste zaak van m’n leven zou kunnen worden.’

‘Maar je hebt verder nog niets gevonden.’ Ze kon de teleurstelling niet uit haar stem houden en toen hij het hoorde, begon hij hoofdschuddend te glimlachen.

‘Wij hebben niet te maken met sprookjes, Julia, maar met een harde wereld van feiten. Ik probeer iets te ontdekken dat jarenlang zorgvuldig verborgen is gehouden. Dat zal heus wel langer dan een paar dagen duren.’

‘Maar in het begin van de week was je zo optimistisch.’

‘Dat had ik beter niet kunnen zijn. Het is alleen… als ik zou kunnen bewijzen dat die man schuldig is…’

‘Waarom betekent het zoveel voor jou?’ vroeg ze.

Op zijn gezicht verscheen de onverzoenlijke uitdrukking die ze zo goed kende. ‘Ik heb heel persoonlijke redenen. Maar vraag nu alsjeblieft niets meer. Wanneer ik je iets te vertellen heb, zal ik dat doen.’

Aan het eind van de vijfde zittingsdag was Nigel volkomen uitgeput. Maar ofschoon het weekend bedoeld was om hem wat rust te schenken, werkte hij de hele zaterdag op zijn kantoor. Het liep al tegen zevenen toen hij thuiskwam. Tot zijn verbazing was Julia bezig de tafel in de eetkamer te dekken en vanaf de drempel bleef hij naar haar staan kijken.

‘Hallo, Nigel,’ zei ze glimlachend. Het kostte haar moeite om niet naar hem toe te vliegen en hem te omhelzen. ‘Ben je vanavond thuis?’ vroeg ze terloops en vlug voegde ze eraan toe: ‘Voor het eten, bedoel ik?’

‘Ja, ik ben thuis voor het eten – en de rest van de avond. En jij?’

‘Ik ook. Het is Hilda’s vrije avond, vandaar dat ik Mrs. Humphries een handje help.’

‘O, wat is er met Winster aan de hand? Gewoonlijk ga je zaterdags met hem uit.’

‘Hij is de stad uit.’

‘Verbeeld ik het me of zie je hem de laatste tijd minder?’

Ze weigerde in het haar voorgehouden aas te bijten en zei onverstoorbaar: ‘Ik neem aan dat ik hem maandag zie.’

‘Dan zal ik hem moeten bedanken voor het feit dat hij je voor het weekend thuis heeft gelaten!’

Julia had al een even hatelijk antwoord op haar tong, maar ze wist het binnen te houden, want ze wilde geen ruzie met hem maken. Nigels zenuwen waren tot het uiterste gespannen en daar moest ze rekening mee houden.

Toen ze na het eten in de salon waren, was Nigel erg rusteloos.

‘Weet je zeker dat er niets aan de hand is?’ vroeg ze tenslotte.

‘Aan de hand? Waarom zou er iets aan de hand zijn?’

‘Omdat je rondloopt als een rusteloze beer! Maak je je zorgen om de rechtszaak?’

‘Daar dacht ik niet eens aan. Alles is trouwens al in kannen en kruiken. Mary Ennsley komt morgen voor.’

‘Zo gauw al? Waarom heb je me het niet verteld?’

‘Ik wilde je niet ongerust maken. Ik heb het zo geregeld, dat mijn klerk haar afhaalt van het station en haar Linea recta naar het gerechtsgebouw brengt.’

‘Als je je niet bezorgd maakt om Miss Ennsley, wat is er dan aan de hand? Je bent erg gespannen.’

Hij zweeg even, alsof hij zijn woorden overwoog. ‘Ik dacht aan ons,’ zei hij toen, ‘als je het met alle geweld wilt weten. Je moet er enig idee van hebben wat er in mijn geest omgaat,’ vervolgde hij, ‘als je denkt dat er -’

Hij werd onderbroken door het doordringende gerinkel van de telefoon, en met een geprikkelde uitroep liep hij naar het toestel toe. Julia leunde achteruit in haar stoel en drukte haar bevende handen tegen elkaar. Vanuit de hal klonk duidelijk Nigels stem, de woorden scherp en bezorgd.

‘Wat zegt u? Wanneer?… Ja, natuurlijk. Ik begrijp het. Nee, ik kan verder niets doen… Hou me op de hoogte als er verdere ontwikkelingen mochten zijn en zorg dat er niets van in de kranten komt. Ik zal wachten tot u weer contact met me opneemt. Ja… Bedankt. Tot ziens.’

