Achttien

Donderdag 17 oktober 2008, 09.00 uur

Er bestaan verschillende vormen van overspel. Er is het rechttoe rechtaan vleselijke vreemdgaan natuurlijk, zeg maar het overspel-van-de-nog-warme-lakens, waarbij de betrokkenen samen met hun kleren alle morele bezwaren over de rand van het hotelbed gooien en hitsig toegeven aan hun verboden verlangens. Volgens de wet en de internationale vakbond van hoorndragers is deze vorm van ontrouw verwerpelijk en dus strafbaar. Voor christenmensen echter, die er vanuit gaan dat God de Heer niet alleen hun daden ziet, maar ook een vrije inkijk heeft in hun gedachtewereld, is het banale vreemdgaan niet de enige reden tot verdoemenis. Jaren geleden al hebben zij—God mag weten waarom—de nuance ‘ontrouw in gedachten’ uitgevonden, een wurgend principe dat regelrecht ingaat tegen die andere kreet, het motto van de militante socialisten: ‘de gedachten zijn vrij’. Ook wie geen vinger uitsteekt naar de vrouw van een ander, maar zich—bijvoorbeeld in een restaurant op de kaai van een Zuid·Franse badplaats, of later in een villa in dezelfde gemeente—verlustigt in de aanblik van een vrouw die niet de zijne is, haar in gedachten kust, haar dijen en haar borsten streelt en haar met enige autoriteit zijn wil oplegt, zal volgens alle katholieken, protestanten, moslims of Jehova’s getuigen ter wereld voor eeuwig branden in de hel.

Toen ik de volgende ochtend Ellen belde, hoopte ik maar dat ze mijn intiemste gedachten niet zou kunnen raden. Ik was niet verliefd op Catherine Gillis, dat is waar, maar hoe langer ik in haar nabijheid was, haar lach hoorde en de manier zag waarop ze achteloos met haar handen over haar heupen streek om haar jurk of haar dessous te fatsoeneren, hoe vaker ik in gedachten ontrouw was aan de liefde van mijn leven, mijn maatje, mijn alles, die honderden kilometer noordelijker in onze auberge op me zat te wachten. Juridisch-technisch was ik volkomen onschuldig, intentioneel was ik al lang een verachtelijke echtbreker, hoewel Ellen en ik nooit de moeite hadden genomen te trouwen.

‘Aha, ik dacht al: waar blijft die vrijer van mij,’ zei ze op haar gewone, ironische toontje. ‘Nog leuke dingen meegemaakt?’

In het kort legde ik uit wat er de vorige dag in de heuvels rond Saint-Paul was gebeurd. Het was geen verklaring waarom ik zolang had gewacht haar te bellen, maar ze stelde geen vervelende vragen.

‘En, vind je je vriend Charles nog altijd zo’n geweldige bink?’

Instinctmatig nam ik het voor hem op. ‘Hij is boeiend. Ik kan begrijpen wat sommige mensen in hem zien. Wist je dat die hele Nobelprijs weer ter sprake komt? Binnen vier dagen is het hier voorbij. Kun je me zo lang nog missen?’

‘Maakt hij een kans?’

‘Hofsteder zelf beweert van niet.’

‘Mmm. En dus meteen erna kom je naar huis? Is dat beloofd? Ook als hij hem krijgt?’

‘Dat is beloofd. Ik mis je.’

‘Ik dacht dat je het nooit zou zeggen. Bel me maar vaak.’ En ze hing op.

Toen ik na het ontbijt wilde doorgaan met mijn boekenwerk en Catherine zich met een Paris Match op het terras had geïnstalleerd, kwam Hofsteder naast me staan wapperen met een enveloppe.

‘Weer een dreigbrief?’

‘Nee, je gelooft het nooit. Ken je die platworm van een Marcel De Sutter?’

Ik herinnerde me het smerige stuk in Het Nieuws van de Dag, waarin De Sutter het Hofsteder had ingepeperd dat hij een maat of drie te klein was voor de Nobel. Ik knikte.

‘Niet meteen een vriend van je?’

