Weer samen
Zwaargewond en met talrijke brandplekken op zijn gezicht en zijn armen kwam Salietti in Metz aan. Ondanks zijn toestand wachtte hij samen met zijn paard nog tot het invallen van de duisternis voordat hij de wirwar van steegjes binnen ging, op zoek naar het huis van Humius. In zijn oren weergalmde nog het donderende geraas van de rotsblokken die op de muren en torens van de burcht vielen, vermengd met de kreten van de stervenden in hun doodsstrijd. Hij rilde van de koorts, en in zijn delirium dacht hij zelfs dat alles wat er was gebeurd alleen maar een nachtmerrie was, een boze droom waaruit hij nooit meer zou ontwaken. Hij wist niet eens of iemand behalve hij die slachtpartij had overleefd. Het was allemaal zo snel gegaan en zo onverwachts... En met die gedachten viel hij van uitputting in slaap.
De maan leek haastig achter een dun, rafelig wolkendek weg te glijden, en een paar uilen schreeuwden in de bomen waaronder Salietti tot het invallen van de duisternis een schuilplaats had gezocht, zich verbergend als een gevangene die aan het schavot is ontsnapt.
Toen hij na enkele uren vol schrikbeelden en nachtmerries wakker werd, stonden de sterren schuchter te twinkelen in de duisternis van de nacht. In de verte was het geblaf van een hond te horen, en de wind deed de bladeren van de boom waaronder Salietti zat trillen. Hij richtte zich op, klom met veel moeite op zijn paard en nam het pad dat naar de stad Metz leidde. Hij stak de brug over en reed langzaam door een wirwar van smalle, met keien geplaveide steegjes, met als enige gezelschap de duisternis van de nacht en het holle geluid van de hoeven van zijn paard.
'Ze zijn allemaal dood!' wist hij met zwakke stem uit te brengen toen Humius de deur van zijn woning opende.
'Wie bent u? Wat is er met u gebeurd?' vroeg de dokter verbijsterd.
'Waarschuw Weienell en Grimpow,' stamelde Salietti, en toen viel hij voorover op de grond, hij was flauwgevallen vlak voor zijn paard.
Weienell en Grimpow kwamen er al aan. Ze waren wakker geworden door het krachtige bonken op de deur van het huis en stonden ongeduldig bij hun kamers te wachten tot Humius hun kwam vertellen wat de reden voor al dat lawaai was. Ze begonnen zelfs te denken dat het de soldaten van de koning waren die aanklopten, en heel even waren ze bang dat Bulvar van Goztell hun nieuwe schuilplaats had ontdekt en hen gevangen kwam nemen. Maar Weienell meende de stem van Salietti te herkennen, en samen met Grimpow holde ze de trap af om te kijken wat er aan de hand was.
'Iemand vraagt naar jullie en hij schijnt zwaargewond te zijn. Het zal Salietti wel zijn,' zei Humius zenuwachtig.
'Ja, het is Salietti, het is Salietti!' riep Grimpow toen hij zijn vriend bij de deur zag liggen.
Weienell liep naar Salietti's krachteloze lichaam toe en kuste hem snikkend op zijn voorhoofd terwijl ze zijn haren streelde.
'Laten we hem naar binnen brengen, vlug!' zei de arts.
Weienell en Humius tilden met moeite Salietti's zware lichaam op en brachten het in het huis.
'Breng jij maar liever het paard naar de stal,' zei Humius tegen Grimpow, die probeerde te helpen door het hoofd van zijn vriend te ondersteunen.
Ze droegen de gewonde naar een kamer die aan de binnenplaats lag, dicht bij de ingang, en legden hem op een lange tafel. Eromheen waren wat boekenplanken waarop dikke geneeskundige verhandelingen stonden, en in een nis lagen talrijke chirurgische instrumenten, die blonken toen Humius een olielamp aanstak.
Nadat ze de gewonde van zijn harnas hadden ontdaan, pakte de dokter een vlijmscherp scalpel en sneed Salietti's wambuis open. Zijn kleren waren doordrenkt van geronnen, zwartachtig bloed. Humius trok ze voorzichtig van zijn huid af, zodat een diepe zwaardwond zichtbaar werd die vlak langs de hals liep en tot aan de schouder reikte.
