De koningin van de toernooien

Na de middagtoernooien werd er een banket gehouden in de grote wapenzaal van de vesting. Baron Figüeltach van Vokko gaf duidelijk blijk van zijn tevredenheid dat hij de mooie jonkvrouw Weienell naast zich had. Hij voerde een levendig gesprek met Valdigor van Rostvol en Bulvar van Goztell over de luister van de steekspelen en de voorbereidingen voor de oorlog. Salietti hing in de buurt van de baron rond, in de hoop een kans te krijgen om met de dochter van Gurielf Lábox te spreken en haar te zeggen dat hij haar al heel gauw uit haar gevangenschap zou bevrijden.

Grimpow bracht de tijd met Guishval door in het vogelhuis, waar de jachtvogels van de baron sluimerden, de kop met een leren kap bedekt. Hij was vol bewondering voor de pracht van de valken, de koningsadelaars en de haviken, die door Guishvals vader getraind werden. Hij keek heel verbaasd toen Guishval een dikke, zwartleren handschoen over zijn linkerhand schoof en een prachtige pelgrimsvalk uit zijn kooi haalde; hij nam de kap van het dier af zodat het Grimpow kon aankijken met zijn levendige, honingkleurige ogen.

'Dit is mijn lievelingsvalk,' zei Guishval, terwijl hij de zachte veren van het dier streelde. 'Wanneer het toernooi is afgelopen zullen we hem van de toren laten vliegen,' voegde hij eraan toe.

De valk bewoog achterdochtig zijn kop, maar stond toch toe dat Grimpow hem over zijn veren en de dikke snavel, de machtige klauwen en de lange, spitse vleugels aaide. Grimpow had er altijd al van gedroomd eens een roofvogel als deze te bezitten, en hij voelde zich gelukkig naast Guishval, die hij al als een nieuwe vriend beschouwde. Voor het eerst sinds lange tijd had hij weer een jongen van zijn eigen leeftijd ontmoet, iemand die net zo was als hij voordat hij de steen in de bergen van Brinkdum vond: levendig, grappig en ondeugend. Een jongen die niet kon lezen of schrijven, die nog nooit een verlucht handschrift had gezien en de naam van geen enkele wijze kende die het geschreven zou kunnen hebben, maar die voortdurend glimlachte alleen al omdat hij zo blij was in leven te zijn. Maar Grimpow vond dat ook hij geluk had, omdat op de een of andere magische wijze zijn jongensdroom - schildknaap te worden - werkelijkheid was geworden. Aan de steen van de dode ridder dacht hij niet meer, en evenmin aan de zoektocht naar het geheim der wijzen, die hun nog wachtte.

Daarna vermaakte Grimpow zich op het binnenplein van de stallen van het kasteel, waar hij boogschietwedstrijdjes won van andere jonge schildknapen, die met verbazing zagen hoe hij telkens weer opnieuw het doel raakte: een geplukte kip die aan een boomstam bungelde.

'Waar heb jij op die manier met pijl en boog leren omgaan?' vroeg een schildknaap met blond haar en een heleboel sproeten op zijn gezicht.

'Ik heb het in de bergen geleerd door op konijnen te jagen,' antwoordde Grimpow onverschillig.

'Ik denk dat jij een goeie boogschutter zou zijn. Heb je er nooit eens over gedacht om als soldaat in een of ander leger dienst te nemen?'

'De baron zal je vast en zeker in zijn meest uitgelezen groep boogschutters willen opnemen,' voegde een ander, met doffe ogen en een arendsneus, eraan toe.

'Ik ben schildknaap, ik zou niets anders kunnen doen,' zei Grimpow, terwijl hij de boog ter hoogte van zijn ogen bracht. Toen spande hij de pees, richtte zijn blik strak op het doel, liet los, en de pijl schoot fluitend als een zweepslag door de lucht tot hij dwars door de borst van de bungelende kip ging.

'Nou, als je net zo goed weet om te gaan met lans en zwaard als met de boog, dan zul je algauw ridder worden. Ikzelf hoop het eens te zullen zijn, als mijn heer het goedvindt,' zei de blonde jongen.

'Ik zal erover nadenken,' mompelde Grimpow zonder veel overtuiging. Hij hield zijn hand op zodat de andere schildknapen er de muntstukken in konden leggen die ze, in de naïeve overtuiging dat Grimpow een schot op een afstand van meer dan honderd voet wel zou missen, hadden ingezet.

De jongen met de droevige blik en de arendsneus probeerde de scherpschutterskunst van Grimpow te imiteren, maar hij schoot mis en zijn vrienden barstten in lachen uit.

'Heb je al gehoord van de oorlog die op komst is?' vroeg hij aan Grimpow, zonder zich iets van het gelach om hem heen aan te trekken.

'Hetzelfde als jullie, neem ik aan,' zei Grimpow.

