Hoofdstuk 4

Mrs. Farnham woonde even buiten High Wycombe, en de volgende zondag reden ze er al bijtijds heen.

Julia had zich heel zorgvuldig gekleed, zich ervan bewust dat niemand haar kritischer kon bekijken dan een aanstaande schoonmoeder. Ze koos een eenvoudige japon van blauwe jersey, terwijl ze in haar loshangende haar een smalle band van hetzelfde materiaal bevestigde.

Zodra ze Nigels gezicht zag, wist ze dat haar uiterlijk zijn goedkeuring kon wegdragen, want hij gaf haar een vlugge kus en mompelde: ‘Als mijn moeder maar half zoveel van jou houdt als ik, zal ze je verafgoden.’

Het was een beetje mistig toen ze Londen verlieten, maar een uur later stond de zon stralend aan een blauwe hemel. Ze reden door High Wycombe en vandaar naar een dorpje een paar kilometer verder naar het westen. Het leek te behoren tot een voorbij tijdperk: een smalle hoofdstraat, een oude grijze kerk en een aantal kleine huizen die een eindje van de kronkelige weg af stonden. Nigel stuurde de auto over een met heggen omzoomd pad en stopte voor een klein landhuisje. Het brede gazon was bezaaid met bloembedden, waarvan de schitterende kleuren de elegantie van de eenvoudige voorgevel nog verhoogden.

Nigel leidde Julia over het paadje, maakte de deur open en duwde haar een vierkante hal in, die gemeubileerd was met een donkere bank en tafel; op de grond lag een prachtig Perzisch tapijt. Terwijl hij haar nog steeds bij de arm hield, stapte hij een kamer binnen die over de gehele lengte van het huis liep.

Mrs. Farnham zat in een leunstoel, maar ze stond op en kwam hen tegemoet om hen te begroeten. Zelfs als Julia niet geweten had dat ze familie waren, zou ze het hebben kunnen raden, want de vrouw leek merkwaardig veel op haar zoon, ofschoon haar lippen voller waren en haar kin wat ronder.

Ze kuste Julia op de wang. ‘O, lieverd, ik ben zo blij eindelijk kennis met je te maken. Ik heb van Nigel zoveel over je gehoord.’ Ze lachte – niet het tintelende geluid dat Julia had verwacht – maar een diepe lach, vol warmte en blijheid. ‘Eigenlijk heeft hij het in zijn brieven alleen maar over jou.’

‘Nou moet je niet al m’n geheimpjes verklappen,’ waarschuwde Nigel, terwijl hij drie sherry’s inschonk. ‘Brieven moeten vertrouwelijk behandeld worden.’

Zijn moeder lachte. ‘Jij met je juridische brein!’

Hij zette de glazen voor hen neer, en terwijl hij dit deed kwam er een bejaarde dienstbode binnen om te zeggen dat de lunch was opgediend.

‘Ethel is al bij ons sinds Nigel een baby was,’ vertelde Mrs. Farnham toen ze naar de kleine maar gezellige eetkamer gingen. ‘Ik weet zeker dat ze brandt van verlangen kennis met jou te maken, Julia. Ze zou het niet overleven als ze niet wist hoe Nigels verloofde er uit zag.’

Nigel keek quasi-ontdaan op. ‘Spaar me dat alsjeblieft, moeder! Ik zal de tuin wel ingaan als je Julia na de lunch meeneemt naar de keuken. Dat voorkomt tenminste dat ik zal kleuren.’ Hij gaf Julia een knipoogje. ‘Ik was een vreselijk kind, maar Ethel beweert nog steeds dat ik een toonbeeld van volmaaktheid was.’

Na de lunch gingen ze in de tuin zitten, waar Ethel hen van thee voorzag. Langzaam begon de zon te dalen. De schaduwen werden langer en een lichte bries deed de bladeren ritselen.

Nigel stond op en rekte zich uit. ‘Ik zal het wel doen voordat je het me zegt, lady,’ zei hij tegen zijn moeder, en tegen Julia voegde hij eraan toe: ‘Iedere keer dat ik hier kom, verwacht moeder van me dat ik de rozentuin besproei, dus doe ik dat nu maar eerst voordat ze erover begint te zeuren.’

‘Ik zeur nooit,’ protesteerde zijn moeder. ‘Ik blijf alleen herhalen wat ik wil dat je doet, tot je het inderdaad ook doet.’