'Ik maak er gebruik van dat hij bewusteloos is om de wond dicht te naaien,' zei Humius, terwijl hij uit de kast de benodigde instrumenten pakte om de opengereten huid van Salietti te hechten voordat deze weer bij zou komen.
'Ik zal u helpen,' zei Weienell, en ze stroopte de mouwen van haar nachthemd op en waste haar handen in een wasbak onder het raam.
Humius' vrouw kwam de kamer binnen en wierp medelijdende blikken op de man die op de behandeltafel lag. 'Ik zal heet water en schone compressen klaarmaken,' zei ze en ze verliet de kamer weer even discreet als ze was binnengekomen.
Weienell droogde haar handen aan een doek die naast de wasbak hing en vroeg ongerust: 'Denkt u dat de wond ernstig is?'
'Ik denk het niet, maar hij heeft wel veel bloed verloren en is erg verzwakt doordat hij in zo'n ellendige toestand helemaal tot hier is gereisd. Bovendien schijnt hij hoge koorts te hebben,' zei de dokter, nadat hij zijn hand op Salietti's voorhoofd had gelegd.
Het gezicht van Grimpow, die net het vertrek was binnengekomen, betrok alsof het licht van een olielamp ineens verduisterd werd door sinistere, spookachtige schaduwen. Zijn ergste voorgevoelens waren uitgekomen: de aanval op de kastelen van de Cirkel was geëindigd met een meedogenloze slachting. Maar hij voelde zich gelukkig in de wetenschap dat Salietti nog leefde.
'Als we de steen en de kaart van de Onzichtbare Weg aan Bulvar van Goztell hadden gegeven, zou dit alles misschien niet gebeurd zijn,' zei Grimpow, met zijn blik strak op de gapende wond gericht die de dokter op het punt stond te sluiten.
Nadat Weienell de wonden had gewassen, plaatste Humius uiterst nauwkeurig de punt van een kromme naald in Salietti's vel, duwde hem verder tot hij er aan de andere kant van de wond weer uit kwam en trok eraan alsof hij bezig was een dik stuk leer te verstellen. Toen zei hij: 'Ze zouden hen toch allemaal gedood hebben, ook al zou je hem het geheim der wijzen hebben gegeven. Dat is al eerder gebeurd en het zal in de toekomst opnieuw gebeuren. Wat moordenaars zoals die dominicaanse geestelijke het minst van al kan schelen is de reden waarom ze doden, dus daar hoef je je niet schuldig over te voelen.'
'Wat me verdrietig maakt is de gedachte dat hertog Gulf en zijn ridders gesneuveld zijn om ons te verdedigen tegen bijgeloof en onwetendheid.'
'Onze zaak is de zaak van de hele mensheid, Grimpow, dat mag je niet vergeten. We hebben nooit iemand kwaad gedaan, en al onze inspanningen zijn erop gericht een wereld te bewerkstelligen die verstandiger en rechtvaardiger is, bestuurd door wijsheid en niet door eerzucht. Jij mag het jezelf niet verwijten dat anderen alleen maar hun hebzucht en hun verdorvenheid willen bevredigen zonder zich te bekommeren om de schade die ze veroorzaken om dat te bereiken. Als de koning van Frankrijk en baron Figüeltach van Vokko, aangespoord door die boosaardige inquisiteur, bevel hebben gegeven om alle bewoners van de kastelen van de Cirkel te vermoorden, dan is het niet aan jou om je met die misdaden te belasten, maar aan hen. Voor ons is het al erg genoeg dat we ons moeten verbergen.'
'Maar ik ben erg bang dat er nog heel veel mensen zullen moeten sterven voordat er een eind aan de verschrikkingen komt,' zei Weienell bedroefd, terwijl ze het bloed wegwaste dat uit Salietti's wond vloeide.
'Ja, helaas zal dat zo zijn,' bevestigde de dokter.
De deur ging open en de vrouw van Humius kwam weer binnen. Ze liep naar Weienell en gaf haar enkele compressen van stof en wat zwachtels die sterke geuren van gekookte kruiden verspreidden. 'Straks breng ik een bouillon die ik op het vuur heb gezet; die zal de gewonde helpen er weer bovenop te komen en jullie om nog wat te kunnen slapen,' zei Mahusle, waarna ze zwijgend het vertrek weer verliet.