'Ik geloof niets van dat verhaal dat ze vertellen over die fabelachtige schat van de tempelridders,' zei een andere schildknaap, die langer was en een bleek gezicht had.

Toen Grimpow dat hoorde spitste hij zijn oren.

'Wat is dat voor verhaal?' vroeg hij alsof hij niet wist waarover de jongen het had, terwijl hij de boog aan een van de anderen teruggaf en op een paar stenen bij hen ging zitten.

'Ze zeggen dat enkele ridders van de tempelorde lang geleden een waardevolle schat hebben gevonden in het Heilige Land en dat ze die hebben verstopt in de burcht van hertog Gulf van Östemberg,' legde de blonde jongen uit. Hij sprak met gedempte stem alsof hij bang was dat iemand hem zou horen. 'Baron Figüeltach van Vokko wil zich van die schat meester maken, en daarom gaat hij de kastelen van de Stenen Cirkel aan de andere kant van de grens aanvallen zodra de toernooien afgelopen zijn. Dat is de reden dat wij allemaal hier zijn, en dat de schrikwekkende Valdigor van Rostvol, van wie kwade tongen beweren dat hij een vriend van de tempeliers was, zich met de baron heeft verbonden.'

'En hoe weet jij dat allemaal?' bromde Guishval.

'Ik heb mijn heer het na het laatste steekspel horen zeggen. Ik heb ook gehoord dat ridder Valdigor van Rostvol bij zijn eer heeft gezworen dat hij het toernooi zal winnen, en dat hij de mooie jongedame die de baron gevangen houdt, tot koningin van de lentefeesten zal benoemen. Alle ridders zijn verliefd op haar geworden alsof ze de prinses van hun dromen is,' zei de schildknaap onder het schaamteloze gelach van zijn makkers.

'Valdigor van Rostvol is alleen maar een snoever die het nooit van mijn heer Salietti van Estaglia zal kunnen winnen!' zei Grimpow meteen.

'Ik wed om alles wat je maar wilt dat Valdigor van Rostvol jouw heer Salietti bij de eerste lansstoot uit het zadel werpt,' zei de blonde jongen arrogant, terwijl hij opstond om te laten zien dat hij veel groter was dan Grimpow.

Grimpow stond op het punt om op die uitdaging te reageren, maar de schildknaap stapte op hem af en gaf hem een duw tegen zijn borst die hem achterover in een hoop paardenvijgen deed vallen.

'Met pijl en boog ben je misschien erg dapper, maar op de vuist ben je alleen maar een lafbek,' zei de schildknaap, terwijl hij geringschattend in de lucht spuwde.

Grimpows vuisten balden zich. In een vlaag van woede richtte hij zich op en vloog op de blonde jongen af, waarop ze elkaar in een krachtige houdgreep namen en ten slotte allebei over de grond rolden. De andere jongens kwamen schreeuwend en lachend in een kring om de worstelaars heen staan, terwijl Guishval zijn best deed om Grimpow uit die moeilijke situatie te halen. Maar op dat moment kwam er een jonge ridder langs die, toen hij de vechtpartij tussen de schildknapen zag, besloot er een eind aan te maken voordat het bloed over hun gezichten stroomde.

'Pobé!' riep Grimpow uit toen hij de jonge ridder zag die hem van zijn tegenstander af had getrokken.

Pobé van Lanforg, de novice die uit de abdij van Brinkdum was ontsnapt, bevroor toen hij zijn naam hoorde. Maar toen hij het gezicht van de jongen zag die zijn hand naar hem uitstrekte zodat hij hem kon helpen van de grond op te staan, riep hij: 'Grimpow! Jij bent het!'

Grimpow knikte, bijna net zo verrast als de jonge ridder.

'Wat voer jij hier uit, in ruzies van plebejers verwikkeld?' vroeg Pobé van Lanforg ongelovig.

'We maakten alleen maar een beetje lol,' antwoordde Grimpow, met een schuinse blik naar Guishval en de andere jongens. Die waren, bang geworden door de aanwezigheid van de ridder, zonder een woord te zeggen wat achteraf gaan staan.

'Ik meende dat ik je op het toernooiveld had gezien, nadat ik in de strijd van mijn paard was geworpen. Maar toen ik bijkwam in een paviljoen op het terrein, naast een geneesheer die een aderlating op me wilde uitvoeren, dacht ik dat het alleen maar een hallucinatie van me was geweest door de harde klap die ik tegen mijn hoofd had gekregen,' zei Pobé lachend.

'Nou, je ziet het, ik ben het echt, in vlees en bloed,' antwoordde Grimpow, die ook lachte.

De gewezen novice en nu ridder Pobé van Lanforg deed een stap naar achteren om Grimpow van top tot teen te bekijken. 'Hoe is het toch mogelijk! Zelfs nu ik je vlak voor me zie staan, kan ik het niet geloven. Ik had nooit kunnen denken dat we elkaar nog eens tegen zouden komen!'