Hij verdween grinnikend, en Mrs. Farnham nam een borduurwerkje uit het mandje dat naast haar stond en begon eraan te werken.

‘Gaan jij en Nigel al gauw trouwen?’

‘Ik weet het niet. Hij wil wel graag, maar -’

‘Dat neem ik hem niet kwalijk,’ zei Mrs. Farnham. ‘Je bent een erg mooi meisje, Julia, en elke man die verliefd op je was, zou ongeduldig zijn – vooral Nigel. Geduld is nooit zijn sterke zijde geweest.’ Ze lachte even bij de herinnering. ‘Hij was als kind al erg ongeduldig. Ik weet nog goed dat ik hem eens bloembollen liet planten, en van het ogenblik af dat ze begonnen uit te komen, mat hij ze iedere ochtend met een liniaal.’

‘Wachtte hij ook tot ze bloeiden, of had hij het van tevoren al opgegeven?’

‘Je kent Nigel niet, als je denkt dat hij ooit iets zal opgeven!’ Ze zweeg een ogenblik en voegde er toen aan toe: ‘Ik heb er altijd naar verlangd het meisje te ontmoeten waarmee hij uiteindelijk zou trouwen.’

‘Hij moet wel heel wat kansen hebben gehad.’

‘Dat heeft hij inderdaad. Maar er was er niet één bij die hij hebben wilde. Jij bent het eerste meisje dat hij mee naar huis heeft gebracht. Het afgelopen jaar is hij met verscheidene uit geweest, maar hij wilde ze nooit meenemen. Wacht maar tot ik de ware ontmoet, zei hij altijd, dan krijg je haar wel te zien.’ Ze hield op met borduren en keek Julia aandachtig aan. ‘Ik ben blij dat hij jou heeft uitverkoren.’

‘Meent u dat nou?’

‘Natuurlijk. Waarom verbaast je dat?’

‘Omdat hij toch wel de kans moet hebben gehad met iemand te trouwen die veel geschikter was… iemand die hem misschien zou kunnen helpen bij het opbouwen van zijn carrière.’

‘Nigel heeft de top van zijn beroep bereikt zonder hulp van wie dan ook, en nu heeft hij zeer zeker geen hulp meer nodig. Als je van hem houdt en hem gelukkig maakt, dan zul je hem alles geven waar het op aankomt.’

‘Ik weet het niet,’ zei Julia weifelend. ‘Hij is zo – zo onafhankelijk.’

‘Alleen maar aan de oppervlakte. Diep in zijn hart is hij erg kwetsbaar. Hij probeert zich ertegen te verzetten, en dat wekt waarschijnlijk de indruk van het tegendeel.’

‘Zegt u dat wel!’ beaamde Julia. ‘Hij is de meest obstinate en dogmatische man die ik ooit heb ontmoet!’

De oude dame begon te lachen. ‘Als je hem wat beter kent, zul je tot de ontdekking komen dat hij een onbuigzaam gevoel voor goed en kwaad heeft,’ verklaarde ze. ‘En als hij in iemand gelooft, dan zal hij hem ook met hart en ziel verdedigen. Maar is dat niet het geval, dan zal hij alles doen om hem veroordeeld te krijgen.’

Julia had bijna gezegd dat dit iets was dat ze maar al te goed wist, maar ze werd hiervan weerhouden door Nigel, die op hen toe kwam lopen met een gieter. Hij liet zich op een stoel zakken en veegde zijn voorhoofd af. Julia keek naar hem en kreeg de aandrang het uit te schreeuwen dat haar aanwezigheid hier een lachertje was.

Nigel keek van haar naar zijn moeder. ‘Hebben jullie voor de verandering over mij zitten praten?’

‘Ik heb Julia zojuist verteld dat je een neiging tot koppigheid vertoont.’

Hij keek grinnikend naar Julia. ‘Wat zeg jij daarvan, schat?’

Ze aarzelde een ogenblik. ‘Ik geloof dat het best waar zou kunnen zijn.’

Hij kreunde. ‘Vrouwen vallen elkaar nooit af! Hemel, moeder, hoe kom je erbij zo’n mening over mij te hebben?’

‘Nou, zo af en toe ben je een beetje hard,’ zei Mrs. Farnham kalm. ‘Je inzichten zijn niet soepel genoeg.’