De vrouw van Humius was niet erg spraakzaam. Hoewel ze gewend was haar man te helpen wanneer die met zijn patiënten bezig was, mengde ze zich maar zelden in zijn zaken, behalve als het was om een zalf of een drankje voor te stellen dat het lijden van de zieke zou kunnen verlichten. Humius had in zijn jeugd veel gereisd, en hl) had medicijnen gestudeerd bij geleerden in de verste oorden. Lange tijd was hij de privé-arts van hertog Gulf geweest, tot hij het vanwege zijn hoge leeftijd beter achtte weer in de rustige stad Metz te gaan wonen, waar hij geboren was, om daar het einde van zijn dagen af te wachten.
Nadat hij de wond had gesloten, smeerde de oude dokter zalf op de brandwonden die Salietti overal op zijn gezicht en zijn gekneusde lichaam had. Toen wikkelde hij hem in de naar kruiden geurende doeken die Mahusle had bereid, en Weienell en Grimpow hielpen hem de zieke naar een aangrenzende kamer te dragen, waar een breed, comfortabel bed stond.
'Ik zal in wat er nog rest van de nacht over zijn slaap waken,' zei Weienell, en ze nam Salietti's hand in de hare. Terwijl Humius en Grimpow weer naar hun slaapkamers terugkeerden, dacht Weienell eraan hoe paradoxaal de inspanningen van de mensen waren: terwijl wijzen zoals Humius deden wat ze konden om het leven van hun naasten te redden, deden anderen juist alles om hen te doden.
Het begin van de dag was regenachtig en een beetje koud, hoewel het al ver in de lente was. Op de binnenplaats van het huis, rondom de waterput, zetten enkele mussen hun veren op en lieten ze trillen om de waterdruppels die hun vleugels nat maakten van zich af te schudden. Mahusle was in de keuken aan het werk, bij een paar potten die boven de vlammen van een brandend vuur stonden te pruttelen, terwijl Humius, Weienell en Grimpow zaten te ontbijten met een paar hompen brood met zoute vis en ieder een grote kom melk. Er waren al twee dagen voorbijgegaan sinds Salietti was gekomen, en ze wachtten allemaal op het moment dat hij uit zijn diepe slaap zou ontwaken om hun in geuren en kleuren te vertellen wat er in de burcht van hertog Gulf was gebeurd. Ze waren ook bang dat de soldaten van Bulvar van Goztell hem mogelijk tot daar hadden gevolgd en hen allen gevangen zouden nemen. Daarom zaten ze in stilzwijgen gehuld, met gebogen hoofden en in gedachten verzonken.
Grimpow dacht aan de stad Parijs en aan wat hen daar allemaal te wachten zou staan. Voor hem was het duidelijk dat hij en Weienell zich niet vergist hadden toen ze tot de conclusie kwamen dat in die stad het eiland van Jipsar was. De kaart van de Onzichtbare Weg die Humius voor hen had getekend door de onderste lijn van de sterren in het sterrenbeeld Maagd te volgen, kwam geheel overeen met de lijn die de kastelen van de Stenen Cirkel verbond met de steden Metz, Reims, Parijs, Chartres en Amiens. Als zijn theorie niet verkeerd was, dan wees alles in de kaart erop dat het geheim der wijzen in een kathedraal of in een van de kerken in die vijf steden verborgen moest zijn. En zijn volgende bestemming om het te vinden was op het eiland van Jipsar. Toen Humius hun zei dat Parijs een van de steden op de Onzichtbare Weg was, hoefde hij alleen maar in gedachten de letters van het woord Jipsar in een andere volgorde te zetten om te zien dat je er ook de naam Parijs mee kon vormen. Grimpow wist niet dat er in Parijs een eiland was, maar Weienell legde hem uit dat midden in de rivier de Seine die de stad doorsneed een eilandje lag waarop de kathedraal Notre Dame was gebouwd. Wel bleef hij zich afvragen wat voor fantastische wezens en monsters er dan wel op dat eiland konden wonen, en hoe ze de duivel het hoofd zouden kunnen bieden om aan zijn voeten de laatste woorden te vinden.