Julia hoorde hem de hoorn neerleggen. Toen hij de kamer weer binnenkwam, was zijn gezicht zo veranderd dat ze wist dat er iets helemaal mis was.

‘Het gaat over Mary Ennsley, niet?’

‘Ja.’

‘Wat is er met haar gebeurd?’

‘Ze is naar een psychiatrische inrichting gebracht.’

‘Maar waarom? Er was niets met haar aan de hand.’

‘Ze heeft een shock.’ Hij liep met zijn handen in zijn zakken naar de haard. Nog steeds keek hij haar met diezelfde boze uitdrukking aan, en Julia wist dat er nog meer zou komen.

‘Wat is er verder nog, Nigel? Je hebt me niet alles verteld, hè?’

‘Nee.’ Hij zweeg even en sloeg toen met zijn hand tegen zijn zij. ‘Kon ik die…’

‘Nigel, wat is er? Vertel het me in vredesnaam!’

‘Er valt weinig meer te vertellen. Het is allemaal afgelopen. Uit. Hoor je. Voor zover het mij betreft, is het over! De man die ik uit Miss Ennsley’s buurt hield, heeft haar weten op te sporen.’

‘O nee!’

‘O ja! De hemel weet wat hij allemaal tegen haar heeft gezegd, maar het heeft haar enorm aangegrepen. Die ouwe kindermeid van jou ging blijkbaar ergens theedrinken en toen ze aan het eind van deze middag terugkwam, trof ze haar aan in een hysterische toestand. Ze belde de dokter, die haar wist te kalmeren, maar tenslotte moest ze worden weggebracht.’

Julia voelde haar hoofdhuid prikkelen. ‘Denk je dat hij – dat hij geprobeerd heeft haar te vermoorden? Die man, bedoel ik.’

‘Ik weet het niet. Hij heeft haar in elk geval een doodsschrik bezorgd. Het enige begrijpelijke dat ze zei, was dat ze niet kon getuigen, want dat ze anders zou sterven.’

‘Ik kan het niet geloven. Niemand zou zo krankzinnig zijn een moord te begaan.’

‘Het is haar leven tegen zijn vrijheid,’ zei Nigel.

‘Goed, maar in elk geval heeft hij haar niet vermoord.’ Julia fronste haar wenkbrauwen. ‘Dat is het vreemde, als je er goed over nadenkt. Besefte hij niet dat ze meteen jou zou bellen?’

‘Hij gokte erop dat ze te bang zou zijn ook maar iets te doen,’ antwoordde Nigel mat. ‘En hij had natuurlijk gelijk. Ze klapte geestelijk volkomen in elkaar. Ik sprak zojuist met de dokter van het ziekenhuis, en die zei dat het maanden zou kunnen duren voordat ze voldoende hersteld zou zijn om als getuige te kunnen optreden.’

Deze laatste opmerking verhoogde Julia’s verbazing. Ze wist dat Nigel gerekend had op Mary Ennsley’s getuigenis, dat hij haar niet alleen hoopte te gebruiken voor zijn huidige zaak, maar ook om de politie voldoende redenen te geven de man te arresteren die hij zo graag achter de tralies wilde hebben. Ongetwijfeld moest hij teleurgesteld zijn omdat hij op het laatste ogenblik dwars werd gezeten, maar ze begreep niet waarom het uitstellen hem zo van streek kon maken.

‘Zou het erg zijn als je een paar maanden moet wachten?’ vroeg ze.

‘Erg zijn!’ zei hij woedend. ‘Natuurlijk zou dat erg zijn. Begrijp je dan niet dat de politie geen bewijs heeft van de activiteiten van deze kerel? Zonder bewijs kunnen we hem niet arresteren, en evenmin beletten dat hij het land verlaat! Nu Mary Ennsley de komende maanden uit de weg is, zal hij de kans krijgen om zijn zaken te regelen en de benen te nemen.’

‘Ik weet zeker dat de politie hem op de een of andere manier zal weten tegen te houden.’

‘Helaas denkt de politie daar zelf anders over.’

Julia stond op en legde haar hand op zijn arm, maar hij duwde hem zo fel weg, dat ze wankelde. ‘Wat is er aan de hand, Nigel? Waarom kijk je me zo aan? Het is mijn schuld niet dat Mary Ennsley werd ontdekt.’