'Het lot heeft niet gewild dat we samen dezelfde weg gingen, maar het is wel zo goedgunstig geweest toe te staan dat onze wegen zich weer kruisten.'

'Kom, ga mee en vertel me wat er in Brinkdum allemaal gebeurd is toen de abt en broeder Rinaldo van Metz tot de ontdekking kwamen dat die rebelse Pobé van Lanforg uit de abdij was gevlucht,' zei hij, terwijl hij zijn arm om Grimpows schouders sloeg.

Terwijl Grimpow met de jonge ridder meeliep, gaf hij hem een levendig verslag van alles wat er gebeurd was. 'Vele monniken en novicen in de abdij, onder wie broeder Brasgdo, de kok, waren bang dat je was vermoord door het spook van de in de bergen ronddolende ridder, maar de abt en broeder Rinaldo vermoedden al direct dat je ervandoor was gegaan en het paard mee had genomen dat in de stallen ontbrak. Toen ik de keukenmonnik uitlegde dat je zo graag in de orde van het ridderschap wilde dienen en je overgeven aan de genietingen van de liefde, riep hij verontwaardigd uit dat je een smeerlap was,' zei Grimpow lachend. 'Daarna vertelde broeder Brasgdo me hoe streng je vader, de graaf van Lanforg, was, en hij verzekerde me dat je wel gauw weer naar de abdij terug zou keren, nadat je een verschrikkelijk pak slaag zou hebben gekregen voor je opstandigheid.'

'Mijn vader vergaf me eindelijk de wandaden die ik als onbesuisde jongen had begaan, maar weigerde me zijn toestemming om met hem en mijn broers mee te gaan naar deze toernooien. Vanhier zullen ze samen met baron Figüeltach van Vokko optrekken om de burcht van graaf Gulf aan te vallen. Maar met de hulp van een bediende van mijn moeder, die altijd een zwak voor me had, is het me gelukt een oud harnas op een van de karren te laden en verstopt in een rijtuig van hun stoet hier te komen. Daarom wilde ik dat niemand mijn identiteit kende, tot ik mijn familie kon aantonen dat ik net zo goed als iedere willekeurige ridder in de toernooien kon strijden. Mijn vader, die dicht bij de baron op de tribune zat, kreeg mijn list door toen ik in het toernooi werd geveld, maar hij is nu net zo trots op mij als op mijn broers,' vertelde hij.

'Dan ga je dus ook aan die oorlog deelnemen?' vroeg Grimpow.

'Ja, eindelijk zal ik mijn dromen als ridder kunnen realiseren door in de veldslagen met mijn zwaard te zwaaien,' declameerde Pobé als een troubadour, terwijl hij zijn hand naar het heft van het zwaard bracht dat aan zijn gordel hing. 'Maar jij? Je hebt me nog niet verteld hoe jij in deze burcht terecht bent gekomen.'

Gedurende een lange wandeling langs allerlei binnenpleinen en gangen van het kasteel, zwak verlicht met fakkels, vertelde Grimpow de jonge ridder hoe hij zijn heer Salietti van Estaglia had leren kennen.

'Mijn heer Salietti was van plan aan de lentetoernooien van de kastelen van de Elzas deel te nemen, om na afloop de bisschop van de stad Straatsburg te bezoeken. Later zou hij zich dan aansluiten bij het leger van de baron, om ook in die oorlog mee te strijden, dus besloot ik met hem mee te gaan,' loog hij met tegenzin.

'Dan zullen we elkaar nog wel vaker tegenkomen. Als je ooit behoefte mocht hebben om een andere ridder te dienen, vergeet dan niet dat ik jou dolgraag als mijn schildknaap zou willen hebben,' zei Pobé van Lanforg op energieke toon.

'Ik zal het onthouden,' antwoordde Grimpow simpelweg, en ineens stemden de prettige herinneringen die hij had aan zijn verblijf bij de monniken van de abdij, hem verdrietig.

Ze kwamen bij de toegangspoort van de donjon, waar in de grote wapenzaal het banket van de edelen werd gehouden. Pobé maakte al aanstalten om afscheid te nemen, toen hem ineens iets te binnen schoot: 'O ja! Herinner je je Bulvar van Goztell nog, de dominicaanse geestelijke die naar de abdij kwam toen hij de tempelridder achtervolgde die de abt van Brinkdum de keel had doorgesneden?'

'Ja, ik geloof dat ik hem tijdens de toernooien naast de baron op de tribune zag zitten,' mompelde Grimpow met een iel stemmetje.