‘Nee, als hij morgen onder een wals komt, ga ik hem niet van het asfalt schrapen. Weet je wat hij schrijft? Dat hij erbij wil zijn als ik hem krijg. De prijs. In België hebben ze blijkbaar de kolder in hun kop.’ Hij draaide zich om naar het terras. ‘We krijgen hoog bezoek, Cath. Meneer De Sutter van de kwaliteitskrant Het Nieuws van de Dag zakt af naar het zuiden. Hij zou de twintigste op bezoek willen komen. Ga je hem met zachtheid behandelen?’

‘Wat komt hij doen?’

‘Me uitlachen. Zal ik de prijs dan toch maar winnen, dit jaar? Om er vanaf te zijn?’

‘Dat moet jij weten, Charles. Jij bent de baas.’

Hij begon fragmenten voor te lezen uit de brief. ‘…niet aflatende geruchten…’’…doorgaans goed ingelichte bron…’

‘…het dan ook een eer vinden mocht mijn krant de eerste zijn om je te feliciteren.’ O, wat is Marcel weer een doorzichtig mannetje. Eerst de boel lekker opjutten in zijn krantje, tot hij een ticketvoor Nice van zijn baas heeftafgeluisd, en dan smeken en slijmen tot ik hem een interview geef, het liefst meteen nadat ze de prijs hebben toegekend aan Philip Roth, zodat hij de tranen van teleurstelling nog kan zien in mijn bijziende ogen. Watdenkje, Thomas, heb ik nog verplichtingen tegenover het vaderland?’

‘Stel dat je hem wél krijgt?’

‘En dat ik dan mijn kans op een foto in Het Nieuws van de Dag heb verkeken? Ja, dat zou natuurlijk verschrikkelijk zijn. Weet je wat? Ik zal Marcel bellen dat hij welkom is. Een oude man als ik kan maar beter vrede sluiten met zijn omgeving.’

Ik kon het niet laten. ‘Zoals je vrede hebt gesloten met Bas Golaerts.’

Hofsteder keek me geamuseerd aan. ‘Vilein, vilein. Wat staan we weer op scherp vandaag, Thomas. Back in your box, you little razor blade.’ En hij liep met de briefin zijn hand de kamer uit.

‘Als hij zo opgewekt doet, vertrouw ik hem voor geen haar.’

Catherine was naast me komen staan. Ze had haar zonnebril in haar haar geschoven en ze rook naar iets van Cacharel. Ik moest me beheersen om haar niet aan te raken.

‘Weet je wie hij nog meer heeft uitgenodigd? Potje Vet. Zogezegd om een paar nieuwe vertalingen te bespreken.’

Ik keek of ik het in Keulen hoorde donderen.

‘Potje Vet. Ken je haar niet? O, Thomas, wat ben je soms toch een wolvenjong. Weet je zeker dat je niet opgegroeid bent in een bos?’

‘Ik weet niet waar je het over hebt.’

‘Mevrouw Anna Schurman, niet? Hoofd van de dienst Literaire Vertalingen op het ministerie van de Vlaamse Cultuur? Lesbienne uit roeping en domkop uit overtuiging.’

Ze keek in de gang of Charles wel degelijk naar zijn werkkamerwas vertrokken. Toen trok ze me naast haar op de oude chesterfield en begon te vertellen.

‘Heb je nog nooit achter op een roman zien staan in hoeveel talen hij wel is vertaald? Vertaald in dertien talen, bekroond met de prijs van huppellepup. Wat denk je dan, als je zoiets leest?’

‘Om eerlijk te zijn? Geld.’

‘Ja, dat dacht ik eerst ook. Nu, Charles zijn boeken zijn in twintig talen vertaald en ik kan je verzekeren: het stelt niks voor.’

Ik moet nogal meewarig gekeken hebben. Catherine haastte zich om me een lesje in cultuurpolitiek te geven.

‘Kijk, we moeten niet flauw doen. Behalve met Losbandig Slapen en misschien een beetje met Lippenzalf heeft mijn man nooit een echte bestseller gehad. De meeste van zijn romans hebben twee, hooguit drie drukken gekend, dat wil zeggen een verkoop van tussen de vijf- en de tienduizend exemplaren, dus maximaal tienduizend euro netto voor de auteur. Het toneel ging wat beter en er waren natuurlijk altijd de lezingen en de columns en de prijzen, maar rijk zijn we met het geschrijf van Charles nooit geworden. Als we niet een paar mooie succesjes hadden gehad op de beurs, had ik waarschijnlijk opnieuw een baantje moeten nemen. En ik houd mijn hart vast voor de dag waarop Charles niet meer schrijft of de recensenten hem laten vallen. Of dat hij ziek wordt. We hebben niet eens een goed pensioen.’ Het was ontroerend om te zien hoe hulpeloos ze in haar hart liet kijken. Ik zou er op dat moment alles aan hebben gedaan om haar te helpen.