‘Er waren maar drie mensen die wisten waar ze was,’ antwoordde Nigel langzaam. ‘Die ouwe kindermeid van je, jij en ikzelf. Die kindermeid is volgens mij volkomen betrouwbaar, en ik weet dat ik tegen geen sterveling heb gezegd waar Mary Ennsley was.’

Een ogenblik was Julia te geschokt om te spreken, want het was maar al te duidelijk wat Nigel bedoelde. ‘Je kunt onmogelijk geloven… Waarom zou ik willen dat Mary Ennsley ontdekt werd?’

Hij gaf geen antwoord en plotseling drong de waarheid tot haar door. ‘Denk je dat ik zo wraakzuchtig ben dat ik zou proberen een van je zaken te ruïneren? Dat ik een ouwe vrouw de stuipen op het lijf zou laten jagen om mijn wraaklust te bevredigen?’

‘Ik weet niet wat ik moet geloven,’ zei Nigel zacht. ‘De afgelopen weken heb je je anders gedragen tegenover me, maar ik weet nog steeds niet hoe je over me denkt.’

‘Je weet waarom ik met je getrouwd ben – dat hoef ik niet meer te herhalen – maar dat wil niet zeggen dat ik moedwillig je carrière zou vernietigen, evenals misschien het verstand van een onschuldige ouwe vrouw.’

Toen hij geen antwoord gaf, vervolgde ze: ‘Nigel, kijk me aan. Je kunt toch niet geloven dat ik tot zo iets afschuwelijks in staat ben?’

‘Ik weet werkelijk niet meer wat ik moet denken. Je motief om met me te trouwen… je gedrag van de afgelopen weken… zelfs je vriendschap met Winster… Ik begrijp het allemaal niet. Het zijn niet de handelingen van een normaal persoon. Jij hebt zoveel andere kanten, Julia, zoveel facetten aan je karakter, dat ik niet geloof dat ik de helft ervan ken!’

‘Toch geloof je dat er één facet is dat jou en Mary Ennsley zou willen vernietigen?’

Opnieuw gaf hij geen antwoord, en plotseling werd ze boos. ‘Waar is jouw gevoel van rechtvaardigheid, Nigel? Wat geeft jou het recht over mijn schuld of onschuld te beslissen? Als je zo sterk aan me twijfelt, waarom twijfel je dan ook niet aan je oordeel over mij? Hoe durf je me ervan te beschuldigen dat ik een verklikster ben!’ riep ze met stemverheffing uit. ‘En aan wie zou ik het verteld moeten hebben? Denk je soms dat ik een advertentie in The Times heb geplaatst om te vertellen waar Mary Ennsley was? Misschien heeft de man achter wie je aan zit me wel opgebeld en me geld aangeboden!’ Ze spreidde haar armen uit. ‘Natuurlijk – dat denk je! Dat ik jou verkocht heb voor geld, net zoals mijn vader zijn naam en eer verkocht!’

‘Zeg dat niet!’ riep hij hees uit, en ze verwachtte dat hij met een verontschuldiging zou komen. Maar in plaats daarvan scheen hij zich te bedenken, want toen hij weer sprak, was zijn stem even onverzoenlijk als tevoren. ‘Maar drie mensen wisten waar ze was – en toch kwam die vent erachter.’

‘Omdat ik het hem vertelde? Dat geloof je toch, hè?’

‘Je hele gedrag tegenover mij in aanmerking genomen,’ zei Nigel toonloos, ‘is dat precies wat er zou kunnen zijn gebeurd.’

‘Op een dag zul je spijt van die woorden krijgen,’ zei Julia langzaam. ‘Ik heb je al verteld dat ik spijt heb van de redenen waarom ik met je getrouwd ben, maar toch geloof je nog steeds dat ik zo verachtelijk zou kunnen zijn je carrière te ruïneren.’ Ze liep naar de deur, met haar hand op de knop draaide ze zich om en keek hem aan. ‘Je hebt mij niet nodig om je carrière te vernietigen, Nigel, dat zul je zelf wel doen. Een jurist moet de gave hebben om mensen te begrijpen. Bovenal moet hij een oordeel kunnen vormen. Maar als je nog steeds zo min over me denkt, geloof ik niet dat je ooit iemand goed zult kunnen beoordelen – en om die reden alleen zul je je eigen graf graven.’

Ze opende de deur en deed hem zachtjes achter zich dicht en sloot hiermee tegelijkertijd de deur van haar eigen toekomst.