'Ik kreeg de gelegenheid hem te groeten, en toen ik hem zei dat ik novice in de abdij van Brinkdum was geweest, was hij heel blij dat hij kennis met me kon maken. Hij hield maar niet op met me vragen te stellen over de monniken en hun gewoonten, vooral over de broeder-bibliothecaris Rinaldo van Metz. Hij zei me dat het een vervloekte ketter was die eens op de brandstapel zou belanden, als hij al niet eerder door zijn hoge leeftijd zou komen te overlijden.'

'Dat is een belediging die broeder Rinaldo van Metz niet verdient!' protesteerde Grimpow.

Pobé van Lanforg was beduusd door de heftigheid van die woorden. 'Ik heb nooit begrepen waarom je zoveel sympathie voelde voor die oude monnik. Hoe dan ook, ik zal de dominicaanse geestelijke zeggen dat jij hier ook bent. Ik weet wel zeker dat hij graag met je zal willen spreken,' zei hij.

Grimpow weifelde toen hij hoorde wat de jonge ridder van plan was. 'Doe dat maar liever niet,' zei hij. 'Ik ben ook zonder toestemming van de monniken uit de abdij gevlucht, en ik zou niet graag willen dat de inquisiteur me dwingt weer naar Brinkdum terug te gaan,' verzon hij snel.

'Je hebt gelijk. Hij zou je vast en zeker bevel geven onmiddellijk naar de monniken terug te keren, om je daar als spion te houden,' zei de ridder lachend. 'Nu moet ik weg; ik vertrouw erop dat we elkaar gauw terugzien.'

Pobé van Lanforg maakte rechtsomkeert en liep naar de ingang van de toren, waar twee jonge dames, even mooi als de zeemeerminnen die Grimpow in een verboden boek van de abdij van Brinkdum had gezien, lachend en fluisterend op hem wachtten.

Intussen had zich in de grote wapenzaal van de burcht een groepje minstrelen verzameld, getooid met elegante hoeden en lange veren. Ze speelden zoete romances op hun luiten, vedels, cimbalen en fluiten, en de edelen en hun dames dansten voor hen langs tot groot plezier van alle ridders.

Salietti hield zich de hele avond discreet op in de buurt van de mooie Weienell en baron Figüeltach van Vokko. Toen de dochter van de vermoorde Gurielf van Labox even alleen was, greep hij zijn kans en sprak haar aan.

'Er is magie in de sterren,' zei hij en hij reikte haar met een lichte buiging de hand, als onmiskenbaar teken dat ze hem de volgende dans moest geven.

'En betovering in nachten met volle maan,' antwoordde de jonge Weienell, blozend en verrast door de plotselinge aanwezigheid van die onbekende ridder. Ze twijfelde er niet aan dat hij degene was die haar in haar alkoof de verborgen boodschap had gestuurd.

Het haar van het meisje was in haar nek in een wrong bijeengebonden, en op haar voorhoofd dansten enkele zwarte lokken die een contrast vormden met de zachtheid van haar blik. Haar ogen hadden de groene kleur van smaragden en haar fijngevormde lippen beloofden aan de man die ze zou kussen de verfijnde smaak van kersen. Haar stem was warm als een zomers windvlaagje, en haar trots leek zo stevig als een burcht. Vanaf dat magische ogenblik droomde Salietti van door minstreels bezongen kussen, van kleurige vlinders, van een knipogende maan en flonkerende vuurvliegjes.

'Morgen zal ik u uit uw gevangenschap bevrijden,' fluisterde hij, terwijl ze beiden hun lichamen lieten meeslepen door het golvende ritme van de melodie, alsof ze de subtiele liefdesdans van de fazanten imiteerden.

'Wie bent u?' vroeg ze. Haar lippen openden zich in een beminnelijke glimlach, waarmee ze haar verwarring trachtte te verbergen.

'Beschouw me maar als een goede vriend, die evenzeer onder de dood van uw vader heeft geleden als u,' zei Salietti ontroerd, toen hij de tere aanraking van Weienells hand op zijn hand voelde.

'Wat is uw naam?'

'Mijn naam is Salietti van Estaglia.'

De ogen van het meisje werden vochtig van tranen en flonkerden alsof alle sterren van het firmament erin straalden.

'Bedwing uw tranen, alstublieft,' vroeg Salietti. 'Niemand mag vermoeden dat ik u wil helpen.'

'Hoe dacht u dat te doen? De baron wijkt geen ogenblik van mijn zijde, en 's nachts houdt een van zijn soldaten de wacht voor de deur van mijn alkoof alsof hij een schat bewaakt.'

'Daar moet u niet zo verbaasd over zijn. U bent het kostbaarste sieraad waar een ridder maar van kan dromen,' zei Salietti glimlachend, niet in staat de liefde te verhelen die hij voor de jonge vrouw begon te koesteren.

'Ik sterf nog liever duizend doden dan in deze vesting gevangen te moeten blijven zitten,' mompelde Weienell nog zachter, want ze merkte dat baron Figüeltach van Vokko en Bulvar van Goztell haar observeerden.