‘Maar goed, daar gaat het nu niet om. Ik bedoel maar: Charles is geen Umberto Eco of een Marquez: zijn werk is in het buitenland nauwelijks bekend. De literaire agenten staan niet te dringen op de stoep als hij weer eens een nieuw meesterwerk heeft gepleegd. Ze vechten in Amerika en in Duitsland niet om de rechten, laten we het zo zeggen. De tijd van Streuvels en Felix Timmermans is voorgoed voorbij.’

‘En die vertalingen dan?’

‘Ha, juist, hier komt dan Potje Vet op de proppen. Al zo lang als de dieren spreken heeft mevrouw Schurman van het ministerie de taak om de Vlaamse literatuur over de hele wereld uit te dragen. Dat doet ze door recepties te organiseren in onze ambassades, door voor een standje te zorgen op de Frankfurter Buchmesse, maar vooral doorvertalingen. Eikjaar heeft Potje Vet een budget…’

‘Waarom blijf je haar zo noemen?’

‘Iedereen noemt haar zo. Wacht maar tot je haar ziet. Waarschijnlijk hijsen ze mevrouw Schurman hier met een vorkheftruck naar binnen. En dat ‘potje’, moet ik daar echt een tekening bij maken, Thomas? Zelfs in jouw bos moeten ze al gehoord hebben van de damesliefde?’

Ik verwaardigde me niet om te reageren. Mijn gastvrouw mocht dan al mijn knieën doen knikken door haar loutere bestaan, een man had tenslotte nog zijn trots.

‘Haar budget.’

‘Ja. Die budgetten gaan zo: Schurman en haar slaven zoeken in een vreemde taal een publicatie die door de lokale pers de ruimte ingeschreven is. De dichtbundel Brand op de poesta of zo, of de novelle Concerto voor Natasja, van een of andere obscure Roemeen of Hongaar. Ze sluit een akkoord met het plaatselijke Potje, ook van een ministerie, en ze belooft dat ze Natasja in het Nederlands zal laten vertalen, tot meerdere eer en glorie van Pavel of Ferenc, op voorwaarde dat ze in Hongarije ook een werk uit ons land omzetten in het Hongaars. Aan beide kanten wordt een min of meer literaire vertaler aan het werk gezet, twee uitgevers krijgen een subsidie, de boeken verschijnen, ze drinken een glas, begeleid door een zigeunercombo, een paar tientallen exemplaren verdwijnen hier en ginder in de universiteitsbibliotheken en klaar is Kees. Het ene jaar vertalen ze een socialist, dan weer een tsjeef of een liberaal en na een paar jaar kunnen ze allemaal trots achterop hun boeken zetten: ‘in veertien talen vertaald, waaronder het Oezbekistaans’.

‘Wauw. Zou kunst dan toch de wereld kunnen redden?’

‘Ik help het je hopen, Thomas. Maar je hebt het ergste nog niet gehoord. Een jaar of drie voor Losbandig Slapen—dat moet in ‘58- of ‘86 zijn geweest—had Potje Vet een kleine roman van Charles, Het ajgesproken uur, uitgekozen voor zo’n cultureel uitwisselingsprogramma. Alleen: dit keer zou zijn werk niet omgezet worden in het IJslands of in het Luxemburgs, maar in het Engels. Het Engels, Thomas! Kun je je dat voorstellen? Dat was andere koek. Charles zal het nooit met zoveel woorden willen toegeven, maar hij heeft zijn hele leven gehoopt op een internationale doorbraak en deze vertaling was absoluut een belangrijke aanloop daartoe. Hij wist dat hij met Schadelijke Tekens bezig was met zijn meesterwerk en als hij—tegen de tijd dat het boek verscheen—al maar een kleine renommée had verworven in Londen of New York, was de kans niet denkbeeldig dat ze daar zijn magnum opus ook zouden oppikken, met alle gevolgen van dien.’

