Zeven
Woensdag 8 oktober 2008, 20.30 uur
Het waaide in de Hoogstraat en op de Suikerrui, toen ik die avond terugslofte naar mijn hotel. Ellen was met de Audi doorgereden naar haar moeder. We hadden afgesproken dat ze me zou komen oppikken ‘als mijn missie in Antwerpen vervuld zou zijn’. Tussen de verlaten winkels van de Meir, ter hoogte van mijn oude college, belde ik haar op.
‘Ik heb hem gevonden.’
‘Da’s vlug. Zal ik je komen halen?’
‘Zoals je wilt. De hotelkamer is al betaald.’
‘Misschien wil je liever nog wat doorzakken. Heb je Hofsteder zijn paperassen?’
‘Nee.’ In het kort legde ik haar uit wat Wouter Desgranges me had verteld.
‘De meester zal niet blij zijn.’
‘Nee.’
‘Oké. Ik kom eraan.’
Ik wilde al op de rode ‘Uit’—toets drukken, toen de volle draagwijdte van Ellens opmerking tot me doordrong. De meester zal niet blij zijn…
‘Liefje? Laat me toch maar een nachtje blijven. Ik bel je morgen wel.’
‘Ga je biljarten?’
‘Nee hoor, gewoon naar de hoeren.’
‘O, Thomas…Je gaat toch geen domme dingen doen, hè?’
‘Ik vrees van wel,’ zei ik, ‘maar maak je geen zorgen’ en ik verbrak de verbinding.
Nog geen halfuur tevoren had ik in de kamer van Wouter Desgranges naast het pissige artikel van Marcel De Sutter een lege, verschoten vlek op de muur gezien, ter grootte van een ingelijst A4-tje. Het was een gok, maar niet eens zo’n grote. Een met de hand geschreven Hofstederverhaal zou ongetwijfeld het pronkstuk uitmaken van Desgranges’ verzameling. Ik kon me voorstellen hoe hij de lijst nog gauw van de muur had gegrist, terwijl ik op de overloop stond te wachten. Hij had geen tijd gehad om hem op te bergen in een kluis, dus moest het manuscript van Verkrachting met gebeden gewoon nog rondslingeren in zijn kamer. Ik zou me niet laten kennen.
Om kwart voor elf liep ik de eerste keer terug voorbij de bewasemde ruiten van café De Knapsack. Het was er druk nu, ik hoorde gitaarmuziek en twee brommende mannenstemmen, onbespoten volkszangers uit Wales of Schotland, het kon niet anders. Wouter Desgranges zat op zijn vaste plek bij de tapkast. Hij sloeg ritmisch met zijn hand op de toog en lachte met glazige ogen naar een slonzige vrouw die naast hem zat. Ik keerde op mijn stappen terug, passeerde het café nog een tweede keer en liep vervolgens resoluut de gang van het negentiende-eeuwse huis binnen. In plaats van rechtsaf te slaan naar het café, stapte ik traag en voorzichtig, in het donker, met twee treden tegelijk de trap op naar de tweede verdieping. Sinds die zomeravond in Arques-la-Bataille, toen Ellen en ik op zoek waren geweest naar de reïncarnatiehoroscopen van Sam De Leeuw, wist ik dat een beetje inbreker een ouderwets baardslot kon openprutsen in minder dan vijf minuten. Het stalen haakje had al die tijd als een souvenir aan mijn sleutelbos gehangen. Nu kwam het opnieuw van pas.
Het museum was inderdaad slecht beveiligd. Ik had geen enkele moeite met het slot, het enige wat er kon gebeuren was dat Desgranges zijn nieuwe cafélief onverhoeds naar zijn heiligdom zou meetronen om haar zijn Hofstederverzameling te laten zien.
Toen ik midden in de kamer stond en het licht had aangeknipt, moest ik denken aan het beroemde verhaal van Edgar Allan Poe. Wat is de beste plek om een briefte verbergen? In het vakje met ‘Brieven’ natuurlijk, omdat niemand hem daar ooit zal zoeken. Een vakje met ‘Schaamteloos te stelen meesterwerken’ zag ik niet meteen, maar toen ik de smalle kleerkast opendeed, lag het manuscript dat ik zocht in al zijn glorie bovenop een stapel onderbroeken. Er kon geen twijfel over bestaan: dit was Verkrachting met gebeden, een meesterlijke, grensverleggende, ongepubliceerde novelle van vijfbladzijden in Hofsteders elegante, bijna gekalligrafeerde handschrift. Ik klikte de aluminium lijst open. Achter het titelblad, onder het matte glas, zag ik een tweede, een derde, een vierde, een vijfde vel. Ik rolde de papieren op, stopte ze in mijn binnenzak en liep de straat op. Niemand had me gezien.
Het was exact middernacht toen de nachtportier van Hotel Terminus me binnenliet. Op mijn kamer schonk ik twee flesjes Johnny Walker in mijn tandenborstelglas, propte een extra kussen in mijn rug en begon in bed Verkrachting met gebeden te lezen. Met stijgende verbazing, is geloof ik de uitdrukking.