Ook Weienell dacht aan Parijs. Het was haar stad, de stad waar ze was geboren en waar haar vader aan de universiteit zijn leven lang lessen in astronomie had gegeven. Heel veel herinneringen kwamen bij haar boven, over elkaar heen buitelend als een stroom van emoties en gevoelens die haar overstelpten. Vanaf de dag waarop ze hun huis in Parijs had verlaten om haar zieke vader naar het dorp Cornill te begeleiden, was haar leven veranderd als het lood van de alchemisten, en van het zwartste verdriet overgegaan in de gouden kleur van haar gevoelens voor Salietti. En nu had ze hem opnieuw aan haar zijde.
'Ik neem aan dat er nog wel een beetje vis over is om de honger van een stervende te stillen?' zei Salietti, die plotseling als een uit de dood verrezene in de keuken verscheen.
Weienell glimlachte toen ze hem zag en stond van tafel op om hem te omhelzen.
'Je zou eigenlijk nog een paar dagen moeten rusten,' zei Humius.
'Als ik in dat bed blijf liggen, is het enige wat ik daarmee bereik dat ik het uur van mijn dood vervroeg, en ik vertrouw er nog steeds op dat ik aan zijn scherpe klauwen zal ontsnappen tot de ouderdom me onderdanig aan zijn voeten werpt,' antwoordde Salietti. Hij was blij dat hij leefde en dat hij weer bij Grimpow was, die hem ook omarmde, voorzichtig om zijn gewonde vriend geen pijn te doen.
'Salietti, ik stel je dokter Humius voor, die ook een vriend van onze vaders was. Hij heeft je wonden genezen en ons in zijn huis opgenomen. En dit is zijn vrouw Mahusle,' zei Wèienell, terwijl ze op de oude vrouw wees die naast haar stond te glimlachen. 'Haar balsems en bouillons zijn in staat de gezondheid terug te geven aan allen die haar verloren hebben, zoals jijzelf hebt kunnen constateren.'
'Ik sta bij hen allebei in het krijt voor hun gulle gastvrijheid,' zei Salietti, en met een respectvolle uitdrukking in zijn ogen uitte hij zijn dankbaarheid.
Humius en zijn vrouw bogen met een hoffelijk gebaar hun hoofd.
'Humius is een groot geleerde en hij heeft ons geholpen het raadsel van de Onzichtbare Weg op te lossen. We weten nu dat we naar Parijs moeten gaan,' zei Grimpow haastig, omdat hij zijn vriend Salietti graag op de hoogte wilde stellen van hun vorderingen in hun zoektocht naar de schat der wijzen.
'Heb het daar later maar over, Grimpow. Laat Salietti nu bij ons zitten en ons vertellen over het tragische einde van de kastelen van de Stenen Cirkel,' zei Humius.
Salietti had zijn linkerarm in een mitella, gesteund door een zwachtel die om zijn borst en schouders was gewonden, en hij ging met langzame bewegingen aan tafel zitten. Hij had liever over heel andere dingen gepraat, om te voorkomen dat de herinneringen weer bovenkwamen aan de verschrikkingen die hij in de burcht van hertog Gulf van Östemberg had doorstaan, maar hij wist dat Humius een goede vriend van hertog Gulf was en beslist graag wilde weten wat er was gebeurd.
Weienell en Grimpow waren vol afgrijzen toen ze het verslag van Salietti hoorden, wiens ogen schitterden alsof hij de tragedie opnieuw beleefde. Dokter Humius huiverde toen hij hoorde hoe zijn vriend de hertog van Östemberg was gestorven, die hij zelf het leven had gered toen Gulf nog een kind was en aan tuberculose leed.
'Zo goed en zo kwaad als we konden trokken we ons in de tunnel terug,' vertelde Salietti, 'omsingeld door huurlingen die erin waren geslaagd de linie van verdedigingswallen van het kasteel te doorbreken. We keerden terug naar de hoogst gelegen burcht om onze verdediging opnieuw te organiseren. De tempelridder Rhadoguil van Cürnilldonn nam het bevel op zich over de monnik-soldaten van de tempelorde die naar de kastelen van de Cirkel waren gevlucht en over de trouwe ridders van de gesneuvelde hertog. Allen waren bereid hun leven te geven om de bestorming te verhinderen van de burcht.