‘Soepelheid kan tot oneerlijkheid leiden, als een mens niet oppast,’ antwoordde hij. ‘Ik veronderstel dat je nog steeds aan die ellendige Trafford-zaak denkt?’

Bij het horen van haar naam kreeg Julia het ijskoud, en de glimlach op haar gezicht bevroor. Nigel, die hier echter niets van merkte, vervolgde: ‘Moeder heeft een onwrikbare opinie over die Trafford. Ik weet niet of je je die zaak nog herinnert, lieveling – het had te maken met die effectenzwendel, anderhalf jaar geleden.’

‘Ik geloof niet dat hij een zwendelaar was,’ onderbrak zijn moeder hem. ‘Ik heb altijd volgehouden dat hij gebruikt werd door gewetenloze mensen achter de schermen.’

‘Je hebt te veel romans gelezen, moeder. Enkel en alleen omdat de man van goeden huize was en zo onbezonnen was een paar weken nadat hij in de gevangenis zat dood te gaan, kan niets jou ervan overtuigen dat hij schuldig was.’

‘Dat klopt, lieverd,’ gaf Mrs. Farnham rustig toe. ‘Niets kan me daarvan overtuigen.’

Nigel stond op. ‘Laten we Julia hier niet mee vervelen. Trafford was een schurk en jij kunt me niet van het tegendeel overtuigen.’ Hij nam de gieter weer op. ‘Ik ga m’n handen wassen. Wil jij je voor het eten ook nog wat opknappen, Julia?’

Julia volgde hem zwijgend, blij dat hij niets zei toen ze het huis binnen gingen. Ze was niet in staat een zinnig gesprek te voeren, en haar lichaam trilde zo hevig dat het haar de grootste moeite kostte normaal te lopen.

Nigel bleef bij de deur van de badkamer staan. ‘Ik laat jou hier achter en ga intussen naar mijn eigen kamer. Klop maar op m’n deur als je klaar bent, schat – het is die daar, aan het eind van de gang.’

Julia was blij dat ze alleen werd gelaten; ze ging op de rand van het bad zitten en wachtte tot het trillen van haar ledematen over zou zijn. Ze had nooit eerder beseft hoe andere mensen over haar vader zouden denken, tot ze op zo’n onpersoonlijke manier over hem had horen praten. Voor haar was hij een ongelukkige, door pech achtervolgde vader, maar voor hen die hem niet hadden gekend, was hij een misdadiger. Als ze ook maar even de wens mocht hebben gehad van haar wraakplannen af te zien, dan was haar besluit de afgelopen paar minuten rotsvast komen te staan. Alle gevoel van sentimentaliteit was uit haar verdwenen. Ze zou even meedogenloos zijn als de man die haar vader tot misdadiger had gebrandmerkt.

Ze was dankbaar dat Mrs. Farnham geloofde dat haar vader onschuldig was geweest. De wetenschap dat er nog iemand was die hem niet veroordeelde, was een troost voor haar, en het was alleen maar ellendig dat ze onvermijdelijk ook Nigels moeder ongelukkig zou maken als ze hem voor zijn handelwijze liet boeten.

Toen ze later op de avond terugreden naar Londen, was Julia zich scherp bewust van Nigels nabijheid. Voordat ze Mrs. Farnham had ontmoet, had ze hem alleen maar gezien als een symbool van alles wat ze verachtte, maar nu zag ze hem als een man met een achtergrond en een toekomst die hij met haar wilde delen.

Laat hem van me houden! dacht ze triomfantelijk. Laat mijn nabijheid maar een kwelling voor hem zijn! Laat hem maar ondervinden dat er in elk geval toch iets is dat zijn briljantheid en zijn positie hem niet kunnen geven!

Hoe trots zou hij dan zijn? vroeg ze zich af. Zou hij de situatie aanvaarden waarin hij door zijn liefde voor haar terecht was gekomen, of zou hij haar om vergeving smeken? Arme Nigel. Ze kon bijna een sprankje medelijden voor hem voelen. Hij zou merken hoe leeg het leven was wanneer je alles had wat je hartje begeerde, behalve de juiste persoon om het mee te delen.

Ze schrok op uit haar gedachten toen Nigel de auto tot stilstand bracht in een stil weggetje en haar zonder een woord te zeggen in zijn armen nam en kuste.