Catherine had mijn volledige aandacht. Het was een prettige gedachte dat ik haar op mijn gemak en van zo dicht kon begapen, zonder voor een geile aap te worden versleten. Voor mij had ze haar verontwaardiging rustig over een paar uur mogen uitsmeren.

‘Charles raadpleegde zijn uitgever. Hij wilde niks aan het toeval overlaten. Zijn eerste stap op Engelse bodem moest een succes worden. Kees stelde Pé Winkelers voor als vertaler, Charles zelfwas meer gecharmeerd van Ernst Van Akelijen, die eerder ook boeken van Wolkers en Mulisch had vertaald. Ze raakten het eens over Winkelers. Pé zelfwas enthousiast. Hij wilde al zijn andere klussen opzij zetten om van Het afgesproken uur een kunstwerkje te maken. Nu was het de tijd om het ministerie te benaderen. Mevrouw Schurman had het vreselijk druk, maar haar assistente zou niet nalaten Winkelers’ gegevens aan haar baas over te maken. Een paar weken lang hoorden we niets meer over het hele project. Toen kwam ineens dat telefoontje: Pé aan de lijn. Of we al nieuws hadden van Cultuur? Hij had Charles’ boek al twee keer gelezen en hij zag helemaal hoe het moest. Was er al een termijn vastgesteld? En hoe zat het met zijn honorarium? Kees Rozenburg…’

‘Charles’ uitgever?’

‘Ja, Kees wilde al meteen ten aanval, maar Charles raadde hem elke onverhoedse manoeuvre af. Hij kende zijn pappenheimers, zei hij. Je moest zo’n Vlaamse ambtenaar niet laten schrikken en zeker niet schofferen. Langzaamaan, dan breekt het lijntje niet. Wel schreef hij een beleefd briefje, heel charmant, heel ontspannen, zoals hij dat kan. Of ze hem toch niet vergeten waren, dat hij graag de Vlaamse zaak in het buitenland wilde dienen. En dat hij nog eens Pé Winkelers voorstelde als vertaler.’

Ik voelde me zenuwachtig worden in Hofsteders plaats. Waarom moest ik plots aan Het Proces van Kafka denken?

‘Weer gebeurde er een hele tijd niets. Charles legde stilaan de laatste hand aan Schadelijke Tekens. Het boek was gepland voor de herfstvan het volgende jaar. Als hij zijn voordeel wilde doen met een Engelse versie van Het ajgesproken uur, moest er echt wel aangepakt worden. En toen kwam het nieuws: de vertalingwas toegezegd aan ene Marijke Van Looy, een totaal onbekende lerares Engels uit Hasselt. Ze had eerder al een kinderboek vertaald en enkele liedjesteksten voor een musical die na één opvoering in Bristol was geflopt. Ze zou haar grote vakantie besteden aan de vertaling, zei ze in een interview op Radio Donna, behalve de eerste twee weken van augustus, want dan had ze een reisje geboekt naar Griekenland.’

‘Marijke Van Looy…’

‘Ja. Charles was woedend. Ik had hem nog nooit zo kwaad gezien. Over het algemeen kan hij zijn werk, zelfs zijn eigen persoontje, heel goed relativeren, maar toen ging hij compleet over de rooie. We probeerden hem nog te kalmeren. Misschien was Marijke wel een natuurtalent, misschien kon Pé Winkelers haar vertaling achteraf nog eens doornemen en hier en daar wat bijschaven, maar hij riep tegen iedereen die het horen wilde dat België nu echt wel het achterlijkste land ter wereld was en dat hij zich tot Fransman zou laten naturaliseren.’

Ik dacht aan de manier waarop Hofsteder tegen Bas Golaerts was tekeergegaan. ‘Majesteitsschennis.’ Het was eruit voor ik er erg in had.

Catherine verstijfde. ‘Dat moet je maar nooit tegen hem zeggen, Thomas. Daar zou hij niet om kunnen lachen. Het is complete onzin ook. Je hebt het hele verhaal nog niet gehoord.’

‘Sorry. Dat was een gemene opmerking.’

‘Een domme opmerking. Toen Charles’ uitgever zijn voelsprieten ging uitsteken om te horen wat er fout was gegaan, kwam hij erachter hoe de vork in de steel zat. Potje Vet had de vertaling uitbesteed aan de onbekende Marijke omdat ze een affaire met haar had.’