'Doe alsof het gezelschap van de baron u wel bevalt, en vraag hem of u hem morgen tijdens de toernooien en de feestelijkheden weer gezelschap mag houden. Ik zorg voor de rest,' besloot Salietti, heel zeker van zichzelf.

'Wees voorzichtig, wie u ook bent,' fluisterde Weienell hem in het oor. Toen de laatste tonen van de muziek klonken, nam ze afscheid met een lichte kniebuiging.

Salietti wilde zich haastig terugtrekken, maar voordat hij zich van Weienell kon verwijderen, waren Figüeltach van Vokko en Bulvar van Goztell al bij hen.

'Sta me toe u de afgezant van de paus en inquisiteur van Lyon, Bulvar van Goztell, voor te stellen, die ons met zijn bezoek aan de toernooien vereert,' zei Figüeltach van Vokko.

Salietti maakte als bewijs van eerbied een diepe buiging, en de dominicaanse geestelijke hield hem de kostbare ring voor die zijn hand versierde, om die te kussen.

'De baron heeft me wonderbaarlijke dingen over u verteld. Hij zei dat u van plan bent u bij ons leger aan te sluiten in de heilige kruistocht tegen de opstandige tempeliers die zich als ratten in de kastelen van de Cirkel verborgen houden,' zei hij op ernstige toon.

'Ik heb ook gehoord over uw wapenfeiten als inquisiteur, en ik ben blij te weten dat u onvermurwbaar bent tegenover de ketterijen die de wereld overspoelen,' loog Salietti schaamteloos, terwijl hij de blik van Weienell op zich gericht voelde. 'En nu, als u me toestaat, trek ik me in mijn slaapverblijf terug, want morgen wachten me zware gevechten en ik wil de kans om de koningin van het toernooi te kiezen niet voorbij laten gaan,' voegde hij eraan toe, terwijl hij al aanstalten maakte om weg te gaan.

'Een ogenblik nog!' zei de baron, terwijl hij hem met een hartelijk gebaar bij de arm pakte en terzijde nam.

'Zegt u het maar?' vroeg Salietti, die een steek in zijn hart voelde toen hij zag dat Weienell alleen met de inquisiteur achterbleef.

'Hebt u met de dame over mij gesproken?' vroeg Figüeltach van Vokko.

'Daar hoeft u niet aan te twijfelen, baron. Ik heb haar aangeraden zich lief en gedwee te gedragen tegenover degene die nu haar enige beschermer is,' zei Salietti.

'Gelooft u echt dat ze me zal beminnen, zoals die wonderbaarlijke kaarten van u aankondigen?' drong de edelman aan.

'Gun haar de tijd. Haar hart is nog gebroken door de dood van haar vader, maar algauw zal ze zich van haar verdriet herstellen en ontdekken dat ze oog in oog staat met de grote liefde van haar leven. Aarzel niet haar wat afleiding te geven: zorg dat ze morgen de laatste steekspelen bijwoont. Dat zal haar helpen om uit haar lethargie te komen,' betoogde Salietti, zich bewust van de dubbele betekenis van zijn woorden.

Bulvar van Goztell kon niets horen van het gesprek van de baron met Salietti. Toch had hij zijn twijfels of die Italiaanse ridder wel echt degene was voor wie hij zich uitgaf.

De volgende dag was het aantal toeschouwers van de toernooien nog groter. Het was zondag en de inwoners van alle omliggende dorpen hadden hun dagelijkse bezigheden en werkzaamheden in de steek gelaten om massaal toe te stromen en het schouwspel bij te wonen; ze bezetten elk vrij plekje vanwaar ze het toernooiveld konden zien. De tribunes en de taluds van de wallen waren propvol mannen, vrouwen, kinderen en bejaarden. Tussen de menigte hield zich een heel legertje van evenwichtskunstenaars, acrobaten, poppenspelers, komedianten, narren en minstreels op, die zowel edelen als boeren in verrukking brachten. De meesten aten en dronken, lachten of zongen in koor, terwijl sommige invaliden en zwervers die om aalmoezen vroegen door de soldaten werden weggestuurd.

Na elk gevecht werd de overwinning van de sterkste ridder gevierd met gejuich en applaus, terwijl de verliezer te voet of op een draagbaar het terrein verliet onder beledigingen, geschreeuw en langdurig gefluit. Salietti was met vlag en wimpel door de voorrondes gekomen en had de sympathie van talrijke toeschouwers gewonnen dankzij zijn bedrevenheid met paard en lans, maar niemand had zozeer de uitzinnige geestdrift van de menigte gewekt als ridder Valdigor van Rostvol. Beiden werden door de herauten de beste ridders van de steekspelen genoemd, en ten slotte brak dan het langverwachte moment aan van het laatste gevecht, dat de overwinnaar van het toernooi zou opleveren.