‘Het lijkt wel een eeuw geleden dat ik je heb vastgehouden,’ zei hij. ‘Ik hou zo verschrikkelijk veel van je, Julia. Trouw nu met me. We hebben geen enkele reden om het uit te stellen.’ Hij boog zijn hoofd en drukte zijn lippen op haar hals, terwijl zijn handen haar zachtjes streelden.

Ze keek neer op zijn gebogen hoofd, waarvan het glanzende zwarte haar scherp afstak tegen zijn lichte huid. ‘Goed,’ zei ze hees, ‘ik zal met je trouwen wanneer je maar wilt.’

‘Lieveling!’ Hij trok haar nog steviger tegen zich aan. ‘Je zult er nooit spijt van krijgen, dat zweer ik je.’

‘Ik weet het,’ zei ze toonloos. ‘Ik heb dit gewild vanaf het eerste ogenblik waarop we elkaar ontmoetten.’

De paar weken tot haar trouwdag vlogen om. Aangezien ze er niets voor voelde al het geld uit te geven dat ze verdiend had – en te onafhankelijk was om iets van Nigel aan te nemen – kon ze maar een kleine uitzet kopen. Maar toen ze op een middag thuiskwam, na een vruchteloze speurtocht naar een goedkoop leren jasje, stonden er drie grote dozen in de hal op haar te wachten. Ze droegen Despoirs standaardkleuren, grijs en paars, en toen ze ze opendeed, trof ze een volledig assortiment middag- en avondjaponnen, mantels en pakjes aan.

‘Een huwelijkscadeau voor de beste mannequin die ik ooit heb gehad,’ stond er op het kaartje dat Despoir erbij had gedaan. ‘Ze zijn van de laatste collectie – niet nieuw natuurlijk, maar alleen door jou getoond!’

‘Wat een geweldige verrassing,’ zei Mrs. Cooper, terwijl ze om het hoekje van haar zitkamerdeur gluurde. ‘Die Des – of hoe hij ook heet – is een echte heer. Die kleren moeten een fortuin waard zijn!’

Julia keek haar met tranen in de ogen aan. ‘Zo iets had ik nooit verwacht. Nooit.’

‘Nou, u hebt ze nu, dus zou ik maar niet huilen. U hoeft die sympathieke vriend van u nu niet teleur te stellen. U zult er schattig uitzien in die kleren! Ik zal wel helpen ze naar boven te brengen.’

Het was vier uur toen ze Nigel ontmoette in Cheyne Walk, vanwaar hij haar meenam naar een chic huis van drie verdiepingen. Het ademde een sfeer van gratie en rust. Toen Julia door de hoge ramen van de grote slaapkamer naar buiten keek, zag ze het donkere, glanzende water van de rivier.

‘Het is prachtig,’ zei ze.

‘Meen je dat?’

‘Natuurlijk. Het is toch zeker niet te duur voor je?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Geld is wel het minste van mijn problemen. Het grootste is momenteel, jou gelukkig maken.’

‘Dat zou elk meisje in deze omstandigheden zijn.’ Ze keek naar de lege kamer. ‘Ik had wel verwacht dat ik iets van meubilair zou aantreffen.’

‘De Paxtons besloten alles mee te nemen. En daar ben ik eigenlijk wel blij om, want ik wil dat alles nieuw voor ons is, Julia.’

Nigel kwam zijn woord na en opende rekeningen voor haar bij alle grote zaken. Het gaf haar een opwindend gevoel overal naar binnen te kunnen stappen en te kopen wat ze maar wilde.

Ze trouwden op een middag in begin september in de kerk van het dorpje waar Mrs. Farnham woonde. De enige gasten waren een oom en tante van Nigel, plus Liz en haar verloofde, en na afloop keerden ze terug naar het huis van Nigels moeder voor het bruidsmaal.

Om dat binnen een week de rechtszittingen weer zouden beginnen, en Nigel een belangrijke zaak moest bepleiten, hadden ze hun huwelijksreis uitgesteld, maar hij had haar beloofd dat ze later in het jaar naar het zuiden zouden gaan om de zon op te zoeken.