‘O God…’

‘Ja, cherchez la femme, het klopt altijd. Ze waren nog maar een paar maanden samen en mevrouw Schurman was tot over haar oren verliefd. Die reis van Marijke naar Griekenland, dat was natuurlijk met haar ronde minnares. Op ieder potje past een scheeltje. Mooi, hè?’

‘En? Heeft hij nog geprobeerd om…’

‘Nee, nee. We hebben het hem allemaal afgeraden. We zagen de krantenkoppen al: ‘KIESKEURIGE SCHRIJVER: IK HAAT LESBIENNES’, ‘VLAAMSE VERTAALSTER VERSMAAD WEGENS SEKSUELE VOORKEUR’…’

Ik had er ook een. ‘LIEFDESSCHRIJVER MAAKT BELEDIGENDE UITZONDERING OP DE LIEFDE.’

‘Precies. We konden alleen maar hopen dat Marijkes vertaling niet al te slecht zou zijn.’

‘Maar dat was ze natuurlijk wel.’

‘Oh, yes. De titel kon er mee door: Said Hour, dat klonk nog alsof het een echt boek was, maar dan…Wacht, ik heb het hier.’ Opnieuw luisterde ze onder aan de trap of Hofsteder er niet aankwam. Toen haalde ze een onbetekenend boekje met een goedkoop omslag achter een rij boeken vandaan en begon er in te bladeren.

‘Charles weet niet dat dit nog bestaat. Ik heb er eentje gered, voor het archief. De rest hebben we openbaar in de tuin verbrand. Luister. Faithfully, hepayed herhermonthly alimentation. Alimentation, in plaats van alimony. Georgië sat on hands and Jeet, in plaats van Georgië sat on all Jours. Backboard in plaats van port. Drummer voor percussionist. Ik kan nog uren doorgaan. Hoe zou je vertalen: ‘Maak vooral mijn complimenten over aan je kok’?’

‘My compliments to your chef?’

‘Juist. En niet…kun je het raden?’

‘O, nee…’

‘O ja. My compliments to your cock.’ Hier, kijk zelf, als je het niet gelooft.’ En deze is ook heel mooi: It was in the good old days when I had a flat on the highway. Wat denk je dat er staat?’

‘Ik denk dat Charles bedoelde dat hij langs een drukke weg woonde.’

‘Ja, dat bedoelde hij. Maar Marijke heeft er van gemaakt: Het was in de goeie ouwe tijd toen ik een lekke band had op de highway. Je snapt dat de Amerikanen hardop gelachen hebben om zijn roman. Charles heeft nog geprobeerd de hele oplage terug te trekken, maar het ministerie had de boel al laten drukken en de recensie-exemplaren verstuurd. De meeste kranten hebben er gelukkig niks mee gedaan, maar hier en daar heeft Charles toch een afschuwelijke knauw gekregen. The New York Times noemde het boek—hoe was het ook weer? ‘turitten in the authentic Flenglish language’. En in Londen waren er ook een paar mooie: ‘Somewhere in this simmering Flemish stew a small unsavoury novel is trying to get out ‘. En toen verscheen een jaar later Losbandig Slapen. Ondanks de 300.000 exemplaren in het Nederlands heeft in Engeland en in de States geen hond het boek willen aanraken. Kun je het je voorstellen? Je hebt de eerste auto op warme lucht uitgevonden en niemand wil hem in productie nemen omdat er een spelfout in de handleiding staat. Als Charles ooit dicht bij een depressie heeft gestaan, was het wel toen.’

‘En nu heeft hij mevrouw Schurman bij hem thuis uitgenodigd. Waarom eigenlijk? Geloof jij die smoes van die vertalingen? Waarom zou je je grootste vijand…’ Ik maakte mijn zin niet af. Ik dacht aan de opeengeklemde tanden van de acteur Bas Golaerts en de verbeten manier waarop hij in Saint-Paul de Vence zijn vuisten had dichtgeknepen. Was Hofsteder een voor een zijn openstaande rekeningen aan het vereffenen? Of wist hij iets wat wij niet wisten en wilde hij binnen enkele dagen triomferen als de grootste schrijver van de wereld, met in zijn leeuwenpels alle teken die hem ooit hadden geïrriteerd?