Salietti's paard was door de woeste aanvallen in de vorige gevechten uitgeput. Op het laatste ogenblik besloten ze het te vervangen door Ster, het witte paard van Grimpow. Dat werd snel met de kleden met het blazoen van de hertog van Estaglia getooid, terwijl de herauten al luidkeels aankondigden dat binnen enkele ogenblikken het laatste steekspel van het toernooi zou beginnen.

'Denk je niet dat Bulvar van Goztell het paard zal herkennen dat hij zelf naar de abdij van Brinkdum heeft gebracht toen hij de ruiter ervan achtervolgde?'

'Met al die pronkdoeken die het van hoofd tot voeten bedekken zou jijzelf het niet eens kunnen herkennen,' antwoordde Salietti, die verzonken scheen in duistere zorgen. Hij dacht er niet alleen aan dat hij Valdigor van Rostvol moest verslaan en het toernooi winnen, maar vooral dat hij Weienell voor eens en voor altijd uit de klauwen van de baron moest bevrijden. Maar hij zei niets daarvan tegen Grimpow, om hem niet ook ongerust te maken.

'Ik heb je hier niet eerder over kunnen spreken, maar gisteravond heb ik de ridder ontmoet die jij in je eerste steekspel hebt verslagen, de man van wie niemand wist wie hij was en die zijn gezicht achter zijn helm verborgen hield. Hij heet Pobé van Lanforg, de zoon van de hertog van Lanforg, en hij was novice in de abdij van Brinkdum, waaruit hij een paar weken voordat jij er kwam is gevlucht,' legde Grimpow uit.

Salietti pakte het tuig van zijn eigen paard en legde het op Ster. 'En wat is er met die novice, ridder of wat hij ook wezen mag?' vroeg hij, benieuwd naar wat Grimpow hem te vertellen had.

'Nou, hij was in de abdij toen de inquisiteur daar kwam,' zei de jongen fluisterend. 'Toen hij hem in de burcht zag, stelde Pobé van Lanforg zich aan hem voor, en tijdens zijn gesprek met de dominicaanse geestelijke bleef die zonder ophouden vragen stellen over de monniken, vooral over broeder Rinaldo. Het is best mogelijk dat hij de inquisiteur inmiddels al heeft verteld dat ik met hem in de abdij was en daar bij de oude bibliotheekmonnik studeerde.'

'Waarom denk je daar juist nu aan?' zei Salietti, zonder veel belang aan Grimpows bezorgdheid te hechten.

'Omdat ik Pobé van Lanforg net op de tribune met de inquisiteur heb zien praten, en ze keken allebei naar ons als twee lynxen die naar hun prooi kijken.'

Salietti keek om naar de tribune en zag daar een jonge ridder met de afgezant van de paus praten. 'Nu kunnen we toch niets doen,' zei hij, zonder iets van zijn angst te laten blijken.

Salietti bedacht dat als de dominicaanse geestelijke verdenkingen tegen hen zou hebben opgevat, hij niet alleen een manier zou moeten vinden om Weienell uit de klauwen van baron Figüeltach van Vokko te bevrijden, maar ook nog zou moeten zoeken naar een manier om henzelf bij de gloeiende tangen van de inquisiteur vandaan te houden. Hoe hij zich ook suf piekerde, hij wist niet hoe hij dat wapenfeit tot een goed einde zou moeten brengen.

'Ik wil dat je de winnaar van het toernooi wordt, wat er daarna ook gebeurt,' zei Grimpow gespannen.

'Ik zal alles in het werk stellen om dat te bereiken, beste vriend. Voor jou en voor Weienell zal ik het doen, ook al is dat het laatste wat ik in dit leven doen kan. Help me nu Ster op te tuigen, en doe je plicht als schildknaap,' beval de ridder, terwijl hij met zijn ijzeren hand door zijn haar woelde.

Een heraut van de baron riep de twee laatste deelnemers aan het toernooi op. Hij sprak met grote plechtigheid hun namen en adellijke titels uit, waarop de beide ridders triomfantelijk en onder trompetgeschal en tromgeroffel het strijdperk in reden. Het publiek schreeuwde en klapte geestdriftig toen de ruiters stapvoets hun ereronde rondom het veld reden om hun lansen aan baron Figüeltach van Vokko op te dragen. En Weienell kon ternauwernood haar tranen bedwingen toen ze de ridder die haar had beloofd haar uit haar gevangenschap te bevrijden, voor de tribune zag stilhouden. In het diepst van haar hart voelde ze dat er al vanaf haar kindertijd iets was dat haar met hem verbond, hoewel haar geheugen haar niet toestond het zich te herinneren.

Toen de ridders tegenover elkaar stonden, kwam er een eind aan het rumoer en viel er een stilte die zo intens was dat je tussen het metalige gekletter van de harnassen de opgewonden ademhaling van de paarden kon horen. De dieren briesten en bewogen onrustig. Ze plantten hun hoeven in de aarde zodat er kleine stofwolkjes opstegen, terwijl ze wachtten tot hun ruiter hun de sporen zou geven om in volle galop op de tegenstander af te stormen.