Gedurende de nacht was er een kleine pauze in het gevecht, waarvan we gebruikmaakten om een beetje te rusten en op elk kanteel van de westelijke ommuring en de torens van het kasteel reusachtige vaten met kokende olie gereed te zetten. De hele vesting leek te branden als een gigantische brandstapel. De belegeraars dachten vast dat wij liever op de brandstapel van onze eigen ketterijen zouden omkomen dan de schatten die ze zochten aan hen over te geven.
In de vroege morgen van de volgende dag stond ook de zon in het oosten in vuur en vlam. Hij verlichtte de kampementen van de belegeraars, die loeiende oorlogskreten begonnen te slaken en in het dal rondliepen als een nest mieren, bereid de tot dan toe onneembare vesting met hun tanden te verslinden. Een oorverdovend rumoer van trompetten, geschreeuw en trommels steeg op naar de torens en werd zo hevig dat ontzetting en afgrijzen te lezen stonden op de gezichten van ons allen die daar sprakeloos stonden te kijken naar de bewegingen van de belegeraars. Bij duizenden begonnen ze de westelijke rotswanden te naderen. Ze klauterden langs honderden touwladders en touwen langs de gladde bergwanden omhoog, terwijl tientallen vuurbollen en rotsblokken op onze hoofden neervielen, geworpen door de onder de wallen opgestelde katapulten. Onze boogschutters slaagden erin de opmars tegen te houden van honderden soldaten, die dood of gewond in de afgrond stortten alsof ze in de hel vielen, maar het waren er zovelen en ze waren zo goed uitgerust dat ze al heel gauw tegen de wallen en de toren» op begonnen te klimmen zonder dat zelfs de kokende olie hen tegen wist te houden.
De monsterachtige katapulten waarover de belegeraars beschikten, slaagden erin talrijke bressen in de muren te slaan. In nog minder tijd dan het kost om het na te vertellen, zagen we ons omsingeld door honderden soldaten en ridders van het leger van de baron en de koning, die erin geslaagd waren in de burcht binnen te dringen door de poorten aan de oostkant open te breken. Urenlang vochten we verwoed met bijlen, zwaarden, pijlen en speren. De trouwe ridders van de hertog en de tempeliers sneuvelden de een na de ander, tot we met een groepje van nog geen honderd overbleven om te probéren het binnenplein voor de donjon, waarin de vrouwen en kinderen hun toevlucht hadden gezocht, te verdedigen.' Op dat punt onderbrak Salietti zijn verslag en slaakte een zucht, alsof hij geen kracht meer had om overeind te blijven.
'Als je je niet goed voelt hoef je niet verder te praten,' zei Humius. 'We kunnen ons wel voorstellen wat er verder gebeurde.'
Salietti herstelde zich en vervolgde: 'Nee, jullie kunnen je die verschrikking niet voorstellen, zelfs niet als ik het jullie vertel. Een grote massa lijken overdekte de bodem van de vesting, en wij die nog vochten - in de wetenschap dat de dood ons enig mogelijke alternatief was - deden dat terwijl we op hun in grote plassen bloed wegzinkende lichamen trapten. Het laatste wat ik me herinner is een heftige pijn in mijn hals en een krachtige slag op mijn helm, en het beeld van een ridder van Figüeltach van Vokko die achter me stond en bulderde van het lachen toen hij me voor dood aan zijn voeten zag neervallen. "Maak ze allemaal dood!" was het laatste wat ik hem te midden van het daverende rumoer van onze nederlaag hoorde schreeuwen.
Toen ik bijkwam, was het donker geworden en mijn bloedende lichaam was omringd door honderden lijken. Ik voelde me zo verdoofd dat ik meende te ontwaken uit een verschrikkelijke nachtmerrie midden in de Apocalyps. Toen merkte ik dat ik heel dicht bij de deur lag die naar de geheime gangen leidde waardoor jullie gevlucht waren, daar waar ik mijn paard had achtergelaten. Ik maakte gebruik van de verwarring en de waanzin van de aanvallers die massaal de donjon binnendrongen om hun honger naar plundering te stillen, en ging de trappen af tot ik bij de stenen dekplaat kwam die me in staat stelde levend aan die lugubere slachting te ontkomen.'