Laat in de middag keerden ze terug naar Londen, en het begon al te schemeren toen ze voor hun huis stopten. In de vallende duisternis leken de bladeren van de bomen zwart, en in de verte konden ze het doffe geluid van een scheepshoorn op de Thames horen.

Nigel opende met een zwierige beweging de voordeur, tilde Julia op en droeg haar over de drempel. ‘Eindelijk thuis – met jou.’ Hij zette haar voorzichtig neer, en toen hij haar voelde huiveren, sloeg hij zijn arm om haar heen. ‘Je hebt het toch niet koud, liefste?’

Ze lachte beverig. Nee. Het zullen wel de zenuwen van het trouwen zijn.’ Ze maakte zich van hem los en liep de salon in. Daar ging ze op de bank voor de open haard zitten en staarde in de vlammen. Toen Nigel zich naast haar liet zakken, huiverde ze opnieuw. ‘Lieveling, wat is er toch? Je bent toch zeker niet van streek omdat we nu niet op huwelijksreis konden gaan? Als ik die belangrijke zaak niet had gehad, zouden we het hebben kunnen doen, maar nu gaat het onmogelijk.’

‘Jouw rechtszaken betekenen heel wat voor je, hè?’ zei ze met een ironisch glimlachje. ‘Zelfs meer dan je huwelijksreis.’ Bij het horen van het sarcasme in haar stem keek hij haar verbaasd aan, en ze vervolgde: ‘Fungeer je als verdediger of als aanklager?’

‘Als aanklager.’

‘Dat betekent dus dat je op een veroordeling uit bent, niet?’

‘Natuurlijk. Die man is een doorgewinterde misdadiger.’

‘Ben je er altijd van overtuigd dat de mensen die je beschuldigt misdadigers zijn?’

‘Natuurlijk. Als dat niet het geval was, zou ik ze ook niet aanklagen.’

Ze stond vlug op en deed een stapje uit zijn richting. ‘Hoe weet je dat je altijd gelijk hebt? Hoe kun je er zo zeker van zijn dat je onfeilbaar bent?’

‘Julia, lieveling -’ Hij stond eveneens op en wilde haar in zijn armen nemen, maar ze weerde hem af.

‘Blijf van me af!’

‘Wat is er? Waarom maak je je druk om een misdadiger? Het zal heus geen verlies betekenen wanneer hij achter de tralies zit.’

‘Daar heb je het alweer! Hoe weet jij dat de man inderdaad een misdadiger is? En hoe weet jij dat het geen verlies voor wie dan ook kan zijn als hij achter de tralies zit? Misschien heeft hij wel een fatsoenlijk gezin dat hem nodig heeft.’

Nigel staarde haar verbaasd aan. ‘Ik begrijp je niet, schat. Je praat alsof het persoonlijk met je te maken heeft.’

‘Dat heeft het ook.’

‘Hoe dan?’

Met een stem die soms zo zacht klonk dat hij zich naar voren moest buigen om haar te verstaan, vertelde ze hem van een man die hij eens door een meedogenloze vervolging in de gevangenis had gebracht. ‘Als jij er niet was geweest, zou hij misschien vrijgesproken zijn, maar jij was er zo zeker van dat je gelijk had, er zo van overtuigd dat hij schuldig was, dat je juist dat ene van hem afnam dat het belangrijkste voor hem was – zijn naam. Door jou stierf hij in de gevangenis. Omdat je meer geeft om je reputatie als aanklager die nog nooit een zaak verloren heeft, dan om een menselijk wezen. Was je er zo heilig van overtuigd dat je gelijk had? Is het nooit in je opgekomen dat je weleens net zo feilbaar zou kunnen zijn als andere mensen?’

‘Je gelooft toch zeker niet dat ik iemand in de gevangenis zou willen brengen als ik ook maar even twijfelde aan zijn schuld?’

‘Met welk recht oordeel jij ?’

‘Het is mijn taak het bewijs te leveren.’ Hij stak zijn hand naar haar uit, maar ze trok zich terug. ‘Jij bent te weekhartig, Julia. Wat gaat mij het gezin aan van een misdadiger? Hij is degene die daaraan moet denken, niet ik.’

‘Het geval waar ik het over heb, gaat jou wel degelijk aan! De man die jij veroordeelde – de man die in de gevangenis stierf – was mijn vader.’

Nigel werd zo bleek, dat het bloed zelfs wegtrok uit zijn lippen. ‘ Jouw vader? Over wie heb je het?’