Ridder Salietti van Estaglia trok de teugels van zijn rijdier aan en liet het steigeren. Na een langgerekt gehinnik van Ster gaf hij hem krachtig de sporen, zodat het dier in volle vaart op de tegenstander af ging, die hem vanuit zijn positie ook met razende snelheid tegemoetkwam. De ogen van beide ridders waren op het midden van het toernooiveld gericht, in afwachting van de keiharde schok van de lansen tegen hun schilden. Valdigor van Rostvol hield de lans strak op zijn doel gericht. Toen hij Salietti's schild raakte, brak het wapen in tweeën met het geraas van een boom die door een bliksemstraal wordt doorkliefd. Grimpow, Weienell en Guishval sloten op hun verschillende zitplaatsen hun ogen, bang dat Salietti uit het zadel was geworpen. Maar de klap scheen hem niet gedeerd te hebben. Hij bleef kaarsrecht op zijn paard zitten, met zijn lans ongeschonden en dreigend.

De twee ridders reden snel door naar het einde van het veld en keerden daar onmiddellijk om. De schildknaap van Valdigor van Rostvol reikte hem een nieuwe lans aan, en hij richtte die terwijl hij zijn paard als een razende aanspoorde. Weer stormden de ridders in vliegende vaart op elkaar af. Deze keer lukte het Salietti met één lansstoot Valdigor van Rostvol uit het zadel te wippen. Zijn val van het paard maakte een kabaal als van wel honderd in scherven vallende kookpotten.

Een ogenblik lang steeg er een waanzinnig tumult op uit de menigte. Grimpow schreeuwde en danste op en neer van blijdschap. Toen zag hij dat Valdigor van Rostvol, gekneusd en gehavend, zich oprichtte en zijn zwaard uit de schede trok. De gespannen verwachting bracht al die schreeuwende monden tot zwijgen en dompelde het publiek opnieuw in een intense stilte. Salietti kwam van zijn paard, zwaaide met zijn zwaard en viel op Valdigor van Rostvol aan met krachtige armslagen, terwijl de ander zijn aanval beantwoordde met de razernij van een gewond dier. Het gevecht op het veld was langdurig en verbitterd, zonder ook maar enig toegeven aan uitputting of zelfs maar een adempauze, hoewel beide ridders afgemat leken en gewond door de slagen met de zwaarden. Beiden spanden zich tot het uiterste in om de ander een beslissende, maar niet dodelijke slag toe te brengen. Uiteindelijk liet Salietti zijn zwaard Athene in de lucht ronddraaien en hij sloeg met zo'n kracht op Valdigor van Rostvol in, dat diens zwaard in tweeën brak en zijn lichaam op de grond stortte als een marionet waarvan een onzichtbare hand de touwtjes had doorgesneden die hem overeind hielden.

De aanhangers van Valdigor waren verslagen door de nederlaag van hun held. Niemand durfde iets te zeggen; alleen Grimpow schreeuwde en danste van plezier. Hij sprong over de houten omheining die het toernooiveld omgaf en holde naar de plek waar Ster rustig de grond van het terrein besnuffelde. Hij aaide het paard en zei heel zachtjes iets tegen hem wat niemand anders hoorde. Daarna gaf hij de teugels aan Salietti. Hij zag de straaltjes bloed die over zijn handen stroomden.

'Bent u gewond?' vroeg hij, weer in zijn rol van schildknaap.

'Het is niets, jongen, het is niets,' zei Salietti uitgeput. De ridder stak zijn zwaard weer in de schede en liep naar de tribune, die werd gedomineerd door baron Figüeltach van Vokko en Bulvar van Goztell.

Stilte en gespannen verwachting heersten weer op het toernooiveld, in afwachting van de verkiezing van de koningin van de lente-toernooien. Elk jaar werd de koningin van de toernooien gedurende verscheidene dagen van feestelijkheden onthaald als een ware godin, en op haar verkiezing werd met net zo'n groot verlangen gewacht als op de graanoogsten in tijden van hongersnood.

'Als winnaar van het toernooi valt aan u, ridder Salietti van Estaglia, de eer te beurt haar te kiezen die onze koningin van de lentefeesten zal zijn!' verkondigde de baron plechtig.

De trompetten schalden, de menigte schreeuwde uitzinnig van blijdschap, maar na het tromgeroffel heerste er opnieuw een intens stilzwijgen.

'U moogt de naam van de dame van uw keuze noemen en haar naar de tribune leiden om haar tot koningin te kronen!' riep de baron, die in zijn handen een gouden kroon vol kostbare stenen hield.

'Mijn heer, de dame van mijn keuze kan niemand anders zijn dan zij wier schoonheid alle ridders die aan de toernooien hebben deelgenomen, en ook uzelf, heeft verblind. Door haar te kiezen, meen ik de gevoelens weer te geven van allen die hier aanwezig zijn. Ik hoop dat het ook voor u een reden tot trots zal zijn om haar verrukkelijke naam te horen, die geen andere is dan... Weienell!' riep Salietti. De mensenmassa rondom hem bleef, die toen ze de naam van de gekozene hoorde, deze onophoudelijk in koor herhalen.

Grimpow bloosde inwendig toen hij merkte hoe groot de bedriegerstalenten van Salietti waren. De ridder zag eruit als een trotse fazant, die met de mooiste kleuren van zijn verenpak stond te pronken. De woorden van zijn vriend waren zo goed gekozen dat zelfs Figüeltach van Vokko zelf zich door de keuze gevleid voelde: hij dacht dat de Italiaanse ridder en waarzegger "Weienell tot zijn beminde koningin van de lentefeesten had benoemd om haar aan te moedigen in de burcht te blijven. De jonkvrouw zelf scheen al even verbouwereerd als ontroerd.

'Betreed dan deze tribune en zet haar zelf de koninklijke kroon op het hoofd!' zei de baron voldaan.

Salietti zette zijn helm af, gaf Grimpow de teugels van Ster terug en begaf zich naar de tribune, toegejuicht door de menigte. Maar toen de baron op het punt stond hem de kroon te overhandigen, riep Bulvar van Goztell: 'Misschien moet ridder Salietti van Estaglia ons eerst eens uitleggen waar hij dat ros heeft gevonden!'

Weer zwegen de toeschouwers en allen keken naar het paard dat de dominicaanse geestelijke met uitgestrekte hand aanwees. Grimpow kwam dichter bij Ster staan en aaide hem om hem gerust te stellen, alsof het dier ook de geduchte stem van de inquisiteur herkende.

'Wat insinueert u daar?' vroeg de baron, die niet begreep waar de man met zijn eisen heen wilde.

'Dat zult u zelf kunnen constateren als een van uw soldaten de feesttooi van dat paard af neemt,' zei Bulvar van Goztell arrogant.

Salietti probeerde Grimpow en Weienell met zijn blik gerust te stellen, terwijl een soldaat op Ster toe liep en, ondanks Grimpows protesten, de kleden met Salietti's blazoen die het dier bedekten wegnam.

De menigte begon ongeduldig te worden, want ze begreep niets van wat er gebeurde. De inquisiteur bekeek de brandmerken van het paard en nam weer het woord.

'Daar hebt u het bewijs! Salietti van Estaglia is...'

Maar voordat de inquisiteur zijn zin kon beëindigen, gierde het gefluit van een pijl, van een of andere verborgen plaats afgeschoten, als een onzichtbare bliksemstraal door de lucht. De pijl boorde zich in de borst van baron Figüeltach van Vokko.

De menigte was als verlamd, alsof de pijl ook hen had verdoofd, of hen zo had doen schrikken dat ze vreesden dat een nieuwe pijl zich in hun borst of tussen hun ogen zou boren als ze zich bewogen. De ridders grepen naar hun zwaarden, maar waagden het niet die uit de schedes te halen, uit angst dat ze het volgende doelwit zouden worden van de boogschutter die zich ergens in de torens of op de wallen van het kasteel verborgen hield.

Salietti wist niet waar de pijl vandaan kwam die Figüeltach van Vokko zo dodelijk had verwond, maar hij maakte van het moment van verwarring gebruik om de dolk die hij onder zijn harnas had verborgen tevoorschijn te halen en met een snelle handbeweging het vlijmscherpe lemmet op de keel van de afgezant van de paus te zetten. Hij floot om zijn eigen paard te roepen, en gaf toen een van de soldaten bevel het paard van de baron naar de tribune te brengen.

'Kun je paardrijden?' vroeg hij aan Weienell.

Bij wijze van antwoord scheurde het meisje haar kleed open en sprong vanaf de tribune op het rijdier.

Het duurde even voordat Grimpow begreep wat er allemaal gebeurde, maar toen hij Weienell op het paard van de baron zag zitten, besteeg hij met een acrobatische sprong Ster en maakte zich gereed om te vluchten zodra Salietti het bevel daartoe gaf.

Terwijl hij Bulvar van Goztell als een schild voor zich hield, kwam Salietti van de tribune af. Hij beval de inquisiteur op het derde paard te klimmen. Toen waarschuwde hij de ridders en de mensenmenigte dat eenieder die zich bewoog het doelwit van de pijlen zou worden. Onmiddellijk daarna sprong hij achter op zijn paard, pakte de teugels en riep, terwijl hij de afgezant van de paus voor zich hield: 'Als iemand ons volgt, zal ik dit varken de keel doorsnijden!'