‘Sir Hugo Trafford.’

‘Trafford? Maar jouw naam is -’

‘Trevelyan was mijn moeders naam. Ik heb die aangenomen omdat jij mijn eigen naam door het slijk sleurde!’

‘O.’ Er trilde een spiertje naast zijn mond en toen hij een sigaret te voorschijn haalde, trilden zijn vingers. ‘Wat verwacht je nu van me, Julia?’

‘Wat denk je? Verlang je nog steeds naar de dochter van een schurk en een zwendelaar, een man die niet waard was om zijn titel te dragen? Zou het je gevoel voor goed en kwaad niet kwetsen, of hou je je niet zo strikt aan je principes wanneer het in je eigen straatje past?’

‘In hemelsnaam, Julia!’ Hij greep haar ruw bij de schouders. ‘Je weet niet wat je zegt!’

‘O nee? Ik heb lang genoeg gewacht om dit te zeggen. Toen je die dag de rechtszaal verliet, zwoer ik een dure eed dat ik je zou laten boeten voor wat je had gedaan. Als jij er niet was geweest, zou mijn vader vrijgesproken zijn.’

‘Dat is onzin. Je vader was schuldig. Als iemand anders hem had aangeklaagd, zou hij ook in de gevangenis zijn terechtgekomen.’

Zonder op zijn opmerking in te gaan, vervolgde ze: ‘Ik moest mijn naam veranderen omdat ik me door jou voor m’n eigen naam schaamde. Ik zocht een baantje en hoopte dat ik in de loop van de tijd zou vergeten hoe geweldig ik jou haatte. Maar toen ik je weer zag, wist ik dat het onmogelijk was. Ik weigerde eerst met je uit te gaan, omdat ik je aanwezigheid eenvoudig niet kon verdragen. Maar je was zo vastbesloten je zin te krijgen – zoals altijd – dat je me op het idee bracht hoe ik jouw leven kon vernietigen, precies zoals je dat van mijn ouders had gedaan.’

‘Ik kan het niet geloven. Je laat het allemaal zo kil en weldoordacht klinken.’

‘Dat was het ook. Even kil en weldoordacht als de manier waarop jij m’n vader te gronde richtte.’

‘Waarom vertel je me dit nu?’ Met een boze beweging drukte hij zijn sigaret uit. ‘Je bent mijn vrouw, Julia. We houden van elkaar.’

‘Ik van jou houden?’ Er klonk zoveel afkeer in haar stem, dat hij een stap achteruit deed. ‘Weet je niet dat iedere keer dat je me aanraakte, ik er alleen maar aan kon denken dat diezelfde handen beschuldigend naar mijn vader hadden gewezen? Dat wanneer jouw lippen de mijne kusten, het dezelfde lippen waren die hem veroordeeld hadden? Iedere keer dat je me lieveling noemde, hoorde ik alleen maar de woorden die je tegen hem gebruikte – schurk, oplichter, zwendelaar’. Haar stem brak. ‘Ik haat je, Nigel! Ik haat je meer dan wie ook ter wereld.’

‘Waarom heb je dan gedaan alsof je van me hield? Waarom ben je met me getrouwd?’

‘Omdat jij van mij hield! Jij was zo gelukkig dat je met me kon trouwen, niet?’ spotte ze. ‘Maar je zult me nooit bezitten, Nigel. Nooit! Jij met je logische geest! De man die nooit een fout maakt, wiens oordeel altijd juist is!’ Ze lachte vreugdeloos. ‘Goed, nu weet je dan dat ook jij abuis kunt zijn! Je hebt alles, niet waar? Positie, een succesvolle carrière en een mooie vrouw die nooit de jouwe zal zijn! We zullen een fantastisch huwelijk hebben, Nigel, en ik zal de ideale gastvrouw zijn voor al je handige, zelfvoldane vrienden. Maar alleen jij en ik zullen weten dat het niet meer dan een leeg omhulsel is!’ Opnieuw brak haar stem, en deze keer bezat ze de kracht niet om verder te gaan.

Ze staarde naar zijn witte gezicht, zag de diepe lijnen die aan beide kanten van zijn mond waren verschenen. Toen holde ze zonder nog een woord te zeggen de kamer uit en sloeg met een klap de deur achter zich dicht.